Een ander tekstonderwijs – Een andere grammatica

Publicatie datum: 1981-01-01
Collectie: 12
Volume: 12
Nummer: 6
Pagina’s: 36-48

Documenten

wim van calca r grammatica een ander tekstonderwijs onderwijs een andere grammatica alle pleidooien voor afschaffing van het grammatica onderwijs hebben tot nog toe wei nig uitgehaald de meeste leerkrachten in basis en voortgezet onderwijs blijven gramma tica geven volgens wim van calcar heeft het daarom meer zin om de bestaande praktijk als uit gangspunt te nemen en te trachten om van hieruit het taalonderwijs geleidelijk aan te veranderen dan de revolutie te prediken niet iedereen zal het met deze strategie eens zijn en zeker niet de leerkrachten die gram matica wel van hun lijstje geschrapt hebben dit artikel is dan ook vooral bestemd voor degenen die om wat voor reden dan ook iets aan grammatica doen voor hen presen teert van calcar een voorstel voor een grammatica onderwijs dat geent is op de traditio nele grammatica en dat leerlingen begrip voor de gebruikelijke onderscheidingen bij wil brengen zonder te vervallen in de beruchte foefjes didactiek wij zijn met van calcar benieuwd naar reacties op dit voorstel uit de praktijk i n l ei d in g basis en voortgezet onderwijs dat deze kennis uitbouwt met gebruikmaking van de traditionele in het eerste deel van dit artikel geef ik een me termen dit pleidooi heeft zijn reden blijkens thode voor tekstinterpretatie die gebaseerd is op het onderzoek van tordoir wesdorp 1979 en expliciete kennis van de grammatica maar zon de reacties op het grammatica advies van de der de bekende terminologie in het tweede deel aclo m 1978 besteden nogal wat leraren veel pleit ik voor een grammatica onderwijs in he t tijd om hun leerlingen de traditionele grammatica te onderwijzen mijn voorstel in het tweede deel biedt hun de mogelijkheid de grammatica die zij de definitieve versie van dit artikel is tot stand nodig oordelen te onderwijzen vanuit het per gekomen na grondige discussie met koosje hen spectief van tekstinterpretatie en op een wijze die neman docente taalvaardigheid aan de sol te aansluit bij wat leerlingen zelf al van hun taal we utrecht ten 36 tekstinterpretati e een tekst met vragen zie hierover dcn cahier 8 zo bevat deel vier van de taaltuin een van de een veel gebruikte methode om het tekstbegrip bekende taalmethoden voor de basisschool de van leerlingen te controleren of te bevorderen i s volgende tekst met vragen 5 griep hein en gerda kwamen op een dag in het laatst van oktober beiden rilleri g thuis gerda kro o p in moeders s toel en hei n in die van vader moeder zei jullie zien er pips uit straks zullen we de temperatuur o pnemen en als die ho ger is dan 37 5 s ga an jullie onmiddellijk naar bed geen van de twee lustte die dag eten zelfs hein niet van wie moeder dagelijks zei jongen waar laat je t zeven boter hammen en een glas melk hij had nu helemaal geen trek darr maar naar kooi zei o moeder de kinderen kropen onder de wol en moeder kwam met de thermometer eerst gerda maar zei ze en na enkele minuten 38 3 niet zo erg maar toch te hoog in bed blijven voorlopig en nu is hein ik heb geen koon zei hein ik word alleen maar een beetje verkouden moeder lachte en ze zei mannen zijn opscheppers ze menen dat ze a lles beter do en dan vrouwen en toen nee m kna a p t is 3 8 7 de volgen de dag was de koorts hoger gerda 38 9 he in 39 3 wc zullen de dokter waarschuwen zei moeder hein bromde kan ik niet meedoen aan de speurtocht op de giste die gaat vast niet door zei moeder de halve klas is ziek ss allemaal griep dat heb je zo in het najaar en het voorjaar een uurtje later arriveerde de dokter met zijn bro mstem zei hij de hele were ld ligt i n bed g riep griep griep ik zal voor jullie een recept schrijven en moeder neemt wel drie keer per dag de temperatuur op b hij kneep gerda in haar grote teen en hij gaf hein een klap op de schouder tegen moeder zei hij over een paar dagen kom ik nog eens terug en toen gi ng hij naar de volgende patient 37 vragen de vragen kan ik in vier rubrieken verdelen in vra hoeveel boterhammen eet hein gewoonlijk als ge n hij niet ziek is 1 naar waterstaat 1 2 op welke datum zou de speurtocht plaatsvin 2 naar de betekenis 3 9 1 3 den 3 naar kennis van de wereld 4 3 wat bedoelt moeder met naar kooi r 9 4 over de werkelijkheid van de tekst de drie 4 wat doet men in een apotheek r 3 4 pragmatische vragen van het klassegesprek 5 is het toeval dat hein en gerda in oktober ziek worden mijn bezwaren tegen deze vragen bestaan hierin 6 waarom moet je naar bed als je koorts hebt dat niet duidelijk i s 7 waarom ging gerda in moeders stoel en hein welke theorie eraan ten grondslag ligt in vaders stoel zitten waarom precies deze vragen gesteld worden waarvoor gebruikt men thermometers hoe leerlingen daardoor hun tekstbegrip ont wikkele n als aanvullende vragen geeft het boek hoe leerlingen ooit zelfstandig worden in het regel 3 jullie zien er pips uit interpreteren van een tekst 9 welke gelaatskleur hadden de kinderen ik meen datje deze bezwaren als volgt kan on regel 9 dan maar naar kooi dervangen je verschaft leerlingen een bepaalde 10 misschien weten sommige kinderen dat kooi kennis van taal en taalgebruik je leidt uit deze de naam is van een slaapplaats op een schip kennis een aantal tekstonafhankelijke vragen af er kan ook over een schaapskooi worden ge op basis waarvan zowel leraar als leerling tekst sproken specifieke vragen kunnen formuleren regel 11 de kinderen kropen onder de wol de kennis die ik nodig acht en waaruit ik mijn 11 wat wordt hier met wol bedoeld vragen wil afleiden komt wel zeer in het kort regel 26 een uurtje later arriveerde de dok hierop neer te r we praten over mensen dieren planten en din 12 zeg dat eens anders is arr i veerde een neder gen we doen dat met een bepaald doel we zeg lands woord wie ziet er nog meer vreemde gen dat die mensen dieren enz iets doen of iets woorden in de le s zijn en op een of andere manier met elkaar te regel 35 zonder een spier van haar gezicht te maken hebben ze lopen drinken bier kijken vertrekken naar mij liggen en hangen of ze zijn lastig voor 13 als iemand bij een ernstige gebeurtenis geen iemand aardig vrolijk vervelend zwaar nat spier van zijn gez i cht vertrekt waar wijst dat vies ze doen respectievelijk zijn dat om bepaalde dan op redenen met bepaalde gevolgen en op bepaalde tijden maar niet iedereen doet of is hetzelfde aan het verhaal worden in het boek allerlei taal evenmin praat elk mens op dezelfde manier jij oefeni n ge n e n act iv i teit en vas t geknoopt zo n gebruikt andere woorden dan je moeder of je va activiteit is een klassegesprek met de volgende der en je leraar kan weer andere woorden gebrui v rage n ken bovendien heeft iedereen zo haar eigen me ning over wat zij ziet of hoort daarom kan je al klassegesprek lerlei vragen stellen zodra iemand iets vertelt al 1 hein en gerda kwamen rillerig thuis en ginge n lereerst wat wil de verteller van me en wat vind in de stoelen van vader en moeder zitten ik daarvan om deze vraag te beantwoorden vind je het goed dat vader en moeder hun ei moet je in elk geval antwoord hebben op de vol gen stoel hebben gende zeven vragen 2 moeder waarschuwde de dokter omdat de 1 wat doen of wat zijn ze precies waarover de kinderen koorts hadden verteller praat is het niet een beetje kinderachtig om zo gauw doen bijvoorbeeld iemand verveelt zich zijn de dokter te waarschuwen bijvoorbeeld iemand is listig of een held 3 de halve klas is ziek zei moeder dat is al maar wat doet of is die iemand dan precies en tijd zo in het najaar en voorjaar waaruit blijkt dat vind je dat moeder gelijk had 2 wie zijn het precies en hoe worden ze ge 38 noemd 1 ze kruipen regel 2 11 wat doen ze dan er wordt gezegd bijvoorbeeld men vindt of kruipen ze echt ad 1 doe ik dat ook ad 5 alle kinderen zijn tegen maar wie is men en waarom juist in die stoel ad 3 doe ik dat wie zijn alle kinderen thuis ook ad 5 ze kruipen onder de wol 3 waar precies gebeurt het een en ander wan wat is dat ad 1 wordt dat ook wel eens neer precies hoe precies of waarom precies tegen mij gezegd ad 6 er wordt gezegd bijvoorbeeld alle kinderen zijn gek op dieren maar waarom zijn ze daar 2 we nemen de temperatuur op regel 4 en we gek op en waar in welke landen waarschuwen de dokter regel 22 wie doet 4 hoe weet de verteller dat allemaal dat dan volgens het verhaal of volgens mij ad 5 wat van anderen gezegd wordt doe ik dat ook 2 zegt mijn moeder dat ook zo ad 6 of ben ik ook zo 6 gebruik ik zulke woorden als de verteller 3 ze moesten naar kooi regel 9 wat moesten 7 ben ik het met alles eens ze dan precies ad 1 wordt dat ook wel eens de eerste drie vragen zijn grammatisch van aard tegen mij gezegd ad 6 een leerling die dele stelt doet taalkundig gezien in wezen het volgende zij neemt van een zin het 4 hein zegt iets regel 16 en moederzege iets gezegd ad 1 zij gaat na welke woorden daar bij regel 18 waarom zeggen ze dat ad 3 en horen dus ze stelt in elk geval het onderwerp hoe weten ze dat ad 4 vast ad 2 ze vraagt waar wanneer hoe waar om dus zoekt naar eventuele bepalingen ad 3 5 hein bromde regel 22 wat doet hij dan ad de vier overige vragen liggen buiten het bereik l doe ik dat ook wel eens ad 5 de dokter van de grammatica ze vloeien voort uit de ken heeft een bromstem regel 26 wat heeft hij nis die iemand heeft van het taalgebruik of de dan ad 1 werkelijkheid pragmatiek zij veronderstellen de eerste wel als basis je zal namelijk eerst moe 6 allemaal griep regel 26 wie heeft dan griep ten vaststellen bijvoorbeeld wie wat doet tegen ad 2 de hele wereld ligt in bed regel 27 wie en in welke bewoordingen voor je je eens of wie ligt dan precies in bed ad 2 oneens kan verklaren met en commentaar kan le veren op een tekst 7 de dokter kneep gerda in haar grote teen en leerlingen wil ik leren deze vragen zo te gebrui gaf hein een klap op de schouder regel 30 ken dat zij zich bewust worden van de semanti waarom waarom daar waarom dat verschil sche invulling van het gedrag van mens dier ad 3 doet mijn dokter dat ook zo ad 5 plant ding ad 1 van de wijze waarop personen wat vind ik daarvan ad 7 enz benoemd worden ad 2 van de volledigheid of onvolledigheid van de tekst ad 3 van de ge 8 vader vroeg iets regel 41 wat doet hij dan gevens waarop het een en ander berust ad 4 en doet h i j dat ook ad 1 van de herkenbaarheid van de situatie ad 5 en het taalgebruik ad 6 van hun eigen oordeel ad 9 je bent een kerel 41 wat ben je dan ad 1 7 om dat te bereiken zal ik ze leren met be vind ik dat ook ad 7 hulp van de zeven vragen een gegeven tekst te on derzoeken resultaat van zo n onderzoek kan 10hein roept luid regel 44 hoe gaat dat ad 1 zijn dat zij bij het taaltuinverhaal zich tekstspe doe ik dat ook ad 5 cifieke vragen als de volgende stellen 11 in het algemeen wie heeft wat waarom hoe waa r doet wannee r is ad 1 2 3 39 gaat dat ook zo bij mij in mijn omgeving ad vriendin met de bal dan heeft zij geen ongelijk 5 zijn het ook mijn woorden ad 6 vind zo lang spelen voor haar spelen met iemand met ik goed wat er gebeurt of gezegd wordt ad iets is een leraar kan niet gaan vertellen wat een 7 leerling ervaart en op bevel ervaringen van een leraar overnemen is gelukkig niet mogelijk wat impliciete grammatica de leraar wel kan doen is vertellen dat andere mijn methode van tekstinterpretatie sluit aan bij mensen andere ervaring hebben dus wat volgens wat een leerling al weet anderen kenmerkend voor bijvoorbeeld spelen is wanneer ik een leerling vraag met zo min moge in dat geval kan zij de kennis van de werkelijk lijk zaken of personen uit te beelden wat zitten heid van haar leerling vergroten dat doet zij ook spelen slaan of geven is dan mag ik het volgende als ze ingaat op verwachten zij kan de handeling zitten uitbeel de invulling die iemand of iets allemaal kan den zonder hulp om te spelen zal zij speelgoed krijgen in een geheel als iemand speelt met of een klasgenoot nodig hebben voor de hande iets of iemand geeft iemand iets ling slaan zal ze een beroep doen op een ander de zaken waarvan het afhangt wat precies en om te kunnen geven heeft ze behoefte aan een wordt ingevuld ander plus een voorwerp de betekenissen van de bepalingen dus wat wanneer ik vervolgens een van haar klasgenoten oorzaak en gevolg is en de verbanden die ze vraag wat zij heeft gedaan dan verwacht ik ant binnen een tekst tot stand brengen woorden als de volgende zij heeft gespeeld zij ik laat dat zien in moer 1979 6 pag 30 37 zat op de grond zij heeft hem geslagen zij gaf haar een boek de leerling geeft dus een twee of expliciete grammatica drie aanvullingen bij een werkwoord mijn taal de grammatica die ik expliciet maak zal kennis kundige conclusie hieruit zal zijn dat het betref van naamwoord werkwoord voorzetsel en ver fende werkwoord voor de leerling deze aanvullin bindingswoord omvatten zie hiervoor mijn arti gen in zich sluit hiermee beweer ik niet dat zij kel in moer 1979 6 de expliciete kennis van het hij weet wat taalkundigen zeggen namelijk dat werkwoord zal er met name als volgt uitzien de werkwoorden liggen of spelen enkel om een een werkwoord drukt een activiteit gebeuren of onderwerp vragen slaan ook om een voorwerp en stand van zaken uit afhankelijk van het werk geven om twee voorwerpen evenmin beweer ik woord dat een taalgebruiker aanwendt zijn bij de dat een leerling bijvoorbeeld spelen of liggen situatie een twee of drie personen zaken betrok maar een enkele aanvulling zal geven of de hande ken zie het lijstje hieronder van de respectieve lingen zonder hulp van iemand of iets anders zal groepen de betekenis van het gekozen werk uitbeelden hierboven veronderstel ik in mijn woord bepaalt het aantal zo vraagt liggen om voorbeeld immers dat de leerling speelgoed no een betrokkene iemand l igt slaan om twee ie dig heeft bij haar uitbeelding maar de leerling in mand slaat iemand en geven om drie iemand haar verwoording zal zeggen zij heeft gespeeld geeft aan iemand iets het zijn voor de betekenis omgekeerd nam ik aan dat ze in de uitbeelding van het werkwoord noodzakelijke aanvullingen van zitten alleen zichzelf nodig heeft maar dat ze andere aanvullingen heten vrij zoals die plaats in de verwoording een plaatsbepaling zal opne tijd oorzaak of wijze betekenen aangezien deze men een nadere bepaling geven van wat het werk wat ik wel beweer is dat een leerling de ervaring woord uitdrukt traditioneel heten de noodzake heeft wat een bepaalde handeling gebeuren of lijke aanvullingen onderwerp voorwerp of toestand inhoudt en dat tot uitdrukking kan naamwoordelijk deel en de vrije aanvullingen brengen via haar uitbeelding of via haar verwoor zelfstandige veelal bijwoordelijke bepalingen ding om die ervaring gaat het mij dus om de er varing dat bij een handeling enz er een of meer liggen slaan geven betrokkenen zijn die je niet kunt missen hoe lopen doden toefluisteren veel dat er zijn is allereerst aan de leerling ter bloeien lezen beloven beoordeling mocht zij menen dat bijvoorbeeld staan luisteren schenken niet zij speelt mogelijk is maar enkel zij speelt hangen kijken verwijten met haar vriendin of zelfs zij speelt met haar blaffen plukken aanreike n 40 geuren vervelen bezorgen en verder dromen pesten aanbevelen wat mij betreft hoeft een leraar met grammatica bellen bellen zeggen niet verder te gaan dan ik nodig oordeelde voor kraken kraken toestaan tekstinterpretatie maar zoals al gezegd de prak koken koken tone n tijk laat zien dat nogal wat leraren over deze grens heen reiken tordoir wesdorp 1979 leerlingen hebben deze kennis al in zoverre zij een gevolg is dat er in het taalonderwijs over het de werkwoorden kennen wat ik doe is deze geheel genomen niet zo veel verandert als ik zou kennis expliciet maken met het doel ervan ge wensen mijn hoop is dat de wijze van ontleden bruik te maken in verband met tekstinterpretatie en benoemen die ik in deel twee van dit artikel dat doe ik overigens zonder overbodige termino voorstel een opening geeft naar een geleidelijke logie in huis te halen wat ik ze namelijk vraag is verandering van het hele taalonderwijs in elk ge het volgende val kies ik voor de kleine verandering die aansluit 1 om welke hoofd activiteiten gebeurtenissen bij de praktijk van het onderwijs boven een revo of standen van zaken gaat het in deze tekst lutionair voorstel dat bestaat in de afschaffing heb je daar inhoudelijk kennis van dus weet van iets wat veel leraren niet afgeschaft willen je wat ze betekenen zien liever een geringe verandering dan geen ver 2 stel bij de verschillende hoofd activiteiten andering is mijn strategie daarom is het vervolg enz het aantal betrokkenen vast ga na of de geschreven waarmee ik me richt tot leraren die ze in de tekst allemaal vermeld worden of grammatica onderwijs geven maar bereid zijn dat door jou uit context of situatie ingevuld kun op een wijze te doen die meer doelmatig is dan nen worden mis je inlichtingen tot nog toe en waarmee zij bovendien leerlingen 3 wat nog meer bij de gegeven activiteiten enz inzicht geven in het taalgebruik vermeld staat zijn nadere aanduidingen speci ficaties namelijk van tijd plaats wijze oor zinsor d enin g zaak reden doel middel of gevolg ga na welke aanduidingen vermeld worden en welke de grondslag van mijn tekstinterpretatie kan ge niet misje inlichtingen bruikt worden voor de traditionele ontleding en benoeming dit kan gedaan worden zonder dat dit zijn de drie vragen die ik al eerder op zinsni een leraar die al bezig is geweest met ontleden veau stelde namelijk in hoofdstuk een het ver gedwongen wordt opnieuw te beginnen zij kan schil is ze zijn nu nauwkeuriger geformuleerd namelijk de kennis die een leerling al heeft om op grond van een theorie waarmee ik als het buigen in de richting die zij wenselijk acht bij goed is de leerling eerst kennis heb laten ma voorbeeld leerlingen van een basisschool of brug ken ik heb ze hier bovendien toegepast op tekst klas kunnen het volgende gehad hebben blijkens niveau de methode laat beide mogelijkheden de bronnen die ik raadpleegde toe 1 ze hebben geleerd wat een persoonsvorm is aan elk van deze drie grammatische vragen moe door te letten op a de veranderingen die een ten steeds de vier pragmatische vragen verbonden werkwoord kan vertonen in samenhang met worden een onderwerp b door te letten op de tegen 4 zeggen degenen die aan het woord zijn ook woordige en verleden tijd c door een zin tot hoe zij het een en ander weten of heb jij daar een ja nee vraag te maken een vermoeden van 2 in aansluiting hierop hebben ze geleerd dat 5 doe jij dat ook of gebeurt dat ook in jouw het gezegde bestaat uit de persoonsvorm al omgeving dan niet samen met andere werkwoorden 6 noem jij of jouw omgeving dat ook zo 3 ze hebben geleerd wat een onderwerp is a 7 hoe denk jij of jouw omgeving over wat je nu de eerste aanvulling bij het gezegde b of gehoord gelezen hebt door zich af te vragen wie of wat plus gezeg de wijze waarop ik leerlingen met vragen als deze de c of door na te gaan welke woorden vertrouwd wil maken heb ik geschetst in taalbe veranderen als de pv van getal verandert schouwing 1975 pag 68 e v 77 e v zie ook 4 ze hebben geleerd wat een lijdend voorwerp van calcar 1981 is a het is de tweede aanvulling b of doo r 41 zich af te vragen wie of wat plus gezegde plus verwachten luidt de persoonsvorm is een werk onderwerp c of door omzetting in de lij woord er hoort een persoon bij zij zal bena dende vorm drukken dat de persoonsvorm een werkwoord is 5 ze hebben geleerd wat een naamwoordelijk in een zin waar de iemand of iets al is ingevuld deel is door te letten op een koppelwerk controle als boven zij kan besluiten met de vol woord en het daarbij behorende deel gende richtlijnen als ik je vraag de persoons 6 ze hebben geleerd wat een meewerkend vorm vast te stellen dan doe je het volgende je voorwerp is door te letten op het voorzetsel kiest een werkwoord en je kijkt of de iemand aan of voor dat al dan niet bij het zinsdeel iets is ingevuld dus loopt hij loopt lopen staat de twee vriendinnen lopen deze richtlijn geldt 7 ze hebben geleerd wat een bijwoordelijke be niet in het geval van een bevel zodat zij daar la paling is a wat overblijft b wat bij het ge ter in moet voorzien bij een bevel wordt de ie zegde hoort c wat antwoord geeft op de mand aangesproken die iemand is er dus wel vraag wanneer waar hoe waarmee waar maar niet altijd uitgesproken de richtlijn luidt door met welke bedoeling dan je kiest een werkwoord en je kijkt of de 8 ze hebben niet geleerd wat een voorzetsel iemand iets is ingevuld of aangesproken wordt voorwerp is als dit voorkomt dan valt het 3 zij vraagt wat een gezegde is een antwoord onder dat wat overblijft en wordt dus be de werkwoorden van een zin zij kan als richtlijn noemd als bijwoordelijke bepaling geven het gezegde is de persoonsvorm samen 9 ze hebben geleerd wat een bijvoeglijke bepa met de andere werkwoorden uit de zin als die er ling is staat bij een zelfstandig naamwoord zijn controle als boven 4 zij vraagt wat een onderwerp is en hoe je dat een leraar kan als volgt van deze kennis gebruik in een zin vindt een antwoord de eerste aanvul maken ling bij het gezegde zij kan naar de regel toe wer 1 zij vraagt leerlingen wat zijn werkwoorden ken het onderwerp is de iemand of het iets die geef er eens een paar waarom zijn dat werk bij het gezegde horen de iemand of het iets van woorden hoe herken je ze dus je modelzin controle als boven een andere con een antwoord dat zij kan krijgen is werken lo trole is de opdracht modelzinnen van een werk pen schieten slapen zitten je kunt zeggen ik woord te maken werk hij werkt wij werken hierop doorgaand afhankelijk van het niveau kan zij meer of min moet zij met nadruk vermelden een werkwoord der ingaan op de betekenis van de drie personen is altijd aan iets of aan iemand verbonden aan de spreker tegen wie deze spreekt en waarover een ik een hij een wij dus geen werkwoord zon gesproken wordt op de overeenkomst in getal der iemand of iets als je die verbinding maakt in het algemeen en in persoon soms zij kan dan krijg je een zogenoemde modelzin een zin besluiten met de volgende richtlijn voor de vast waarin het werkwoord tenminste links verbonden stelling van het onderwerp je neemt het hele ge staat met een iemand of iets er kan ook rechts zegde je zet er aan de linker kant een iemand of iets staan maar daar gaan we later uitgebreid op iets bijtje hebt dan het onderwerp van een mo in zij slaat de hond delzin je kijkt dan wie die iemand of dat iets in uit een verhaal kan zij werkwoorden laten halen de gegeven zin is je hebt dan het onderwerp dat ter controle of het klopt met wat zij beweert zij je zocht kan besluiten met de volgende richtlijn als ik een voorbeeld een leerling wordt gevraagd wat voortaan vraag wat werkwoorden zijn dan luidt het onderwerp van de zin is uit griep vooruit je antwoord min of meer als volgt woorden die dan maar riep hij luid het gezegde is riep roe een activiteit of toestand betekenen bijvoorbeeld pen de modelzin luidt iemand roept wie is die open slaan zijn geven je kunt er een modelzin iemand in de gegeven zin antwoord hij van maken iemand loopt iemand slaat iemand 5 zij vraagt wat een lijdend voorwerp is in ge iemand is iets iemand geeft iets aan iemand val van een antwoord mag zij verwachten de 2 zij vraagt wat is een persoonsvorm geef tweede aanvulling van het gezegde maar ook eens voorbeelden hoe herken je die vanwaar zonder zo n antwoord kan zij als volgt doorgaan de naam als je een werkwoord hebt dan weet je vooraf een antwoord dat zij blijkens mijn bronnen mag of er enkel een onderwerp bij hoort of meer z o 42 hoort bij lopen een maar bij slaan twee aanvul voorzetsel aan of voor dan heet het voorzetsel lingen iemand slaat iemand iets voor slaan zijn voorwerp meewerkend voorwerp voorbeeld er nu eenmaal tenminste twee nodig de eerste 5 de gegeven zin moeder gaf haar eers t aanvulling heet zoals bekend onderwerp de twee het gezegde gaf geven de heet voorwerp en wel lijdend voorwerp als de modelzin iemand geeft iets aan ieman d het geen voorzetsel bij zich heeft het is dus een 0 v v aanvulling die sommige werkwoorden wel ande jv vv re niet hebben deze aanvulling kan wegblijven mv je kunt dan ook tegenkomen conclusie iemand moeder o 1 iemand roept iets aan iemand haar mw iemand pest iemand voor een meer uitgebreide ook didactische be iemand slaat de kat handeling van het meewerkend voorwerp zie omdat je weet dat die tweede aanvulling erbij mijn brochure taalbeschouwing 1975 pag 17 hoort noem ik haar noodzakelijk ze is nodig 20 voor de betekenis van het werkwoord dat kun je 8 zij vraagt wat een bepaling is een antwoord bijvoorbeeld merken als je uitbeeldt wat slaan de rest haar uitleg wat nog meer in een zin kan betekent in dat geval heb je behalve jezelf nog staan behalve de nodige aanvullingen is een zelf een ander nodig om te slaan standige bijwoordelijke bepaling die een bete 6 haar uitleg van het voorzetselvoorwerp dat de kenis kan hebben van tijd plaats ontkenning in noot twee vermelde bronnen niet behandelen reden gevolg hoedanigheid wijze omgekeerd kan die van het lijdend voorwerp nabijkomen als een aanvulling die betekenis heeft dan is ze het is de tweede aanvulling maar nu met een een bepaling bij het gezegde ze vormt een zo voorzetsel ter vergelijking kan zij paren als de vol genaamde vrije aanvulling bij het gezegde ze kan gende aanbieden erbij en voegt dan een nieuwe betekenis toe de 2 ik bemin iemand 3 ik houd van iemand leraar besluit met de volgende richtlijnen als je ik zie iemand ik kijk naar iemand een zin ontleedt neem je het gezegde en je ik verwacht iemand ik wacht op iemand maakt er een modelzin van je vermeldt dus de zij moet ingaan op het voorzetsel en de kenmer nodige aanvullingen je zoekt deze op in de gege ken ervan het hoort bij het werkwoord en heeft ven zin en onderstreept ze wat er nog meer los daarvan geen betekenis zij kan besluiten met staat is een zelfstandige bijwoordelijke bepa de volgende richtlijn als je ontleedt neem dan ling met betekenis voorbeeld het gezegde van de gegeven zin en kijk welke 6 de gegeven zin vandaag geeft zij 3x de ther aanvullingen nodig zijn de aanvulling links is een mometer aan haar kinderen onderwerp de aanvulling rechts is een voorwerp het gezegde geeft geven lijdend voorwerp indien zonder voorzetsel voor de modelzin iemand geeft iets aan een ander zetselvoorwerp indien met voorzetsel voor iemand geeft een ander iets beeld conclusie vandaag tijd 3x hoeveelheid 4 de gegeven zin tegen moeder zei zij dat zijn de bepalingen het gezegde zei 9 in vervolg op het voorgaande punt legt ze uit de modelzin iemand zei iets tegen iemand dat een onzelfstandige of bijvoeglijke bepaling 0 v v een vrije aanvulling is niet bij het gezegde maar lv vv bij een zelfstandig naamwoord of voornaam conclusie iemand zij o woord zij kan besluiten met de richtlijn onder iets dat l v zoek alle zelfstandige naamwoorden en voor tegen iemand tegen moeder vv naamwoorden in de zin wat erbij staat heet een 7 zij vraagt wat een meewerkend voorwerp is bijvoeglijke bepaling een handzaam middel in als antwoord kan zij iets horen over aan en voor geval van zelfstandige naamwoorden vormt de haar uitleg moet een vervolg zijn op die uit de vraag welke of hoeveel voorbeeld punten 5 en 6 zij zal besluiten met de vol 7 gegeven gerda kroop in moeders stoel en gende richtlijn de aanvulling rechts heet voor hein in die van vader zetselvoorwerp indien er een voorzetsel voor gevraagd de bijvoeglijke bepalingen staat staat er al een lijdend voorwerp en is het onderzoek gerda moeders stoel hein die 43 van vader welke stoel hoogste niveau niet halen hier de vaststelling conclusie moeders en van vader zijn bijvoeg van het meewerkend voorwerp of niet het een lijke bepalingen na hoogste hier de vaststelling van het voorzet 10 wat is een naamwoordelijk deel een ant selvoorwerp dan kunnen zij nog wel een duide woord de aanvulling bij een koppelwerkwoord lijk ander te onderscheiden niveau bereiken bij haar uitleg kan de volgende zijn voorbeeld het onderscheid onderwerp en voor als je een modelzin van het gezegde maakt dan werp of voorwerp en naamwoordelijk deel ook moet je kijken allereerst a wat het werkwoord de traditionele grammatica lijkt zo n opbouw te betekent b vervolgens of de aanvulling rechts vertonen maar er is een wezenlijk verschil een een aanvulling is bij die van links zo ja dan heet meewerkend voorwerp bijvoorbeeld is een nood die aanvulling geen voorwerp maar naamwoorde zakelijke aanvulling voor mij dient een leerling lijk deel het werkwoord is dan zijn worden blij dat te begrijpen voor zij hoeft te weten dit zins ven zij moet de betekenis van die werkwoor deel is een meewerkend voorwerp de laatste be den grondig behandelen zijn is gelijkheid wor noeming betekent slechts een verfijning van haar den is gelijkheid die er komt blijven is gelijk begrip als zij enkel begrijpt dat er sprake is van heid die blijft later komen de andere koppel een nodige aanvulling dan bewijst zij meer door werkwoorden erbij zij kan ze voor die nieuwe te hebben van de structuur van een zin dan de gevallen leren als modelzin te maken bijvoor leerling die meteen moet zeggen meewerkend beeld iemand schijnt iets te zijn voorbeeld voorwerp of niet en zijn benoeming afgekeurd 8 de gegeven zin dat lijkt moeder verstandig ziet ik noem dat het alles of niets beginsel van gezegde lijkt lijken de traditionele grammatica in de traditionele de modelzin iets lijkt aan iemand verstandig grammatica is iets goed of fout zonder meer het te zijn gevolg van mijn aanpak is dat een leraar niet onderzoek iets is verstandig meer de hele grammatica hoeft te onderwijzen conclusie verstandig is naamwoordelijk dee en toch een fundament legt waarop anderen ver deel der kunnen gaan immers ook als zij zich be zij besluit met de volgende richtlijn maak van perkt tot het begrip nodige aanvulling dan het gezegde een modelzin ga na of er een gelijk heeft zij al de grondslag gelegd voor het begrip heid is tussen onderwerp en aanvulling van het meewerkend voorwerp terwijl dat nu met de traditionele aanpak niet het geval is op waarom zo de basisschool zou de leraar zich dan ook het verschil met de traditionele wijze van ontle kunnen beperken tot het fundament van de rede den en benoemen is dit kundige ontleding en benoeming dus tot het leerlingen vragen zich af wat zij van het gezeg begrip van het gezegde en zijn nodi de weten en bekijken op grond van hun bevindin ge aanvulling in onderscheid met gen de gegeven zin op die manier profiteren zij de vrije aanvullingen die bepalin van hun kennis van het nederlands bij hun oplos gen heten sing van de opgave ontleed de zin zij leren ontleden op basis van een analyse van zij houden zich bezig met de zin op basis van taal die zij ook bij tekstinterpretatie kunnen ge het centrale element van waaruit ze is opge bruiken hoofdstuk een bouwd glinz 1952 p 92 fink 1977 p 3 zij hoeven niet de hele zin te onderzoeken op oefeningen bijvoorbeeld een naamwoordelijk gezegde maar om de methode te oefenen zie ik de volgende oe slechts hun modelzin het geheel wordt zo tot feningen als mogelijk een meer hanteerbare grootheid teruggebracht 1 het werkwoord een aantal opdrachten kun eerst stellen zij gezegde en onderwerp vast nen luiden daarna de tweede aanvulling van het gezegde ver noem wat je zoal door de dag doet of wat an volgens het onderscheid tussen voorwerp en deren zeggen dat je bent of zoek uit een verhaal naamwoordelijk deel of dat tussen lijdend en een aantal werkwoorden rangschik wat je ge voorzetselvoorwerp tenslotte het onderscheid vonden hebt onder een van de drie volgende tussen een gewoon voorzetselvoorwerp en een groepen activiteit gebeurtenis toestand rust dat meewerkend voorwerp heet als zij het beeld een activiteit uit lukt je dat ook met 44 de olifant vlucht kl w6 de olifant is groo t i 9 z een gebeuren of een toestand en vraagt na wat ze getekend hebben of laat an als je praat over een activiteit gebeuren of deren uit de klas er bij schrijven wat ze erin zien toestand dan noem je er altijd wel iets of iemand het resultaat wordt vergeleken dit gebeurt tegen bij doe dat de achtergrond van de vraag wat je per se nodig zie verder moer 1979 6 hebt als je een situatie verwoordt en wat onnodig 2 het naamwoord een aantal opdrachten kun ofwel vrij is nen als volgt luiden wanneer een leerling aanvullingen opneemt als geef personen of zaken een naam met behulp noodzakelijk waar de leraar dat niet zou doen van welke woorden doe je dat dan zou ik dat laten het gaat immers om haar er iemand of iets kun je met vele namen aandui varing anderzijds gaat het om het beginsel een den doe dat eens werkwoord vraagt allereerst om bepaalde aanvul benoem alles watje in het vertrek ziet of bij lingen dus niet alles is even goed een voorbeeld jou in je kamer hebt of bij je thuis voor mij luidt de modelzin van spelen iemand zie verder moer 1979 6 zie ook taalbe speelt een leerling kan menen iemand speelt schouwing 1975 pag 68 77 met iemand iets omdat zij dat zo ervaart i n dat 3 de mode zin hiermee kan een leerling ver geval zal ik niet haar ervaring aanvechten maar trouwd gemaakt worden door oefeningen als de ten hoogste over mijn ervaring vertellen ik kan volgende ook zonder iemand of iets spelen meent zij daar de leraar geeft voorbeelden van werkwoorden entegen dat de modelzin luidt iemand speelt die volgens haar 1 2 en 3 aanvullingen eisen zij met iemand op straat dan zou ik dat niet laten vraagt daarna leerlingen om zelf van bepaalde aangezien op straat een plaats aanduidt en een werkwoorden modelzinnen te maken en ze onder aanvulling van plaats bij elk gezegde gezet kan een van de drie te rangschikken zij bespreekt het worden resultaat en vraagt naar de redenering of zij laat 4 de zelfstandige bijwoordelijke bepaling de werkwoorden uit een verhaal verzamelen en na leraar geeft bij een modelzin aanduidingen van gaan tot welke groep ze behoren plaats tijd wijze hoedanigheid of oorzaak zij zij laat een handeling uitbeelden met zo ge vraagt leerlingen daarna ze zelf te maken of zij ring mogelijke middelen maar wel zo dat de be neemt een verhaal en laat zien hoe vaak een tekenis wordt rechtgedaan in geval van geven plaats wordt aangedu i d en hoeveel verschillende zou het aantal middelen drie zijn zij vraagt ande plaatsen idem voor t ijd wijze oorzaak zij laat re leerlingen de uitbeelding te verwoorden met ze het daarna zelf doen wezenlijk is hier de erva behulp van een modelzin zij bespreekt het resul ring dat plaats en tijd alom tegenwoordig zijn taat en vraagt naar de redenering in de meest verschillende gedaantes zij vraagt om een tekening van iemand of iets 5 de onzelfstandige bijvoeglijke bepaling d e 45 r y r kt kb ijl de mensen zwaaien met hun arm we nemen afscheid van moeder moeder vertrekt met de auto leraar kan opdrachten als de volgende geven sel voorwerp te noemen en het voorwerp zonder maak van zelfstandige naamwoorden een gro voorzetsel lijdend voorwerp ter geheel bijvoorbeeld op deze wijze hetmeis nog later geeft zij werkwoorden met drie aan je het grote meisje het meisje van hiernaast vullingen zij vraagt ze van elk een modelzin te het meisje van de winkel het kleine meisje dat maken en het voorzetsel voorwerp meewerkend aangereden werd voorwerp te noemen als het werkwoord een be beschrijf heel precies over wie wat je het hebt paalde betekenis heeft en het voorzetsel aan be zonder meteen van een werkwoord gebruik te paalde eisen voldoet maken bijvoorbeeld als volgt de boom de gro 7 naamwoordelijk deel de leraar kan opdrach te kale boom vlak voor ons huis in amsterdam ten als de volgende geven de boom die al helemaal kaal is aan het einde van vertel wat jij of iemand anders allemaal bent de straat achter de school wordt of je hele leven blijft er staan verschillende bloempotten in de klas maak van de werkwoorden worden zijn en een leerling neemt er een in gedachten en be blijven modelzinnen wat merk je dan schrijft die zo dat een andere leerling hem er geef eigenschappen kenmerken van een nauwkeurig uithaalt vrouw een meisje een vriend een auto een dier ga in een verhaal na over wie het gaat en kijk enz en ga na wat voor werkwoord en je ge hoe zij hij er talig uitzien bruikt 6 onderwerp en voorwerp de leraar kan de vol wat betekenen schijnen blijken lijken heten gende opdrachten geven wanneer gebruik je die werkwoorden maak er zij biedt werkwoorden aan die twee aanvullin modelzinnen van zo dat hun betekenis duidelijk gen eisen vraagt haar leerlingen van elk een mo blijkt delzin te maken en de aanvulling links onder maak van de volgende werkwoorden model werp de aanvulling rechts voorwerp te noemen zinnen zie steeds of er sprake is van overeen later vraagt zij ze het voorwerp met voorzet komst gelijkheid tussen de eerste en tweede aan 46 r y w t y air illi gerala k 9 r de man zit rijdt op een paard het paard steigert ren t spring t vulling oproep 8 ontleden en benoemen de leraar laat haar leerlingen modelzinnen maken met behulp van de ik kom graag in contact met leraren van een gezegden uit gegeven zinnen die ontleed moeten basisschool of brugklas die de hier voorgestelde worden zij laat de verkregen modelzin vergelij manier van tekstinterpretatie en of ontleden met ken met de gegeven zin en hun conclusies trek hun leerlingen verder willen ontwikkelen de ken praktische ervaring die ik tot nog toe heb opge daan strekt zich uit tot een lerarenopleiding 01nitte leli amsterdam tot de brugklas en 2 havo telefoon 020 430858 47 noten aangehaalde li teratuu r de tekst is vreselijk maar vormt geen uitzondering w i m van calca r taalbeschouwing dcn cahier 2 purmer mijn keuze is bepaald door de vraag wat een leraar end 197 5 die met zo n tekst zit daarmee kan doen als zij er af wim van ca l car grammatica onderwijs een m i ddel tot stand van wil nemen maar het boek om welke reden discipl i ner i ng i n levende ta en 362 1981 p 480 dan ook niet weg kan gooien zie in dat verband 48 7 wim en co van calcar 1974 wim en co van cal car de bev r ij d ing van het school ik baseer me op de volgende bronnen boek in moer 1974 6 de taaltuin taalmethode voor het basisonderwijs dcn cahier 8 omgaan met teksten in de klas gron i ngen mijn taal taalmethode voor de katholieke lagere 1 979 schoo l hans glinz die innere form des deutschen eine neue taal voor het leven taalmethode voor de lagere deutsche grammatik bern 195 2 school stephan r f i nk aspects of a pedagogical grammar e saraber spraakkunst voor beginners 1968 based on case gramma r and valence theory tubingen deze hoort bij taal voor het leve n 197 7 j p paulusse en j voorwinden taal spraakkunst utz maas wider e i ven sprachunterricht des slechten ge 197 0 w i ss en s p 174 201 inz pag 193 195 in th diegr i tz k van de laarschot ontleden voor de lagere hrs g d iskussion grammarikunterricht munchen 1 980 school deel 1 en 2 197 0 a tordoi r h wesdor p grammatica in nederland am volgens het onderzoek van tordoir en wesdorp s te rdam 197 9 1979 pag 73 behandelt en bereikt een ruime meerderheid van de basisscholen een begrip van de grammatica dat gaat tot en met het lijdend voorwerp een grote meerderheid van de scholen behandelt ook het meewerkend voorwerp 86 procent de bijwoor delijke bepaling 67 procent en de bijvoeglijke bepa ling 55 procent maar ongeveer een derde zegt dat het merendeel van hun leerlingen deze onderwer pen niet leert beheersen dat laatste geldt in nog sterkere mate voor het naamwoordelijk gezegde dat door 43 procent behandeld wordt 48