Publicatie datum: 1986-01-01
Auteur: Josien Anker
Collectie: 04
Volume: 04
Nummer: 2
Pagina’s: 97-100
Documenten
josien anker een multidisciplinaire benadering van jeugdliteratuur q bespreking van rita ghesguiere het verschijnsel jeugdliteratuur leuven 1982 acco alweer een paar jaar geleden in 1982 is er over jeugdliteratuur een publikatie verschenen waarin voor het eerst in ons taalgebied het fenomeen jeugdliteratuur vanuit verschillende invalshoeken op een wetenschappelijke wijze wordt benaderd tenminste zo staat vermeld op de achterkant het onderwerp jeugdliteratuur in combinatie met de wetenschappelijke pretenties maken dit boek interessant genoeg om er een bespreking aan te wijden het verschijnsel jeugdliteratuur is een paperback van bijna 200 pagina s de zes hoofdstukken laten zien dat de auteur een eenvoudig communicatiemodel als ordeningsprincipe heeft genomen 1 wat is jeugdliteratuur 2 de zender 3 de ontvanger 4 het communicatieproces i het tussenspel 5 het communicatieproces ii functie werking en receptie 6 de boodschap na een epiloog volgt een bibliografie per hoofdstuk een register van vermelde auteurs en een zaakregister in dit communicatiemodel zijn de onderzoeksresultaten van een aantal wetenschappelijke disciplines ondergebracht de gekozen wetenschappelijke benaderingen zijn globaal de literaire de sociologische de psychologische en de benadering vanuit de receptie esthetica vooral in de jaren zeventig is er erg veel gepubliceerd over jeugdliteratuur vanuit de maatschappij kritische hoek werden er analyses van thema s gemaakt er werd gekeken naar de didactische mogelijkheden van jeugdliteratuur en er werden talloze boekbesprekingen geschreven waarbij vaak impliciet werd gepoogd vast te stellen wat de normen zijn voor het goede jeugdboek vooral deze laatste soort publikaties hadden vaak tegelijk ook de bedoeling jeugdliteratuur een gelijkwaardige plaats te geven naast de volwassenen literatuur 97 spiegel 4 1986 nr 2 97 100 ghesquieras boek is te plaatseri in deze laatste groep misschien heeft ock het feit dac dit boek zo duidelijk wordt aangekondigd als wetenschappelijk te maker met dit streven naar emancipatie van jeugdliteratuur bij wijze var uitgangspunt probeert de auteur in het eerste hoofdstuk jeugdliteratuur als verschijnsel te omschrijven jeugdliteratuur heeft in de eerste plaats een eigen geschiedenis rousseau en van alphen worden bijvoorbeeld genoemd in verband met de rol cie het jeugdboek altijd al had als opvoedingsmiddel een ander aspect van het verschijnsel jeugdliteratuur ziet de auteur in het feit dat het deel uitmaakt van een specifiek communicatiesysteem typerend daarvoor is dat de volwassene als niet bedoelde lezer altijd optreedt als een bemiddelaar tussen lezer en boek door het vanuit de sociologische hoek te benaderen plaatst de auteur het verschijnsel in de periferie van de volwassenenliteratuur en constateert dat het als zodanig een literair sub systeem vormt de vraag of jeugdliteratuur als verschijnsel tot de kunst gerekend kan worden beantwoordt de auteur negatief daarvoor vertoont jeugdliteratuur teveel esthetische tekortkomingen en een teveel aan moraal overigens is de vraag of jeugdliteratuur literatuur is erg belangrijk voor de auteur en die vraag blijft ook in de rest van het boek een belangrijke rol spelen haar visie hierop blijkt uit het volgende citaat in de mate waarin jeugdliteratuur dieptedimensie heeft wordt ze ook literatuur en krijgt ze een ongrijpbare mysterieuze zin die zich nooit volledig laat vatten dan vervaagt de grens tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur pag 28 in dit eerste hoofdstuk doet de auteur ook een uitspraak over de gevolgde methode om het verschijnsel jeugdliteratuur te beschrijven zij vindt dat de verschillende benaderingen de literaire de sociologische de psychologische en de benadering vanuit de receptie esthetica elkaar aanvullen en gemakkelijk toegepast kunnen worden op het verschijnsel jeugdliteratuur om inzicht te krijgen in de eigen aard van dit verschijnsel pag 9 ik denk na lezing van dit boek dat dat minder eenvoudig is dan hier gesuggereerd wordt en dat je niet bereikt dat de verschillende benaderingen elkaar aanvullen louter en alleen door ze in een communicatiemodel te plaatsen elke benadering roept zijn eigen vragen op die niet verhelderd worden door een andere benadering althans niet volgens deze aanpak om een voorbeeld te noemen de vraag wanneer jeugdliteratuur tot de literatuur gerekend kan worden wordt in dit hoofdstuk niet in verband gebracht met het specifieke communicatiesysteem waar jeugdliteratuur deel van uitmaakt als je die twee benaderingen naast elkaar zet dan lijkt me een voor de hand liggende vraag wat kunst voor kinderen tot kunst maakt i c tot literatuur voor een verdere beschrijving van jeugdliteratuur in de 98 volgende hoofdstukken is zoals gezegd gekozen voor het communicatiemodel zender boodschap ontvanger met speciale aandacht voor het communicatieproces zelf per hoofdstuk wordt een aspect van dit model besproken dat betekent bijvoorbeeld voor het hoofdstuk over de ontvanger dat diverse ontwikkelings psychologische theorieen over de jeugd in het kort worden weergegeven en op een rijtje gezet charlotte buhler e erikson en j piaget in een paragraaf over jeugd als sociale groep worden dan diverse socialisatie theorieen over de jeugd geinventariseerd voor de jeugd als lezer wordt de typologie van ch biihler en giehrl e a weergegeven zo n inventarisatie van de jungleserkunde is op zich wel interessant en informatief hoewel niet altijd even nieuw als we de methode bekijken is er dus weer gekozen voor een benadering vanuit verschillende invalshoeken daar gaat de suggestie vanuit van een totaal overzicht een breed geinformeerd zijn maar vooral verwacht je toch een zekere meerwaarde en een verdergaand inzicht in de jeugd als lezer dan je door de afzonderlijke meestal toch al wel bekende informatie al had die meerwaarde zou kunnen ontstaan door een kritische weergave van de benaderingen of door een probleemstelling die voortkomt uit een vergelijking van de verschillende benaderingen maar de auteur gaat in de paragraaf conclusies niet verder dan een korte samenvatting van het voorafgaande en de constatering dat het goed is dat de psychologische benadering de sociologische heeft aangevuld pag 87 de ontvanger die reageert op de boodschap krijgt geen aandacht er is wel geinventariseerd wat kinderen lezen op een bepaalde leeftijd en er is geconstateerd dat er in bepaalde milieus verschillend gelezen wordt maar daar blijft het bij in de hoofdstukken over het communicatieproces hfdst 4 en 5 probeerde ik hierover meer informatie te vinden deze hoofdstukken bekijken jeugdliteratuur vanuit theorieen binnen de receptie esthetica de lezer wordt bekeken vanuit het perspectief van de geintendeerde lezer de lezer zoals de schrijver zich die voorstelt dat heeft onder andere gevolgen voor de keuze van de thema s de schrijver bepaalt als het ware welke boodschap de lezers kunnen verwerken of vaak ook wat goed is voor de ontwikkeling van de lezer om kennis van te nemen ouders en leraren zijn hierbij belangrijke bemiddelaars de volwassenen bepalen vanuit hun ideeen over opvoeding van kinderen en vanuit hun ideeen over literatuur wat er geschreven en gelezen wordt aan dit laatste verbindt de auteur de conclusie het loont dus de moeite om na te gaan in welke mate de concretisaties van volwassenen verschillen van die van kinderen of met andere woorden hoe anders kinderen lezen en waarom dit zo is deze vraag blijft verder liggen en wordt niet onderzocht wel wordt anne de vries genoemd als voorstander van een lezersgerichte benadering die een antwoord zou moeten zijn op de problemen die 99 de bemiddeling van volwassenen oproept bij het aanbieden van boeken aan kinderen maar daar wordt verder niets mee gedaan het probleem van de schrijver die zich aanpast aan de lezer wordt eigenlijk vooral geplaatst in het perspectief van het belang van aanbieden van goede boeken tekenend is een conclusie van de schrijfster zijn de eisen aan de inhoud echter te laag dar wordt de actieve leeshouding afgebouwd de leesverwachting verlaagt en men bereidt de jonge lezer voor op consumeren van minderwaardige teksten pag 102 volwassenen hebben vooral tot taak de literaire verwachtingshorizon van de jongeren te verbreden pag 115 ik denk dat het onderzoek naar het verschijnsel jeugdliteratuur niet gediend is met een inventarisatie van allerlei benaderingen zoals dat in deze publikatie is gedaan als neerslag van een literatuurstudie kan het boek misschien informatief zijn maar interessant is het niet geworden door de weinig kritische weergave van de diverse benaderingen de ordening volgens het communicatiemodel is niet functioneel in die zin dat de problemen die het schrijven voor niet volwassenen en het leesgedrag oproepen niet verhelderd worden ze worden eigenlijk alleen nog eens op een rij gezet de wijze van redeneren kan mijns inziens vaak de toets van wetenschappelijkheid niet doorstaan vaak worden conclusies getrokken die niet op een voorafgaande argumentatie berusten maar meer een particuliere mening van de auteur zijn bijvoorbeeld het pleidooi van een structurele analyse jeugdliteratuur moet net als alle andere literatuur een literaire analyse kunnen doorstaan dit zou ertoe kunnen bijdragen dat jeugdliteratuur meer au serieux genomen wordt verder worden de literaire schemata van de jeugd er door uitgebreid pag 161 dit zijn argumenten die uitsluitend overtuigend zijn voor diegenen die net als de auteur gepreoccupeerd zijn met wat ik in het begin al noemde de emancipatie van de jeugdliteratuur maar het zijn geen argumenten die berusten op resultaten van onderzoek wat het boek ook niet wetenschappelijk maakt is het ontbreken van eigen probleemstellingen de ideeen over literatuur en de benaderingen vanuit de sociologische en psychologische hoek van de jonge lezer lopen bijvoorbeeld steeds langs elkaar heen de diverse wetenschappelijke disciplines hebben talloze lezerstypen vastgesteld maar het gaat deze auteur toch eigenlijk steeds om die ene literaire lezer dat is geen lezer die uit een bepaald onderzoek naar voren komt maar meer een ideaalbeeld dat door onderzoek naar jeugdliteratuur dichterbij gebracht moet worden haarlem 3 maart 1986 100