Publicatie datum: 1986-01-01
Auteur: J.S. ten Brinke
Collectie: 04
Volume: 04
Nummer: 3-4
Pagina’s: 85-90
Documenten
j s ten brinke commentaar op de acht reacties op verzoek van de redactie van spiegel geef ik hierbij achteraf kort commentaar op de in het voorgaande afgedrukte reacties op mijn inleiding een deel van die reacties zal ik daarbij buiten beschouwing laten n 1 dat deel dat niet rechtstreeks kritiek levert op de inhoud van mijn inleiding maar dat aanvullingen daarbij geeft of nog andere punten aansnijdt tot deze categorie reken ik par 2 en 3 van frans daems de suggesties betreffende onderzoeksthema s door lodewijk de groot het grootste deel van de beschouwingen van ad welschen sander van gangelen peter dekkers en hildo wesdorp het tweede deel van albert kamers bijdrage en het betoog van bernard schut in zijn geheel al deze teksten of tekstgedeelten kunnen gezien worden als aanvullende inleidingen die de lezers bij hun overwegingen betreffende het toekomstig beleid in de moedertaaldidactiek kunnen laten meewegen op nog een reactie namelijk die van jan sturm zal ik in dit commentaar niet ingaan niet omdat hij mij niet weerspreekt integendeel maar omdat hij zijn aanval richt op de diepste fundamenten waarop mijn betoog gebaseerd was deze laatste bestaan uit de overweging dat terwille van het zich gunstig ontwikkelen van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek een zekere mate van coordinatie organisatie en thema en aanpak afspraken nodig is jan sturm stelt daar een tegengestelde opvatting tegenover die ik in niet pejoratieve zin als anarchistisch meen te kunnen typeren een discussie over een dergelijke diepgaande controverse heeft in het kader van een kort commentaar geen zin hoort wellicht ook eerder in een wetenschapstheoretisch tijdschrift thuis en lijkt mij overigens spoedig te leiden tot het ontstaan van een patstelling de punten waar ik wel op in wil gaan staan hieronder vermeld 1 de mono dan wel interdisciplinariteit van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek lodewijk de groot en hildo wesdorp geven te kennen dat dit onderwerp voor hen irrelevant is mijn commentaar daarop is dat 85 spiegel 4 1986 extra nummer 85 90 het een kwestie is die een zeker belang kan hebben voor mensen die deel uitmaken van een intra universitair discussiecircuit voor de beoordeling van een wetenschappelijk stuk werk is b v de vraag belangrijk in hoeverre we het als mono disciplinair met gebruik van hulpwetenschappen dan wel als interdisciplinair moeten zien het is dus volkomen begrijpelijk dat deze kwestie voor lodewijk de groot die zich in het praktijkveld bevindt geen enkel belang heeft wat hildo wesdorp betreft ook zijn positie in een para universitair instituut met sterke relaties met de overheid kan verklaren waarom hij dit standpunt deelt in het algemeen lijkt het mij belangrijk dat we willen we als onderzoekers en onderzoeksconsumenten die onze basis in totaal verschillende sectoren hebben toch tot vruchtbare samenwerking komen er op bedacht zijn dat iedere sector een aantal specifieke problemen heeft die voor andere sectoren oeen belang hebben in plaats van dan op verketterende toon eikaars stokpaardjes te discrimineren zouden we elkaar die stokpaardjes kunnen gunnen onder het voorbehoud natuurlijk dat ze ook telkens weer op een geschikt moment op stal worden gezet albert kamer verwijt mij dat ik de definitie van interdisciplinariteit van walraven niet door middel van recentere wetenschapsfilosofische literatuur heb onderbouwd daarin heeft hij gelijk niet terecht vind ik dat hij daaruit concludeert dat ik mijn betoog hier en daar uit de losse pols geschreven heb akkoord de onderbouwing had op het betrokken punt misschien nog gedegener kunnen zijn aangenomen dat de bedoelde wetenschapsfilosofische literatuur zowel aanwezig als van toepassing is maar het mij baseren op achtereenvolgens 1 een gepubliceerde definitie die mogelijkheden lijkt te bieden 2 logische analyse van die definitie 3 vergelijking met de constateringen van vakdidactici als hooymayers lijnse en schut is ook weer geen losse pols werk dit geldt ook voor het punt van het niet ingaan op het antwoord van een bepaalde natuurkunde respondent op een enquetevraag van raat in de eerste plaats vormt dit antwoord slechts een illustratie niet een schakel in mijn betoog en in de tweede plaats was mijn onderzoeksvraag zoals ik ook heb aangegeven die naar de situatie hier en nu wat betreft het disciplinaire karakter van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek de principiele vraag van de respondent viel buiten dit bestek degene die het uitvoerigst op mijn stellingname inzake de plaats van de moedertaaldidactiek binnen het wetenschapssysteem ingaat is frans daems ik zal zijn betoog op de voet volgen op een van zijn opmerkingen nl dat ik zijns inziens niet duidelijk maak of de moedertaaldidactiek een interdiscipline hoort te zijn ben ik zojuist al ingegaan nl door mee te delen dat ik die vraag in zijn algemeenheid inderdaad niet beantwoord heb wel heb ik gepleit voor het interdisciplinair opzetten van een aantal 86 onderzoeksprojecten zie par 2 23 van mijn inleiding en hieronder a onderwijstaalkunde en taalonderwijskunde als ik frans daems betoog goed begrijp vindt hij mijn uitspraken daarover niet belangrijk omdat ze niet goed toepasbaar zijn op concrete voorbeelden ik meen in het bewuste artikel te hebben aangetoond dat dit juist wel het geval is daarbij heb ik overigens ongeveer hetzelfde soort criterium gehanteerd als frans daems noemt nl het karakter van de onderzoeksvragen b mijn eis dat een wetenschap pas een interdiscipline is als er meer dan een discipline actief in beoefend wordt is volgens daems onhaalbaar walravens voorbeelden voldoen er ook niet aan mijn kennis van het wetenschapsterrein is te beperkt om te kunnen constateren of er al dan niet interdisciplines kunnen bestaan binnen mijn vakterrein heb ik wel een klein aantal interdisciplinaire onderzoeksprojecten gesignaleerd b v dat van truus van den heuvel zie het bewuste artikel p 49 voor kwaliteitsbeoordelings vragen waarover ik in het artikel en zojuist sprak is uiteraard alleen de vraag of een project interdisciplinair is of niet belangrijk dergelijke beoordelingen hebben immers slechts betrekking op projecten niet op disciplines misschien is dus de vraag naar het al of niet kunnen bestaan van interdisciplines er een van geen of weinig praktisch belang ik hoop overigens dat het ons in de overleggroep moedertaaldidactisch onderzoek die uit de studiedag van 30 november 1985 is voortgekomen zal lukken een interdisciplinair onderzoeksproject op te zetten d w z een project dat een creatieve onderwijstaalkundige en een dito taalonderwijskundige kant heeft vgl ook mijn inleiding par 2 23 4e punt c de term hulpwetenschap ik meende met hulpwetenschap de term te gebruiken die traditioneel tegenover hoofdwetenschap gesteld wordt frans daems bezwaren spreken mij wel enigszins aan voor sociologische neerlandistische enz wetenschappelijke kennis zou ook een term als toeleverende wetenschap gebruikt kunnen worden wat wij eventueel ook kiezen eis is m i dat wij aansluiten op een in bredere kring aanvaarde terminologie 2 de stand van ontwikkeling van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek in het artikel waarop de inleiding teruggrijpt stelde ik dat de initiele groei die de wetenschappelijke moedertaaldidactiek heeft doorgemaakt haar op een geschikt punt heeft gebracht voor het ontwerpen van beleid albert kamer vraagt zich af of dit punt vijf of tien jaar geleden al niet bereikt was en of ik dus eigenlijk wel mijn ware motieven voor dit beleidmaken onthuld heb daar wil ik slechts 87 van zeggen dat zeker tien jaar geleden toen er b v nog geen handboeken waren verschenen geen spiegel was opgericht en geen geruchtmakende nationale prestatie en stand van zaken studies als die van de sco ers waren gepuliceerd er naar mijn schatting van een situatie kan worden gesproken die in vergelijking met de huidige als onderontwikkeld kan worden aangeduid en ongeschikt als basis voor realistische beleidsontwikkeling dat wij ver genoeg zouden zijn weerspreekt ad welschen althans hij nuanceert die uitspraak z i hebben we misschien wel een mijlpaal bereikt maar leiden we tevens aan een identiteitscrisis die het onwaarschijnlijk maakt dat we nu al een gemeenschappelijke onderzoekskoers zouden kunnen uitzetten in zijn artikel noemt en beschrijft hij een aantal factoren die deze identiteitscrisis veroorzaken en hij doet hier en daar voorzichtige suggesties t a v ontwikkelingsmogelijkheden voor de wetenschappelijke moedertaaldidactiek alleen op zijn stellingname dat wij nog niet in een situatie verkeren om met kans op succes beleid te maken wil ik hier ingaan zijn uitvoerige uitwerking van de eventueel vermeende identiteitscrisis beschouw ik als een aanvullende inleiding zie het begin van dit slotcommentaar mijn commentaar zo kort mogelijk formulerend stel ik dan dat ad welschen ook na kritische bestudering van zijn betoog wellicht gelijk zal blijken te hebben maar dat een van de aanvullende middelen om dat vast te stellen gelegen is in het doen van een serieuze poging in de richting van beleid maken het kiezen van dit toetsingsmiddel heeft bovendien het voordeel dat mocht de situatie wel beleids rijp blijken te zijn er geen tijd verloren is gegaan 3 wetenschappelijke moedertaaldidactiek en kwaliteitsopvattingen hildo wesdorp adviseert ons geen ruzie te maken over de te kiezen kwaliteitsopvatting als je daarmee bedoelt dat dit aspect buiten beschouwing zou moeten blijven of willekeurig een bepaalde opvatting gekozen zou moeten worden dan ben ik het daar niet mee eens en blijf verwijzen naar par 3 1 van mijn inleiding 4 de toepasbaarheid in de praktijk van de theorieen van onderzoekers lodewijk de groot stelt dat de theorieen van moedertaalonderwijs onderzoekers niet passen in de setting van het onderwijs met de theorieen die hij daartoe ten tonele voert overtuigt hij mij niet naar mijn ervaring is moedertaalonderwijs dat aansluit bij de belevingswereld van het kind dat systematisch normaal functioneel en conceptualiserend is wel degelijk praktisch realiseerbaar een voorbeeld het gericht schrijven onderwijs in lbo mavo zoals dat door diverse 88 leraren wordt uitgevoerd zie b v de desbetreffende videoband gemaakt door de slo voldoet aan dergelijke voorwaarden in dit verband stelt lodewijk de groot nog dat de onderzoekers de onderliggende veronderstelling zouden hebben dat de leerling de systematiek vgl het juist gebruikte woord systematisch als zodanig ervaart en dat hij dat juist niet gelooft alleen voor mijzelf sprekend kan ik zeggen dat ik die veronderstelling niet koester wel dat de leerling bij daarop gericht onderwijs een bepaalde systematiek kan ervaren maar niet noodzakelijk die van de didacticus 5 meertaligheid c g tweede taalverwerving sander van gangelen en peter dekkers zeggen dat ik dit aspect ten onrechte niet tot het onderzoeksgebied van de moedertaaldidactiek reken mijn bezwaar tegen dat laatste schuilt in het feit dat met tweede taalverwerving een andersoortige didactiek gemoeid is dan met eerste taalverwerving ik heb me echter te weinig in dit onderwerp verdiept om er hier nader op in te gaan m i hebben we hier te maken met een punt dat via een niet te lang lopende discussie tot helderheid zou kunnen worden gebracht als instap zouden o a de spiegel publicaties van kroon 1985 en vermeer 1986 kunnen dienen 6 formulerings amendementen frans daems noemt er drie die ik graag zonder meer honoreer a een wetenschap is nooit volgroeid b de praktische opleiding van leerkrachten is een corrolarium van de taak van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek niet een deel van de taak c het is beter te zeggen dat onze discipline doelbewust georganiseerd onderwijs bestudeert dan systematisch onderwijs 7 siotopmerking we kunnen ons de vraag stellen was de bewuste studiedag een historisch moment naar mijn idee is dat in lichte mate het geval niet zozeer omdat er door een brede groep is gediscussieerd over moedertaaldidactisch onderzoek dat is wel eerder gebeurd maar omdat er bijdragen zijn geleverd door mensen die verschillend in het systeem zitten in b v lerarenopleidingen een onderzoeksinstituut de slo lerarenverenigingen waardoor we als groep hopelijk van blind ziende zijn geworden t a v een aantal aspecten ik concludeer daaruit dat het mogelijk moet zijn aan de slag te gaan zoals hildo wesdorp zegt daarbij af en toe gestimuleerd 89 door een bijeenkomst zoals deze waarbij mensen uit verschillende sectoren hun visies met elkaar confronteren we zullen dan wel moeten leren accepteren dat tijdens zulke bijeenkomsten afwisselend discussies van zeer verschillend karakter gevoerd worden b v typisch academische methodologische puur uitvoerings practische en financieel technische voorts moeten we ons dunkt me realiseren dat ontwikkelingsprocessen zich niet voltrekken tussen systemen maar tussen mensen dit betekent dat we elkaar relatief vaak zullen moeten treffen in discussies die uiteraard niet uitsluitend over strategie mogen gaan een paar bijeenkomsten over boeiende onderzoeken met bijdragen van inleiders en discussianten net als op deze studiedag zouden van pas komen ons gezamenlijk beleid moet in de richting gaan van twee doelen het verbeteren van de kwalile t van hel onderzoek en het verwerven van middelen daarvoor aan beide is tijdens de studiedag aandacht besteed zij het t meest aan het eerste we zullen in de toekomst onze aandacht wat evenrediger over beide aspecten moeten verdelen bibliografie kroon sjaak moedertaalonderwijs of onderwijs nederlands spiegel 3 1985 nr 1 pp 87 vlgg vermeer anne onderzoek en onderwijs van nederlands als tweede taal het niet academische nut van twee proefschriften spiegel 4 1986 nr 1 pp 99 vlgg 90