Een geschiedschrijving van moedertaalonderwijs II

Publicatie datum: 1985-01-01
Auteur: Piet Hein van de Ven
Collectie: 03
Volume: 03
Nummer: 3
Pagina’s: 27-46
piet hein van de ven een geschiedschrijving van moedertaal onderwijs ii 1 inleiding in het eerste deel van dit artikel 1 schetste ik een set van concepten waarmee mogelijk de geschiedenis van een schoolvak als nederlands te beschrijven zou zijn in dit tweede deel wil ik die concepten proberen te gebruiken en zo aan een eerste toets onderwerpen ik doe dat door een bestaan de geschiedschrijving van moedertaalonderwijs te herschrijven het toeval speelde mij een dissertatie op het gebied van de ge schiedenis van het moedertaalonderwijs in belgisch limburg 1830 1914 in handen in de volgende paragraaf probeer ik de 600 pagina s zo getrouw mogelijk samen te vatten enerzijds vanwege de informatieve waarde anderzijds om mij zo controleerbaar moge lijk op te stellen voor paragraaf 3 waarin ik probeer deze dis sertatie heel beknopt te duiden met behulp van genoemde concepten 2 met andere woorden ik bekijk hanson 1984 met een aantal vragen om te bepalen of deze vragen of liever de antwoorden eropinzicht geven in de geschiedenis van een stukje moedertaalon derwijs deze vragen zijn 1 gaat het om de ontwikkeling van een bestaand of om het ont staan van een nieuw schoolvak 2 welke leraarsperspectieven worden er betreffende dat schoolvak ontwikkeld in hoeverre zijn er onoplosbare problemen aanlei ding tot nieuwe perspectieven welke rol if any spelen sta tus materiele voorzieningen vakvereniging of ander netwerk salariering lerarenopleiding is er in de ontwikkeling van de leraarsperspectieven een lijn waar te nemen van utilitair pe dagogisch naar universitair 3 in hoeverre spelen al dan niet dominante paradigmata een rol initiatie status probleemoplossen of opwerpen 4 in hoeverre zijn de ontwikkeling van leraarsperspectieven en relevante paradigmata wisselingen te plaatsen tegen de ach tergrond van matthijssens rationaliteitentheorie 5 in hoeverre is er sprake van een kloof tussen retoriek en praktijk en worden daar eventueel verklaringen voor gegeven 27 spiegel 3 1985 nr 3 27 46 2 een beknopte weergave van hanson 1984 2 1 vraagstelling en design hanson plaatst zijn onderzoek in het brede kader van de taalkwes tie in en om het middelbaar onderwijs in vlaanderen hij stelt dat deze taalkwestie deze taalstrijd in niet geringe mate heeft bijgedragen tot de volledige emanci patie van het nederlandstalig onderwijs in belgie die gebaseerd was op het streven naar verwerving van een eigen kuituurtaai deze laatste speelde op haar beurt een belangrijke rol in de kul turele en ekonomische opgang van vlaanderen deze taalkwestie werd op haar beurt voortdurend doorkruist door de levensbeschou welijke tegenstellingen die zozeer het politieke toneel in belgie hebben bepaald hanson 1984 v als doelstelling voor zijn onderzoek formuleert hanson het leve ren van kennis van de concrete historische toestanden terzake van taairegime moedertaalonderwijs en vlaamsgezindheid in het 19de eeuwse middelbaar onderwijs in vlaanderen ib vi deze doelstelling wordt gemotiveerd behalve vanuit het al aange duide brede kader vanuit door hanson geconstateerde controver sen en onzorgvuldige standpunten die berusten op gebrekkige kennis hanson streeft kennis na van de taalsituatie in de ver schillende scholen in limburg waarbij onder taalsituatie moet worden verstaan zowel de status als de invulling van het school vak moedertaal als de status van moedertaal als voertaal in de school verder poogt hanson een beeld te geven van enkele determinerende factoren die het moedertaalonderwijs in beide netten hebben beinvloed ib vii onder die beide netten verstaat hanson dan enerzijds het officiele staats onderwijs en anderzijds het vrije dat wil zeggen katholieke onderwijs hanson kondigt daarnaast nog aan zijn onderwerp niet enkel te bestuderen in relatie tot de evoluerende vlaamse beweging maar eveneens in het kader van een boeiende problematiek die in de 19de eeuw question des humanites ib vii wordt genoemd tenslotte wil hij een bijdrage leveren tot een betere kennis van de methodiek van het vak in de vorige eeuw hanson beperkt zijn onderzoek tot de provincie limburg enerzijds omdat er al deelstudies liggen over de situatie in het katholieke onderwijs in de bisdommen brugge gent en mechelen anderzijds omdat het hem praktisch onmogelijk was meer dan de archieven en dergelijke in de provincie limburg behorend tot het bisdom luik te raadplegen de afbakening van de periode 1830 1914 verantwoordt hanson als volgt de begindatum is die van het ontstaan van het koninkrijk belgie de vrijheid van onderwijs die al in 1830 door het voor lopig bewind werd afgekondigd zette meteen de vernederlandsings politiek van willem i op de helling een snelle verfransing van 28 het middelbaar onderwijs in het vlaamse landsgedeelte was inge zet bijna gelijktijdig kwam hiertegen een reactie op gang die hoofdzakelijk werd gedragen door de sekuliere geestelijkheid de eerste wereldoorlog betekende geen eindpunt maar wel een belang rijke cesuur en een keerpunt door de snelle toename van het aan tal scholen na de oorlog zou het onderzoek van het interbellum evenwel teveel hooi op onze vork betekend hebben ib vii hanson beschrijft de taalsituatie in vijf chronologisch opeenvol gende periodes de respectievelijke hoofdstukken zijn getiteld 1 het ongedeelde limburg 1830 1839 2 het gedeelde limburg tot aan de wet van 1850 3 doorwerkende verfransing en groeiende vlaamsgezindheid de periode loopt van 1850 1880 in 1881 en 1883 worden belangrij ke wetten aangenomen 4 tweetalig middelbaar onderwijs 1880 1900 5 de slakkegang 1900 1914 de cesuur rond 1900 beargumenteert hanson als volgt in 1901 werd rutten een sleutelfiguur in de taalkwestie in limburgbisschop van luik bovendien ontstond rond 1900 hernieuwde aandacht van de flaminganten voor de taalproblematiek in het middelbaar onderwijs het onderzoek van hanson is literatuuren bronnenonderzoek de literatuurstudie strekt zich uit over de geschiedschrijving van de diverse scholen voorzover deze aanwezig is vaak werd daarin echter weinig of geen aandacht geschonken aan de ontwikkeling van de inhouden van het onderwijs daarom is er ook veel bronnenon derzoek hanson raadpleegde diverse archieven van scholen ge meenten en steden hij dook in het centrale kloosterarchief de belangrijkste gegevens ontleent hij aan de schoolarchieven de andere archieven leveren aanvullend materiaal in het algemeen geldt dat de archieven erg ongelijk in waarde zijn ze verschil len sterk in kwaliteit er zijn erg oppervlakkige en erg serieuze bijdragen belangrijke bronnen bleken de driejaarlijkse inspectierapporten over het middelbaar onderwijs en ook de toen gebruikte leerboeken nederlands 2 2 resultaten ik geef in deze subparagraaf in grote lijnen de resultaten waar mee hanson komt zo doe ik wel veel onrecht aan de uiterst be langwekkende details en de vele nuanceringen waarmee hanson zijn conclusies weergeeft met name de zeer interessante ontwikkelin gen in de diverse scholen het hoofdbestanddeel van hansons werk blijven in zo n globale samenvatting onderbelicht in dit bestek kan dat evenwel niet anders hanson concludeert voor de periode 1830 rond 1870 na 1830 staat het moedertaalonderwijs er aanvankelijk positief voor het wordt mee omhooggezogen in de moderniseringstendens die gedragen wordt door de burgerij en die aan diverse middelbare 29 scholen een beroepsafdeling deed ontstaan naast het traditionele humaniora onderwijs in die beroepsafdelingen nemen de moderne talen en ook de moedertaal een belangwekkende plaats in toch werden de limburgse middelbare scholen snel verfranst soms ook omdat het nederlands niet de kans had gekregen in de hol landse tijd tot 1830 als voertaal een stevige positie in te ne men bovendien worden na 1830 veel luxemburgse en waalse direc teuren en leraren benoemd er waren trouwens ook veel te weinig vlaamse leraren het frans eiste niet alleen een belangrijk deel van het lesrooster voor zich op het was ook de voertaal van het onderwijs voor vlaamse kinderen een groot probleem een oplos sing daarvoor werd gezocht in een voorbereidende klas waarvan het lesrooster voor meer dan de helft bestond uit lessen frans een oplossing die te weinig soelaas bracht een reden voor som mige directeuren van rijksscholen om leraren te benoemen die het nederlands beheersten en desgewenst in die taal leerlingen konden onderwijzen het frans bleef zeker tot 1870 primair ten opzichte van het nederlands dat kwam niet in het minst door een wet in 1850 die voor het eerst het middelbaar onderwijs regelde de politieke strijd rond die wet ging tussen liberalen en katholieken waarbij met name de rol van de clerus in het rijksonderwijs een belang rijk strijdpunt vormde de inhouden van het onderwijs kregen wei nig aandacht impliciet hield de wet ondanks vlaamse tegenstand vast aan het principe van het frans als voertaal voor alle vak ken overigens hield ook het episcopaat dat verreweg het groot ste deel der scholen beheerde vast aan de voertaal frans van belang is het op te merken dat de kerk enigszins ambivalent was ten opzichte van de taalkwestie zo bestond er bekommernis om de volkstaal het volk moest de leer kunnen aanhoren en vlaamse priesters moesten dan ook het vlaams beheersen treffend is dat een van de eerste vakken naast nederlands die in het nederlands gegeven werden de catechese is aan de andere kant was de kerk ervan overtuigd dat de geestelijkheid zich zoals de andere toe komstige intellectuele leiders van het volk in het frans moest kunnen uitdrukken een ander belangrijk gegeven voor de sterke positie van het frans ligt in de overtuiging van veel ook vlaamse ouders dat een goede kennis van het frans een succesvolle loopbaan garandeerde de politieke en economische macht was in handen van franstaligen als vak bleef het nederlands overeind ook al werd het nogal eens in het frans onderwezen weliswaar kreeg het meestal niet te veel lesuren en werd het ook niet steeds in alle leerjaren onder wezen in de beroepsafdelingen stond het er beter voor dan in de humaniora het programma is niet erg aan verandering onderhevig geweest met de wet van 1850 lag er een voor de rijksscholen gel dend programma daarvoor was de inhoud van het vak in grote lij nen hetzelfde als in dat programma neergelegd al krijg ik uit hansons uitwerking van het programma in diverse scholen de indruk 30 dat er misschien juist door het ontbreken van een voorgeschreven programma voor 1850 belangrijker afwijkingen vergeleken met dat programma werden gerealiseerd door individuele leraren meestal priesters of ex onderwijzers die sterk vlaamsgezind waren het programma zoals dat in 1850 werd vastgelegd ging volgens han son zeker dertig jaar mee waarbij moet worden aangetekend dat er in het vrije onderwijs dat immers niet aan de wet onderworpen was nogal selectief mee werd omgesprongen in voor het vak ongunstige zin het vak bestond voornamelijk uit een normatief spraakkunstonder wijs en uit letterkunde onderwijs waarin bloemlezingen de be langrijkste leerstof vormden hanson geeft aan dat na 1850 er zich drie vernieuwingen voordeden 1 er verschijnen spraakkunsten die minder traditioneel dat wil zeggen logisch normatief berustend op een strakke schrijftaal waren ze weerspiegelden de nieuwe taalbeschou wing deze ging uit van de waarnemend descriptieve methode die gebaseerd was op de levende ongekunstelde spreektaal ib 159 hanson spreekt zich niet expliciet uit over het bereik van deze nieuwe methodes maar er valt uit zijn opmer kingen betreffende gebruikte leerboeken wel af te leiden dat deze nieuwe spraakkunsten bepaald niet het meest gebruikt wer den 2 het letterkunde onderwijs verandert na 1850 in twee opzich ten zo komt er naast het gebruik van bloemlezingen aandacht voor letterkundige geschiedenis in de hoogste klassen ook verschenen er bloemlezingen die meer dan de vroegere aandacht besteedden aan eigentijdse en noordnederlandse auteurs bloemlezingen van dergelijke strekking werden overigens in het vrije onderwijs niet toegestaan omwille van sommige aange haalde auteurs en uittreksels uit hun werk die niet strookten met de benepen literair godsdienstige opvattingen in dit milieu ib 560 3 na 1850 werd in de lessen meer aandacht besteed aan de spreekvaardigheid onder meer met de bedoeling de uitspraak van de leerlingen te zuiveren van dialectische invloeden een groot probleem vormde het gebrek aan geschoolde leraren in wezen bestond er voor de wet van 1883 geen echte opleiding van toekomstige leraren nederlands er waren een aantal autodidacten die voor een belangrijk deel zichzelf vormden in de diverse vlaamse lettergildes dit waren in limburg overigens vooral katholieke gildes die onder de plak van het episcopaat zaten en daardoor niet al te politiek en militant actief waren ze richt ten zich vooral op de vlaamse taal en literatuur vanuit een sterk vlaamsbewust stempel en deden zo belangrijk werk vaak verzorg den ze vlaamse culturele activiteiten op scholen en droegen ze zo bij tot het accepteren van het vlaams als cultuurtaal en als voertaal in het onderwijs 31 de traditionele opvatting wil dat het er met het moedertaalon derwijs in het vrije onderwijs veel slechter voorstond dan in het officiele volgens hanson is dat een verkeerde opvatting de scheidslijn positief negatief loopt dwars door beide netten heen hanson schrijft deze variatie toe aan een aantal gunstige en on gunstige factoren die niet op elke school in dezelfde mate een rol speelden hij noemt als ongunstige factoren 1 het gebrek aan een goede lerarenopleiding 2 de gebrekkige status van het vak weinig en ongunstige ge plaatste uren 3 leerlingen leren zeker voor 1850 door middel van thema s en vertalingen eerder frans dan nederlands 4 er bestond vooral in het vrije onderwijs verzet tegen de opmars van de moderne talen gunstige factoren zijn 1 enthousiaste vlaamsgezinde leraren meestal priesterleraren die veelal in het lettergilde van hun kleinseminarie hun op leiding waren gevormd 2 het vak genoot meer aanzien in het beroepsonderwijs 3 er verschenen betere leerboeken geschreven door personen met onderwijservaring 4 de inspectierapporten spreken zich wel eens gunstiger uit over resultaten bij het vak nederlands dan bij andere vakken die onder gunstiger omstandigheden werden gegeven daardoor werd de mogelijkheid op wat wij buitenschoolse activiteiten van culturele aard zouden noemen vergroot hanson wijst op het feit dat het vak geprofiteerd heeft van de sterke aandacht die bestond voor de literair esthetische vorming van de leer lingen als eindresultaat van het onderwijs in deze periode ziet hanson dat leerlingen onder gunstige omstandigheden sterk vlaamsbewust zijn geworden meer dan dat ze een grondige kennis van hun moe dertaal kregen onder ongunstige omstandigheden kwamen ze nauwe lijks verder dan het eindniveau van hun lager onderwijs de periode 1870 1880 ziet hanson als een van gunstige kente ring er ontstaan meer lettergildes vooral in het vrije onder wijs en die worden steeds meer vlaamsbewust op sommige scholen begonnen leraren op hun eigen houtje les te geven in het neder lands vooral in de lessen nederlands en godsdienst maar ook bij duits en engels dit werd door sommige directeuren getolereerd en wat betreft de lessen nederlands en godsdienst ook door de dio cesane overheid door deze ontwikkeling komen waalse leerlingen in de problemen voor hen worden dan speciale lessen nederlands gegeven volgens hanson is deze ontwikkeling te danken aan zowel de sterker wor dende modernizeringstendens die voor de moderne talen een serieuze plaats opeiste in het middelbaar onderwijs als aan de groeiende kracht en politieke invloed van de vlaamse beweging ib 565 32 die kracht werd ook ontleend aan een principiele en grondige uit werking van de argumenten pro vernederlandsing hanson noemt de volgende argumenten zoals die reeds voor 18 50 gemeengoed waren onder de vlaamsgezinden 1 de voertaal van het onderwijs kan geen andere zijn dan de moedertaal van de leerlingen de taal waarin ze spontaan den ken en zich in de wereld bewegen van het bekende naar het onbekende 2 de leerlingen zullen de verwante germaanse talen engels en duits veel vlugger aanleren via het nederlands dan via het frans nederlands als springplank voor de twee germaanse talen 3 het verfransende middelbaar onderwijs schept een verfranste elitaire bovenlaag die totaal vervreemdt van de gewone massa die de volkstaal spreekt 4 het verfranst middelbaar onderwijs houdt de vlaamse bevolking kultureel onmondig vervreemdt haar van de eigen kuituur 5 de verfransing van het middelbaar onderwijs in vlaanderen is in strijd met de grondwet taaldwang in plaats van taalvrij heid ib 124 van belang is volgens hanson dat deze argumenten aan kracht won nen omdat de flaminganten uiteindelijk na veel onduidelijkheid over iets als een standaard vlaams dat wil zeggen een lite rair vlaams het nederlands van het noorden kozen als orienta tiepunt de katholieke regering kv am de flaminganten lang niet in alle eisen tegemoet maar bepaalde wel een identiek programma neder lands in humaniora en beroepsafdelingen in het officiele onder wijs werd dan ook een behoorlijk aantal uren nederlands gegeven in het katholieke onderwijs bleef het aantal uren nog zeer be perkt ten faveure van de klassieke talen en het frans in 1874 werden enkele verbeteringen aangebracht in de opleiding voor toe komstige leraren moedertaal tevens werd het salaris van leraren moderne talen opgetrokken naar het niveau van dat van andere be voegde leraren de periode 1883 1914 noemt hanson er een van moeizame verne derlandsing in 1873 1878 en 1883 werden er taalwetten aangeno men die elk bedoelden de positie van het nederlands te bescher men die van 1883 wordt als de belangrijkste gezien omdat 1 deze de flaminganten de hoop gaf dat het nederlands als voer taal in het onderwijs zou worden hersteld zodat de toekoms tige vlaamse intellektuele elite mettertijd in eigen taal en kuituur zou worden opgeleid in theorie werd het tweetalig heidsstelsel van vlaanderen aan de basis ondermijnd dat ver klaart de wetsontduiking en de waalse reaktie ib 259 2 deze de hele studentenbeweging sterk in actie brengt zij pro testeerde tegen de boycot van de wet en ijverde voor verder 33 gaande stappen op de weg waarop deze wet een eerste stap was geweest 3 deze wet de aandacht richtte op het grootste deel van de mid delbare scholen juist omdat dat deel buiten de wet viel het vrije katholieke onderwijs de wet hield overigens veel minder in dan de flaminganten wen sten in plaats van verregaande vernederlandsing van de scholen en een goede opleiding voor leraren voor dergelijk nederlandsta lig onderwijs bepaalde de wet in het vlaamse gedeelte van het land zou het nederlands de voertaal zijn in de voorbereidende afdelingen van de rijksmiddelbare scholen in de eigenlijke mid delbare scholen en in de atenea zouden nederlands engels en duits in de moedertaal gegeven worden samen met vanaf het schooljaar 1886 1887 minimaal twee andere vakken de regering zou altijd kunnen beslissen dat de nederlandse lessen of een deel ervan tegelijkertijd in het frans zouden worden onderwezen de vakwoorden van wis en natuurkunde en de geschied en aardrijks kundige namen moesten zowel in het nederlands als in het frans gegeven worden een normaalonderwijs zou worden ingericht vooral bestemd om leraren op te leiden die in het nederlands les zouden kunnen geven ib 261 hanson concludeert in dit verband dat de wet de mogelijkheid bood tot tweetalig onderwijs in plaats van tot uitsluitend neder landstalige lessen de wet maakte verder ook de oprichting moge lijk van waalse afdelingen aan vlaamse scholen toch was de wet de eerste stap in een onomkeerbaar proces van vernederlandsing zoals al is aangegeven vormde de wet een instrument waarmee de flaminganten konden toezien op het proces van vernederlandsing zij legden zich dan ook toe op de strijd voor correcte toepassing ervan tevens zetten zij het episcopaat onder druk om ook in het katholieke onderwijs deze wet als voorschrift te hanteren de wet bewerkstelligde ook de oprichting van een afdeling ger maanse filologie aan de hogere normaalschool in luik en van een vlaamse hogere normaalschool die verbonden werd aan de gentse universiteit deze opleidingen met name de gentse vormden een verbetering al werd ook in gent het onderwijs in de natuurwe tenschappen een franstalige aangelegenheid wel hadden deze hoge re normaalscholen het monopolie voor de opleidingen van eerste graadsleraren aangezien ze officiele dat wil zeggen rijksoplei dingen waren kwam daartegen verzet van katholieke zijde de in leuven afgestudeerden kwamen evenals andere universitair gediplo meerden niet in aanmerking voor een aanstelling als leraar aan een ateneum in 1891 liep de discussie hierover uit op het be sluit voortaan de lerarenopleiding toe te vertrouwen aan de uni versiteiten waartoe onder meer de faculteiten van letteren en wijsbegeerte opnieuw werden ingericht en waarbij speciale eisen werden gesteld aan leraren die in het nederlands les moesten kun nen geven 34 intussen nam de flamingantische druk op het episcopaat toe dat ging dan ook in 1890 en 1892 maatregelen afkondigen ten gunste van het nederlands die bijna identiek waren aan de wet van 1883 overigens tot weinig vreugde van de flaminganten omdat zo immers eerder weer tweetaligheid dan vernederlandsing werd bereikt bo vendien veronderstelden zij dat de maatregelen lang niet alle zouden worden uitgevoerd een veronderstelling die de realiteit aardig benaderde gemeten naar de uitkomsten van een enquete rond 1900 hanson concludeert dat de wet van 1883 nogal wisselend werd toe gepast in beide netten afhankelijk van een aantal constante en variabele factoren als constante factoren die het proces van vernederlandsing negatief beinvloedden noemt hij 1 de ligging van de school in een verfranste stad en of dicht bij de taalgrens 2 de nabijheid van een concurrerende school constante positief werkende factoren zijn 1 de ligging van een school op het platteland of in een kleine stad 2 het type onderwijs met name de beroepsafdelingen kenden een goede stand van zaken wat betreft de rol van het nederlands variabele factoren zijn 1 de houding van schoolleiding schoolbestuur leraren 2 de benoeming van leraren in het officiele onderwijs werden meer nederlands sprekende leraren benoemd dan in het vrije waar lessen nederlands soms werden verzorgd door leraren die het nederlands niet beheersten nieuwe druk rond 1900 bewoog de bisschoppen tot nieuwe voor schriften deze voorschriften kenmerkt hanson als ronduit ont goochelend het nederlands werd niet aanvaard als volwaardig kui tuurinstrument en de voorschriften bleven steken in tweetalig heid ib 569 mede als gevolg hiervan kwam het tot een ver trouwenscrisis tussen episcopaat en katholieke vlaamsgezinden tenslotte kwam er ondanks heftige tegenstand van de bisschoppen in 1910 een nieuwe wet hanson noemt twee positieve elementen 1 de wet van 1910 verving de tweetaligheid voor een aantal vak ken door nederlandse eentaligheid 2 de wet werd ook van toepassing verklaard op het vrije katho lieke onderwijs een negatief element vormde het voorschrift dat de natuurwe tenschappen en de klassieke talen in het frans gegeven moesten worden een ander dat er waalse afdelingen bleven bestaan hanson formuleert ten aanzien van deze ontwikkeling de vraag waren de bisschoppen nu alleen tegen maximale vernederlandsing of vooral tegen het opleggen van een wet aan het katholieke onder wijs hij concludeert met beide hadden ze het moeilijk met het laatste nog meer dan met het eerste unaniem waren ze gekant te gen een wettelijke regeling omdat die de vrijheid van het katho liek onderwijs op de helling zou kunnen zetten maar uit de 35 instructions zou nogmaals duidelijk blijken dat ze het eveneens erg moeilijk hadden met de serieuze vernederlandsing nu de fla minganten niet alleen maar een behoorlijke plaats opeisten voor hun moedertaal als vak maar omonwonden ook als enige voertaal voor een deel van de andere vakken waren de bisschoppen bang dat de prioritaire plaats van het frans in hun scholen in het gedrang zou komen wat zou er dan nog overblijven van hun ideaal een klerus die zich korrekt kon uitdrukken in een internationale taal die hem toegang gaf tot het intellektuele leven van zijn tijd ib 570 overigens was het episcopaat niet eensgezind zo eiste rutten in 1901 bisschop van luik in een gematigde toonzetting herhaalde lijk de gelijkwaardigheid van het nederlands ten opzichte van het frans de wetten van 1883 en de vernieuwing na 1900 zijn van be lang geweest voor een kwalitatieve verbetering van het moeder taalonderwijs in beide netten zo nam het aantal lesuren toe verder werd de vakinhoud enigszins vernieuwd 1 het maken van thema s en het leren houden van redevoerin gen werd afgeschaft 2 literatuur kreeg meer aandacht ten koste van het spraak kunstonderwijs in dat literatuuronderwijs kwamen steeds vaker de nieuwe stromingen en ook de auteurs uit het noorden aan bod omrankt met literaire en biografische notities 3 de spraakkunst werd vernieuwd met name door vercoullie 1894 volgens deze zou de levende spreektaal de schrijftaal als norm verdringen en de grammatici moesten hierop inspeler via vele van zijn studenten die later leraar werden zouden zijn nieuwe taalopvattingen stilaan ingang vinden in de offi ciele scholen via allerlei navolgers zouden ze met vertraging ook binnensijpelen in het katholieke onderwijs ib 579 4 er komt toenemende aandacht voor taalverzorging deze uit zich negatief in de strijd tegen het dialect positief in het ijveren voor een algemeen nederlands ook in de spreektaal vooral in het officiele onderwijs won dit inzicht veld voor al omdat de wetenschappelijke inzichten die aan de basis lagen van heel deze nieuwe richting hier makkelijker doordringen ib 579 in het vrije katholieke onderwijs verliep dit alles veel moeizamer men had er minder contact met het noorden en meer emotionele problemen met alles dat naar vernieuwing rook bovendien gaf men vanuit pastoraal oogpunt de voorkeur aan de volkstaal die het gesproken religieuze woord dieper in de harten kon doen doordringen ib 579 onkunde door een ge brek aan een wetenschappelijke vakopleiding van de pries ter leraren vormde een belangrijke oorzaak voor het achter blijven van het vrije onderwijs op het pad van de vakinhoude lijke vernieuwing afrondend stelt hanson dat de onderwijshervormingen in de beide netten na 1900 de vernieuwing van het onderwijs in en door de moedertaal op het goede spoor hebben gezet de moedertaal het 36 nederlands werd erkend als voertaal voor moderne vreemde talen voor algemeen literatuuronderwijs in de praktijk zou het echter nog wel even duren vooraleer de wens van de flaminganten moedertaal nederlands in vlaanderen werkelijkheid zou worden ook binnen de katolieke beweging van onderwijsvernieuwing zag men meer en meer in dat het nederlands vlaams niet langer een romantisch gekoesterde moeder taal mocht blijven maar een funktioneel wetenschappelijk kuituurin strument moest worden dan zou een van de grote verwijten aan de vlaamse beweging en een van de grote oorzaken van de verfransing vanzelf wegvallen te bonne esperance waar een belangrijk onder wijscongres werd gehouden phvdv 1911 werd deze visie naar voren geschoven de koers is noordwaarts luidde daar het de vies tegelijk werd de noodzaak aangevoeld de hele vernederland sing wetenschappelijk serieus te onderbouwen en ze aldus kwalita tief te verbeteren ib 580 3 een toepassing hansons dissertatie vormt een boeiend en prettig leesbaar geheel met voor mij grote informatieve waarde als ik zijn onderzoeksre sultaten meet aan zijn eigen doelstellingen dan kan ik kortweg concluderen dat hij slaagt in zijn opzet meer en grondige r kennis te leveren van de taalsituatie in beide netten zijn werk beantwoordt in positieve zin aan de beschrijving die hammersley 1984 geeft van het gebruikelijke geschiedkundig onderzoek a primary concern with describing social events and processes in detail hammersley 1984 15 maar zijn werk kenmerkt zich ook door wat hammersley noemt a distaste for theories ib 15 zie 3 1 al voeg ik daar meteen aan toe dat het ook geenszins in hansons bedoeling ligt theorie te ontwikkelen hanson geeft zeker inzicht in factoren die in het ontwikkelings proces van het schoolvak een determinerende rol spelen naar mijn mening zijn deze factoren te vatten in de in het eerste deel van mijn artikel gepresenteerde analytische concepten ik zal probe ren dit te verduidelijken door de in paragraaf 1 gestelde vragen te beantwoorden 1 gaat het om de ontwikkeling van een bestaand of om het ont staan van een nieuw schoolvak mij lijkt dat het eerste het geval is het gaat in elk geval om een schoolvak er is sprake van een specifiek kenobject dat wordt geclaimd door een bepaalde groep leraren dat voor deze groep doorgaat voor geldige kennis waarvoor deze groep meer uren en leerboeken wil en over de definitie waarvan meningsverschillen bestaan het schoolvak nederlands bestaat maar het moet zich nog volop bewijzen in een hoger status leerplan hanson maakt wel duidelijk dat het schoolvak nederlands op een of andere manier een apart vak elementaire vaardigheden in het lager onderwijs 37 voorkomt hij schetst dan hoe het zich een plaats wil veroveren in het middelbaar onderwijs ik denk dat de weg die het volgt die is van lager via beroepsonderwijs naar het hogere status onderwijs van de humaniora 2 welke leraarsperspectieven bestaan er ontstaan er en wat zijn constituerende factoren hanson maakt duidelijk dat in de door hem bestreken periode er op het niveau van het leraarsperspectief twee grote problemen zijn die aanleiding zijn voor diverse ontwikkelingen a de plaats van het schoolvak nederlands te midden van de andere vakken b een nieuwe opvatting over de inhoud van het vak ik werk beide problemen afzonderlijk uit a nederlands en andere vakken in hansons schets valt dit probleem in twee aspecten uiteen ten eerste is er de plaats van het vak op het lesrooster aantal uren in relatie tot uren voor andere vakken ten tweede is er de rol van de moedertaal nederlands als voertaal in de vlaamse scholen voor beide aspecten geldt dat de moedertaal er aan het eind van de onderzoeksperiode beter voorstaat deze ontwikkeling ten goede kan worden beschreven in termen van status van het vak en van macht van de ondersteunende groep status aanvankelijk zijn er weinig lesuren en wordt zelfs in de lessen nederlands vaak het frans als voertaal gebruikt een eerste stap in de goede richting is het bruggehoofd dat het vak weet te vestigen aan de beroepsafdelingen de gelijkschakeling in 1883 van de programma s in het officiele onderwijs van middelbaar onderwijs van de eerste graad en beroepsafdelingen betekent een stap vooruit in het hogere status schooltype met name in 1910 wordt ook de rol van het nederlands als voertaal voor een aantal vakken vastgelegd een belangrijke factor in dezen is de lera renopleiding die vanuit het niets langzaam aan op universi tair niveau gaat worden verzorgd ook het salaris van leraren nederlands zal worden opgetrokken de status van het vak valt ook af te meten aan de mogelijkheden voor een schoolbibliotheek al valt ook uit dit gegeven op te maken dat aan het einde van de periode het vak het bepaald nog niet gemaakt had wel verbetert de situatie op het vlak van de schoolboeken franstalige boeken maken plaats voor nederlandstalige ook voor een aantal andere vakken een ander materieel belang dat een belangrijke factor vormt in de statusbepaling van het vak vormt het leerlingenaantal op enke le plaatsen maakt hanson duidelijk dat het frans ten opzichte van het nederlands prevaleert omdat ook vlaamse ouders voor hun kin deren een maatschappelijke solide toekomst wensen en die was onverbrekelijk met het beheersen van het frans verbonden te wei nig franstalig onderricht kostte dus leerlingen zeker als er een concurrerende school in de buurt was 38 dat werven van leerlingen speelde nog een andere rol namelijk als argument voor een goede lerarenopleiding van toekomstige priesterleraren in het vrije onderwijs aan het begin van deze eeuw gebruikt een medewerker van de bisschop van luik als argu ment het kontrast tussen wetenschappelijke vorming van de lera ren in het officiele onderwijs en het gebrek daaraan bij de priester leraars was maar al te gemakkelijk uit te spelen tegen over ouders die aarzelden naar welke school ze hun kinderen zou den sturen ib 448 een andere indicatie van een toenemende status vormde het voor stel in 1901 om in het vlaamse landsgedeelte toegang tot de uni versiteit en de twee bijkomende kiesstemmen afhankelijk te maken van een grondige kennis van het nederlands die gemeten werd naar het vakkenpakket dat in het nederlands werd geexami neerd tenslotte kan denk ik het streven naar aansluiting bij het noorden naar de moedertaal als functioneel wetenschappelijk cul tuurinstrument ook gezien worden als een streven naar statusver meerdering bovenstaande geeft mijns inziens aan dat goodsons analyse van streven naar universitaire erkenning kan kloppen voor wat betreft het schoolvak nederlands in belgisch limburg daar wordt die er kenning uitgedrukt in lerarenopleiding en exameneisen in dat erkenningsproces is er tevens sprake van een toenemend aantal lesuren en van meer materiele voorzieningen de groep wat betreft de groepsvorming en de toenemende macht ervan lijkt me balls theorie aannemelijk vgl ball 1982 het eerste deel van de door hanson geschetste periode vormt dan het normale sta dium waarin allerlei individuen hun ideeen hun leraarsperspec tieven vormen in de vorm van diverse lettergildes lerarenoplei ding en tijdschriften ontstaat dan een eerste netwerk stadium dat gekenmerkt wordt door een toenemende politieke macht een gezamenlijker optreden tegen eenzelfde wantoestand of het derde stadium dat van het cluster al in de onderzochte periode wordt bereikt waag ik te betwijfelen signalen van een mogelijk clus ter vind ik wel in hansons opmerkingen over vercoullie en diens leerlingen en navolgers op het vlak van spraakkunstonderwijs een derde factor die leraarsperspectieven beinvloedt is de loka le omgeving de invloed van ouders schoolleiding en schoolbe stuur is met name in het eerste deel van de beschreven periode erg groot en soms doorslaggevend voor de mogelijkheden voor het geven van het vak met name hier lijkt me de materiele factor sterk mee te spelen misschien moet ik voor dergelijke invloeden de term schoolcode gebruiken een term die door arfwedson lund man 1980 wordt gepresenteerd leraren dienen zich aan de code die op een bepaalde school heerst aan te passen op straffe van mis lukken deze schoolcode wordt omschreven als bepaalde interpre tatie en handelingsprincipes inclusief attitudes en normen van diverse aard die aan de basis liggen van de handelingskeuzes die 39 een leraar maakt in de diverse school en onderwijssituaties arfwedson lundman 1980 11 onderzoek wijst naar de mening van arfwedson lundman niet alleen uit dat aanpassing aan die code voor leraren noodzakelijk is maar ook dat die code in sterke mate wordt bepaald door factoren in de school zelf rol school leiding biografie lerarenteam en door factoren in de directe omgeving van de school bevolkingsgeleding status en opleiding van de ouders woonomstandigheden bemoeienis van de ouders met de school deze schoolcode kan mijns inziens gezien worden als een element dat mede de spanning tussen paradigmatische compo nent dat wat moet en de pragmatische component dat wat kan in een leraarsperspectief kan veroorzaken dat goodson 1984 noch cooper 1984 aan deze factoren aandacht besteden kan worden ver klaard uit de constatering dat zij zich voornamelijk met de re toriek van schoolvakken bezighouden de retoriek lijkt me vooral van invloed op het constitueren van de paradigmatische component dat hanson wel deze factoren noemt komt omdat hij zoveel moge lijk ook de praktijk heeft onderzocht de termen status groep en schoolcode zijn bruikbaar voor het beschrijven en analyseren van de ontwikkelingen van het schoolvak in belgisch limburg in hoeverre deze concepten samenhangen in hoeverre ze verklaringen geven dat is me nog niet voldoende dui delijk neemt de status van het vak toe omdat de macht van de groep toeneemt of omgekeerd neemt de status van het vak toe omdat leraren daar materieel eigenbelang bij hebben dat status en materiele belangen samenhangen lijkt me ook bij hanson duide lijk te zijn geworden hoe een eventueel causaal verband eruit ziet dat weet ik nog niet 3 b het tweede probleem betreft de visie op het schoolvak heb ik in bovenstaande geprobeerd aan te geven welke factoren het leraarsperspectief beinvloedden nu gaat het me om de inhoud van die perspectieven het oudste leraarsperspectief is dat waarin grammatica onderwijs en literatuuronderwijs als belangrijkste vakinhouden worden ge noemd dit leraarsperspectief is volgens velen vgl bijvoorbeeld shayer 1972 mathieson 1975 ball 1982 frank 1973 thavenius 1981 een perspectief waarin het schoolvak nederlands respectie velijk engels duits zweeds wordt gelegitimeerd als ware het onderwijs in een klassieke taal statusoverwegingen aansluiten bij een geaccepteerd vak en lerarenopleiding klassiek opgeleide leraren worden hier belangrijke factoren genoemd een tweede leraarsperspectief geldt het schoolvak aan de beroeps afdelingen daar wordt het vak in elk geval met praktischer doe len gelegitimeerd zoals het leren schrijven van zakelijke brie ven hanson geeft ook aan dat er in het oudste leraarsperspec tief een verschuiving plaatsvindt er worden vernieuwingen gefor muleerd voor het spraakkunstonderwijs vercoullie en voor het 40 literatuuronderwijs een derde nieuw element vormt de aandacht voor de verzorgde uitspraak voor een deel van de vernieuwing in het letterkunde onderwijs evenals voor de uitspraakverzorging en een aan het begin van de onderzoeksperiode gevoerd spelling debat geldt dat de uiteindelijke koers noordwaarts was dat er aansluiting werd gezocht bij nederland ook dit heeft mijns inziens te maken met het zoeken naar status het zoeken naar het functioneel wetenschappelijk cultuurinstrument voor een ander deel van het letterkunde onderwijs met name het historisch biografische en voor de nieuwe opvatting van grammati ca geldt dat in beide gevallen binnen het leraarsperspectief aan sluiting wordt gezocht bij ontwikkelingen in de vakwetenschap zo geven bakker 1977 en maatje 1977 voor respectievelijk de taal en de literatuurwetenschap aan dat er een paradigma wisseling plaatsvindt in de tweede helft van de negentiende eeuw in beide gevallen orienteert zich de wetenschap der letteren op het domi nant wordende natuurwetenschappelijke onderzoek dat uitgaat van waarneming van empirie van exacte gegevens voor de taalkunde impliceert dit onder meer een voorkeur voor de descriptie van individueel taalgebruik in plaats van een normatieve schrijftaal grammatica voor de letterkunde betekent het een verschuiving van filologie en tekstuitgave naar letterkundige geschiedenis dat er overigens binnen taal en letterkunde alternatieve paradigma s blijven bestaan die later weer meer van belang worden is meer dan waarschijnlijk men leze maren grisebach 1979 en van den toorn 1977 vraag drie luidde in hoeverre spelen al dan niet dominante para digmata in de gelieerde vakwetenschap een rol in het vormen van leraarsperspectieven ik ben daar in mijn antwoord op de tweede vraag al op ingegaan de verklaring van bakker 1977 en maatje 1977 namelijk dat men die paradigma wisseling moet zien tegen de opkomst van het natuurwetenschappelijk onderzoek brengt me bij vraag vier in hoeverre zijn wisseling in leraarsperspec tief en paradigma te plaatsen tegen de achtergrond van matthijssens rationaliteiten theorie de opkomst der natuurweten schappen maakt deel uit van de opkomst van de technische rationa liteit matthijssen noemt als kenmerken daarvan onder meer het kenobject is de materiele werkelijkheid die beheersbaar kan wor den gemaakt in termen van techniek en wetenschap doel van dat beheersbaar maken is toepassen gebruiken nut voor het dagelijk se leven vgl matthijssen 1982 bijvoorbeeld pag 79 e v het is ook heel goed mogelijk de opkomst van het schoolvak neder lands te zien als in termen van goodson 1983 een herinterpreta tie op micro niveau van ontwikkelingen op macro niveau of ten minste als een symptoom daarvan en dan doel ik vooral op wat hanson noemt de moderniseringstendens de question des humani tes op een aantal plaatsen noemt hanson deze moderniseringsten dens als gunstige factor voor de ontwikkeling van het schoolvak 41 en van moedertaal als voertaal hervormingspogingen op onderwijs gebied waren onder meer een gevolg van een ruimere modernise ringstendens die hoofdzakelijk werd gestimuleerd door de indus triele en handeldrijvende burgerij hanson 1984 72 deze ten dens kan niet anders worden geinterpreteerd dan als symptoom van de opkomst van de technische rationaliteit zeker niet waar hanson wijst op de discussie in zowat heel west europa waarin men zich afvroeg of de klassieke humaniora nog voldeed aan de behoeften van een tijd waarin de economische en de internationa le dimensie steeds sterker op de voorgrond traden de wetenschap pen en de moderne talen bleken in dit verband betere troeven in handen te hebben maar de classici boden serieus weerwerk ib 463 een belangrijk argument van de classici was dat al leen de oude humaniora in staat was het verstand en het gezond oordeel van de leerlingen te vormen zodat zij voorbereid waren om iedere verdere studierichting met vrucht te volgen ib 223 een argument typerend voor de literair religieuze rationaliteit dat vooral de clerus moeite had met de modernisering hoeft dan misschien ook geen verbazing te wekken in het kerkelijk milieu was men nog veel minder dan in het liberale geneigd om ook maar enigszins te laten tornen aan de suprematie van een niet utili tair gerichte vorming waarin de studie van het latijn centraal stond mede met het oog op de priesteropleiding ib 251 252 in de analyse van hanson profiteert het schoolvak van die moder niseringstendens maar heeft daarin eerst af te rekenen met een ander moedertaalonderwijs namelijk het frans dat die strijd in 1914 nog lang niet beslecht is kan onder meer blijken uit het feit dat het frans voor de meest relevante moderne vakken wis en natuurkunde voertaal blijft kortom de ontwikkelingen met betrekking tot het schoolvak en de leraarsperspectieven daarop zijn te duiden als zoeken naar sta tus onder meer door aansluiting bij de vakwetenschap de univer sitaire traditie die zelf een periode van verandering in domi nantie meemaakt zowel de ontwikkeling op schoolvakniveau als die op vakwetenschapsniveau kunnen worden geplaatst tegen de achter grond van veranderingen in rationaliteit dominantie anders ge formuleerd hanson geeft enige evidentie voor de aanname dat verandering in de maatschappelijk bepaalde dominantie van invloed is op de relatie tussen schoolvakken en op de inhoud van een schoolvak mijn vijfde vraag betrof de relatie retoriek praktijk hanson maakt duidelijk dat de retoriek van moedertaalonderwijs moet en moedertaalonderwijs moet voertaal zijn in het onderwijs in vlaanderen niet zonder meer rechtstreeks de praktijk bein vloedde er waren te veel andere belangen schoolcode rol van de clerus die dat tegenhielden 42 wat betreft de vraag of de retoriek van de nieuwe vakinhouden in de praktijk doordringt het volgende voor zover uit hanson valt op te maken is de nieuwe trend voor letterkunde in het officiele onderwijs eerder ingezet dan in het vrije onder meer vanwege de benepen literair godsdienstige opvattingen in dit milieu ib 560 ook de verandering in het spraakkunstonderwijs krijgt eerder voet aan de grond in het officiele onderwijs dat blijkt uit hansons weergave van de opvattingen van vercoullie en diens invloed op de praktijk door middel van leerlingen en navolgers wel is het heel opvallend dat vercoullie niet de eerste is die de nieuwe ideeen over spraakkunstonderwijs articuleert hanson wijst uitvoerig op van beers die al in 1852 dergelijke ideeen in een schoolboek verwerkte diens methode werd echter weinig ge bruikt als ik afga op wat hanson geeft aan verspreidingsgege vens met andere woorden vercoullie grijpt veertig jaar later terug op al eerder geformuleerde opvattingen het lijkt erop dat ook in dezen het concept leraarsperspectief analoog is aan het concept paradigma een nieuw idee een nieuwe visie die vorm krijgen in een nieuwe dominantie berusten op al eerder aanwezige alternatieven en daarmee ben ik terug bij mijn veronderstelling dat ook voor leraarsperspectieven geldt dat een als essentieel ervaren probleem de stoot kan geven tot het dominant worden van een alternatief dat al eerder kan hebben bestaan 4 conclusie mijn toepassing van de in het eerste deel van dit artikel gegeven set van analytische concepten levert mijn inziens geen onzinnige herschrijving als ik dat pretentieuze woord mag gebruiken op van hansons dissertatie geen onzinnige herschrijving ik wil daarmee uitdrukken dat ik een zeer voorlopige en voorzichtige conclusie wens te trekken over de bruikbaarheid van de concepten ze lijken me bruikbaar ze lijken me belangrijke factoren te be lichten of ze alle belangrijke factoren beslaan zal nader moe ten worden uitgezocht bovendien zijn de onderlinge relaties me nog niet helder geworden komt het schoolvak nederlands in belgisch limburg op ten gevolge van een veranderde rationaliteit is het met andere woorden resultaat van deze verandering of is de opkomst ervan te zien als symptoom van maatschappelijke veran deringen matthijssen parafraseert durkheim waar deze stelt dat omwentelingen in het onderwijs zowel resultaat als symptoom zijn van maatschappelijke omwentelingen het is alleen in termen daar van dat zij begrepen en verklaard kunnen worden als behoefte ontstaat om het onderwijs te veranderen moeten er al maatschap pelijke behoeften zijn gerezen waarin het onderwijs niet voor ziet matthijssen 1982 39 de relatie tussen ontwikkelingen op micro schoolvak en op macro niveau onderwijs en maatschappij is complex de relatie tussen wedijverende groepen op dat micro niveau zoals die ge 43 stalte krijgt in wedijverende leraarsperspectieven eveneens ik hoop in elk geval een set van analytische concepten te hebben gepresenteerd waarmee tenminste een deel van die complexiteit kan worden verhelderd nijmegen maart 1985 noten 1 het feit dat dit artikel in twee afleveringen verschijnt ver schaft me de mogelijkheid een drietal corrigerende opmerkingen bij het eerste deel te maken de door mij ingediende titel van zowel het eerste als het tweede deel luidde een geschiedschrijving van moeder taalonderwijs niet een geschiedenis met mijn titel be doelde ik duidelijk te maken dat het mij gaat om het pro ces het schrijven niet om het produkt door ik weet niet wie of wat is die titel veranderd opgenomen wat ik jammer vind aanvankelijk had ik het artikel niet in twee delen maar in zijn geheel aangeboden een relict daarvan heeft de lezer kunnen vinden op pag 14 van de eerste aflevering in de derde regel van boven verwijs ik daar naar een niet meer bestaande paragraaf 5 dat moet zijn paragraaf 3 van het tweede deel doordat mijn handen iets anders deden dan mijn geest voor ogen stond als u begrijpt wat ik bedoelis in noot 2 een hele regel tekst weggevallen resultaat was een fraaie vol zin die echter sjaak kroon iets in de schoenen schuift wat ik zelf op mijn geweten heb er had moeten staan ik ben het met kroon 1985b eens dat de term moedertaal in vakdidactische publikaties meestal onjuist is ik vind dat ze in haar alledaagse gebruiksbetekenis beter kan wor den vermeden in beschouwingen met enige wetenschappelijke pretentie vanwege de meerduidigheid ervan 2 deze uitvoerige samenvatting lijkt me ook nodig omdat hansons boek niet in de handel is op mijn verzoek heeft de auteur een concept van mijn artikel gelezen hij oordeelt positief onder meer over mijn samenvatting van zijn publikatie 3 dit lijkt me echter ook een kwestie van de eigen achterliggen de theorie van referentiekader zo werkt goodson 1984 vanuit een sterk materialistische invalshoek 44 bibliografie arfwedson g l lundman det ar inte lararnas fel rapport frln ett forskningsprojekt om lararnas arbetssituation so utbildningsforskning fou rapport 39 stockholm liber utbildingsforlaget 1982 bakker d de grammatica in de negentiende eeuw in bakker dibbets 1977 113 161 bakker d g dibbets red geschiedenis van de nederlandse taalkunde den bosch malmberg 1977 cooper b on explaining change in school subjects in goodson ball 1984 45 63 frank h geschichte des deutschunterrichts von den anfangen bis 1945 munchen carl hansen verlag 1973 goodson i school subjects and curriculum change london croom helm 1983 goodson i subjects for study towards a social history of curriculum in goodson ball 1984 25 44 goodson i s ball defining the cirruculum histories and ethnographies london the falmer press 1984 hammersley m making an vice of our virtues some notes on theory in ethnography and history in goodson ball 1984 15 24 hanson m taalsituatie en moedertaalonderricht in het middelbaar onderwijs in limburg 1830 1914 leuven 1984 diss maatje f literatuurwetenschap grondslagen van een theorie van het literaire werk utrecht oosthoek 1977 maren grisebach m methoden der literaturwissenschaft munchen fink 1977 mathieson m the preachers of culture a study of english and its teachers london allen unwin 1975 matthijssen m de elite en de mythe een sociologische analyse van strijd om onderwijsverandering deventer van loghum slaterus 1982 45 shayer d the teaching of english in schools 1900 1970 london routledge kegan 1972 thavenius j ftodersmal och fadersacv svenskamnets traditioner i historien och nuet stockholm symposion bokforlag 1981 toorn m van den de nederlandse spraakkunst in de twintigste eeuw in bakker dibbets 1977 161 197 46