Publicatie datum: 1985-01-01
Auteur: Helge Bonset
Collectie: 03
Volume: 03
Nummer: 3
Pagina’s: 85-96
Documenten
helge bonset communicatie onderwijs bestaat wel bespreking van sjaak kroon grammatica en communicatie in het onderwijs nederlands wolters noordhoff groningen 1985 ik heb pas moedertaaldidactiek aangeschaft van de leidse werkgroep maar dat boek is voorlopig gewoon te dik om helemaal te lezen kroon pag 255 0 inleiding communicatiewetenschap bestaat niet betoogde leenheer 1976 vervolgens op deze stelling aangevallen door sturm en bonset 1977 als omtrent het bestaan van communicatiewetenschap kenne lijk al twijfel mogelijk is hoe zit het dan met het uit deze wetenschap puttende communicatie onderwijs waarover leidse werk groep 1980 pag 23 e v zo vastberaden meedeelt moedertaalon derwijs dient primair communicatie onderwijs te zijn is het bestaan daarvan eigenlijk wel buiten kijf trouwens wanneer be staat communicatie onderwijs als erover geschreven en gesproken wordt of alleen als het ook echt en aanwijsbaar in de klas gege ven wordt is het niet zo dat de didactici in hun tijdschriften en handboeken schrijven over communicatie onderwijs terwijl in tussen de leraren nederlands als vanouds laten spellen ontleden en tekstverklaren waarbij ze de rubriek jij en de tekst die opbouw sinds 1978 bevat en die meestal bestaat uit een vraag wat vind jij van deze tekst dan nog overslaan wie ten aanzien van deze vragen iets wijzer wil worden moet de hierboven genoemde dissertatie van sjaak kroon lezen spiegel lezers herinneren zich misschien kroon 1983 een goed voorproefje van de dissertatie maar mijns inziens niet leesver vangend in deze bespreking 1 schets ik allereerst de opzet van kroons onderzoek met enkele kritische kanttekeningen daarbij para graaf 1 daarna ga ik in op enkele onderzoeksresultaten van kroon die samenhangen met de in deze inleiding opgeworpen vragen paragraaf 2 tenslotte schat ik het belang van het onderzoek voor twee mogelijke publieksgroepen onderzoekers van onderwijs in het nederlands en leraren nederlands paragraaf 3 1 opzet van het onderzoek kroon wil in zijn onderzoek twee hoofdvragen beantwoorden de eerste is in hoeverre zich in de jaren 1970 1980 in het onderwijs nederlands 2 op het havo vwo vakinhoudelijke veranderingen heb 85 spiegel 3 1985 nr 3 85 96 ben voorgedaan wat betreft de onderdelen grammatica onderwijs en communicatie onderwijs de tweede is in hoeverre die eventuele veranderingen samenhangen met taalwetenschappelijke disciplines met name de grammaticawetenschap en de taalgebruikswetenschap het literatuuronderwijs blijft in deze studie dus geheel buiten beschouwing grammaticawetenschap concretiseert kroon zij het pas expliciet op pag 102 103 als structuralisme en transformationeel genera tieve taalkunde taalgebruikswetenschap als socio en pragma linguistiek van grammatica onderwijs en communicatie onder wijs blijven concretiseringen opzettelijk kroon geeft er geen uitsluitsel overachterwege om zijn twee hoofdvragen te beantwoorden heeft kroon drie onder zoeksactiviteiten ondernomen een documentenanalyse een enquete onder 1000 leraren en interviews met 13 leraren drie soorten documenten zijn geanalyseerd enkele beschouwingen die expliciet betrekking hebben op veranderingen in het onderwijs nederlands in 1970 1980 waarvan sturm 1984 de belangrijkste wordt geacht verslagen van empirisch onderzoek betreffende ver anderingen in het onderwijs nederlands in 1970 1980 alleen bos 1978 en tordoir wesdorp 1979 meer empirisch onderzoek op dit punt blijkt niet aanwezig maar vooral artikelen uit moer en levende talen tussen 1970 1980 het lezen van het bewuste ge deelte van kroons studie is een waar feest vanwege de helderheid en volledigheid waarmee kroon de geschiedenis schrijft van het onderwijs in het nederlands en van de didactiek van het neder lands in de jaren zeventig natuurlijk heb ik ook nagegaan of ikzelf als publicist op deze terreinen wel voldoende naar voren kwam in kroons geschiedschrijving en het resultaat stemde mij tevreden ik stond er met andere woorden voldoende in maar wat meer is hetzelfde bleek bij nadere beschouwing te gelden voor al mijn collega s met misschien een uitzondering nielen 1979 lijkt mij ten onrechte niet genoemd in de beschrijving van de discussie over spelling en spellingonderwijs pag 77 in de enquete onder 1000 leraren nederlands gaat kroon na in hoe verre deze leraren veranderingen waarnemen in het en hun eigen onderwijs nederlands en in hoeverre volgens hun die veranderingen samenhangen met ontwikkelingen in de taalgebruikswetenschap en grammaticawetenschap daarnaast heeft hij gevraagd naar achter grondkenmerken van de leraren als leeftijd sekse opleiding schooltype lidmaatschap van verenigingen die zich bezig houden met onderwijs nederlands opleiding het laatste stelt kroon in staat om via variantie analyses relaties te leggen tussen derge lijke achtergrondkenmerken van de leraren en hun perceptie van veranderingen in het onderwijs nederlands met andere woorden te antwoorden op de vraag welke leraren geven welke antwoorden pag 211 uiteindelijk komt kroon via zijn analyses tot het presenteren van ideaaltypische profielen van leraren neder lands voor respectievelijk tegenstanders van communicatie on 86 derwijs idem van grammatica onderwijs in traditionele zin wel respectievelijk niet sociolinguistisch georienteerde leraren wel respectievelijk niet structuralistisch georienteerde lera ren en wel respectievelijk niet transformationeel generatief georienteerde leraren het ideaaltypisch profiel van de voor respectievelijk tegenstanders van communicatie onderwijs ziet er bijvoorbeeld als volgt uit jongere vrouwelijke leraren nederlands met een gering aantal jaren leservaring in het bezit van het diploma van een na 1965 begonnen en afgesloten tweede of derdegraads opleiding nederlands wel sociolinguistisch en trans formationeel generatief maar niet structuralistisch geschoold lezer van bladen met betrekking tot het onderwijs nederlands en lid van verenigingen met betrekking tot het onderwijs nederlands in een gering aantal klassen en voor een groot aantal uren werk zaam aan overig bijzondere scholen in het midden westen van het land oudere vrouwelijke leraren nederlands met een groot aantal jaren leservaring in het bezit van het diploma van een voor 1965 begonnen en na 1965 afgesloten universitaire studie nederlands wel sociolinguistisch en structuralistisch maar niet transformationeel generatief geschoold niet lezer van bladen met betrekking tot het onderwijs nederlands en niet lid van vereni gingen met betrekking tot het onderwijs nederlands in een groot aantal klassen en voor een groot aantal uren werkzaam aan protes tants christelijke scholen in het noorden oosten van het land pag 212 ik sta tegenover dit gedeelte van het onderzoek wat ambivalent aan de ene kant vraag ik me af wat de zin is van het leggen van statistische verbanden zonder de aanwezigheid van een theorie in dit geval over vakinhoudelijke veranderingsgezindheid die de gevonden verbanden zou kunnen verklaren of tenminste verhelderen nu leveren de verbanden bij mij vaak niet meer op dan of een re actie van verveelde instemming ja ouderen zijn conservatiever dan jongeren dacht ik het al niet of een van volledige bevreem ding hoe kan nu voor acht van de in totaal tien ideaal typische profielen het kenmerk vrouw significant blijken te zijn ter wijl aan de enquete 75 mannen en 25 vrouwen hebben deelgenomen hebben vrouwelijke leraren dan in het algemeen uitgesprokener meningen of zijn ze uitgesprokener voor of tegenstander van veranderingsprocessen kroon doet geen poging het verschijnsel te verklaren anderzijds toont kroon verderop in zijn studie aan dat er in zijn bestand ook echt leraren voorkomen die voldoen aan alle criteria uit de ideaal typische profielen met andere woorden dat de ideaal typische profielen werkelijkheidswaarde hebben en niet alleen constructen zijn pag 218 e v dat maakt het hem ver volgens voor zijn interviews leraren te selecteren uit de pro fielgroepen voor respectievelijk tegenstanders van communica tie onderwijs en voor respectievelijk tegenstanders van gramma tica onderwijs in traditionele zin en dit garandeert weer een 87 breedheid van interviewgegevens die bij een aselecte steekproef niet gagarandeerd zou zijn geweest de interviews vormen kroons derde onderzoeksactiviteit verha len van leraren nederlands over veranderingen in hun lesgeven voor wat betreft grammatica en communicatie onderwijs en moge lijke oorzaken voor die veranderingen komen aan de orde daarbij komen leraren uit de verschillende hierboven genoemde profiel groepen aan het woord de interviews zijn niet integraal en let terlijk opgenomen maar ze worden naverteld geparafraseerd samengevat daarbij is het steeds zo dat de selectie van het materiaal en de manier van presentatie bepaald worden door de interpretatie van de verzamelde gegevens door de onderzoeker te vens interviewer bij hem berust de uiteindelijke verantwoorde lijkheid voor de gepresenteerde redactie van de lerareninterviews du bois reymond e a 1981 en graf 1982 op die grond ook over stijgen de interviewgegevens het niveau van de subjectief indivi duele herinnering van willekeurige leraren nederlands en kunnen ze dienst doen als bron voor de beschrijving van veranderingen in het onderwijs nederlands wat betreft grammatica onderwijs en com municatie onderwijs du bois reymond en veld 1981 pag 234 hoezeer kroons verdediging van zijn werkwijze mij ook aanspreekt ze lijkt me lichtelijk in strijd met wat hij op pag 264 meedeelt over het subjectief individuele karakter van de interviews als herkenbare persoonlijke verhalen van individuele leraren ne derlands kroons hierboven geschetste drie onderzoeksactiviteiten lopen van meer algemeen naar meer specifiek de documentenanalyse vormt het meest algemene niveau waarop veranderingen in het onderwijs ne derlands zijn bestudeerd meer specifiek maar nog steeds ano niem zijn de indrukken en meningen van de geenqueteerde leraren over deze veranderingen het meest specifiek in de zin van her kenbaar en met een eigen gezicht zijn de verhalen die de lera ren vertellen in de interviews over veranderingen in het onder wijs nederlands naar kroons mening leveren aldus kwantitatieve en kwalitatieve gegevens een totaalbeeld op dat met beide typen gegevens afzonderlijk niet had kunnen worden bereikt pag 23 terecht merkt kroon op dat alle drie de gehanteerde bronnen do cumenten enquete interviews gemeen hebben dat ze indirecte gegevens opleveren niet de werkelijkheid zelf maar de mening van leraren over die werkelijkheid en hun eigen positie daarin is het eigenlijke onderwerp van beschrijving pag 23 24 geen van de bronnen kan namelijk antwoord geven op de vraag wat er nu werkelijk in de klas gebeurt bijvoorbeeld op het gebied van com municatie onderwijs daartoe zouden case studies in de onderwijs praktijk nodig zijn waarin gebruik werd gemaakt van observaties audio en videoregistraties protocollering veldnotities en der gelijke van het concrete lesgebeuren pag 23 dergelijke case studies beveelt kroon aan als uitbreiding en follow up van het door hem uitgevoerde onderzoek pag 277 88 2 enkele resultaten van het onderzoek wat maakt kroon ons nu wijzer over de vragen die ik stelde in het begin van deze bespreking ten eerste dit communicatie onderwijs bestaat zonder enige twijfel als idee als zodanig bestaat het niet alleen in de geest van didactici maar evenzeer van praktizerende leraren neder lands van de geenqueteerde leraren neemt een meerderheid in het onderwijs nederlands een verandering waar in de richting van com municatie onderwijs en eveneens een meerderheid beoordeelt deze positief pag 172 ook de geinterviewde leraren onderkennen allen deze verandering pag 265 in de retoriek van het on derwijs nederlands een term die kroon samen met zijn tegenhan ger de praktijk van het onderwijs ontleent aan het werkver band onderzoek moedertaalonderwijs vgl klinkenberg e a 1984 bestaat communicatie onderwijs blijkens alle gehanteerde bron nen het communicatieve paradigma is in de jaren zeventig gevolgd op wat kroon met sturm 1984 aanduidt als het literair grammatica le paradigma voor het onderwijs nederlands waarin grammatica onderwijs in traditionele zin een belangrijke rol speelt maar bestaat communicatie onderwijs nu ook in de dagelijkse les praktijk van het onderwijs nederlands zoals al bleek uit de vo rige paragraaf daarover kan kroons onderzoek geen definitief uitsluitsel geven omdat geen waarnemingen zi jn verricht in de lespraktijk maar wel levert het indicaties op op dit punt uit empirische bronnen tordoir wesdorp 1979 blijkt bijvoorbeeld dat in de praktijk traditionele grammatica nog op veel grotere schaal gegeven wordt dan de beginselverklaringen in de retoriek bij voorbeeld in moer en levende talen zouden doen vermoeden pag 91 92 maar ook de geenqueteerde leraren melden discrepan ties tussen hun retoriek en hun praktijk 61 waardeert communi catie onderwijs maar slechts 36 3 zegt het in de praktijk te brengen voor grammatica onderwijs ligt dat juist andersom 49 4 tegenover 65 pag 137 uit de interviews rijst een vergelijk baar beeld op alle leraren of ze nu voor of tegenstander van communicatie respectievelijk grammatica onderwijs zijn geven grammatica onderwijs op een na duidelijke veranderingen in het eigen lesgeven in de richting van communicatie onderwijs rappor teren alleen de voorstanders van communicatie onderwijs en tegen standers van grammatica onderwijs waarbij ze benadrukken dat deze verandering niet spectaculair of omvangrijk is pag 265 communicatie onderwijs lijkt al met al in de lespraktijk van leraren nederlands slechts zwakjes aanwezig maar zoals kroon terecht suggereert op pag 276 in ieder geval niet geheel afwezig een derde onderzoeksresultaat dat mij boeit is het betrekkelijk amorfe karakter dat het begrip communicatie onderwijs blijkt te hebben kroon laat in zijn documentenanalyse zien hoe zo n 15 uiteenlopende onderwijsleeractiviteiten als creatief toneel 89 taalbeschouwing leren door praten en schrijven en projectmatig taalonderwijs in de loop van de jaren in verband zijn gebracht met communicatief taalonderwijs zonder dat ooit een disciplinai re definitie van dat taalonderwijs is gegeven in dat verband werpt kroon met van der ven 1982 de vraag op of niet het gevaar bestaat dat er in het onderwijs nederlands sprake is van pure retoriek zonder dat daarmee nog specifiek gedefini eerde en in de praktijk aanwijsbare inhouden samenhangen pag 97 de geinterviewde leraren geven wel een omschrijving van wat communicatie onderwijs is namelijk dat leerlingen schriftelijk en mondeling leren communiceren in reele situaties waarbij weerbaarheid en mondigheid uiteindelijke doelstellingen zijn pag 265 bedacht moet daarbij echter worden dat de samenvatting en parafrasering van hun woorden van kroon is en dat ze bij de enquete al een tekst onder ogen gekregen hebben waarin kroon zelf het onderwijs nederlands beschrijft als zich ontwik kelend in de richting van wat tentatief wordt getypeerd als com municatie onderwijs pag 127 bovendien is de omschrijving door de geinterviewde leraren van communicatie onderwijs waar schijnlijk niet wat kroon een disciplinaire definitie zou noemen conclusie communicatie onderwijs mag dan wel bestaan in de re toriek het is daar nauwelijks vastomlijnd aanwezig een vierde onderzoeksresultaat vloeit voort uit de tweede hoofd vraag van kroons onderzoek in hoeverre hangen eventuele verande ringen in het onderwijs nederlands samen met grammaticawetenschap structuralisme en transformationeel generatieve grammatica en taalgebruikswetenschap socio en pragmalinguistiek en ontwik kelingen daarin hoewel in de retoriek met name in artikelen in moer en levende talen dit verband gesuggereerd wordt achten de leraren blijkens enquete en interviews hun lespraktijk nauwe lijks beinvloed door taalwetenschappelijke inzichten en ontwikke lingen en in het algemeen niet door hun opleiding als neerlan dicus pag 272 toch heeft kroon via op zijn enquetegegevens toegepaste varian tie analyses een duidelijk verband gevonden tussen geschooldheid van leraren in de taalwetenschap enerzijds en een positieve hou ding ten opzichte van en participatie in communicatie onderwijs anderzijds voor leraren die positief staan tegenover communicatie onderwijs is kenmerkend dat ze geschoold zijn in transformationeel genera tieve taalkunde en sociolinguistiek voor leraren die positief staan tegenover grammatica onderwijs in traditionele zin dat ze niet in deze disciplines geschoold zijn pag 210 en de samenvat ting op pag 272 273 waar kroon ten onrechte de significantie van geschooldheid in de transformationeel generatieve taalkunde weglaat wat beinvloedt de praktijk van leraren nederlands dan wel de situatie in de sectie stellen de voorstanders van communicatie 90 onderwijs en de tegenstanders van grammatica onderwijs in de in terviews en de keuze voor een bepaald schoolboek blijkens het feit dat bijna alle geinterviewde leraren hierop uitgebreid in gaan opvallend daarbij is het bestaan van een methoden conti nuum tussen grammaticaal en communicatief van taal leren door zelf corrigeren via opbouw en functioneel nederlands naar tandem bijvoorbeeld methodes die door meer communicatief ge orienteerde leraren alweer worden bekritiseerd en soms afgeschaft vanwege hun feilen in communicatief opzicht worden door minder communicatief georienteerde leraren net ingevoerd omdat ze aan knopingspunten geacht worden te bevatten voor een communicatiever onderwijs nederlands moer en levende talen tenslotte spelen alleen in het lesgeven van voorstanders van communicatie onderwijs een duidelijke rol de overige leraren lezen deze bladen wel eens maar vinden ze te veel voorhoedewerk om er in de klas iets mee te kunnen doen pag 266 267 3 belang van het onderzoek in deze laatste paragraaf probeer ik het belang van kroons onder zoek te schatten voor twee van de publieksgroepen die op de ach terflap van het boek worden genoemd onderzoekers van het onder wijs nederlands en leraren nederlands voor onderzoekers van het onderwijs nederlands is grammatica en communicatie in het onderwijs nederlands zonder meer van belang in het bijzonder geldt dit voor het al genoemde werkverband on derzoek moedertaalonderwijs waar kroon nauw bij aansluit in de interpretatie van zijn gegevens zoals blijkt uit zijn hantering van de begrippen retoriek en praktijk paradigma en in de slotbeschouwing ook rationaliteit matthijssen 1982 zie verder klinkenberg e a pag 18 19 kroon verschaft met zijn onderzoek tot op zekere hoogte een empirische basis aan de door de w o m gepostuleerde discrepantie tussen retoriek en praktijk in het onderwijs nederlands en al evenzeer aan het paradigma begrip van de w o m leraren signaleren immers zelf zo blijkt uit enquete en interviews een discrepantie tussen hun ideeen en hun handelen en ook signaleren ze zelf een zekere omslag in de jaren zeventig in de en soms hun eigen ideeen over het onderwijs nederlands dit vormt een indicatie dat met de bewuste begrippen te werken valt binnen het kader van het empirisch onderzoek dat de w o m zich naast en in verband met haar historisch onderzoek heeft voorgenomen case study onderzoekers binnen en buiten de w o m kunnen hun voordeel doen met de ideaaltypische profielen die kroon heeft opgesteld van voor respectievelijk tegenstanders van grammati ca en communicatie onderwijs een probleem bij case studies is om het bereik ervan aan te geven ten aanzien van welke grotere groep moet de gekozen case als representatief worden beschouwd 91 de case study onderzoeker kan nu natuurlijk voor zover hij gram matica en communicatie onderwijs onderzoekt en niet bijvoorbeeld literatuuronderwijs zijn case proberen te plaatsen in een of meer van kroons ideaaltypische profielen is de leraar blijkens interviews met betrekking tot zijn ideeen over het onderwijs ne derlands een voorstander van communicatie onderwijs of een te genstander van communicatie onderwijs enz en in welke mate lijkt dat het geval het antwoord op deze vragen geeft dan aan voor welke grotere groepen van leraren nederlands de bewuste case al dan niet als representatief mag worden beschouwd ook levert kroons onderzoek mijns inziens een belangrijk signaal op aan een speciaal type onderzoekers leerplanontwikkelaars kroons bevinding dat communicatie onderwijs in de retoriek zo n weinig vastomlijnd begrip is is vermoedelijk wel uitbreidbaar naar de praktijk van dat communicatie onderwijs waarschijnlijk is niet alleen een disciplinaire definitie van communicatie on derwijs nodig maar evenzeer een meer disciplinair communica tie onderwijs in de zin zoals ten brinke 1983 dat heeft voorge steld in het leerplan worden kernbegrippen en technieken aange boden de leerstof is intern en extern gestructureerd en de toe passingsmogelijkheden van het geleerde worden duidelijk gemaakt leerplanontwikkelaars zouden naar mijn mening veel tot de overle ving of zelfs groei van het op dit moment in de retoriek vage en in de praktijk zwakke communicatie onderwijs kunnen bijdragen door een dergelijk leerplan gezamenlijk met leraren te ontwikke len en te beproeven in de lespraktijk tenslotte de vraag wat kroons onderzoek kan betekenen voor lera ren nederlands hiervoor kunnen we ons baseren op ten brinke 1978 die probeert te gissen van welke aard de antwoorden zullen zijn die de leraar op zijn vragen verwacht van de wetenschappe lijke onderzoeker pag 12 ten brinke vraagt zich hiertoe al lereerst af wat voor soort vragen leraren aan onderzoekers zou den willen stellen volgens hem zijn dat vragen over de problema tiek van het didactisch handelen zoals dat verschijnt aan de praktizerende leraar dat laatste betekent drie dingen a het zijn vragen waarin een actie element zit wat moet ik als leraar doen b het zijn vragen waarin relatief veel factoren die de onder wijsleersituatie bepalen tegelijk aan de orde worden gesteld wat moet ik als leraar doen met leerlingen die van huis uit niet lezen en toch van mijn sectie een boekenlijst van 20 ti tels moeten doorwerken voor het havo examen c het zijn vragen waar voortdurend op de achtergrond de behoefte van de leraar aan plezier in het werk of tenminste overleving meespeelt de vraag onder b moet dus worden aangevuld met zonder dat ik bij de gekozen oplossing zelf de lol in mijn werk verlies of gek word 92 studies die op dergelijke leraarsvragen antwoord willen geven moeten volgens ten brinke aan een zestal eisen voldoen daaronder zijn er een aantal waaraan kroons onderzoek ruimschoots tegemoet komt er is een uitstekende literatuurstudie de documentenanaly se er is een heldere beschrijving en legitimering van de geko zen onderzoeksmethode en de verschillende opvattingen over onder wijs die in nederland leven zijn meer dan verdisconteerd in de studie ze vormen zelfs het voorwerp van onderzoek ook eist ten brinke dat de conclusies uit de literatuurstudie geillustreerd worden in positieve of negatieve zin via de pre sentatie van een of meer grondige case studies naar nederlandse onderwijssituaties ten brinke omschrijft niet nader wat hij in dit verband verstaat onder case studies wanneer we met kroon slechts van een case study spreken als het bewuste onderzoek ook waarnemingen met betrekking tot de lespraktijk omvat voldoet kroons onderzoek niet aan deze eis anderzijds vormen de enquete en interviews natuurlijk ook een illustratie van de conclusies uit de literatuurstudie documentenanalyse de laatste eis van ten brinke luidt dat de onderzoeker die ant woord wil geven op leraarsvragen een beschrijving geeft van de procedure die hij heeft gevolgd om vast te stellen dat zijn on derzoeksvragen inderdaad vragen van leraren zijn wie kroons stu die hierop naslaat ziet direct dat een dergelijke beschrijving ontbreekt maar vooral ook dat dat niet verwonderlijk is omdat het onderzoek in het geheel niet opgezet is vanuit leraarsvragen maar vanuit vragen van taalwetenschappers i c het instituut algemene taalwetenschap van de nijmeegse universiteit pag 12 e v het onderzoek wordt dus in de eerste plaats gele gitimeerd vanuit de taalwetenschap en niet vanuit de praktijk van het onderwijs nederlands wanneer we de hoofdvragen van het on derzoek welke vakinhoudelijke veranderingen voor wat betreft grammatica en communicatie onderwijs tussen 1970 1980 welke invloed daarop van grammatica en taalgebruikswetenschap verge lijken met het soort vragen dat leraren volgens ten brinke stel len blijkt bovendien dat in ieder geval het actie element wat moet ik als leraar doenl in de beide vragen afwezig is de onderzoeksvragen dragen een puur beschrijvend karakter daarnaast zijn beide vragen niet alleen gericht op de praktijk van het di dactisch handelen maar evenzeer op de retoriek betekent het bovenstaande nu dat een studie als van kroon niet van belang is voor leraren nederlands met ten brinke denk ik maar het blijven gissingen dat leraren inderdaad over communi catie en grammatica onderwijs niet zozeer de vragen zullen heb ben die kroon behandelt maar eerder bijvoorbeeld de volgende hoe moet ik communicatie onderwijs geven in een klas sectie school die enz wat is nu eigenlijk beter grammatica onderwijs of communica tie onderwijs en waarom dan 93 zulke vragen zijn echter in deze ruwe vorm niet rechtstreeks on derzoekbaar de eerste vraag bijvoorbeeld hoe moet ik communica tie onderwijs geven vereist allereerst enige concretisering wat wordt verstaan onder communicatie onderwijs dat het een hoofdstuk apart zal worden om daarvan een vastomlijnde definitie op te stellen is waarschijnlijk al duidelijk geworden uit de voorafgaande paragrafen wanneer een voor de onderzoeker werkbare en voor de leraar her kenbare definitie van communicatie onderwijs is opgesteld staan er vervolgens verschillende wegen open voor verder empirisch on derzoek een ervan is ontwikkelingsonderzoek onderzoekers en leraren construeren en beproeven in de lespraktijk een leerplan communicatie onderwijs een andere weg is beschrijvend onderzoek onderzoekers gaan in samenwerking met leraren na hoe deze in hun dagelijkse lespraktijk vorm proberen te geven aan communicatie onderwijs of elementen daarvan en op welke problemen ze daarbij stuiten het eerste type onderzoek geeft zich op mogelijkheden hoe kan communicatie onderwijs gegeven worden het tweede type waartoe kroons onderzoek behoort op feitelijkheden hoe wordt communicatie onderwijs gegeven ik denk dat beide typen onder zoek gegevens aandragen die noodzakelijk zijn om de vraag naar wenselijkheden in een bepaalde onderwijssituatie hoe moet com municatie onderwijs worden gegeven degelijk te beantwoorden zo gezien kan kroons onderzoek al speelt het niet rechtstreeks in op de door ten brinke bij leraren veronderstelde vragen op lan gere termijn bijdragen aan de beantwoording van deze vragen het bovenstaande wil niet zeggen dat ik vind dat iedere leraar nederlands kroons studie in deze vorm moet lezen een dissertatie is per definitie een niet op de onderwijspraktijk maar op het wetenschappelijk forum gerichte tekstsoort alle illusies ten spijt die men daarover kan hebben voordat men er zelf een schrijft maar artikelen in moer en levende talen waarin kroon zijn onderzoek ten behoeve van leraren nederlands samenvat zouden voor deze leraren belangwekkend kunnen zijn om de redenen die ik hierboven uiteen heb gezet ik hoop dat kroon dergelijke artikelen nog schrijft zo niet dat dan tenminste moer en le vende talen zijn dissertatie net zo uitgebreid en gericht op een groter lezerspubliek zullen bespreken als ik hier heb geprobeerd te doen loenen aan de vecht september 1985 94 noten 1 steven ten brinke dank ik voor zijn commentaar op de eerste versie van deze bespreking 2 kroon spreekt bewust van onderwijs nederlands en niet van moedertaalonderwijs zie kroon 1985 bibliografie bois reymond m du e a 1981 onderwijzersleven nijmegen sun bois reymond m du en th veld 1981 de oral history methode in onderwijsonderzoek in comenius 1 1 72 102 bos d j 1978 empirisch doelstellingenonderzoek voor het moe dertaalonderwijs amsterdam ritp brinke j s ten 1978 mogelijke inhouden en vormen van onder wijskundig onderzoek door universitaire lerarenoplei dingen groningen wolters noordhoff brinke j s ten 1983 bij nederlands leer je iets groningen wolters noordhoff graf w 1980 das schreibproblem der oral history in literatur und erfahrung 10 100 105 herrlitz w e a eds 1984 mother tongue education in europe a survey of standard language teaching in nine european countries enschede slo klinkenberg sjef e a 1984 onderzoek naar vernieuwing en vernieuwingsweerstanden in het voortgezet moedertaal onderwijs in spiegel 2 3 5 33 kroon sjaak 1983 harde en zachte gegevens over ontwikkelingen in het voortgezet moedertaalonderwijs in spiegel 1 2 3 28 kroon sjaak 1985 moedertaalonderwijs of onderwijs nederlands in spiegel 3 1 87 93 leenheer p 1976 communicatiewetenschap bestaat niet in levende talen 320 401 408 95 leidse werkgroep moedertaaldidactiek 1980 moedertaaldidac tiek een handleiding voor het voortgezet onderwijs muiderberg coutinho matthijssen m j a m 1982 de elite en de mythe een socio logische analyse van strijd om onderwijsverandering deventer van loghum slaterus nielen e 1979 normaal functioneel spellingonderwijs in moer 1979 2 3 15 sturm j 1984 mother tongue teaching in the netherlands 1970 1980 in herrlitz e a eds 1984 sturm a en h bonset 1977 proeve van een bijdrage tot de discussie over communicatiewetenschap in levende talen 323 121 128 tordoir a en h wesdorp 1979 het grammatica onderwijs in nederland een researchoverzicht betreffende de effecten van grammatica onderwijs en een verslag van een onderzoek naar de praktijk van dit onderwijs in nederland den haag staatsuitgeverij ven p h van de 1982 waarom wat voor hoe drie vragen betreffende de vernieuwing var het voortgezet moedertaalonderwijs in moer 1982 4 17 29 x 96