Publicatie datum: 1996-01-01
Auteur: Hugo Verdaasdonk
Collectie: 14
Volume: 14
Nummer: 3
Pagina’s: 73-77
Documenten
kritiek commentaar en beschouwing hugo verdaasdonk de nederlandse benadering van literatuurgeschiedenis het advies examenprogramma s nederlands havo vwo1 van de stuurgroep profiel tweede fase wordt sterk gedomineerd door het perspectief van taalbeheersers dit ligt voor de hand gezien de inhoud van de eindexamenprogramma s van de vijf examenonderdelen liggen er drie mondelinge taalvaardigheid leesvaardigheid en schrijfvaardigheid direct op het terrein van de taalbeheersing ook het examenonderdeel literatuur wordt benaderd vanuit het oogpunt van taal beheersing het uitgangspunt van de stuurgroep is dat literaire teksten zo niet qua taalgebruik verschillen van niet literaire teksten dan toch aanzienlijke eisen stellen aan de leesvaardigheid van leerlingen de stuurgroep schrijft het lezen van literaire teksten vraagt een andere manier van lezen dan andere teksten het is noodzakelijk aandacht te besteden aan het lees proces en de wijze waarop literaire teksten kunnen worden benaderd men zou hierbij kunnen denken aan het leren omgaan met ironie dubbele bodems historiciteit experimentele vormen poetisch taalgebruik e d p 31 voorzover dat mogelijk is binnen het kader van een advies is de stuurgroep vrij expliciet over het soort verschijnselen in een literaire tekst dat aandacht verdient metafoor perspectief genre of tekstsoort enz natuurlijk liggen er ook didactische overwegingen aan het advies ten grondslag de literaire ontwikkeling komt tot stand in een langdurig proces zegt de stuurgroep de leerling dient een leesdossier aan te leggen dat een leesbiografie en een of meer balansverslagen kan bevatten dit schept de mogelijkheid om wat er gelezen is gedurende een zekere periode vast te houden en daar eens diepgaander over na te denken beschrijven verdiepen evalueren van de eigen leeservaring vindt de stuurgroep van groot belang het leesdossier geeft de docent de gelegenheid de literaire ontwikkeling van de leerling te begeleiden deze overwegingen brengen een van de doelstellingen van het moedertaalonderwijs binnen bereik leerlingen het besef bijbrengen dat teksten gedifferentieerd zijn wat betreft de eisen die zij aan de leesvaardigheid stellen aan een ander traditioneel doel van het literatuuronderwijs cultuuroverdracht besteedt de stuurgroep veel minder expliciete aandacht over het subdomein literatuurgeschiedenis valt te lezen spiegel 14 1996 nr 3 73 77 de leerling heeft een overzicht van de hoofdlijnen van de literatuur geschiedenis dat wil zeggen kennis van de chronologie en de globale kenmerken van de voornaamste perioden van de westerse cultuur in het algemeen en de nederlandse cultuur in het bijzonder kennis van belangrijk verschuivingen in de loop des tijds ten aanzien van inhoud vorm en opvattingen p 31 deze eis geldt voor degenen die eindexamen vwo niet voor hen die eindexamen havo doen hier ligt een probleem naar mijn mening is het onoplosbaar ik zou de stuurgroep dan ook niet willen verwijten dat zij het probleem onopgelost laat wat is het probleem bij het verkrijgen van een overzicht van de literatuurgeschiedenis zijn leerling en docent aangewezen op de nederlandse traditie van literatuurgeschiedschrijving literatuurgeschiedenissen ten behoeve van het secundaire onderwijs zijn vereenvoudigde versies van de aanpak die aan de universiteiten gangbaar is zoals overal ter wereld delen nederlandse literatuurhistorici de literatuur in volgens generaties perioden en stromingen kenmerkend voor de nederlandse manier van literatuurgeschiedschrijving is dat iedere onderverdeling als van zuiver literaire aard wordt beschouwd de literatuur wordt als autonoom verschijnsel benaderd dat naast continuiteit ook veranderingen kent waarvan de oorzaken zuiver literair zijn op deze wijze denkt de literatuurhistoricus trouw te blijven aan zijn opdracht het beschrijven van continuiteit en verandering binnen de literatuur volgens deze opvatting is literatuur wezenlijk verschillend van geestelijke politieke of maatschappelijke stromingen literatuur is zuivere schoonheid die voortkomt uit andere literatuur of uit hoogst individuele nauwelijks te benoemen aandoeningen van de auteur wie wel eens een franse literatuurgeschiedenis in handen heeft gehad weet dat achttiende eeuwse auteurs als voltaire diderot en rousseau bepaald niet als zuiver literaire auteurs worden gepresenteerd al wordt er een sterk accent gelegd op de stijlkwaliteiten van hun werk hun productie wordt in verband gebracht met de gevarieerde maatschappelijke debatten waaraan deze auteurs deelnamen hun opvattingen over wetenschap literatuur de staatsinrichting filosofie godsdienst krijgen uitvoerige aandacht werk dat zich met deze onderwerpen bezighoudt wordt evenzeer tot het oeuvre van de genoemde auteurs gerekend als hun romans of toneelstukken ook bij de bespreking van teksten uit andere perioden dan die ik als voorbeeld nam pleegt een franse literatuurgeschiedenis ruime aandacht te besteden aan geestelijke en maatschappelijke stromingen die van invloed zijn geweest op de literaire ontwikkeling of door deze zijn beinvloed nederlandse literatuurgeschiedenissen bespreken de productie van auteurs uit de verlichting om bij het gekozen voorbeeld te blijven in sterke mate als zuiver of hoofdzakelijk literair deze benadering leidt ertoe dat de nederlandse stroming en 74 haar pendant in het buitenland als uitsluitend of minstens sterk literair van aard worden opgevat dit vertekent in ieder geval het beeld van de buitenlandse stroming zoals gezegd deze benadering is zeer gangbaar hier zonder casuistiek te willen bedrijven kan de benadering van gorter worden aangevoerd als typisch voor de nederlandse literatuurgeschiedschrijving zijn herwaardering als belang rijkste dichter van tachtig heeft er niet toe geleid dat zijn werk waarin bemoeie nissen met spinoza of het wereldcommunisme tot uiting komen op gelijke voet wordt behandeld met werk waarin deze bemoeienissen niet of veel minder duidelijk spreken een tweede aspect dat franse literatuurgeschiedenissen om maar bij het voorbeeld te blijven van nederlandse onderscheidt is dat er vaak aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke of institutionele context waarin literatuur functioneerde het gaat dan niet zoals bij het vorige punt om de inhoud van allerlei opvattingen het gaat om de context de maatschappelijke achtergrond de oogmerken op specifieke buiten literaire terreinen die sterk vormend is geweest op de des betreffende opvattingen men kan constateren dat corneille en racine bepaalde opvattingen hadden over wat literatuur is en over de gevoelens die in hun stukken worden weergegeven en over de gevoelens die hun stukken bij de toeschouwer dienden op te wekken een andere constatering is dat deze opvattingen dicht bij die van descartes corneille en het jansenisme racine lagen dan ziet men zich gesteld voor de vraag waarom de auteurs ze ten grondslag wilden leggen aan hun literaire werk de aandacht voor dergelijke contextuele factoren is niet systematisch de vraag die ik opwierp wordt zelden gesteld het idee dat factoren uit de maatschappelijke context van belang zouden zijn voor een verklaring van de reputatie die het werk of de auteur heeft verworven krijgt hoogstens incidenteel expliciete aandacht maar de ontwikkeling van het oeuvre en de reputatie van corneille en racine wordt voor een belangrijk deel belicht vanuit het succes of het gebrek daaraan dat hun stukken hadden bij het franse hof van lamartine en hugo worden de politieke activiteiten vermeld vigny geldt als vertegenwoordiger van een bepaald maatschappelijke militaire kaste van zola wordt diens aandeel in de zaak dreyfus besproken wanneer nederlandse auteurs tot een bepaalde beroepsgroep dominees behoren of tot een collectief met specifieke maatschappe lijke kenmerken de rederijkerskamers wordt dit als een omstandigheid gezien die een negatieve waardering van hun werk rechtvaardigt ik zeg niet dat het werk van leden van deze groepen van superieure kwaliteit zou zijn ik zeg alleen maar dat het argument niet deugt multatuli is een typisch geval een analyse van het gebrek aan politieke impact van de max havelaar of van de voorbeeldfunctie van multatuli voor latere vrijdenkers en socialisten vormt geen kost die leerlingen wordt voorgezet ik denk niet dat veel literatuurhistorici een fundamenteel verband zullen willen leggen tussen hermans optreden in de weinreb discussie en de donkere kamer van damocles of nooit meer slapen 75 ik zou niet het misverstand willen wekken dat de nederlandse literatuur geschiedschrijving van mij op de leest van de franse geschoeid dient te worden het gaat mij erom een schets te geven van het beeld van de literatuur dat literatuurhistorici hier hoog houden zoals gezegd volgens dat beeld is de literatuur een geheel eigenstandig domein dat een eigen zuivere aard bezit mijn schets lijkt misschien onrechtvaardig jegens bestaande pogingen om meer context in de literatuurgeschiedenis te brengen het bekende schoolboek van calis lijkt misschien een case in point 2 maar het oogmerk van diens contextualisering van de literatuur is niet te laten zien dat de literaire productie in de loop des tijds en ook binnen een periode als meer of minder sterk waargenomen onderlinge verschillen vertoont het oogmerk is niet te wijzen op het belang voor deze waar genomen verschillen van de relaties tussen de literaire productie en domeinen buiten de literatuur noch op de rol van interne veranderingen binnen het domein van de literatuur in de samenstelling van de boekproductie in de oogmerken die men aan literatuur toeschrijft in het succes of gebrek daaraan van buitenlandse auteurs die wel of juist niet nagevolgd worden enz wat serieuze aandacht voor de veelvormigheid van literatuur tegengaat is ten eerste het oogmerk van literatuurhistorici om te suggereren dat de literaire productie wezenlijk continuiteit vertoont en ten tweede hun oogmerk om alle teksten die tot het literaire erfgoed worden gerekend als van overeenkomstig hoge kwaliteit te beschouwen het geloof is nog wijd verbreid dat deze twee zaken continuiteit en kwaliteit van talige eigenschappen afhangen die teksten tot literatuur zouden maken ik meen dat de nederlandse opvatting van literatuurgeschiedschrijving een strategisch nadeel oplevert om de positie van het onderdeel literatuur in het curriculum te bepalen wanneer literatuur als zuivere kunst wordt gezien is het altijd mogelijk het aantal werken waarvan kennis dient te worden genomen te reduceren men kan de uitval van een meesterwerk uit het programma moeiteloos rechtvaardigen door erop te wijzen dat een ander even groot of misschien groter meesterwerk wel op het programma blijft staan de omvang van het literaire erfgoed is niet vast om de doelstelling te realiseren die taalbeheersers aan het literatuuronderwijs toekennen kan men volstaan met leerlingen een of twee teksten te laten lezen die natuurlijk rijk aan metaforen dubbele bodems en ironie dienen te zijn een benadering waarbij literatuur in context wordt geplaatst en die antwoord wil geven op de vraag waarop de waargenomen verschillen en overeenkomsten tussen literaire teksten teruggaan levert natuurlijk geen argumenten op voor een vaste omvang van het bestand te lezen literaire werken als het accent op de context ligt zal men misschien wel meer over deze context dienen te lezen dan de teksten die deel uitmaken van deze context maar wanneer een probleem helder is en het duidelijkheid bestaat over wat er nodig is om het op te lossen of verder te preciseren kan er met meer argumenten een zekere tijdsomvang worden verdedigd voor het onderdeel literatuurgeschiedenis literatuurhistorici hebben het hier 76 boven besproken probleem nooit gesteld hun concentratie op de ontwikkeling van de zuivere literatuur is door de jaren heen exclusief geweest staatssecretaris netelenbos3 is afgeweken van het advies door literatuur uit het moedertaal curriculum te halen de nederlandse literatuur wordt samen met literaturen van andere landen gegeven hiertegen is als bezwaar aangevoerd dat het dan niet meer mogelijk is een enigszins adequaat overzicht van onze letterkunde te geven 4 uit mijn schets volgt dat deze mogelijkheid al minimaal was ook wanneer literatuur onderdeel zou blijven van het moedertaal curriculum een groot nadeel van het idee van de staatssecretaris is dat wanneer zeg de verlichting wordt behandeld men de buitenlandse literatuur tijdens deze periode als zuiver literair kan gaan benaderen om de overeenkomst met het nederlandse pendant zo opvallend mogelijk te laten zijn wat een vertekening is het ander alternatief is dat het wijzen op de verwevenheid van de buitenlandse literaturen met maat schappelijke en geestelijke stromingen de nederlandse literatuur uit die periode zeer ongelijksoortig zal laten lijken beide mogelijkheden zijn nadelig voor de kennis die men in het vak literatuur wil aanbrengen van de nederlandse en van een buitenlandse literatuur noten 1 stuurgroep profiel tweede fase advies examenprogramma s havo en vwo nederlands enschede stichting leerplanontwikkeling 1995 2 zie p calis e a het spel en de knikkers amsterdam meulenhoff 1972 3 zie de brief van de staatssecretaris van onderwijs cultuur en wetenschap t netelenbos over de examenprogramma s havo vwo aan de voorzitter van de tweede kamer der staten generaal van 10 juni 1996 4 zie de brief protest eindexamenprogramma s nederlands van de vakgroepen nederlands van de rul kun rug uva vu en ruu aan de staatssecretaris van onderwijs cultuur en wetenschappen van 10 september 1996 77