‘De eerste hoogleraar in de theorie van de moedertaaldidactiek pareert’, ‘Huwelijkscrisis of cryptogamen: een poging tot heranalyse van een relatie’

Publicatie datum: 1984-01-01
Collectie: 02
Volume: 02
Nummer: 3
Pagina’s: 83-98
kritiek commentaar en beschouwing steven ten brinke de eerste hoogleraar in de theorie van de moedertaaldidactiek pareert jan sturm huwelijkscrisis of cryptogamen een poging tot her analyse van een relatie de eerste hoogleraar in de theorie van de moedertaaldidactiek pareert de kritiek van jan griffioen op mijn nijmeegse oratie spiegel 2 1984 nr 1 p 117 123 kan tot acht hoofdpunten worden her leid vier daarvan berusten op verkeerd lezen en drie op het kie zen van een ander subjectief uitgangspunt dan het mijne het achtste tenslotte betreft een objectief constateerbare tekort koming ik zal eerst iets opmerken over de kritiek punten die althans volgens mij op verkeerd lezen berusten 1 ik zou een in de eerste alinea uitgesproken belofte niet waar hebben gemaakt om een overzicht te geven van wat er tot nu toe binnen die discipline bereikt is griffioen p 118 121 die belofte heb ik niet gedaan er staat dat ik zal vertellen wat de taak de opbrengst tot nu toe en het toekomstperspec tief van die nieuwe discipline is omtrent een overzicht beloof ik niets de loop van mijn betoog is daarentegen als volgt ik definieer de juistgenoemde taak van de moedertaaldidactiek in de vierde alinea van mijn betoog als het proberen zich verdienstelijk te maken ten opzichte van het werkveld waar zij mee te maken heeft voor werkveld mag ook praktijkveld gelezen worden vervolgens wend ik me op p 4 tot de opbrengst waarover ik dan de vraag stel als het dan nu de eerste taak van de wetenschappelijke moedertaaldidactiek is om het werkveld van dienst te zijn in hoeverre is daar dan al iets aan gedaan ik beantwoord die vraag vervolgens via twee voor dit doel geselecteerde toetsstenen namelijk een onder zoeksreader en een didactische handleiding daarmee is dan mijn doel iets te weten te komen over de graad vergelijk de woorden in hoeverre in de vraag hierboven van daadwerkelijk succesvol dienstbetoon aan het praktijkveld bereikt het 83 spiegel 3 1984 nr 3 83 98 geven van een overzicht van verschenen werken was niet nodig ook was ik niet verplicht alle verschenen werken als toets steen te gebruiken integendeel in een dergelijke situatie is het werken met een beperkte set toetsmiddelen even gebruike lijk of mijn poging de gestelde vraag engiszins behoorlijk te beantwoorden gelukt is laat ik overigens gaarne ter discussie 2 ik zou een onstuitbare opmars van normale functionaliteit suggereren griffioen p 119 dit suggereer ik helemaal niet ik vermeld p 9 als voor zichtige constatering van miedema dekkers en schut dat het concept bruikbaar is en geef als eigen taxatie eveneens p 9 het concept heeft nu wel bewezen ten minste levensvatbaar te zijn dat suggereert wel heel wat minder dan een onstuitbare opmars 3 ik zou conclusies uit een gespreksgroepproject hebben gepre senteerd die te weinig zwaar zijn om in een oratie op te nemen ik heb geen conclusies gepresenteerd maar hypothesen de daarin vervatte fout kans heb ik nota bene nog expliciet aan gegeven zoals gezegd is een en ander uiteraard nog niet meer dan een hypothese er kunnen bijvoorbeeld fouten zitten in de waarnemingen van de leraren enz p 12 nb wie erin geinteresseerd is om deze hypothese nader uit te werken en te toetsen zal ik gaarne onder andere met reeds verzameld materiaal terzijde staan 4 ik zou suggereren dat de inhoud van het concept normaal func tioneel onderwijs zou moeten worden uitgebreid ik zou hier onduidelijk over zijn het gaat hier om het element nieuwheid gemarkeerdheid belang rijkheid dat ik in verband heb gebracht met het begrip dis ciplinair zie daarvoor hieronder punt 8 ik zeg hierover dat een en ander een aanvulling is in de sfeer van de toepas sing p 9 respectievelijk op de praktijktoepassing van het concept normaal functionaal moedertaalonderwijs p 12 op de invulling van het normale functionaliteitsprincipe wederom p 12 op p 10 spreek ik van de praktijkinhoud van het concept met andere woorden ik zeg dat het niet over het eigenlijk concept maar over de toepassingswijze gaat en dit slaat dan op de toepassing in de gemiddelde nederlandse schoolsituatie op die toepassingswijze kom ik bij punt 8 hieronder nog terug dan kom ik nu tot de kritiekpunten die mijns inziens berusten 84 op het door de recensent kiezen van een ander subjectief uit gangspunt dan het mijne 5 verwacht had mogen worden griffioen p 117 dat ik veel meer aandacht besteed zou hebben aan het werk van de vakgroep waar toe ik behoor dit had net zo goed niet van mij verwacht kunnen worden er zijn inderdaad oratores die het bedoelde uitgangspunt kiezen maar ook anderen die redeneren laat ik nou eens een keer in mijn leven publiekelijk laten zien wie ik ben en waar ik voor sta mijn keus ging bij deze gelegenheid in laatstgenoemde richting 6 op grond van mijn leeropdracht had verwacht mogen worden dat ik had uitgelegd wat de theorie van de moedertaaldidactiek inhoudt die verwachting heb ik niet vervuld griffioen p 118 ik interpreteer de leeropdracht vermoedelijk anders dan grif fioen voor mij is de theorie een verzamelnaam betekenend het geheel van theorieen en als zodanig vrijwel identiek met de wetenschappelijke voortbrengselen van een bepaalde discipline uitleggen zoals griffioen wil wat dat inhoudt zou de gehele oratie in beslag hebben genomen en daar voelde ik niet voor ik vermoed dat griffioen onder de theorie iets meer afgeronds verstaat 7 ik zou de kans gemist hebben om aan het wetenschappelijk forum duidelijk te maken dat het serieus genomen wordt enz grif fioen p 121 ik heb er niet voor gekozen het wetenschappelijk forum duide lijk te maken dat ik het serieus neem omdat ik aannam en neem dat het volledig vanzelf spreekt dat een orator dat doet het staat hem overigens vrij zich tevens tot andere publie ken te richten overigens is het waarschijnlijk dat ik bij een deel van het wetenschappelijk gehoor de indruk van het omgekeerde heb achtergelaten als gevolg van verschillen tus sen de daar aanvaarde wetenschapstheorie en de mijne dit punt hoop ik binnenkort wat nader uit te werken tenslotte het achtste kritiekpunt dat mijns inziens een objec tief constateerbare lacune betreft griffioen p 119 120 8 de relaties tussen het verschijnsel disciplinariteit en het nieuwheids markerings belangrijkheidsprincipe zijn niet goed uitgelegd 85 ik heb die relatie te gecomprimeerd uitgedrukt en wel in de ene zin p 12 in een ander referentiekader geplaatst houden ze dit zijn de aanduidingen omtrent het nieuwheids gemar keerdheids belangrijkheidsprincipe een zekere herwaardering van het disciplinariteitsaspect in mede op verzoek van de redactie van spiegel die het een interessant punt acht licht ik een en ander kort toe 1 een stuk leerstof is volgens the complete mother tongue curri culum disciplinair als het een hoge mate van explicietheid en systematiek vertoont deze beide laatste eigenschappen nu correleren redelijk met het begrip gemarkeerdheid bij het voorbeeld dat ik in mijn oratie gebruikte een lessenreeks over story en prive legde ik alleen het verband systema tiek gemarkeerdheid dit manifesteert zich als de leerling ziet via zijn haar leraar hoe het leerstofelement story en prive in het totale leergebied massamedia past dus dat hij zij het geplaatst ziet naast of in andere sectoren van dat gebied bijvoorbeeld de dagbladpers de elektronische media de informatieve media de amusementsmedia en dergelij ke p 11 het voorbeeld wordt daar nog iets verder uitge werkt ik had ook het verband explicietheid gemarkeerdheid kunnen demonstreren dat zou zijn opgetreden als de leraar lerares met enigszins zorgvuldig gedefinieerde vaktermen als bewustzijnsindustrie weekbladformule media had gewerkt er is dus een direct eigenlijk verband tussen de eigenschap pen gemarkeerdheid en disciplinariteit 2 de eigenschappen nieuwheid en belangrijkheid hebben slechts een indirecte oneigenlijke relatie met disciplinari teit ten aanzien van nieuwheid is deze bovendien niet erg overtuigend aan te tonen je moet ervoor aannemen dat disci plines in het algemeen nieuwe nog niet bekende zaken aan leerlingen aanbieden ik heb geen behoefte deze gissing nader te onderbouwen duidelijker lijkt mij de relatie belang discipline te zijn disciplines hebben status in de wetenschap en in de school het is dus niet onwaarschijn lijk dat de notie dit is belangrijk er in zekere mate mee geassocieerd wordt 3 er is dus een zekere partiele relatie tussen het disciplina riteitsverschijnsel en het nieuwheids markerings belangrijk heidsprincipe vandaar dat honorering van het laatste principe ook tot op zekere hoogte honorering van het disciplinariteits principe inhoudt utrecht mei 1984 86 huwelijkscrisis of cryptogamen een aanzet tot heranalyse van een relatie in een nieuws en advertentieblaadje van uitgeverij wolters noordhoff verschijnend onder de omineuze naam nieuw neder lands mocht antoine braet geafficheerd als wetenschappelijk medewerker taalbeheersing aan de r u te leiden en auteur van taaldaden een beschouwing ten beste geven over neerlandistiek en moedertaalonderwijs een analyse van een relatiecrisis braet 1983 een boeiend onderwerp ongetwijfeld waard om er een weten schappelijk onderzoek naar te verrichten dunkt me maar zeker ook uitdagend als titel voor een schrijver van een klassiek schoolopstel vooral als die zo n opdracht tot retorisch verant woorde duimzuigerij kan uitvoeren met een zekere kennis van zaken omdat hij het geluk heeft dat het onderwerp van alles te maken heeft met een terrein waarop hij ervaring heeft opgedaan als proeve van een opstel lijkt me braets schrijfsel geslaagd hoewel ik weet dat opstelbeoordeling een hachelijke zaak is zou ik de discussie over een 8 met een collega nederlands wel aandur ven een paar sterke troeven had ik dan vast in handen een dui delijke motiverende inleiding een helder concluderend slot een stevig gestructureerd middendeel misschien dat het onderlig gende schema er toch ietsjes te hoekig doorsteekt en dan de verrassend gevonden metafoor van het huwelijk als typering van de relatie tussen de twee titeldelen en de grappige uitwerking er van misschien toch wel een 9 problematischer zou de beoordeling worden ware braets produkt het resultaat van een opdracht gericht schrijven aan de betrouw baarheid en verifieerbaarheid van de gebruikte gegevens lijkt zoals zal blijken hier en daar wat te schorten een onderzoek van de documentatiemap zou dan ook op zijn plaats zijn overigens braets tekst is kennelijk noch als proeve van een schoolopstel noch als proeve van gericht schrijven bedoeld en afgezien van mijn gerede twijfel over mijn oordelingsbekwaamheid ter zake van iemands schrijfvaardigheid daarvoor moet je meer taalbeheerser zijn wellicht ik ben ook braets leraar nederlands niet hooguit zou ik me kunnen opwerpen als zijn collegaweten schapper al laat hij op meer dan een plaats in zijn tekst er impliciet weinig twijfel over bestaan dat didactici en dat ben ik krachtens mijn aanstelling bij een erkende universiteit in ieder geval ook geen wetenschapsbeoefenaren zijn naar zijn oordeel en noemt hij expressis verbis mijn naam in het rijtje mensen dat die stelling moet illustreren gelukkig heb ik een vaste aanstelling want anders zag het er nog slechter uit dan braet suggereert in die hoedanigheid zou ik me misschien een collegiaal oordeel mogen aanmatigen over braets tekst als weten schappelijk produkt hoewel per definitie van braet zou ik als didacticus daarbij toch de verkeerde criteria aanleggen gehecht als ik volgens hem kennelijk ben aan criteria als zelfrealisatie 87 en het affectieve vergetend dat echte wetenschapsbeoefenaren daarbij kwaliteit en rationaliteit als maatstaven aanleggen laat ik eens pretentieus zijn en me verbeelden dat ik niet puur als vakdidacticus zou oordelen maar ook vanuit een onderwijsso ciologisch perspectief zeker in de engelse onderwijssociologie zijn er wetenschappers die zich met braets probleemstelling heb ben bezig gehouden mathieson 1977 ball 1982 ball 1984 aan hun werk en studie zijn specifiekere criteria te ontlenen dan kwaliteit en rationaliteit bijvoorbeeld met betrekking tot bronnenonderzoek en gebruik epistemologische theorievorming curriculumonderzoek maar braet schrijft kennelijk in dit geval als wetenschappelijk medewerker en als schoolboekenschrijver ook geen wetenschappe lijke tekst als the medium the message is of op zijn minst voor een deel moet je concluderen dat braet iets als een voor lichtende tekst schrijft voor leraren nederlands met als waar schijnlijk consecutief doel om maar eens een analysecategorie uit braets wetenschappelijke discipline te gebruiken de lezer over te halen de door hem geschreven schoolboeken in te voeren 1 voorzover ik daarover al iets te zeggen zou hebben van mij mag braet dat ook al gebruikt hij daarvoor niet alleen de mijns inziens meer geeigende advertentiekolommen iedereen wil graag brood op de plank hebben en waarom dan geen brood met een plakje kaas dat ikzelf de commerciele produktie en verspreiding van onderwijsleermiddelen niet zo verantwoord vind zeker niet als die gebruikt wordt voor nog een plakje kaas extra heeft te maken met mijn waardenorientatie en is dus mijn probleem wel meen ik bezwaar te mogen maken tegen de manier waarop braet zich van zijn voorlichtende taak kwijt ook al breng ik in rekening dat de ethiek op dat terrein als het ware van elastiek is wat is de geexpliciteerde kern van braets voorlichtende bood schap de wetenschapsbeoefenaren hebben het moedertaalonder wijs de rug toegekeerd en dat verdient niet de voorkeur vindt braet althans die zich daarbij oncontroleerbaar tot spreekbuis van vele leraren maakt niet de meest sympathieke persuasieve truc dunkt mij maar a la zo n gecomprimeerde beschrijving van een stand van zaken waarop mijns inziens een oordeel met verre gaande consequenties niet alleen in de sfeer van de aanschaf schoolboeken volgt verdient ook in een voorlichtende tekst of misschien wel juist daar voorzover ik kan overzien minstens a een aanduiding van het bereik van de beschrijvende termen wie vallen er onder de categorie wetenschapsbeoefenaren waarom wat valt er onder moedertaalonderwijs waarom b een corpus van door de schrijver gecontroleerde en liefst voor de lezer niet al te moeilijk te controleren feiten c een aanduiding van het interpretatiekader waarbinnen die fei ten de door de schrijver gegeven betekenis krijgen het komt mij voor gezien braets tekst dat hij het goeddeels met deze criteria eens is dat lijkt me niet zo verbazingwekkend we 88 zullen allebei vergelijkbare methodologische literatuur gelezen hebben en ook heb ik wel eens wat uit de hoek van de taalbeheer sers gelezen je kunt ze trouwens opvatten als specificaties van kwaliteit en rationaliteit maar naar mijn oordeel sjoemelt braet bij de toepassing ervan hij voldoet er slechts schijnbaar aan een paar bewijzen 1 zonder daaraan veel woorden vuil te maken stelt braet weten schapsbeoefenaren gelijk aan professioneel taal of letter kundigen op het terrein van de neerlandistiek binnen die categorie onderscheidt hij 1 een kennelijk uitgestorven groep van wetenschappelijk georienteerde neerlandici met didactische interesse die zich als ik de voorbeelden goed interpreteer blijkbaar bezig hielden met klassieke filologie en daaraan gelieerde activiteiten 2 een groep moderne onderzoekers die geen leraar zijn geweest die internationaal georienteerd specialist en theoriegericht zijn en die aan hier en daar potsierlijk uitgedijde staven verbonden zijn welke staven bedoeld zijn vermeldt braet niet daarnaast stelt braet 3 een groep didactici die ook nederlands gestudeerd heb ben maar die vallen buiten zijn definitie van weten schapsbeoefenaren 2 het bereik van braets beschrijvende categorieen lijkt daarmee weliswaar duidelijk maar de rationale waarop die gebaseerd is blijft geheel buiten beschouwing lijkt want om bijvoor beeld zijn eigen positie te bepalen braet heeft nederlands gestudeerd is leraar geweest heeft didactische interesse maar is ook internationaal georienteerd specialist theorie gericht vgl braet 1980 o a 2 en verbonden aan een staf moet hij een extra kunstgreep doen taalbeheersing blijft bui ten beschouwing ernstiger lijkt me dat braet verzuimt aan te geven wat hij verstaat onder het moedertaalonderwijs om nog maar niet te spreken over het waarom daarvan het moet braet op zijn minst in de loop van zijn beroepsleven toch niet ontgaan zijn dat er heel wat verschillende opvattingen daarover bestaan zie bijvoorbeeld sturm 1984 2 een gedeelte van de feiten waarop braet zich baseert wordt gevormd door een fictieve vergelijking van een jaargang levende talen uit het midden van de jaren zestig met een jaar gang uit het midden van de jaren zeventig zo n vergelijking kan volgens braet slechts tot de conclusie leiden dat de wetenschapsbeoefenaren het moedertaalonderwijs de rug hebben toegekeerd want dan blijkt volgens braet dat in het eerste geval notermans over veldeke schreef die deed dat onder andere in l t 1965 366 368 en paardekooper over het koppelwerkwoord die deed dat onder andere in l t 1958 115 122 en 536 543 l t 1967 189 198 maar in l t 1965 89 629 640 schreef van den toorn over het naamwoordelijk gezeg de terwijl in het tweede geval griffioen bijvoorbeeld l t 1975 478 491 taalvaardigheid taalgebruik taalbeschou wing en bonset bijvoorbeeld l t 1975 335 345 enkele sociolinguistische bezwaren tegen objectieve toetsen voor taalvaardigheid het levende talen van de jaren zeventig met didactische artikelen vulden 3 afgezien van het feit dat je zo n conclusie wel uiterst gemak kelijk illustreert als je notermans en paardekooper zonder verdere toelichting zie punt 1 als wetenschapsbeoefenaars definieert en griffioen en bonset als niet wetenschapsbeoefe naren rijst de vraag wat braet met de volgende op feiten gebaseerde illustratie doet in levende talen 1965 schreef bolle over het talenpracticum ten dienste van het moedertaalonderwijs 623 626 en aarts over vormen van beheersing van de moedertaal 627 628 ter wijl van hauwermeiren de samengestelde telwoorden l t 1975 185 187 en mesland de chronologie der strophische gedichten van hadewijch en haar persoonlijke ontwikkeling l t 1975 355 367 het levende talen van de jaren zeventig met taal en letterkundige artikelen vulden 4 als tweede bewijs illustratie voor de onontkoombaarheid van zijn conclusie noemt braet dat de voorzittershamer bedoeld zal zijn van het sectiebestuur nederlands van levende talen js overging van stutterheim 1950 1951 zaalberg 1952 1955 en lenselink 1960 1965 naar riemens feteris 1973 1974 sturm 1977 1978 en lootsma 1979 1982 zonder daarbij overigens een expliciete interpretatie te geven maar in de periode 1950 1982 waren ook nog voorzitter caron 1952 van der meulen 1956 1959 blok 1966 1969 batelaan 1969 1971 magusin 1972 van galen 1975 1977 ik zou graag uitgelegd krijgen of dat rijtje nog steeds tot dezelfde onontkoombare conclusie leidt laten we nu even de wrakke analyse en de kennelijk bevooroor deelde selectie van data voorzover hierboven aangetoond voor wat ze zijn zonder de kwaliteit en rationaliteit van de ver dere analyses en het feitenmateriaal in braets tekst te hoeven bekijken is voor mij intussen duidelijk dat voor hem zo n onderbouwing van zijn boodschap eigenlijk niet van wezenlijk belang is hij hanteert die mijns inziens slechts als rethori sche verpakking voor zijn boodschap ik stel dan vast dat braet een boodschap heeft beter mis schien een wens die ongeveer luidt ik wou dat het weer als vroeger was of nog beter wellicht ik wou dat het zo was als ik denk dat het vroeger was vgl toch prefereer ik de toestand van vroeger verre boven de huidige en dat beeld van vroeger ziet er als ik goed lees ongeveer als volgt uit het klassieke schoolvak mederlands op hbs gymnasium mms ma nier met een duidelijke taal en letterkundige component gegeven door universitair opgeleide docenten die zich makke lijk identificeren met wat er op die universiteit onder de noemer neerlandistiek c g filologie gedaan wordt zoveel mogelijk verenigd in een eerstegraads vakinhoudelijke vereni ging met een eigen clubblad en als onderwijs genoten door een relatief kleine goed geselecteerde groep leerlingen die op grond van hun eerste socialisatie tenminste enige congenali teit met de inhoud van dat schoolvak vertonen dat zo n paradijselijke toestand ook voor 1970 overigens niet bestond leert bijvoorbeeld van ginneken 1912 17 en 29 de verwijten die braet nu zijn analytisch onderscheiden groep 2 maakt vooral met betrekking tot specialismen in taal en let terkunde maakt ook van ginneken al evenzeer laakt hij de gevolgen daarvan voor het moedertaalonderwijs later mengen onder andere leest 1932 6 7 moorman 1936 hfdst 1 en van dis 1962 zich in dat koor mag braet zo n behoudzuchtige boodschap prediken waarom niet mag braet elitaire waarden zoals hij ze zelf noemt verdedi gen van mij wel mag braet zijn boodschap quasi wetenschappe lijk verpakken een bevestigend antwoord daarop kost me al wat meer moeite ik ben geneigd te denken dat een wetenschapper daar zijn vak niet voor moet mis bruiken wat mij echter stoort om braets eigen eufemisme te gebruiken is dat braet en als voorlichter en als wetenschappelijk medewerker en eigenlijk ook als schoolboekauteur de nodige distantie mist om zijn eigen waardegebonden opvattingen over het schoolvak moe dertaal nederlands ter discussie te stellen immers om een voorbeeld te noemen dat iemand het traditionele ontleden die harde kern van het klassieke schoolvak nederlands op de basisschool in de ban doet bestempelt hij in pejoratieve zin als gebaseerd op waarde oordelen maar voor het voorstel dat ontleden te handhaven onder aanbrenging van de hoognodige verbeteringen geldt dat kennelijk niet vele leraren houden nog altijd terecht vast aan het ontleden en benoemen ik zie dat de uiteindelijke consequentie van de uitgangspunten waarop mijn betoog gebaseerd is moet zijn dat ik braet ook dat gebrek aan distantie gun en gek genoeg ik kan voor braets opvatting nog begrip opbrengen ook tenslotte heb ik ook jaren en met erg veel plezier gezwoegd op de onzin die de klassieke neerlandistiek te bieden had van historische grammatica tot gotisch van middelnederlands tot zeven tiende eeuws van funeraire poezie tot de auctoriele vertel ler zonder me af te vragen waar dat nou allemaal voor nodig had en ook ik heb er een goed belegde boterham aan overge houden dus waarom zou je het niet zo houden omdat de kwaliteit van het bestaan voor iedereen iets anders vraagt denk ik egalitaire waarden sneert baert omdat het rationeel niet te verantwoorden is meen ik maar wie ben ik een daad van eenvoudige rechtvaardigheid om 91 aan de literair grammaticale kennisvorm een deel van de bewijslast te ontlenen 5 waarom hier eigenlijk zoveel aandacht besteed aan braets nostalgie en zijn poging tot verdediging daarvan 6 ik sluit niet uit dat daarin een zekere persoonlijke geraaktheid mee speelt persoonlijke aanvallen als van braet hoe aardig ook verpakt lokken een reactie uit maar dat kan mijns inziens geen voldoende grond leveren daarmee deze bladzijden te vullen braets publiek waarschuwen voor de eenzijdigheid van zijn boodschap kan evenmin een rechtvaardiging zijn ik hoop en verwacht dat dat voldoende resistent is tegen zijn manipula ties ook al heeft het dan zeker niet in het geheel modern moedertaalonderwijs genoten bovendien het medium dat te mijner beschikking staat bereikt dat publiek niet ook kan ik hiermee niet de bedoeling hebben braet slechts van zijn een zijdigheid te overtuigen een brief of een telefoongesprek zou dan meer in de rede liggen maar ik heb daaraan zoals gezegd uberhaupt niet zo n behoefte van mij mag braet ik wil braets exercitie niet alleen behandelen als exempel van guasi wetenschappelijke mij onsympathieke voorlichting maar vooral ook als exponent van een trend waartegen lezers van dit blad zich bewust moeten verzetten het ongemotiveerd slachtof feren van vakdidactiek als legitieme wetenschappelijke acti viteit of gemotiveerd alleen vanuit het perspectief van de barre strijd om het universitaire bestaan dat braet het niet eens is met ontwikkelingen in de neerlandi stiek dat zij hem vergund dat hij kennelijk met lede ogen ziet dat de inhoud van het schoolvak moedertaal nederlands verandert laat maar dat hij die twee ontwikkelingen op elkaar betrekt zonder enige aandacht te besteden aan de maat schappelijke context waarin ze plaatsvinden het lijkt me geen ramp wel onverstandig maar dat braet op zoek naar een diepe re oorzaak voor die voor hem zo vervelende ontwikkelingen mede op gezag van de utrechtse hoogleraar verkuijl of all persons ben ik geneigd te denken 7 uitkomt bij de hou ding van de universitaire moedertaaldidactici lijkt mij onzindelijk sauve qui peut ondanks alle tolerantie die braet voor zijn slachtoffers breed ten toonspreidt naast het genoemde autoriteitsargument geeft braet nog andere om de stelling te ondersteunen dat de didactici zitten te stoken in een goed huwelijk nou ja zo goed was dat huwelijk toch al niet volgens braets eerdere analyse ik denk dan ook dat als je de relatie tussen een wetenschappelijke discipline en een verwant schoolvak al met een huwelijk wilt vergelijken dat je dan historisch gezien beter kunt spreken van een ver borgen huwelijk waarin per definitie moeilijk te stoken is waarbij de voortplanting net als bij de cryptogamen via 92 sporevorming geregeld wordt maar dat is een ander verhaal en die argumenten zijn mijns inziens niet van belang ontbloot opnieuw gaat het om het misleidend gebruik dat braet ervan maakt impliciet onbewust onderkent braet dat de inhoud van een schoolvak een produkt is van historische sociale processen waarin rivaliserende machtsgroepen strijden om de dominantie van hun definitie van het vak zie voor een uiterst boeiende beschrijving matthijssen 1982 ik vind het knap mijn bewon dering voor braets intellectuele capaciteiten is al eerder in mijn betoog gebleken dat braet kennelijk op eigen kracht tot zo n fundamentele observatie komt kennis en onderwijssocio logie heeft hij daarbij niet nodig maar ook hier mist braet de nodige distantie bij de interpretatie ervan daardoor wordt overigens ook het resultaat van de observatie onhelder immers braet bespeurt de opkomst van een nieuwe definitie van het schoolvak die hem niet aanstaat zonder naar een bredere context te kijken misschien dat hij daarover dan toch maar eens iets moet lezen wijst hij de universitaire vakdidactici een groepje van zo n mens of twintig in nederland als formu leerders daarvan aan terwijl hij die tegelijkertijd monopo lievorming verwijt en het toekennen van een te overheersende plaats aan de ideologie in de beschouwingen over moedertaal onderwijs gemakshalve vergeet braet erop te wijzen dat de aanhangers van zijn favoriete definitie natuurlijk ook doen c q deden aan wat hij noemt monopolievorming zelfs op het te simplis tische analyseniveau waarop braet zich beweegt kan hij daar voor aanwijzingen krijgen door bijvoorbeeld eens te reflecte ren op de samenstelling van de commissie van den ent 1941 of van de commissie die van dis 1962 bijstond ik acht het een zijdig gebruik van monopolievorming in deze context dan ook incriminerend beter ware het dan ook te spreken van rivalise rende vakopvattingen ieder gedragen door ideologisch gein spireerde groepen met eigen toonaangevers zo men wil spreek stalmeesters want al vergeet braet ook dat te vermelden ook zijn favoriete definitie van het schoolvak is exponent van een ideologie what ever that may be die zich en ook dat is een algemeen verschijnsel het duidelijkst manifesteert aan een buitenstaander c q een tegenstander ervan de vooringenomenheid van braet blijkt het duidelijkst uit zijn vertekende observatie dat de afdelingen vakdidactiek aan de universiteiten op geloof ik een uitzondering na gevuld zijn met normaal functionalisten of daarmee verwante gelo vigen natuurlijk zie ik ook wel dat braet handig als hij ontegenzeggelijk is voldoende formele veiligheidskleppen inbouwt hij gelooft dat er een uitzondering is en hij heeft het over een vage groep verwante gelovigen maar de simplificatie van de complexe werkelijkheid heeft zijn effect 93 er zijn immers normaalfunctionalisten en ze beschikken over uitstekende spreekstalmeesters het lichtje gaat dus gegaran deerd branden via onder andere een eenzijdig beeld van de taak van de vakdi dactiek hapklare leerlingbrokken brouwen uit wat taal en letterkundigen de echte wetenschapsbeoefenaren produceren een beeld dat overigens perfect past bij braets favoriete definitie van het schoolvakconstrueert braet zijn relatie crisis waaraan de vakdidactici schuld zijn 8 dat het daar bij niet om een huwelijkscrisis gaat maar wellicht om een paradigmatische crisis waarover in een democratische con text rationele beslissingen te nemen zijn vgl tuthill ashton 1983 zonder daarbij gebruik te hoeven maken van een soort zwijgende meerderheid van vele leraren die vinden dat het blad levende talen vermoerd is geef ik braet graag als alternatief ter overdenking mee misschien dat hij na enig nader denkwerk tot de ontdekking komt dat het toekomst perspectief dat hij tenslotte schetst toch wel erg ideolo gisch gekleurd is de tot zijn treurnis dat wel meest bedreigde groep bij komende bezuinigingen en concentraties de didactici verdwijnt om plaats te maken voor onderzoekers die hun positie proberen te redden door maatschappelijk rele vant onderzoek aan te vatten dat zou de verkoop van taalda den zeker stimuleren dunkt mij maar zelfs braet kan toch niet echt denken dat het daarom uiteindelijk gaat of toch wel wellicht denkt hij werkelijk dat zijn vakdefinitie zoals neergelegd in zijn schoolboekjes de enig juiste is en de verdiensten dan die daaruit voortvloeien ach geld is toch maar bijzaak een mogelijke interpretatie van braets tekst heb ik in ieder geval buiten beschouwing gelaten een diverterende column mocht die echter geldig zijn dan raad ik braet aan eens bij stoker te rade te gaan om te leren hoe je door de presentatie van absurde onzin lezers kunt vermaken en sommigen daarvan althans mij daarbij ook nog de zekerheid verschaft dat alles relatief is warnsveld voorjaar 1984 noten 1 daarop wijst althans ook de advertentie voor braets schoolboek taaldaden die zijn artikel illustreert de tekst omrankt de advertentie die laatste laat overigens weinig te raden over kennelijk belangrijke doelstellingen van moedertaal onderwijs een ervan luidt letterlijk ongestoord koers rich ting havo eindexamen gelukkig wordt ook op andere belangen 94 gelet een ander verkoopargument geldbesparing door lagere aanschafprijs 2 op voorhand wijs ik af dat ik in mijn interpretatie een onwel willende lezer ben de consequentie daarvan is immers dat ik braet ondoordachte formuleringen verwijt uit de rest van mijn verhaal zal blijken dat ik braets retorische en intellectuele capactiteiten te hoog aansla om hem dat verwijt te kunnen maken voor alle duidelijkheid bij groep 1 noemt braet als voorbeeld onder andere stutterheim lenselink notermans paardekooper bij groep 2 de leidse taalkundige hoekstra en bij groep 3 griffioen en bonset 3 de precieze gegevens over de genoemde publikaties geeft braet niet ik voeg ze tussen haakjes toe en ontleen ze aan een inventaris die resy delnoy van de jaargangen 1965 en 1975 van levende talen gemaakt heeft 4 braet doet voorkomen of het erg eenvoudig is zo n vergelijkend oordeel over de inhoud van twee jaargangen te vellen in de praktijk blijkt dat niet het geval je moet over een aantal eenduidige criteria beschikken om te beslissen of een bepaalde bijdrage over het vak nederlands gaat of niet vervolgens of de bijdragen tot taal c q letterkunde behoort dan wel een didactisch artikel is of wellicht nog iets anders daarna rijst dan nog het probleem hoe je de omvang van de bijdragen in je oordeel verdisconteert een problematische case ten voorbeeld in lt 1975 verschijnt bonsets reeds genoemde artikel over de objectieve toetsing van taalvaardigheid in dezelfde jaargang verschijnt ook het twee de deel van braets bijdrage over de pragmatische dimensie van taalbeheersing nr 312 205 215 met als ondertitel taalfilo sofie en de didactiek van taalbeheersing mij is het ver schil tussen bonsets bijdrage en die van braet niet erg duide lijk toch maak ik uit de teneur van braets stuk in nieuw nederlands en vooral uit zijn opmerking daarin dat hij zelf zonder problemen in levende talen heeft kunnen publi ceren op dat zijn artikel niet tot de gewraakte categorie der didactische bijdragen behoort tegen de achtergrond van bovengemelde problemen presenteer ik dan ook met het nodige voorbehoud de volgende bestandsopname in de jaargang 1965 telde delnoy 15 artikelen 116 pagina s die over nederlands gaan vier daarvan waren letterkundig van aard notermans over veldeke 2 nijhof over mariken 2 schneider over multatuli 1 en de vrede over het maastrichts paasdrama 10 je kunt je afvragen of het hier nog om nederlandse letterkunde gaat taalkundig georienteerde bijdragen zijn er drie je kunt een beetje twijfelen aan stutterheims rede over gevoel stem en zin 11 maar van den toorns artikel over het naam 95 woordelijk gezegde 10 en dat van zwaan over de tussenzin 2 zijn midden in de roos nu 1975 delnoy telt 19 bijdragen 170 pagina s daaronder twee letterkundige bijdragen zickhardt over w f hermans 9 en mesland over hadewijch 12 ook twee taalkundige hauwer meiren over telwoorden 2 en van essen over kruizinga 15 5 geheel binnen de tradities van de literair grammaticale ken nisvorm cfr matthijssen 1982 20 22 72 79 alludeert braet zo nu en dan op klassieke meesterwerken in de loop van zijn betoog een techniek die hoog gewaardeerd wordt en een tekst voor echte kenners overtuigender gemaakt eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik niet zo n kenner ben dat ik de vol gende allusie zonder meer kan thuisbrengen hoe verklaarbaar en deels onontkoombaar de vervreemding van de wetenschapsbe oefenaren van het moedertaalonderwijs ook is geheel vrijuit gaan de klerken niet toch moest dat een belangrijke passage zijn de paragraaf waarin ze voorkomt is getiteld het verraad der klerken julien benda la trahison des clercs 1927 om te laten merken dat ook ik niet van de straat ben verwerkte ik twee dergelijke toespelingen in mijn tekst cryptogamen is de titel van een verzamelbundel van gerrit achterberg onder de aanduiding een daad van eenvoudige rechtvaardigheid 1909 schreef willem kloos een aantal studies over onze acht tiende eeuwse dichters zonder deze verklarende noot kon mijn tekst de redactie echter niet passeren 6 de aanleiding tot dit verhaal levert een te aardige anecdote om die geheel onvermeld te laten in een telefoongesprek vroeg ronald dietz mij eind 1982 namens de redactie van nieuw neder lands een reactie te schrijven op braets stuk waarvan ik toen het bestaan overigens niet kende zijn argument was dat braet het nu toch wel wat al te dol maakte maar dat de redactie zelf niet in een positie verkeerde om hem van repliek te die nen die reactie moest er binnen tien dagen zijn breats stuk zou hij me opsturen toen ik dat gelezen had en resy delnoy bereid bleek wat zoek werk voor me te verrichten besloot ik aan dietz verzoek te voldoen ik stuurde een verkorte versie van dit verhaal in dat vooral inging op braets elitaire en absolutistische vak opvatting en de quasi onderbouwing daarvan na enige tijd kreeg ik een briefje met de verontschuldigende mededeling dat de tekst niet geplaats was omdat de harde argumentatie te specifiek is de zachte niet erg toegankelijk daar voegt col lega jan schlebusch aan toe dat hij plaatsing van een reactie in deze toon en taal niet erg elegant vindt ten opzichte van antoine braet die zijn artikel met enige reserve heeft ingele verd het onfatsoen van zo n behandeling van een gevraagde bijdrage was de redactie kennelijk niet ontgaan als compensa 96 tie werd in een merkwaardige noot bij het artikel van braet de verschijning van spiegel aangekondigd 7 ook ik heb een keer publiekelijk met de hooggeleerde verkuijl over deze kwestie kunnen discussieren op mijn vraag waarom hij nooit het voorbeeld van freudenthal gevolgd heeft moest hij me een antwoord schuldig blijven 8 zie voor een ander beeld van de taak van vakdidactiek hooymayers lijnse 1981 overigens geeft griffioen in hetzelf de nummer van nieuw nederlands ook een andere kijk op vakdi dactiek bibliografie ball s j competition and conflict in the teaching of english a socio historical analysis in journal of curriculum studies 14 1982 nr 1 1 28 ball s j conflict panic and inertia mother tongue teaching in england 1970 1983 in herrlitz e a 1984 ter perse braet a red taalbeheersing als nieuwe retorica een historisch programmatisch en bibliografisch overzicht groningen 1980 braet a neerlandistiek en moedertaalonderwijs een analyse van een relatiecrisis in nieuw nederlands 1983 nr 1 1 2 dis l m van e a didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal amsterdam enz 1962 ent w van den e a het onderwijs in de nederlandse taal en letterkunde op de middelbare school s gravenhage 1941 ginneken j van als ons moedertaalonderwijs nog ooit gezond wil worden nijmegen 1917 herrlitz w e a eds mother tongue education in europe a survey of standard language teaching in nine european countries enschede 1984 ter perse hooymayers m p p l lijnse vakdidactiek als onmisbare inter discipine in pedagogische studien 58 1981 nr 3 134 140 leest j het voortgezet onderwijs in de moedertaal groningen 1932 mathieson m the preachers of culture a study of english and its teachers london 1975 matthijssen m j a m de elite en de mythe deventer 1982 moorman j g m de moedertaal nijmegen utrecht 1936 sturm j mother tongue teaching in the netherlands 1969 1980 in herrlitz e a 1984 ter perse 97 tuthill d p ashton improving educational research through the development of educational paradigms in educational researcher 12 1983 nr 10 6 14 98