Een bruggehoofd tussen wetenschap en literatuurdidactiek

Publicatie datum: 1991-01-01
Auteur: Wam de Moor
Collectie: 01
Volume: 01
Nummer: ?
Pagina’s: 55-61

Documenten

warn de moor een bruggehoofd tusse n wetenschap en literatuurdidactiek het lijkt net oude liedje toen de literatuurwetenschapper die in deze fase van de wetenschapsontwikkeling nog letterkundige heette historisch biografisch t e werk ging deed de gymnasiumleraar geschoold in deze fllologische benadering op eenvoudiger nivea u hetzelfde zodra juist te n tijd e van d e invoering va n de mammoetwet de tekst centraal kwam te staan stortte het onderwijs zich op de tekstanalyse vertwijfeld e n lange tijd vergeef s schrecuwden didactici vanaf de zijlijn da t de mammoetleerling da t niet zou pikken e n dat men hem als lezer moest aanspreken nu langs allerlei sluipwegen van postmodemisme tot decon structivisme met de poly interpreteerbaarheid van de tekst de lezer in het vizier is gekomen zelfs in de wetenschap wil deze opnieuw de docent in het voortgezet onderwijs van zich afhankelijk maken en de kloof bleef zichtbaar rien segers de literatuurwetenschapper deed enige jaren geleden met over lezen een oprechte poging om van de scholier aandacht voor de lezer te vragen niet door te werken aan de leesontwikkeling van de leer ling zelf maar door deze een analytische houding bij te brengen nodig om de le zer en de produktieprocessen te ontleden was dat literatuurles nee vonden de docenten in het voortgezet onderwijs en ze lieten segers met zijn handel zitten goed standpunt diezelfde docenten zullen als ze bereid zijn even een wetenschappelijke leeshou ding aa n t e nemen i n ee n doo r el s andring a e n dic k schra m ein d 199 0 gepubliceerd boek een andcre hand toegestoken krijgen een die ook gewoon lijkt nu en dan de schouder aan te raken van de lezendc leerling literatuur infunctie heet het e n ove r literatuu r i n functi e gaa t het andring a studcerd e duits empirische literatuurwetenschap cognitieve psychologie en schreef als sociaal wetenschapper een receptie esthetisch proefschrift sind s 1983 werkt ze samen met literatuurdidactici in duitsland schram was na zijn studie nederlands en al gemene literatuurwetenscha p leraa r e n promoveerd e i n 198 5 o p ee n literatuurpsychologisch onderzoe k over norm en normdoorbreking voegt men aan dit tweetal elrud ibsch toe de moeder van de empirische literatuurwetenschap in nederland die met schram de inleiding op dit boek schreef dan zal duidelijk zijn dat de meeste bijdragen in deze bundel een proefondervindelijk karakte r heb ben de samenstellers gaan er van uit dat de literatuurdidactiek haa r impulsen dient te krijgen niet alleen van de literatuurwetenschap maar ook van pedagogi sche sociologische en vooral psychologische verworvenheden en onderzoekin gen voor hen is het vanzelfsprekend dat het literatuuronderwijs de leerlingen niet kan sturen naar de beste interpretatie maar hun belangstelling moet wekken voor verschillende interpretatiemogelijkheden goed standpunt 55 literatuur in functi e andringa ibsch en schram zijn me t segers de trekpaarden va n de werkgroep empirische literatuurwetenschap die zich in 1990 manifesteerde met de uitgave van dit boek het streven va n de werkgroep om onderzoek t e doen naa r hoe mensen met literatuur omgaan hoe literatuur bijvoorbeeld gemaakt verspreid en gerecipieerd wordt p 7 is hier gerealiseerd het centrale thema van literatuur in functie is de interactie tussen tekst en lezer en dan gaat het vooral om de psycho logische component wat gebeurt er en wat moet je kunnen als je verhalen of gedichten leest bei nvloeden verschillen tussen lezers naar leeftijd leeservarin g of geslacht het leesproces in hoeverre stuurt de tekst zelf door zijn aard de lezer bijvoorbeeld door middel van vertelperspectief ironie of metafoor welke lees strategieen worden aangewend welke emoties spelen ermee hoe is de invlocd van de les op het leesgedrag het boek vertoont een heldere indeling een zeer gecondenseerde helaas niet van jargon gevrijwaarde inleiding door ibsch en schram drie afdelingen met elk drie of vier onderzoeksverslagen en een afrondende analyse door andringa dat lezers geen specialistische voorkennis nodig hebben zoals in het voorwoord wordt ge suggereerd is een uitspraak die op zijn minst relativering behoeft men moet wel thuis zijn i n kernbegrippen va n de literatuurwetenschap zoals hermeneutiek heuristiek formalisme structuralisme lezersconcretisatie en mijn persoonlijk e ervaring tijdens de behandeling van de overigens rijke en indnikwekkende inlei ding waarin met zevenmijlslaarzen door de empirische literatuurwetenschap en de wetenschappelijk gefundeerd e literatuurdidactie k word t gebanjerd i s dat mijn vierdejaarsstudenten nederlands frans en engels een krachtig beroep deden op mijn kennis van deze zaken maar goed een afgestudeerde die zijn vak goed heeft bijgehouden moet met literatuur infunctie wel uit de voeten kunnen en heeft er da n zelf s ee n o p vel e punte n interessan t e n degelij k wer k aan waa r hi j inspiratie uit kan putten de goeroes van de empirie de inleiding heeft als doel de gebruiker bij te praten over allerlei ontwikkelingen in de literatuurwetenschap waarbinnen nog v66r de lezer algemene belangstelling kreeg aan die lezer of toeschouwer aristoteles aandacht werd besteed het communicatiemodel va n jakobson zender boodschap ontvanger c q auteur tekst lezer de lijn van artefakt naar esthetisch objekt die mukarovsky zichtbaar maakte dat zijn voor de literatuurdidacticus vertrouwde gegevens waarmee in de praktijk te werken vall elke schrijver elke lezer heeft zijn eigen referentiekader zijn eigen geschiedenis verbeeldingswereld fantasie taaleigen levenservaring enzovoorts en daarin ligt een belangrijke reden waarom wij teksten verschillend waarnemen en verschillend interpreteren elke lezer maakt van dat ene artefakt de auteurstekst noem ik hem zijn eigen concretisatie of lezerstekst met het door breken van dat inzicht in de literatuurwetenschap betekenden de zekerheden van 56 hermeneutiek niets meer met name de empirische literatuurwetenschap vocht de validiteit van de zogenaamd wetenschappelijke interpretalie aan achtereenvolgens bespreken d e inleiders kort het verschil tussen d e receptie esthetica die in zekere zin trouw bleef aan de hermeneutiek en de empirische li teratuurwetenschap met name norbert groeben stelde normen vast voor deze laatste wetenschap 1 niet zelf als onderzoeker teksten interpreteren 2 van so ciaal psychologische methode n gebruik make n wanneer je je hypothese n wil t systematiseren en toetsen 3 in plaats van de lezer gebruik maken van re e le zers te weten proefpersonen ho e geldig interpretaties zijn is dan niet afhanke lijk van connaisseurs maar van regie lezers andere goeroe van de empirische li teratuurwetenschap siegfried j schmidt van hem komt het begrip het literaire systeem dat in de nederlandstalige literatuurdidactiek i s gei ntroduceerd door soetaert en va n peer e n i n d e literatuurwetenschap word t gehanteer d doo r verdaasdonk van rees steinmetz en ibsch hoe literatuur functioneert heef t volgens schmidt te maken met de verwijzings functie van taal in het dagclijks leven verwijst taal via referentiele teksten naar waarheid e n werkelijkheid i n het literaire systee m gaa t het niet o m dit type waarheid feitenconventie staa t hier tegenove r esthetische conventie deze tegenstelling lijkt mij minder nieuw dan hier gesuggereerd wordt evenmin de antithese monovalentie polyvalentie inhoudende dat een referentiele tekst vol gens de normen eenduidig is en een fictionele tekst meerduidig men zou niet al leen naar rosenblatt kunnen verwijzen die al in 1937 in literature as explora tion sprak van efferent doelgericht en esthetisch lezen maar ook naar maatje dat was toch al in 1970 en naar vele literatuurdidactische betogen over flctieen non fictie in moer en levende talen tegen de autoriteit van de superlezer interessant is het contrast tussen de europese en de amerikaanse empirische lite ratuurwetenschap terwijl aan deze kant van de oceaan het zocken naar de weten schappelijk mees t verantwoorde methoden plaats vond hadden rosenblatt al 66t 1940 bleich holland fish en anderen vanaf 196 8 vooral ten doel met nun experimenten in te gaan tegen de autoriteit van de superlezer van de kenner die eigen normen en wensen als feiten presenteerde en die zijn interpretati e de enig juiste achtte de relatie tussen empirische literatuurwetenschap en literatuurdidactiek wordt niet alleen verantwoord met de motivering dat deze wetenschap het onderwijs ideeen voor d e le s zo u kunne n aanreiken minsten s z o belangrijk achte n ibsc h e n schram en ik geef ze daarin gelijk gefundeerde kennis aangaande leesmotivatie tekstbegrip en waardering in samenhang met specifieke kenmerken van lezers groepen p 19 of omtrent het literatuurdidactisch handelen door de docent en de wijze waarop leerlingen daarop als lezers reageren die leerlingen leren deel te nemen aa n he t literair e systeem daari n behore n zi j competen t t e worden schmidt is er zelfs voor dat leerlingen in het secundaire onderwijs onderzoek doen naar de wijze waarop literatuur functioneert i n het literaire systeem ik denk dat 57 de poging die segers hiertoe heeft ondernomen aangeeft dat men dan toch te veel bezig is met de marginale extra s en te weinig toekomt aan het leggen van de relatie tussen lecrling en tekst die met name door de reader response critici wordt nagestreefd wei wijs van ibsch en schram om hier vooral aan het tertiaire onderwijs te denken dat lijkt mij de juiste plaats ook in de lerarenopleidingen van het hoger beroepsonderwijs wetenschap die bevestigt wat je al weet misschien heeft koos hawinkels wel gelijk wanneer hij in zijn bespreking van het eerste deel ontwikkelingen in literaire competentie opmerkt dat dit weinig verrassends biedt inzoverre dat je op grond van eigen ervaringen als leraar kunt vaststellen dat belezenheid kennis van de wereld en ideologiefin nodi g zijn om literatuur te kunnen lezen zoals els andringa vaststelt door veertien lezers het verhaal eb en vloed van hotz te laten lezen en met name om ironie te verstaan zoals zowe l ali e toussaint dekker al s arman d va n assche in zij n laatst e bijdrage aan de literatuurdidactiek concluderen of dat belezenheid de lezer flexi bel maak t in zijn wijze van reageren op tekst en belezenheid in moedertaal nut tig is bij het lezen van boeken i n een vreemde taal aldus toussaint dekker maar dan nog is het nuttig voor de ontwikkeling van de literatuurdidactiek dat de lezer ziet hoe de onderzoeker tot zijn resultaat komt en dat dit resultaat op een andere manier gefundeerd i s en tot fijnere nuances lcidt dan het fundament dat de leraar vindt in zijn eigen lespraktijk hoe andcrs het resultaat kan zijn dan je ve ronderstelt blijkt onder het onderzoek dat gerard steen deed naar het onderschei den van metaforen je zou verwacht hebben dat metaforen naa r het oordeel van lezers een tekst literair maken steen ontdekte door groepen studenten en scho lieren te confronteren me t een tekst vol metaforen e n dezelfde teks t met tot re aliteiten herleide metaforen dat hiervan geen sprake was zijn stuk is jammer genoeg een voorbeeld van het gebrek aan overdrachtstechniek en een niet gericht zijn op de beoogde doelgroep dat het boek wel vaker ontsiert zulks geldt overigens niet voor het nieuws brengende stuk van edmund licher over de fotogrammen va n brecht prachtig materiaal interessante toelichting begrijpelijk beschreve n onderzoekstechniek goede resultaten brecht interpre teerde zijn kriegsfibel foto s over de oorlog waar hij teksten bij maakten ook persoonlijk en men zou daar in de les de interpretatie van de leerlingen tegenover kunnen stellen om zo tot een dialoog tussen auteur en lezers te komen omtrent het onderwerp ook cees tuk is onderwijsman genoeg om zijn onderzoek naar de receptie van een reeks gedichten door de ddr dichteres sarah kirsch verstaanbaar te verslaan hij legde in drie lessen aan leerlingen uit nederland en duitsland deze gedichten voor omdat hij wilde weten in hoeverre kennis van de context het ver staan van de tekst beinvloedt uiteraard is dit een soort onderzoek dat veel vaker is gedaan tuk concludeert wat u al dacht ja we moeten de leerlingen i n de duitse les kennis van land en volk blijven bijbrengen het is vooral de proce dure die mij aantrekkelijk lijkt om er in de klas mee te experimenteren 58 boeiende werking zeer interessant is het experiment met het verschijnsel boeiend e werking dat frans rutten ondernam er is veel onderzoek gedaan naar het begrip spanning maar dat je als lezer werkelijk aa n je stoel gekluisterd zit vanaf de eerste tot de laatste regel kan met veel meer dan spanning alleen t e maken hebben rutten wilde weten wat dat is en hoe de boeiende werking van ten proc te dat vaak wordt toegepast namelijk het procddd vragen oproepen ontstaat hij koos daar voor het kuifjesboek d e zaak zonnebloem vragen als door wie en waarom worden kuifj e e n zij n vrien d haddoc k bespioneer d i n he t par k va n kastee l molesloot zie p 2 hoe te verklaren dat er in hun directe omgeving allerlei glazen voorwerpen spontaan breken p 3 e v waarom is er op hun vriend zon nebloem geschote n e n door wie p 7 soms staan die vragen letterlij k i n de tekst soms zijn ze erin opgesloten ruim vijftig proefpersone n krege n op zes in de tekst gespreide plaatsen de vijfpuntsvraag voorgelegd hoe graag wil je nu verder lezen en scoorden dan overdracht va n literatuu r in het derde deel van de bundel gaat het onder de titel overdracht van literatuur over twee onderzoeken die direkt met het literatuuronderwijs te maken en een dat van rien t segers betreft de geaardheid en taak van de literaire kritiek welke eisen stelden zeventien proefpersonen aa n een literaire recensie en zou daaruit af te leiden zijn aan welke normen een goede recensie dient te voldoen het mate riaal werd gevormd door zevenentwintig recensies op hermans de heilige van de horlogerie wat waren de beste wat de slechtste recensies in de ogen van deze heren zeventien i k noe m z e me t ee n hoofdlette r wan t seger s achtt e he n hooggeschoold geen wonder dus dat de recensies uit de kwaliteitsbladen het hoogste scoren interessanter is dat als meest genoemde criteria naar voren ko men in deze volgorde stijl achtergrondinformatie interpretatie waarde oordeel structuur en originaliteit nemen een veel lagere positie in dan je zou verwachten ik kijk uit naar een vervolg op dit onderzoek waarbij segers bijvoorbeeld leer lingen van 4 havo laat scoren voor de literatuurdidactiek i s interessant het resultaat dat cor geljon e n dick schram boekten in hun vergelijking va n wat ze noemen identificerende naas t tekstbestuderende lesmelhoden helaa s word t nie t verklaar d waaro m z e d e oppositie tekstervaring tekstbestudering doorsnijde n e n voor tekstervaring iet s anders in de plaats stellen dat naar mijn mening niet geheel samenvalt met tek stervaringsmethoden zoals zij de identificerende methode beschrijven i s dit niet een tekstervaringsmethode maar een methode tussen zo n methode en een tekst bestuderingsmethode in aangezien ze meer afstand schept ten opzichte van de le zer e n d e teks t da n i n ee n tekstervaringsmethode maa r minde r da n i n een tekstbestuderingsmethode di t beteken t da t i k me t hu n conclusi e da t ee n identificerende methode weliswaar bij meisjes meer en bij jongens minder suk ses boekt dan een tekstbestuderingsmethode wel iets kan doen maar geen ant 59 woord heb op de vraag of tekstervaringsprocedures kansrijk zijn en dat is toch belangrijk nu het cven rapport de genoemde oppositie heeft overgenomen lezend in het grondige betoog van will van peer en fred marschall dat het laat ste onderzoekverslag is uit de bundel realiseert men zich hoe dikwijls men in de literatuurles bezig is om met name gedichten te parafraseren zeer terecht dat eens gekeken wer d hoe dat gaat en wat er van de overdracht van literatuur terecht komt de onderzoekers legden veertien lessen bij tien verschiuende docenten vast en gingen na hoe hun parafrasering vcrloopt het blijkt dan dat populair parafra seren van een literaire tekst bijvoorbeeld va n hooft en huygens tot niets leidt zo n verslag van onderzoek zet tot nadenken en men vraagt zich af of hier wel sprake is van goed literatuuronderwijs neen dus want de docenten slagen er niet in om de paradox van het parafraseren goe d te hanteren de parafrase drukt ons als het ware met de neus op de rijkdom en volheid van het origineel schrijven beide onderzoekers in hun conclusie en het is hun verdienste dat ze dit parafrase ren problematiseren waar het totnutoe een van de niet opgemerkte handelingen in het lesgeven was het vak literatuu r samenstelster els andringa sluit het boek af met een stuk dat al het gebodene in een didactisch perspectief plaatst wat is dat eigenlijk voor een vak literatuur vraagt zij zich af het heeft zoals het doorgaans wordt gegeven en ondergaan geen duidelijke instrumentele functie zoals taalvaardigheid bij nederlands en de vreemde talen rekenen natuur en scheikunde men zou andringa aan kunnen vullen het wordt daardoor gemakkelijk over een kam geschoren met de andere vakken waarin het gaat om de werking van de cultuur of sociale ontwikkeling geschiedenis maatschappijleer katechese expressievakken en daar komt vol gens haar bij dat literatuur als vak altijd dee l uitmaakt van meer omvattcnde vakken de talen symptomatisch voor die ondergeschiktheid kan men zeggen is het feit dat het onderwijs in de klassieken pas dankzij het nieuwe eindexamen waarover van hooff i n tsjip 2 en habets in dit nummer het nodige schrijven m6ei is geworden dan vertaalonderwijs namelijk echt literatuuronderwijs bij de moderne vreemde talen was literatuur altijd behalve doel ook middel om de taal vaardigheid vergroten juist docenten die een sterk accent legden op literatuur als middel verzetten zich het meest tegen het lezen van literatuur in vertaling vanuit hun optiek begrijpelijk nu heeft zoals ik in de aanvang van dit stuk opmerkte het literatuuronderwij s wel altijd leentjebuur gespeeld bij de literatuurwetenschap maar andringa heeft toch een te hoge pet op van die wetenschap wanneer ze suggereert dat het de tekstwetenschap wa s di e d e introducti e va n trivial e literatuu r i n d e kla s bewerkstelligde dat is niet zo gegaan integendeel toen de uitvoering van de mammoetwet leraren duidelijk maakte dat ze lang niet altijd ernstige gymnasia sten of nuchtere hbs ers tegenover zich hadden zitten maar een populatie die voor een deel aan de hohe literatur een broertje dood had hebben dezen vanaf 1972 in moer levende talen en andere organen een pleidooi gevoerd voor de 60 lectuur va n d e leerling strips kasteelroman s e n degelijke tegenove r d e literatuur voor de lijst de invloed van van dijk c s acht ik volstrekt nihil zo min als de materialistische literatuurwetenschap enige invloed uitoefende op de school direkte invloed mag men van net boek dat andringa en schram ons in literatuur in functie bieden 66k niet verwachten maar voor het eerst kreeg ik tijdens de lectuur van de rijke inleidin g van ibsch en schram het afsluitende opste l van andringa en de empirische bijdragen va n zowel didactici al s literatuurweten schappers aan de bundel de gewaarwording dat het werkelijk over onderwijs en wetenschap van literatuur tegelijk gaat met de uitstapjes di e literatuurweten schappers als bronzwaer of pleij zich in het verleden veroorloofde n schoo t je nooit wat op zij konden gemakkelijk d e staf breken en pleij kan alleraardigst uitpakken dat weten we allemaal dus hij lijkt ook nog gelijk te hebben over de literatuurdidactiek omdat ze zich absoluut niet verdiepten in de werkelijke pro blemen van het literatuuronderwijs in haar vermelding van produktieve metho den lijkt els andringa s scoop wat versmald tot de duitse didactiek maar wat door haar en dick schram is bijeengebracht in literatuur in functie val t naa r mij n menin g alleszin s serieu s t e nemen doo r d e literatuurdidacticus zo goed als de docent voor de klas s avonds met de pijp aan te bestuderen onder de bureaulamp dat wel els andringa dic k schram literatuur in functie empirische literatuurwetenschap in didactisch perspectief boh n stafle u va n loghum houle n 1990 isb n 9 0 36 8 021 6 4 29 8 pp de besprekin g doo r koo s hawinkel s verschee n i n levende talen 460 apri l 1991 pp 196 197 61