Publicatie datum: 1987-05-01
Auteur: Frans Daems
Collectie: 17
Volume: 17
Nummer: 3
Pagina’s: 190-197
Documenten
de positie van het moedertaalonderwijs in vlaanderen aanleiding er wordt geregeld geklaagd over de taalvaardigheid van scholieren en van afgestudeerden van het voortgezet of secundair onderwijs in nederland en vlaanderen en die klachten worden erg snel omgezet in klachten over het peil van het moedertaalonderwijs zowel in het onderwijs zelf als daarbuiten vallen der gelijke vragen te beluisteren de vragen of klachten hebben betrekking enerzijds op de al dan niet vermeende gebrekkige resultaten van dat onderwijs anderzijds op de mogelijke oorzaken van die subjectief of objectief teleurstellen de resultaten op voorstel van de raad voor de nederlandse taal en lette ren besliste de nederlandse taalunie in 1985 op korte termijn een onderzoek te laten instellen naar de positie van het nederlands in het onderwijs de opdracht betrof het onderwijs in het nederlands aan autochtone leerlingen in het basis en voortgezet of secundair onderwijs daarbij werd uitdrukkelijk gevraagd aandacht te besteden aan de rol van de overheid in dezen de opdracht om deze inventarisatie uit te voeren werd verleend aan prof dr h wesdorp universiteit van amster dam stichting centrum voor onderwijsonderzoek en prof dr fr daems universiteit antwerpen ufsia uia zij werden bij het werk bijgestaan door resp mevr e teysse en mevr r rymenans de inventarisatie en de totstand koming van het rapport werden mogelijk gemaakt door een subsidie van de stichting voor onderzoek van het onderwijs svo het nederlandse ministerie van onderwijs en weten schappen en de nederlandse taalunie dit alles gebeurde onder auspicien van het nederlands vlaamse overleg onderwijsresearch en documentatie oord binnen een relatief korte tijd hebben de auteurs een rap port samengesteld waarbij in tien parallelle hoofdstukken de positie van het onderwijs in het nederlands en de rol van de overheid daarbij in nederland en belgie werden beschreven daartoe hebben zij gesteund op schriftelijke bronnen en op informatie verstrekt door een tachtigtal informanten het rapport bestaat uit een gemeenschappelijk inleidend hoofdstuk 0 en een gemeenschappelijk hoofdstuk 11 met 190 vonk 1987 17de jg nr 3 conclusies en aanbevelingen deel b bevat tien hoofdstukken over de positie van het onderwijs in het nederlands in vlaanderen het onderwijssysteem in vlaanderen karakteristiek voor het onderwijssysteem in vlaanderen is dat er drie onderwijsnetten bestaan met ideologische eigenheid het rijksonderwijs het officieel gesubsidieerd onderwijs provinciaal en stedelijk gemeentelijk en het vrij gesubsidieerd onderwijs overwegend katholiek door de wet van 29 5 1959 beschikken de gesubsidieerde netten over een zgn pedagogische vrijheid die inhoudt dat elke inrichtende macht het recht heeft binnen door de landelijke overheid bepaalde randvoorwaarden het onder wijs te organiseren naar eigen pedagogisch of ideologisch inzicht meestal hebben scholen of scholengemeenschappen elk hun eigen inrichtende macht voor het rijksonderwijs daarentegen berust de inrichtende macht bij de nationale minister van onderwijs welke overheid verantwoordelijkheid draagt voor de ver schillende aspecten van het onderwijs in het nederlands is op deze manier niet altijd gemakkelijk te identificeren er is om te beginnen de nationaal belgische minister van onderwijs d coens en de nationale administratie het ministerie van onderwijs binnen de regionale vlaamse deelregering is er echter ook een minister t kelchter mans met een zij het nog vrij beperkte bevoegdheid voor onderwijs het nationaal belgische ministerie vormt op die manier zowat de enige overheid voor het rijksonderwijs de andere onderwijsnetten hebben naast het ministerie als overheid ook nog de inrichtende machten en in zekere zin ook de overkoepelende verenigingen of verbonden die op hun beurt ook een onderwijsbeleid voeren dit alles heeft o m als gevolg dat er op veel verschillen de plaatsen overheden zijn die elk ook iets kunnen doen ter bevordering van het onderwijs in het nederlands maar er is geen enkele afdeling die zich specifiek of uitslui tend met dit onderwijs bezig houdt het we tte lijke kader de urenaantallen nederlands worden in de eerste plaats bepaald door de nationale overheid in het lager onderwijs wordt 21 5 tot 25 van de beschikbare tijd voor nederlands uitgetrokken in het secundair onderwijs is die tijd veel kleiner tussen 6 25 en 12 5 die tijd ligt het laagst in het beroepsonderwijs waar precies vaak ook de meest taalzwakke leerlingen te vinden zijn de vernieuwingen 191 in het secundair onderwijs hebben vaak tot een volgens insiders te drastische inlevering van de urenaantallen nederlands geleid door middel van leerplannen omzendbrieven van de inspectie e d m schrijven de overheden inhouden voor er zijn echter bijna geen betrouwbare gegevens over de feitelijke praktijk van het onderwijsaanbod nederlands in termen van uren leeropdracht lijkt de leraar nederlands in het secundair onderwijs er beter voor te staan dan zijn nederlandse collega toch is het moeilijk de twee te vergelijken omdat niet duidelijk is hoe sterk de onder steuning is die de leraren genieten onderzoek naar de feitelijke taakzwaarte van de leraren nederlands is in belgie niet gedaan in nederland wel scholing en nascholing de studieduur voor kleuterleid st er onderwijzer es en regent es werd recentelijk van twee op drie jaar gebracht in de betrokken lerarenopleidingen wordt het als een ernstig probleem ervaren dat het totale aantal uren voor nederlands en vakdidactiek nederlands helemaal niet is toegenomen bovendien wordt hier geklaagd over een groot aantal taal zwakke kandidaten de inhoud en de duur van de universitaire lerarenopleiding voldoen niet de aggregatie beschikt wettelijk niet over financiering en daardoor over weinig personeel daardoor wordt hier ook relatief weinig onderwijsgericht onderzoek verricht tegelijk houdt het curriculum neerlandistiek in de germaanse filologie weinig of geen rekening met het feit dat veel van deze studenten zich op een beroep als leraar nederlands voorbereiden een nieuwe wet op de aggregatie die in een extrajaar voor de leraren opleiding zou voorzien lijkt dringend nodig bij alle typen van lerarenopleiding doet zich het probleem voor dat de inhoudelijke coordinatie tussen vakdidactische opleiding in de lerarenopleiding en de stageschool en de mentoren zeer moeilijk is een gestructureerde com binatie van pre service en in service training bestaat in de werkelijkheid niet onderwijs in het nederlands verloopt voor een niet onbe langrijk deel via het onderwijs in de andere schoolvakken die leraren worden op deze taak in hun studie helemaal niet voorbereid het steunvak nederlands in de middelbare normaalscholen lijkt in de praktijk hier ook niet op gericht te zijn 192 over de behoeften aan en de effecten van de nascholing nederlands zijn geen harde gegevens bekend er bestaan zeer vele nascholingsinitiatieven waartussen weinig coor dinatie bestaat nascholing wordt vaak gegeven door vrij willigers aan vrijwillige deelnemers zodat slechts een beperkt aantal leerkrachten bereikt worden ondersteuning van leerkrachten de ondersteuning van de leerkrachten verloopt in de eerste plaats via de inspecties een ernstig probleem daarbij is dat de inspecties vaak overvraagd worden zij zijn voor een groot aantal leraren bevoegd en zij worden be trokken bij allerhande administratieve zaken leerplan ontwikkeling nascholing leermiddelenevaluatie innovatie enz de diocesane inspecteurs nederlands in het vrij gesub sidieerd onderwijs vervullen hun inspectie naast een op dracht als leraar de pedagogische centra van het rijk en van het stedelijk onderwijs antwerpen en gent hebben slechts een kleine staf in het vrij onderwijs zijn er nog bijna geen curriculumontwikkeling het curriculum nederlands op een school is de concrete realisering van wat door leerplannen en leermiddelen wordt voorgeschreven of voorgesteld de leerplannen spelen hierbij een belangrijke rol omdat zij in de grote lijnen de inhoud van het onderwijs neder lands voorschrijven problematisch is dat de leerplancom missies die de leerplannen ontwerpen bestaan uit leden van de inspectie en voltijdse leraren d w z dat zij noch de tijd noch de mogelijkheid hebben om terdege rekening te houden met de vakliteratuur en de onderzoeks gegevens uit het binnen en vooral het buitenland b v in verband met schrijven lezen taalbeschouwing enz zij kunnen nauwelijks een beroep doen op ondersteuning door deskundigen er is een gelukkig begin van samenwerking tussen de leerplancommissies van verschillende onderwijsniveaus samenwerking tussen leerplancommissies van verschillende onderwijsnetten is vanwege het principe van de pedagogi sche vrijheid onbestaande zodat hetzelfde werk over gedaan wordt het lijkt wenselijk dat de leerplancommissies ondersteund zouden worden door een soort van vlaamse tegenhanger van de nederlandse stichting voor de leerplanontwikkeling slo zodat tegelijk ook samenwerking met nederland moge lijk zou worden 193 de ontwikkeling van leermiddelen leerboeken en meer recentelijk educatieve courseware gebeurt eveneens op vrije basis voornamelijk via de uitgeverijen ook hier is het gevolg van de versnippering van de krachten dat de kwaliteit van de leermiddelen naar beneden gedrukt wordt innovatie de grootscheepse vernieuwingen door middel van het vernieuwd lager onderwijs vlo het vernieuwd secundair onderwijs vso en het vernieuwd beroepssecundair onderwijs vbso zijn vooral van formele en structurele aard het vlo werkt met de verouderde leerplannen taal in het vbso wordt in de experimenten in de pilootscholen gewerkt aan integratie van nederlands met andere vakken het wordt als een probleem aangevoeld dat in al deze vernieuwingen de inhoudelijke kant van het nederlands nauwelijks of niet onderwerp van vernieuwing is een ander ernstig probleem is de drastische vermindering van de urenaantallen voor nederlands de begeleiding op de scholen bij deze vernieuwingen is vooral van algemeen onderwijskundige aard niet van vak inhoudelijke leermiddelenevaluatie een systematische inventarisatie en evaluatie van de leer middelen met name schoolboeken en educatieve courseware ontbreekt de enkele verbeteringsraden die werken leveren alleen niet becommentarieerde en daardoor weinig informa tieve lijsten van boeken op die op school gebruikt mogen worden leraren hebben op die manier weinig informatie bij de keuze van een schoolboek daarnaast moet vastgesteld worden dat tal van schoolboeken nederlands ook de goedgekeurde vakinhoudelijk en vak didactisch als volkomen verouderd dienen te worden beschouwd kwaliteitsbewaking onderwijsresultaten de kwaliteitsbewaking door de inspectie is vooral bewaking van het onderwijsproces niet van het produkt via leerplannen richtlijnen nascholing en besprekingen anticiperen ze a h w probleem is vaak alweer de grote taakbelasting centrale selectieve of eindtoetsen bij basis of secundair onderwijs bestaan er niet de leraren nederlands hebben 194 individueel de verantwoordelijkheid te waken over de kwali teit van hun onderwijsresultaten onderzoek naar de kwali teit van de toetsen in het vrij secundair onderwijs wijst een grote verscheidenheid in de waarde van die toetsen uit wel een kwaliteitsbewakende functie hebben de kan tonnale examens de interdiocesane toetsen en de centrale toetsen van het stedelijk onderwijs antwerpen en gent over de kwaliteit van deze toetsen is men het vaak niet eens de vraag is ook in welke mate de uitkomsten ervan opgevolgd worden bij het beoordelen van de geschiktheid van de laatstejaars van het secundair onderwijs moet met de beheersing van de moedertaal rekening worden gehouden deze is echter niet geoperationaliseerd tenslotte is er ook de homologatiecommissie die echter voornamelijk nagaat of het leerplan afgewerkt is en die niet echt over de kwaliteit waakt een essentiele voorwaarde voor kwaliteitsbewaking van de onderwijsresultaten is dat men normen heeft wat moet een leerling bij het eind van de basisschool of van het secundair onderwijs aan taalvaardigheid beheersen daarover bestaan alleen impressionistische indrukken niet gebaseerd op enig onderzoek het lijkt dan ook wenselijk dat er een vorm van peilings onderzoek wordt gedaan onderzoek dat zo wordt opgezet dat er conclusies voor de praktijk van het onderwijs in het nederlands uit getrokken kunnen worden onderwijsonderzoek onderzoek in het domein van het onderwijs in het neder lands gericht hetzij op de behoeften van de onderwijs gevenden hetzij op de ondersteuning van het overheids beleid is dun gezaaid het onderzoek dat wel gebeurt komt er veelal op eigen initiatief van de onderzoekers opdrachten tot onderzoek m b t het onderwijs in het neder lands komen er niet de verklaring is complex het ontbreekt aan initiatiefnemers het onderwijsonderzoek is traditioneel vooral van algemeen onderwijskundige aard de universitaire lerarenopleidingen waar dit onderzoek op zijn plaats zou zijn hebben noch mankracht noch acade mische status terwijl de faculteiten letteren en wijs begeerte meer in zuiver taalkundig of literatuurweten schappelijk onderzoek geinteresseerd zijn 195 aansluitingsproblematiek in vorige hoofdstukken is erop gewezen dat men om kwali tatief hoogstaand onderwijs in het nederlands te kunnen realiseren een scherp beeld moet hebben van wat van leer lingen bij het einde van het lager en secundair onderwijs verwacht mag worden men zou dus moeten weten welke eisen of verwachtingen leven bij het secundair onderwijs t a v het basisonderwijs en wat het hoger onderwijs het bedrijfsleven en de samenleving verwachten van school verlaters zulke inventarisatie is in vlaanderen totnogtoe niet gemaakt de paar onderzoeken naar de aansluiting tussen lager en secundair onderwijs en tussen secundair onderwijs en hoger onderwijs of bedrijfsleven die wel zijn gebeurd zijn uiteindelijk zeer beperkt gebleven daarom is het onmogelijk na te gaan in welke mate het onderwijsaanbod tegemoet komt aan de vooropgestelde doel stellingen en of die doelstellingen gerechtvaardigd zijn conclusies en aanbevelingen de conclusies en aanbevelingen van het rapport zijn gelijk lopend voor nederland en belgie bij de inventarisatie werd vastgesteld dat zeer veel mensen iets aan het moedertaalonderwijs doen maar ook dat er een zeer grote versnippering van de krachten is ook werd vastgesteld dat de velen die zich voor de verbetering van het onderwijs in het nederlands inzetten dat zijn in de eerste plaats de leraren zelf ernstig geremd worden door een gebrek aan ondersteuning de mensen die betrokken zijn bij de leerplanontwikkeling de ontwikkeling van leermiddelen de innovatie en de professionalisering van de onderwijsgevenden hebben noch de tijd noch de ruimte om zich op de hoogte te stellen van wat uit onderzoek bekend is of om zelf het nodige onderzoek aan te vatten de wetenschappelijke instellingen besteden geen gerichte aandacht aan moedertaalonderwijskundig onderzoek als onze samenleving een beter onderwijs in het nederlands wenst dan zal ze volgens de samenstellers van het rapport wesdorp daems aandacht moeten besteden aan de grote nood aan ondersteuning van het moedertaalonder wijs de behoefte aan onderzoeks en ontwikkelingswerk de wenselijkheid van samenwerking en coordinatie in elk land en tussen nederland en belgie 196 het rapport wesdorp daems doet daarom twee grote aanbeve lingen aan de respectieve onderwijsoverheden in nederland en belgie aanbevelingen die de nederlandse taalunie mee ter harte zou kunnen nemen 1 het onderwijs in het nederlands maken tot beleidspriori teit van het onderwijsbeleid in beide landen 2 het instellen van een speciale gemengde belgisch nederlandse taakgroep nederlands die de respectieve over heden gefundeerd advies kan verschaffen de auteurs stellen daarbij dat de verschillende betrokken overheden niet met handelen hoeven te wachten ze zijn van oordeel dat een inventief en creatief beleid in staat moet zijn een aantal dingen in het onderwijs in het neder lands te herschikken en anders aan te pakken ook in een tijd van besparingen voorwaarde is dat de betrokkenen overtuigd zijn van de noodzaak van een beter moedertaal onderwijs fr daems bieststraat 160 2970 hever bibliografie h wesdorp e teysse fr daems r rymenans de positie van het onderwijs in het nederlands en de rol van de overheid in nederland en vlaanderen nederlandse taalunie s l 1986 197