Publicatie datum: 1992-01-01
Auteurs: Lidia Boekhout, Maria van Hattum
Collectie: 10
Volume: 10
Nummer: 1
Pagina’s: 107-117
Documenten
lidia boekhout maria van hattum een onderzoek naar de problematiek rond de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur in het kader van de postdoctorale lerarenopleiding aan de rijksuniversiteit utrecht hebben wij een onderzoek moeten doen voor de uitvoering en het verslag hadden we slechts acht weken tot onze beschikking vandaar dat we onze resultaten met de grootst mogelijke voorzichtigheid willen presenteren samenvatting1 in dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de problematiek rond de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur door middel van leerlingenen quetes en een docentenvragenlijst zijn gegevens verzameld over de visie van zowel leerlingen als docenten op die overgang het lijkt erop dat docenten onder invloed van het naderend examen steeds minder ruimte bieden aan de smaak van de individuele leerling waardoor het leesplezier in de loop der jaren sterk vermindert 1 inleiding tijdens een stage in de lerarenopleiding viel het ons op dat er vrij lang aandacht werd besteed aan jeugdliteratuur pas na de vierde klas werd er echt begonnen met volwassenenliteratuur het is een veel waargenomen verschijnsel dat het leesplezier van leerlingen in de loop der jaren afneemt een mogelijke oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat leerlingen misschien op een ander moment toe zijn aan de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur dan het moment dat de leraar kiest misschien zijn er ook andere oorzaken ter voorbereiding op ons onderzoek hebben we artikelen van docenten uit het tijdschrift wistik zie bibliografie bestudeerd hieruit blijkt dat in de brugklassen op een vrij ongedwongen manier wordt gelezen veel docenten creeren een of meer leesuurtjes per week waarin iedereen mag lezen wat hij wil in de hogere klassen wordt de keuze van de docent belangrijker de opdrachten die aan de teksten verbonden worden gaan een rol spelen de leraar bepaalt wanneer er wat wordt gelezen we raakten geinteresseerd in de problematiek van de overgangsfase wanneer vindt die plaats en is dat moment in overeenstemming met de voorkeur van de leerling en de pedagogische voorkeur van de docent als er een discrepantie is tussen de voorkeur van de leerling en de voorkeur van de docent is er kennelijk een probleem wij verwachtten dat we een dergelijke discrepantie zouden aantreffen om na te kunnen gaan of die discrepantie strikt noodzakelijk is waren spiegel 10 1992 nr 1 107 117 we ook geinteresseerd in de redenen van de docenten om de overgang op een bepaald moment plaats te laten vinden mocht het zo zijn dat docenten denken dat leerlingen er op een bepaald moment aan toe zijn terwijl leerlingen zeggen er eerder later aan toe te zijn dan is er blijkbaar sprake van een misperceptie in dat geval zouden de resultaten van ons onderzoek enigszins corrigerend kunnen werken maar er kunnen ook andere oorzaken zijn die zo n discrepantie welis waar ongewenst maar onontkoombaar maken zoals er vrijwel steeds een zekere spanning is tussen wenselijke en reele doelstellingen de vraagstelling luidde a hoe groot is de discrepantie tussen het moment waarop leerlingen toe zijn aan de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur het moment waarop die overgang plaatsvindt en het moment waarop docenten die idealiter plaats zouden willen laten vinden in schema weergegeven wenselijke overgang leerlingen feitelijke overgang ideale overgang docenten bijvoorbeeld w f i fi w b welke redenen voeren docenten aan om de overgang van jeugd naar volwas senenliteratuur op een bepaald moment plaats te laten vinden 2 methode hieronder lichten we per subvraag de gekozen methode toe 2 1 op welk moment is een leerling toe aan de overgang aan ons onderzoek hebben meegewerkt drie klassen van een gymnasium te weten een eerste klas van 27 leerlingen en twee tweede klassen van elk 26 leerlingen een 3 havo van 30 leerlingen en een 4 havo van 26 leerlingen we hebben leerlingen uit de onder en bovenbouw ieder een aparte enquete in laten vullen omdat we een onderzoeksgroep hebben waarbinnen we grote verschillen verwachten een eersteklasser is qua leesgedrag toch moeilijk op een lijn te stellen met een vierdeklasser hebben we gekozen voor twee verschillende enquetes die elkaar gedeeltelijk overlappen in de enquete voor de onderbouw ligt de nadruk op 108 lezen in het algemeen en jeugdliteratuur in de enquete voor de vierde klas ligt de nadruk op volwassenenliteratuur de overlap bestaat hieruit dat de enquete voor de onderbouw ook ruimte biedt aan leerlingen die al volwassenenliteratuur lezen terwijl via de enquete voor de bovenbouw ook leerlingen die nog jeugdliteratuur lezen te registreren zijn voor de onderbouw hebben we gekozen voor een selectie van vragen uit een enquete uit weerwoord heerze thiers 1984 hieronder zullen we de vragen weergeven en verantwoorden la lees je wel eens avonturenboeken ruimtevaartboeken cowboyboeken sprookjesboeken boeken over een bepaald probleem detectiveboeken dierenboeken geschiedenisverhalen oorlogsboeken we hebben deze vraag gesteld om te bekijken op welke leeftijd wat voor soort boeken gelezen worden hieruit willen we afleiden in welke fase van ontwikke ling de leerlingen zich bevinden 2 lees je vaak soms zelden we hebben deze vraag gesteld om te kijken of de aanname klopt dat leerlingen in de loop der tijd minder gaan lezen 3a moet je wel eens lezen als je er helemaal geen zin in hebt b van wie moet dat dan van je onderwijzeres van je ouders deze vraag is voor ons onderzoek van belang omdat wij geinteresseerd zijn in de vraag hoeveel leerlingen dwang ervaren bij het lezen en of de ervaring van dwang toeneemt naarmate de leerlingen dichterbij de overgangsfase komen 4a vind je lezen op school heel erg leuk leuk gaat wel soms leuk soms niet leuk vervelend b vond je lezen op school vroeger leuker even leuk minder leuk waarom in vraag 2 is de kwantiteit aan de orde gekomen vraag 4a moet ons inzicht geven in de kwaliteit van het lezen vinden leerlingen lezen op school wel of niet leuk vraag 4b bestaat uit twee gedeelten het eerste gedeelte moet ons antwoord geven op de vraag of de leerlingen vinden dat ze veranderd zijn in hun waardering van het lezen op school in het tweede deel wordt er naar argumenten voor hun antwoord gevraagd voor de vierde klas hebben we zelf een enquete gemaakt ook hier zullen we de vragen afzonderlijk bespreken 1 kun je de titels en schrijvers van de laatste drie door jou gelezen boe ken noemen 109 deze vraag is vergelijkbaar met de eerste vraag van de vorige enquete hij is iets ruimer het doel is om inzicht te krijgen in wat er gelezen wordt 2 lees je jeugdliteratuur volwassenenliteratuur of allebei deze vraag hebben we gesteld omdat we van de leerlingen zelf willen weten tot welke categorie zij de boeken die ze lezen rekenen 3a als je volwassenenliteratuur leest kun je dan zeggen wanneer je daarmee begonnen bent door middel van deze vraag willen we te weten komen wanneer de overgang ongeveer begint 3b welk volwassenenboek las je als eerste deze vraag hebben we gesteld omdat we wilden kijken of leerlingen hier een titel zouden noemen van een boek dat ook in het rijtje van vraag 1 voor zou komen zou dit het geval zijn dan zou het betekenen dat leerlingen nog niet zo lang bezig zijn met het lezen van volwassenenliteratuur 4a zijn de boeken verhalen die je op school moet lezen ook de boeken verhalen die je zelf zou kiezen waarom deze vraag hebben we gesteld om te kijken of er enige discrepantie bestaat tussen de door de docent gekozen boeken en de smaak van de leerlingen 2 2 op welk moment vinden leraren dat de overgang moet plaatsvinden naar ongeveer veertig leraren van acht scholen hebben we een vragenlijst gestuurd van deze veertig leraren hebben er zestien gereageerd uit de antwoor den op de vragen moest naar voren komen wat de leraren in welke klassen laten lezen en waarom de vragen die met een zijn aangegeven waren voor het begin van ons onderzoek van belang aangezien ze nu geen rol spelen zullen we de resultaten niet in dit artikel vermelden2 1 in welke klassen geeft u les 2a doet u in uw lessen iets aan het lezen van jeugd literatuur historische letterkunde kunt u buiten beschouwing laten 2b welke factoren andere dan praktische spelen een rol bij uw keuze van verhalen die in de klas gelezen worden bijvoorbeeld de smaak van leerlin gen uw didactische principes enz met behulp van deze vraag wilden we achterhalen in hoeverre de leraren rekening houden met de smaak van de leerlingen 3 wat is volgens u het verschil tussen jeugd en volwassenenliteratuur 4 wat laat u in welke klas lezen kunt u per klas wat titels noemen histori sche werken kunt u buiten beschouwing laten 5 in welke klas vindt u dat de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur kan moet plaatsvinden kunt u dit kort toelichten 110 deze vraag raakt de kern van ons onderzoek welk moment kiezen de docenten uit voor de overgang en waarom 3 resultaten enquetes leerlingen om de gegevens voor de onderbouw te standaardiseren hebben we per klas geturfd hoevaak er in totaal is aangestreept hierna hebben we uitgerekend welk percentage elke keuzemogelijkheid voor haar rekening nam hieronder volgen de resultaten per vraag tabel 1 vraag 1 percentages eerste klas tweede klas derde klas avonturenboeken 24 7 20 3 24 1 niimtevaartboeken 5 6 2 2 5 6 cowboyboeken 1 1 3 8 1 9 sprookjesboeken 4 5 6 6 5 6 detectiveboeken 13 5 17 6 18 5 dierenboeken 3 4 3 8 7 4 geschiedenisboeken 8 9 12 1 3 7 oorlogsboeken 20 2 18 7 18 5 opvallend is dat ondanks de niveauverschillen tussen de groepen de verhoudingen tussen de percentages voor de drie groepen overeenkomsten vertonen de hoogste percentages werden gescoord in de categorieen oorlogs en avonturenboeken dit zou er op kunnen wijzen dat deze groep leerlingen zich in een overgangsfase bevindt aan de ene kant is er een waardering voor het fantasierijke aan de andere kant voor de meer bij de realiteit aansluitende literatuur tabel 2 vraag 2 eerste klas tweede klas derde klas vaak 75 0 63 6 38 5 soms 16 7 31 9 30 6 zelden 8 3 4 5 21 1 uit de bovenstaande gegevens blijkt dat leerlingen in de loop der tijd minder lezen 111 tabel 3 vraag 3 dwang totaal van onderwijzer van ouders van anderen eerste klas 37 5 37 5 tweede klas 45 5 41 0 4 5 3 8 derde klas 57 7 34 6 19 2 het lijkt zo te zijn dat beduidend meer leerlingen in de hogere klassen dwang ervaren bij het lezen dan leerlingen in lagere klassen tabel 4 vraag 4a eerste klas tweede klas derde klas heel erg leuk 17 4 0 3 6 leuk 17 4 16 7 7 1 gaat wel 30 4 21 4 21 4 soms leuk 21 7 33 3 32 1 soms niet leuk 8 7 11 9 10 7 vervelend 4 3 16 7 25 0 de gegevens leren ons dat leerlingen in hogere klassen het lezen op school over het algemeen minder leuk vinden we realiseren ons dat juist bij deze vraag voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie tabel 5 resultaten vraag 4b eerste klas tweede klas derde klas vroeger leuker 45 5 48 6 36 8 vroeger even leuk 26 1 31 4 47 4 vroeger minder leuk 17 4 20 0 15 8 uit de cijfers blijkt dat er in alle klassen een duidelijke minderheid is die lezen nu leuker vindt in de eerste en tweede klassen vindt het overgrote deel lezen vroeger leuker in de derde klas is er ook een grote groep die dit vindt de meesten kiezen daar voor de mogelijkheid even leuk ook de resultaten van de enquetes voor de bovenbouw zullen we hieronder per vraag behandelen vraag 1 opvallend aan de antwoorden op deze vraag was dat er niet een titel van een jeugdboek wordt genoemd de lijst wordt gedomineerd door boeken van marga minco en harry mulisch 112 vraag 2 alhoewel er bij vraag 1 alleen titels van volwassenenliteratuur worden genoemd blijkt uit de antwoorden op deze vraag dat van de 26 leerlingen er 15 aangeven zowel jeugd als volwassenenliteratuur te lezen we zouden ons voor kunnen stellen dat bij het beantwoorden van vraag 1 sociale wenselijkheid een rol kan hebben gespeeld de leerlingen zullen wellicht niet zo snel een titel van een jeugdboek opschrijven vraag 3a uit de antwoorden op deze vraag blijkt dat de meeste leerlingen in de tweede derde of vierde klas zijn begonnen met het lezen van volwassenenlitera tuur vraag 3b deze vraag hebben we gesteld omdat we wilden kijken of leerlingen hier een titel zouden noemen van een boek dat ook in het rijtje van vraag 1 voor zou komen zou dit het geval zijn dan zou het betekenen dat leerlingen nog niet zo lang bezig zijn met het lezen van volwassenenliteratuur nadat we de streepjes geturfd hadden bleek echter dat slechts vier leerlingen een van de titels noemde uit het antwoord op vraag 1 vraag 4 er blijkt een duidelijke discrepantie te bestaan tussen de door de docent gekozen boeken en de smaak van de leerlingen slechts 20 van de leerlingen beantwoordt de vraag positief maar liefst 52 zegt dat ze de boeken die op school gelezen worden niet zelf uitgekozen zouden hebben 28 vindt de keuze op school soms geslaagd en soms niet het blijkt dus dat 80 van de leerlingen niet altijd gelukkig is met de keuze van de docent 4 resultaten enquete docenten hieronder zullen we ook weer per vraag de resultaten van de enquete weergeven vraag 2b de volgende factoren werden genoemd een verhaal moet humoristisch zijn een verhaal moet boeiend en interessant voor de hele groep zijn een verhaal moet qua moeilijkheidsgraad aansluiten bij het niveau van de leerlingen het aanbod van verhalen moet gevarieerd zijn smaak van de leerlingen verhalen moeten ethisch en esthetisch verantwoord zijn docent moet naar meer werk van dezelfde auteur kunnen verwijzen verhalen moeten kwaliteit hebben verhalen moeten verschillen kunnen verhelderen verhalen moeten herkenbaar en verrassend zijn aan verhalen moet wat te leren zijn smaak van de docent 113 verhalen moeten representatief zijn verhalen moeten aansluiten bij de situatie in de klas en de actualiteit verhalen moeten aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen verhalen moeten spannend zijn het valt ons op dat er relatief gezien veel leraren zijn ongeveer 50 die de smaak van de leerlingen in acht zeggen te nemen verder is het zo dat een aantal factoren onder een noemer te brengen is namelijk het verhelderen van verschillen het feit of iets aan een verhaal te leren is de representativiteit en de voorbeeldfunctie al deze vier factoren duiden op de sterke wens van de docenten aan verhalen een opdracht te kunnen koppelen in de les moeten ze er iets cognitiefs mee kunnen doen vraag 4 in de klassen 1 en 2 noemen de docenten alleen auteurs van jeugdboe ken in klas 3 daarentegen staan er bijna alleen maar auteurs van volwassenenlite ratuur op de lijst het betreft hier voornamelijk auteurs als haasse den doolaard lampo en minco als we de inventarisatie van klas 4 5 en 6 bekijken valt het ons op dat er na de derde klas niet veel meer verandert het enige verschil is dat er wat meer aandacht aan poezie wordt geschonken vraag 5 de resultaten zijn tijdstip overgang aantal docenten klas 2 3 2 klas 3 4 klas 3 4 4 klas 4 6 in de praktijk blijken de leraren bijna allemaal in de derde te beginnen met het lezen van volwassenenliteratuur terwijl uit de bovengenoemde cijfers valt af te lezen dat niet alle docenten de overgang in de derde klas laten plaatsvinden uiteraard moeten we er wel rekening mee houden dat een overgang niet van het ene op het andere moment plaatsvindt maar een geleidelijk proces is die geleidelijkheid vinden we niet terug in de antwoorden op vraag 4 het is wel zo dat de meeste docenten van mening zijn dat de overgang moet plaatsvinden in klas 3 4 de argumenten die voor dit tijdstip worden genoemd zijn de nadering van het examen op die leeftijd gaan de leerlingen snuffelen aan de grote mensenwereld jeugdliteratuur is geschreven voor leerlingen onder de 15 rond die leeftijd komen bepaalde levensaspecten in het gezichtsveld de interesse voor jeugdliteratuur daalt de belangstellingssfeer verandert de leerlingen worden nieuwsgierig naar de literatuur met de grote l 114 5 samenvatting en conclusie wordt er bij de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur nu onvoldoende rekening gehouden met de behoefte van de individuele leerling en wordt er te veel nadruk gelegd op het naderend examen uit de leerlingenenquetes kwam naar voren dat veel leerlingen lezen steeds minder leuk gaan vinden er is kritiek op de manier waarop er op school gelezen moet worden de boekenkeuze van de docent spreekt hen niet altijd aan en de opdrachten die gekoppeld worden aan het lezen vinden ze niet altijd plezierig naarmate de leerlingen in hogere klassen komen ervaren ze dat ze meer tot lezen gedwongen worden in de derde klas wordt er voornamelijk jeugdliteratuur gelezen terwijl in de vierde klas plotseling de nadruk heel sterk op volwassenenli teratuur ligt ook uit de enquete voor docenten en de artikelen uit wistik blijkt dat er sprake is van een abrupte overgang de docenten laten de overgang over het algemeen planmatig verlopen onder invloed van het naderend examen in brugklassen wordt er nog op een vrij ongedwongen manier met literatuur omgegaan alles wordt in het werk gesteld om leerlingen maar te laten lezen in hogere klassen is dit afgelopen niet de behoefte van de leerling maar de eisen van het examen staan centraal hieronder zullen we bekijken of de verzamelde gegevens nu antwoord op onze onderzoeksvragen geven a hoe groot is de discrepantie tussen het moment waarop leerlingen toe zijn aan de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur het moment waarop die overgang plaatsvindt en het moment waarop docenten die idealiter plaats zouden willen laten vinden uit de gegevens blijkt dat er tussen een aantal van de hierboven genoemde momenten spanningen zijn in de eerste plaats blijkt dat het moment waarop docenten de overgang zouden willen laten plaatsvinden niet goed aansluit bij de wensen van de leerlingen ons onderzoek geeft geen antwoord op de vraag wanneer leerlingen de overgang precies willen we kunnen alleen vaststellen dat er een discrepantie bestaat als we het moment waarop de over gang daadwerkelijk plaatsvindt vergelijken met de wensen van de leerlingen komt dezelfde discrepantie naar voren dit komt doordat er tussen de feitelijke overgang en de door de docenten gewenste overgang geen spanning bestaat iedere docent stond volledig achter het moment van de overgang b welke redenen voeren docenten aan om de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur op een bepaald moment plaats te laten vinden de argumen ten kunnen we in twee categorieen indelen argumenten met betrekking tot de leerling en argumenten met betrekking tot onderwijsdoelen de docenten vinden dat leerlingen in klas 3 4 toe zijn aan literatuur met de grote l bovendien moet op dit moment wel begonnen worden met de voorbereiding op het examen de belangrijkste conclusie die we uit ons onderzoek kunnen trekken is dat leerlingen wel spanning ervaren en docenten niet dit is logisch want de 115 docenten zijn degenen die het beleid maken en uitvoeren de invloed van leerlin gen hierop is betrekkelijk klein wij zijn er gedurende het onderzoek nogal van geschrokken dat er zo n enorme botsing bestaat tussen de belangen van de leerlingen en de eisen van de docenten onzes inziens moeten de doelstellingen van het leesonderwijs bezien en beter in praktijk gebracht worden iedereen is het erover eens dat leesmotivatie in alle klassen heel belangrijk is maar in praktijk blijken de schoolse doelstellingen sterk cognitief en analytisch gericht toch vaak centraal te staan om de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur minder schoksgewijs te laten verlopen pleiten wij ervoor dat ook in hogere klassen de leerlingen voor een gedeelte vrijgelaten worden in hun keuze van wat ze willen lezen ook al betekent dit dat sommige leerlingen nog naar jeugdliteratuur zullen grijpen waarom moeten de leesuurtjes zonder gezeur van de docent in de hogere klassen verdwijnen 6 discussie het leek ons bij nader inzien wenselijk de context van ons onderzoek in kaart te brengen we zijn ons ervan bewust dat er nogal wat kanttekeningen zijn te plaatsen b v bij betrouwbaarheid en validiteit dit komt doordat er binnen de opleiding maar een beperkte ruimte beschikbaar is voor het onderzoeksgedeelte je kunt in de beschikbare tijd hooguit een probleemstelling iets uitdiepen en aanto nen dat er verder onderzoek naar gedaan moet worden van wetenschappelijke pretenties kan geen sprake zijn desondanks konden we er niet omheen bepaalde uitspraken te doen wetende dat deze niet of nauwelijks hard te maken zijn noten 1 we willen degenen die medewerking verleenden bedanken te weten theo rensman begeleider van de rijksuniversiteit utrecht en de docenten van de volgende scholen christelijk gymnasium te utrecht college blaucapel te utrecht christelijke scholengemeenschap nassau veluwe te harderwijk christelijke scholengemeenschap oude hoven te gorinchem christelijk streeklyceum te ede coornhert gymnasium te gouda calscollege te nieuwe gein en ksg de breul te zeist 2 voor het gehele onderzoek verwijzen we naar het onderzoeksverslag dat boekhout en van hattum maakten voor de rijksuniversiteit utrecht zie bibliografie 116 bibliografie boekhout b en m w van hattum de overgang van jeugd naar volwassenenli teratuur een onderzoek naar de problematiek rond deze overgang in het moedertaalonderwijs utrecht 1990 heerze j en h thiers weerwoord deel 1 groningen 1984 wistik forum voor gedachtenwisseling over het moedertaalonderwijs samenstel lers t rensman e a manuscript aanvaard 12 november 1991 117