Basisvorming, gelijke kansen en differentiatie; een boekbespreking

Publicatie datum: 1988-01-01
Auteur: Hans Hulshof
Collectie: 06
Volume: 06
Nummer: 1
Pagina’s: 93-100
hans hulshof basisvorming gelijke kansen en differentiatie een boekbespreking bespreking van helge bonset onderwijs in heterogene groepen een case study naar het vak nederlands in een breed heterogene brugklas van een reguliere scholengemeenschap en een literatuurstudie naar heterogeniteit en interne differentiatie purmerend 1987 muusses dissertatie ru utrecht op 18 juni 1987 promoveerde helge bonset tot doctor in de sociale wetenschappen aan de ru utrecht op het proefschrift onderwijs in heterogene groepen promotor was prof dr j s ten brinke het onderzoek waarvan bonset in zijn omvangrijke publikatie 525 bladzijden verslag doet is opgebouwd uit drie delen een case study naar een lessenreeks nederlands in een breed heterogene brugklas lbo tot en met vwo van een reguliere scholengemeenschap een literatuurstudie naar heterogeniteit en interne differentiatie in de eerste fase van het voortgezet onderwijs in nederland en een confrontatie tussen de gegevens uit beide na een schets van de inhoud zal ik met name op die confrontatie hoofdstuk 5 nader ingaan een dergelijke stellingname ten aanzien van de wrr plannen zou altijd nog een rol kunnen spelen in het voorgenomen beleid inzake de basisvorming in hoofdstuk 1 inleiding wordt de ontstaansgeschiedenis van deze publikatie beschreven en de kaders waarbinnen ze tot stand is gekomen door zijn lidmaatschap van de utrechtse onderzoeksgroep onderwijs in heterogene groepen oohg en zijn activiteiten als observator en interviewer in een oohg case study oohg i biologie raakte bonset zo n zeven jaar geleden geinteresseerd in de problematiek van het onderwijs in heterogene groepen leider van het hele oohg project was de utrechtse hoogleraar steven ten brinke deze achtergrond verklaart tevens de aard van bonsets studie in de eerste plaats algemeen onderwijskundig lesgeven in heterogene groepen in de eerste fase van het voortgezet onderwijs in de tweede plaats vakdidactisch lessen in het schoolvak nederlands de doelgroep is dan ook navenant het wetenschappelijk forum van 93 spiegel 6 1988 nr 1 93 100 didactici en onderwijskundigen de presentatie aan leraren en andere practici moet volgens bonset via andere kanalen geschieden zie bijvoorbeeld zijn artikel in school van september 1987 en het interview in didaktief van november 1987 in hoofdstuk 2 de onderzoeksopzet wordt ingegaan op de keuze voor de case study voor wat het empirisch deel van het onderzoek betreft deze keuze komt voort uit een andere keuze namelijk om de complexe onderwijswerkelijkheid te beschrijven in plaats van een gereduceerde in het case study gedeelte van het onderzoek wordt een beschrijving gegeven van het handelen van een gemiddeld bekwame leraar nederlands binnen het reguliere voortgezet onderwijs vervolgens wordt een weergave gegeven van de onderzoeksvragen en van de maatregelen die getroffen zijn om deze te beantwoorden gevolgd door achtergrondgegevens van de onderzoekers ten slotte wordt het onderzoek geplaatst binnen methodologische benaderingen van het sociaal wetenschappelijk onderzoek het past volgens bonset in de symbolisch interactionistische of etnografische benadering deze vorm van kwantitatief onderzoek kan bijdragen tot generali serende theorievorming en past daardoor ook binnen de empirisch analytische opvatting van het sociaal wetenschappelijk onderzoek twee belangrijke hypothesen van deze vorm van onderzoek ontleent bonset aan wilson 1977 1 gedrag moet in de natuurlijke context bestudeerd worden naturalistisch ecologisch 2 gedrag moet vanuit de referentiekaders van de betrokkenen geinterpreteerd worden kwalitatief fenomenologisch aangezien bonset wil bijdragen aan praktijkdidactische theorie tracht hij zich zoveel mogelijk hieraan te houden door uit te gaan van leraarsvragen en door samenwerking met de case leraar de kwalitatief fenomenolo gische hypothese van wilson die een open benadering impliceert stelt hij op basis van een studie over etnografie hammersley atkinson 1983 wat minder open bij het gaat dus om een variant van etnografisch gericht onderzoek waarbij een zekere sturing wordt toegestaan in hoofdstuk 3 validering van de sub onderzoeksvragen worden de procedures beschreven die zijn gevolgd om na te gaan welke vragen leven bij practici ten aanzien van het vak nederlands in de heterogene brugklas er werden daartoe 12 leraren nederlands geinterviewd eind 1981 en aan de besturen van de verenigingen van leraren nederlands levende talen en von werden schriftelijk vragen gesteld op grond van de resultaten uit deze raadplegingen werden tegen de achtergrond van de algemene onderzoeksvraag wat geeft het onderwijsleergebeuren te zien sub onderzoeks vragen geformuleerd voor de case study die voor nederlands niet veel blijken af te wijken van die voor biologie enkele voorbeelden wat doet de leraar inclusief voorbereiding en evaluatie hoe voelen de leerlingen zich hierbij wat leren de leerlingen hoe beoordeelt de leraar hoofdstuk 4 beantwoording van de sub onderzoeksvragen is de feitelijke weergave van de case study de vragen worden beantwoord 94 ten aanzien van een reeks van 22 lessen van een leraar nederlands in een breed heterogene brugklas van een reguliere scholengemeen schap de onderzoeksmethoden zijn hier interviews enguetes observaties learner reports bestudering van documenten op welke beantwoording reageert ook de case leraar weer waarbij het voorkomt dat deze stelt een bepaalde gevolgtrekking niet voor zijn rekening te willen nemen het perspectief van de leraar is telkens als aparte paragraaf in de tekst opgenomen hoofdstuk 5 confrontatie tussen bevindingen uit de case beschrij ving en een literatuuronderzoek over heterogeniteit en interne differentiatie gaat aan de hand van de volgende thema s de confrontatie aan leraarstaak beoordeling en selectie werksfeer in de klas leereffecten bij leerlingen groepswerk in heterogene subgroepen daaraan voorafgaand wordt nog ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot onderwijs in heterogene groepen in de praktijk van het nederlandse voortgezet onderwijs en op de stand van zaken met betrekking tot interne differentiatie in diezelfde praktijk met name bij het vak nederlands case school en case leraar worden geplaatst binnen de beschreven standen van zaken hoofdstuk 5 biedt ook een bespreking van de onderzoeksresultaten in relatie tot het onderwijsbeleid in nederland de discussie over de gewenste basisvorming voor leerlingen tot 15 a 16 jaar daarbij wordt vooral ingegaan op de uitspraak van de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid wrr dat onderwijs in het nederlands niet gerealiseerd kan worden binnen een heterogene groep waarin leerlingen van lbo tot en met vwo niveau bij elkaar zitten aan het wrr advies voor het vak nederlands ligt een werkdocument ten grondslag van de leidse taalbeheerser frans jansen een gegeven waarover veel vakdidactici nederlands zich verbaasd en geergerd hebben getuige bijvoorbeeld sturm 1987 bonsets onderzoeks resultaten wijzen op het tegengestelde en daarmee zou het advies van de wrr een slecht advies kunnen zijn de case leraar slaagt er wonderwel in via differentiatie naar niveau dat wel maar het is bij het onderdeel grammatica en vooral via differentiatie naar belangstelling volgens bonset zijn de case school en de case leraar voldoende gemiddeld om wat binnen hun bereik ligt ook binnen het bereik te achten van andere scholen en leraren in het reguliere voortgezet onderwijs met andere woorden de uitspraak van de wrr ten aanzien van de noodzaak van externe differentiatie bij nederlands in de breed heterogene basisvorming brugklas snijdt geen hout wel geeft bonset onmiddellijk toe dat er een aantal knelpunten opgeruimd moeten worden om onderwijs in heterogene groepen over de hele linie effectief te maken er zal een systematisch opgebouwd deelleerplan voor samenwerking moeten komen naast een niveau theorie met bijpassend onderwijsmateriaal dat het mogelijk maakt dat zwakkere leerlingen in groepswerk kunnen leren van sterkere vanuit het knelpunt randvoorwaarden waaronder onderwijs in 95 heterogene groepen zich zou moeten afspelen komt bonset tot de volgende keuze ten aanzien van de basisvorming een meerjarige basisvorming voor alle leerlingen op een redelijk hoog niveau dat alle leerlingen voldoende kwalificatie biedt voor alle vormen van vervolgonderwijs na de eerste fase de gerichtheid van het huidige onderwijs op de produktie van ongelijke onderwijsresultaten bij de leerlingen ziet bonset als een van de voornaamste knelpunten in de randvoorwaarden waarbinnen onderwijs in heterogene groepen zich moet voltrekken de differentiatie in de basisvorming zou volgens hem procesgericht moeten zijn en zo moeten aansluiten op verschillen tussen leerlingen die een rol spelen bij hun leer proces dat betekent differentiatie in het teken van acceptatie in plaats van differentiatie in het teken van selectie bonset spreekt de wens uit dat onderzoek wordt verricht naar de praktijk van interne differentiatie in de ddr om na te gaan hoe en in hoeverre de gedachte van gelijke kansen door gelijke onderwijs resultaten daar nu daadwerkelijk gestalte krijgt als bruikbaar alternatief voor de in heel west europa geldende praktijk stelling 2 bij het proefschrift luidt als volgts discussies over heterogeniteit en interne differentiatie winnen aan helderheid wanneer wordt nagegaan welke interpretaties van het begrip gelijke kansen aan de standpunten van de discussianten ten grondslag liggen zeer verhelderend is de inventarisatie van de drie mogelijke interpretaties 1 gelijke kansen voor gelijkbegaafden meritocratische interpretatie meestal via externe differentiatie en interne volgens het bhv model bereikt en als zodanig de achtergrond van het continu selecterende onderwijs 2 gelijke kansen door vrijheid van ontplooiing liberaal humanistische opvatting meestal via interne differentiatie projectmodel bereikt en als zodanig de achtergrond van selectie als zelfdeterminatie door de leerling 3 gelijke kansen door gelijke onderwijsresultaten socialistische opvatting via interne differentiatie met name leerstijldif ferentiatie te bereiken en uitmondend in onderwijs zonder selectie de eerste en tweede interpretatie zijn in nederland bekend en concurreren zelfs binnen het onderwijs nederlands maar zijn volgens bonset niet ideaal omdat zij resulteren in een verschillend eindniveau van de basisvorming alleen op grond van de derde interpretatie waarvoor binnen het vak nederlands overigens weinig interesse bestaat is differentiatie in het perspectief van acceptatie van verschillen tussen leerlingen mogelijk er wordt dan gestreefd naar een totale egalisatie van het eindniveau en dat is bonsets ideaal als het om echte basisvorming gaat de wrr heeft door de instelling van twee onderscheiden niveaus een algemeen en een hoger niveau en daarmee vaststelling van eindtermen op twee niveaus voor nederlands daarvan afgezien 96 volgens bonset heeft het werken met deze verschillende niveaus het nadeel dat er sprake is van produktgerichte differentiatie toch lijkt zijn uiteindelijke voorstel tamelijk idealistisch een meerjarige basisvorming voor alle leerlingen op een redelijk hoog niveau dat alle leerlingen voldoende kwalificatie biedt voor alle vormen van vervolgonderwijs na de eerste fase als met alle leer lingen werkelijk zowel de potentiele lbo leerling als de potentiele gymnasium leerling bedoeld worden lijkt mij dit een weinig kansrijk idee in de onderwijspraktijk bestaat er voor bonsets socialistische eenheidsopvatting mijns inzien terecht weinig belangstelling maar in de wetenschappelijke onderwijskunde des te meer dat laatste vind ik jammer voor de wetenschappelijke onderwijskunde en voor de kloof tussen retoriek en praktijk het blijft toch een hachelijk avontuur zolang er nog zo weinig bekend is over de psychologische fundering van leerstijldifferentiatie een van de pijlers van bonsets voorstel empirisch onderzoek op dat terrein zou relevant zijn hoe moeilijk bonsets ideaal te verwezenlijken zal zijn blijkt niet alleen uit de afwijkende benadering van de wrr maar ook uit het proefschrift van henk blok taal voor alledag dat op 19 juni 1987 een dag na bonsets promotie aan de universiteit van amsterdam verdedigd werd daaruit blijkt onder andere hoe moeilijk het eindniveau is vast te stellen aangezien er zelfs bij deskundigen op dit gebied zeker geen consensus over bestaat terwijl empirisch onderzoek in casu peilingsonderzoek ontbreekt volgens blok 1987 valt op basis van het door hem verricht empirisch onderzoek naar taalvaardigheid op lbo en mavoniveau niet aan niveaugroepen te ontkomen laat staan als het ook nog om havo en vwo groepen zou gaan twee standpunten twee discussiepunten derhalve met betrekking tot de gewenste basisvorming eindtermen op een redelijk hoog niveau of eindtermen op twee en liefst meer niveaus bonset gaat daarin wel erg ver interne differentiatie is volgens hem realiseer baar in een breed heterogene brugklas en zelfs in de gehele basisvorming zodat het einddoel gelijke kansen door gelijke onderwijsresultaten nagestreefd kan worden de zwakheid hiervan blijft zolang het tover middel interne differentiatie in theorie en praktijk helaas nog in de kinderschoenen staat zodat potentiele prestaties niet tellen de keuze voor cooperatief onderwijs waarin een gemeenschappelijk kwalificerende afsluiting toegang biedt tot alle vormen van vervolgonderwijs waarin selectie is uitgebannen en waarin werkvormen en instructie tijd de leerlingen helpen gelijke onderwijsresultaten te bereiken dat alles kan moeilijk gebaseerd zijn op de beschrijving hoe minutieus ook van een praktijkgeval van 4 a 5 jaar geleden gevolgd door confrontatie met relevante literatuur eerder zal het zo geweest zijn dat de case study bonset heeft gesterkt in zijn reeds veel vroeger gevormde onderwijs ideeen en dat de case study niets anders had kunnen mogen opleveren misschien is dit echter typisch een opmerking van 97 iemand die meer heil ziet in kwantitatief effectonderzoek zoals ook knoers opmerkte tijdens de promotie toch blijft het extra poleren van gegevens met betrekking tot de geobserveerde brugklas naar de gehele basisvorming en daarmee rechtstreeks naar het onderwijsbeleid anno 1987 een erg grote stap het is in dat kader zelfs een relevante vraag of er misschien nog een extra niveau geformuleerd moet worden ten behoeve van leerlingen die nu vwo volgen de intellectuele verschillen tussen leerlingen zijn te groot om daarmee geen rekening te houden gua eindniveau de case leraar beantwoordt niet volledig aan het beeld van de gemiddeld bekwame leraar nederlands wat dat ook moge zijn hij is daarvoor net iets teveel een voortrekker met zijn communicatief sociale en creatief expressieve sic hoofddoelstellingen van zijn onderwijs het door hem en bonset voorgestane communicatieve moedertaalonderwijs is in nederland nog zeker geen gemeengoed de kloof tussen retoriek en praktijk was waarschijnlijk door meer observatie preciezer te achterhalen geweest ofschoon het de vraag is in hoeverre hier dan ook weer de paradox van de observator een rol zou hebben gespeeld wel wordt vermeld dat de leraar voor namelijk op grond van omstandigheden overgegaan is tot het lesgeven in heterogene groepen niet op grond van een ideaal dus zou het altijd zo moeten gaan over de leerresultaten van de leerlingen wordt weinig gemeld zodat de exacte invulling van een redelijk hoog eindniveau op basis daarvan eigenlijk niet is vast te stellen zo is er bijvoorbeeld geen controlecase uitgevoerd overigens blijft de relatie tussen schoolvak in casu nederlands leerstijl en doceerstijl onder belicht maar waarschijnlijk is dat toe te schrijven aan het gekozen niet cognitieve paradigma de vraag dringt zich op of etnografisch onderzoek wel geschikt is om uitspraken over leereffecten te kunnen doen zowel op cognitief als op affectief gebied de bereikte leereffecten in de sfeer van attitudes kunnen wel degelijk empirisch bepaald worden vergelijk rijlaarsdam 1986 elke keer wanneer individuele ervaringen en standpunten via onderzoek getoetst en gegeneraliseerd kunnen worden is dat waardevol voor het onderwijs en de ontwikkeling van de vakdidactiek er is nog veel te weinig bekend over de effecten van didactische maatregelen in het algemeen en over de didactiek van communicatie onderwijs in het bijzonder praktijkaanbevelingen moeten op betrouwbare kennis berusten anders kan er niet anders dan gerelativeerd worden na het lezen van het proefschrift van bonset zal dat relativerende aspect blijven bestaan waar het gaat om de kwestie heterogeen homogeen ik wijt dit vooral aan de behandeling van het onderdeel leereffecten dat goede leerlingen bij onderwijs in heterogene groepen minder aan hun trekken komen dan in homogene dat er in het cognitieve domein geen echte effecten te meten zijn dat vraagt om empirisch sco achtig onderzoek om ongewenste relativeringen weg te werken daartoe is bonsets onderzoek als niet onbelangrijke voorzet te beschouwen is 98 dat niet de ware functie van case study en literatuuronderzoek effectonderzoek zal moeten bepalen wat de samenhangen zijn tussen leerlingenkenmerken en leerresultaten bij gegeven groeperings vormen het prestatieniveau is per slot van rekening een belangrijk aspect van de basisvorming wil men met een behoorlijk hoog niveau voor nederlands volstaan dan zullen de eindtermen toch waarschijn lijk niet op het door de wrr voorgestane hogere niveau afgestemd kunnen worden vanuit bonsets visie is het opstellen van eindtermen een moeilijke opgave geworden zover is het echter nog niet zijn primaire doel is volbracht een betrouwbare inspirerende beschrijving te geven van een goed voorbeeld van heterogeen werken maar wat te denken van wat deze leraar kan dat kunnen zijn vakgenoten ook non sequitur naast de kanttekeningen die waarschijnlijk altijd mogelijk zijn wanneer verstrekkende conclusies worden getrokken uit een case study en literatuuronderzoek kan gesteld worden dat dit onderzoek nieuwe discussiepunten aandraagt waar het de uitvoerige beschrij ving van de case zelf betreft en de inbedding daarvan in literatuur onderzoek de opbrengst moet dan ook niet zozeer gezocht worden in pasklare recepten voor de onderwijspraktijk als wel in de beschrijvingsmethode de inventarisering en de bijdrage tot de hele problematiek rond interne differentiatie en daarmee mutatis mutandis over de streefrichting voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs in nederland in die zin is bonset er toch weer in geslaagd een nieuw geluid te laten horen dat in ieder geval steun biedt aan het door de sectie nederlands van levende talen en de von ingenomen standpunt ten aanzien van het wrr rapport voor zover het om differentia gaat bibliografie blok h taal voor alledag feiten en meningen over het taalgebruik van lbo en mavo leerlingen in alledaagse situaties den haag 1987 svo diss universiteit amsterdam hammersley m and p atkinson ethnography principles in practice london 1983 rijlaarsdam g c w effecten van leerlingenrespons op aspecten van stelvaardigheid amsterdam 1986 sco rapport nr 88 diss universiteit van amsterdam sturm j een werkelijk puur onkundig buitenstaander jansen 1985 22 adviseerde de wrr over moedertaalonderwijs en basisvorming in spiegel 5 1987 nr 2 119 127 99 wilson s the use of ethnographic techniques in educational research in review of educational research 47 1977 245 265 ii vi v v c is r 100