Een “werkelijk puur onkundig buitenstaander” (Jansen 1985, 22) adviseerde de WRR over moedertaalonderwijs en basisvorming

Publicatie datum: 1987-01-01
Auteur: Jan Sturm
Collectie: 05
Volume: 05
Nummer: 2
Pagina’s: 119-127
kritiek commentaar en beschouwing jan sturm een werkelijk puur onkundig buitenstaander jansen 1985 22 adviseerde de wrr over moedertaalonderwijs en basisvorming frank jansen schreef over dialectologie taalverandering syntaxis sociolinguistiek en taalbeheersing en houdt daar nog niet mee op de laatste keer dat ik deze badinerend bedoelde informatie over de auteur van de rubriek nieuws uit het vakgebied taalgebruikskunde die sinds september 1983 in het tijdschrift levende talen verschijnt afgedrukt zag was in lt 410 1986 p 204 het werkdocument basisvorming in het onderwijs nummer 5 was toen al een maand of vijf beschikbaar sinds december 1985 die studie zo betitelt het ten geleide dat werkdocument op gezag van prof dr mr c j m schuyt geeft in 29 getypte pagina s een antwoord op de vraag wat moet een leerling aan het einde van de basisvorming op het vak leergebied moedertaal of nederlands aan kennis en inzicht hebben verworven p 33 de auteur die voor deze studie tekent is frank jansen die uit het citaat in mijn openingszin het rijtje onderwerpen daarin had dus in april 1986 gevoeglijk met taalonderwijs c g moedertaalonderwijs of in jansens bewust gekozen terminologie met nederlandse taal uitgebreid kunnen worden maar wellicht rekent jansen deze studie van hem niet tot zijn werk dat vermelding verdient dat zou ik dan hartgrondig met hem eens zijn jammer genoeg ziet de wrr dat blijkens zijn rapport aan de regering 27 1986 over basisvorming in het onderwijs wrr 1986 gans anders als de raad zich daarin uitspreekt over de inhoud van nederlands in de basisvorming citeert hij driftig en met kennelijk enthousiasme uit jansens geschrift en voorzover de raad niet citeert op die belangrijke pagina s 117 en 118 parafraseert hij de genoemde studie terughoudendheid kritische distantie en reflectie kan de raad daarbij zeker niet toegedicht worden dat gebrek aan kritische distantie van de raad kan in genen dele aan frank jansen geweten worden in tegendeel op pagina 1 van zijn document waarschuwt hij op niet mis te verstane wijze bij alle antwoorden die jansen geeft op de vragen die de wrr hem 119 spiegel 5 1987 nr 2 119 127 voorlegde js dient bedacht te worden dat het om mijn persoonlijke opvatting gaat cursivering van js daar komt bij dat mijn wetenschappelijke achtergrond de taalkunde van het nederlands is de schrijver ik vrees dat jansen in een schoolopstel voor deze wisseling van de eerste naar de derde persoon gevoelig op de vingers getikt zou worden cfr bijvoorbeeld de boer 1966 100 101 sommige echte taaituchtmeesters zullen zo n incongruentie zelfs willen opvatten als blijkgevende grootheid van denkzwakte is dus geen didacticus onderwijskundige of onderzoeker van onderwijs cursivering van js mijn voornaamste deskundigheid stoelt op mijn tienjarige ervaring met het opleiden van leerkrachten nederlands die tien jaar is overigens blijkens het eerder aangehaalde schrijverssignalement ruim bemeten is sinds dat jaar 1978 leraar nederlands aan nlo en mo a het gaat jansen in zijn studie dus vooral om het spuien van persoonlijke opvattingen zijn goed recht overigens laconiek deelt hij dan ook mee ik heb er terwille van de leesbaarheid van afgezien het rapport te doorspekken met literatuurverwijzingen terecht persoonlijke opvattingen hoef je niet controleerbaar te maken of te legitimeren die zijn eenvoudig zoals ze zijn ik vind het weinig zinvol om in dit tijdschrift een discussie aan te gaan met frank jansen over zijn persoonlijke opvattingen over moedertaalonderwijs ik neem aan dat jansen dat ook niet van me verwacht waarom zou hij natuurlijk als ik hem weer eens ergens tegen kom rsoms gebeurt dat opeens dan wil ik best eens een praatje met hem maken uit ervaring weet ik dat frank een gezellige babbelaar is een goed gesprek over de grotere taalvaardigheid die de ontrolling op gezinsniveau hoe dan ook vereist jansen 1985 16 trekt me wel aan ook zijn volgende observatie vind ik in zo n kader uiterst amusant echtscheiding en andere procedures doen een klemmend beroep de taalvaardigheid in het bijzonder de schriftelijke taalvaardigheid het zal wel aan de wrr typiste liggen dat het noodzakelijke op verdwenen is js nu kan men denken dat dit de laatste welvaartsgrillen zijn die nu hun langste tijd gehad hebben daarbij wordt dan gewezen op de recente herleving van etiquette en decorum deze gedachtengang lijkt me onjuist toch nog eens categorie 3 6 uit de rubriek denktucht en stijl toespitsen van taalmeester diemer 19642 raadplegen js ik denk dat kennis van de etiquetteregels en de bereidheid ze in voorkomende gevallen toe te passen als volgende stap gezien mogen worden in de wedloop naar verfijndere en succesvollere onderhandelingstechnieken ib 15 16 echtscheiding als welvaartsgril nooit geweten dat het zo 120 zat denk ik stilletjes maar ik ben ook al 18 jaar geloof ik in alle eer en deugd getrouwd dus dan kijk je mischien wat te grof en simplistisch tegen zo n probleem aan wat ik in dat goeie gesprek met frank in ieder geval zou willen weten is waar franks vroedvrouw zat toen hij de bovenstaande observatie uitschreef op pagina 4 van zijn nota schrijft hij immers dat taalgebruik ook als vroedvrouw kan helpen om inzicht in een probleem te krijgen ik denk vervolgt frank dan daarbij vooral aan de rol die het opstellen van een nota of een brief speelt om greep krijgen weer al die wrr typiste js op een onderwerp alleen geschreven taal biedt de taalgebruiker de mogelijkheid onderwerpen overzichtelijk naast elkaar te zetten subtiele of ingewikkelde verbanden te construeren in alle rust de zaak nog eens te overdenken cursivering van js ik heb geen kinderen dat zal er wel de oorzaak van zijn dat ik kennelijk een heel verkeerd beeld heb van wat een vroedvrouw doet leuk om dat eens met frank te bespreken onder het genot van een goed glas de wrr heeft daar in het geheel geen behoefte aan met veel enthousiasme neemt ze jansens beeld van de vroedvrouw over al laat de raad precies de zin met de typefout wel weg en beperkt hij wijselijk de subtiele of ingewikkelde verbanden tot zins verbanden wrr 1986 118 eigenlijk voel ik er evenmin veel voor om hier met de wrr in discussie te treden over de inhoud van nederlands in de basisvorming ik onderschrijf namelijk van ganser harte de uitspraak van de raad op pagina 108 van zijn rapport dat de discussie over wenselijke leerinhouden zich voor een deel onttrekt aan beoordeling door buitenstaanders het is dan ook volstrekt onmogelijk om keuzen voor vakinhouden te maken zonder de inbreng van va deskundigen cursiveringen van js zij alleen kunnen aangeven wat passende beschrijvingen van vakinhouden zijn en welke gevolgen ontwikkelingen in hun vakgebied kunnen hebben voor het onderwijs men bereikt hier al snel de grenzen van de maatschappelijke discussie over de inhoud van het onderwijs bij veel van de hete hangijzers die in de onderwijswereld en soms daarbuiten voor beroering zorgen zit er dan ook niet veel anders op dan dat de buitenwacht waartoe ook de wrr zich in dit geval heeft te rekenen rustig afwacht wat de discussie oplevert hoe bijvoorbeeld het grammatica onderwijs bij nederlands moet worden ingericht zijn kwesties die binnen het onderwijs moeten worden opgelost dat betekent echter niet dat de keuze van vakinhouden helemaal aan vakdeskundigen moet worden overgelaten algemene argumenten en tot op zekere hoogte ook de weging van vakspecifieke argumenten blijven mede ter beoordeling van anderen wel vrees ik dat de raad met het grammatica onderwijs een wat ongelukkig voorbeeld heeft gekozen dat lijkt immers te impliceren dat de raad als buitenstaander wel kan kiezen dat er 121 grammatica onderwijs gegeven wordt alleen niet hoe de studie van de enige taaldeskundige die de raad ingeschakeld heeft laat zien dat de raad beter het voorbeeld schrijfvaardigheidsonderwijs had kunnen kiezen cfr jansen 1985 21 en 23 25 maar de raad houdt zich mijns inziens niet erg aan deze ferme uitspraak ik twijfel er sterk aan dat de raad zich door een vaadeskundige heeft laten adviseren jansen lijkt dat wel met me eens zie zijn testimonium paupertatis dat ik al citeerde ib 1 op pagina 18 voegt hij daaraan nog toe omdat ik als taalkundige de didactische reikwijdte van het begrip niet kan bevroeden ondanks de vroedvrouw ben ik geneigd vragend te associeren ik krijg ook niet de indruk dat de raad zich de tijd heeft gegund om rustig af te wachten wat een discussie over hete hangijzers in het moedertaalonderwijs oplevert in ieder geval heeft de raad op twee punten al stevig doorgetast daarbij aantekenend dat de twee voorgestelde keuzen een breuk betekenen met de nu gangbare inhoud wrr 1986 118 een daarbij behorende algemene argumentatie vind ik niet in het raadsrapport evenmin een weging van vakspecifieke argumenten twee eisen die de raad zichzelf gesteld had de twee punten luiden 1 kennisneming van literaire produkten uit heden en verleden dient een element van basisvorming te zijn ook voor de lbo leerlingen 2 een strakkere toespitsing op perifere taalvaardigheden en aandacht voor het gebruik van geschreven taal als denkhulp moeten aan de orde komen wrr 1986 117 118 hoe komt de raad erbij vroeg ik me bij eerste lezing verbijsterd af even vreesde ik dat de raad bij ongeluk het rapport van de commissie ter bestudering van de middelen tot verbetering van het onderwijs in het nederlands ingesteld bij besluit van 14 februari 1941 door den heer secretaris generaal van het departement van opvoeding wetenschap en cultuurbescherming in handen had gekregen en geparafraseerd 1 maast een tekort aan taalbeheersing en taalverzorging constateert men ook bij ontwikkelde nederlanders van wie men anders verwachten zou een onvoldoende kennis van de vaderlandse letterkunde met name van de vroegere perioden daarvan van den ent et al 1941 9 2 zo is het getij thans gunstiger dan een kwart eeuw geleden voor straffe taaltucht en scherp getrokken normen ib 17 het antwoord bleek eenvoudiger toen ik de studie van jansen had opgevraagd de raad bleek simpelweg twee van jansens idiosyncratieen overgenomen te hebben in het geval van de literaire produkten wekt die overname al bij oppervlakkige 122 kennisneming van de stukken enige verbazing met prijzenswaardige eerlijkheid in dat opzicht heb ik welgemeende waardering voor jansens nota meldt jansen immers in het uiterst korte paragraafje dat hij aan letterkunde wijdt 6 2 3 dat hij ter zake werkelijk puur onkundig buitenstaander is jansen 1985 22 zo n bekentenis doet natuurlijk de vraag rijzen hoe de raad zijn adviseurs heeft uitgekozen wellicht niet zo zorgvuldig als de kwalificatie wetenschappelijk zou doen vermoeden in ieder geval niet via een zo duidelijke adviesaanvraag dat frank jansen bij de bestudering ervan tot de ontdekking kon komen dat hij als puur onkundig buitenstaander die vererende opdracht moest teruggeven maar zo n onzorgvuldigheid had de raad natuurlijk achteraf kunnen redresseren als ik goed ben ingelicht heeft de raad ook de boeiende studie van matthijsen 1986 min of meer verworpen als ik mocht kwalificeren zou ik matthijssens publikatie wel een studie willen noemen maar dat gezag heb ik niet het lijkt erop dat de raad ook zie het grammatica voorbeeld in het geval van het letterkunde onderwijs geen vakdeskundigen nodig had maar kon afgaan op zijn eigen algemene argumentatie die algemene argumentatie blijft zoals gezegd goeddeels achterwege gelukkig is er nog een uiterst boeiende studie van matthijssen 1982 voorhanden wie die leest of nog beter bestudeert krijgt een helder inzicht in de argumentatie die de raad waarschijnlijk impliciet hanteert je moet dan wel met matthijssen mee terug naar de negentiende eeuw maar dat is een interessant tochtje dat de raad jansens pleidooi voor concentratie van het moedertaalonderwijs op perifere taalvaardigheden vooral vaardigheid in het toepassen van de schrijftaalconventies cfr bijvoorbeeld diemer 19642 de boer 1966 volgt lijkt begrijpelijker maar daarmee is het nog niet vergeeflijker jansen mag dan ter wille van de leesbaarheid geen literatuurverwijzingen geven met de introductie van analytische concepten als competente taalgebruiker aanvaardbaarheid in de zin van grammaticaal juist en gepast in de spreeksituatie en vooral met het onderscheid tussen kerntaalvaardigheden en perifere taalvaardigheden verwijst hij ondubbelzinnig naar formeel linguistische cfr bijvoorbeeld chomsky 1981 en sociolinguistische cfr bijvoorbeeld hudson 1980 en 1982 theorievorming vooral een stellige uitspraak als de volgende kan een raad die vertrouwen heeft in zijn wetenschappelijke adviseurs op het verkeerde been zetten omdat ze tenminste de indruk wekt theoretisch en empirisch verantwoord te zijn al had het ontbreken van expliciete verwijzingen de raad wellicht wat wantrouwend kunnen stemmen perifere taalvaardigheden hebben 123 de volgende eigenschappen de taalgebruiker moet vaak over de perifere taalvaardigheden nadenken vooral als een poging om ze te gebruiken mislukt is de nieuwe regels en vormen moeten geleerd en geoefend worden vaak expliciet de samenleving dwingt de taalgebruiker daartoe want de taalvaardigheden die in linguistisch opzicht perifeer zijn staan centraal in maatschappelijk opzicht keerzijde van de medaille is dat de kernvaardigheden die iedereen automatisch beheerst minder hoog worden aangeschreven dan de vaardigheden die moeite hebben gekost jansen 1985 2 3 vooral die perifere vaardigheden zijn kennelijk goed gevallen bij de raad alleen is het hem kennelijk ontgaan dat zijn wetenschappelijke adviseur nog al eigenzinnig met het nieuws uit zijn vakgebied omspringt al waarschuwt die adviseur daar zelf wel min of meer voor in de enigszins programmatische inleiding op zijn eerder genoemde lt rubriek 1983 407 heeft jansen zijn werkwijze tamelijk helder onder woorden gebracht sprekend over het nut van het bezit van taalkundige kennis voor het onderwijs zegt hij ik vind dat je steeds een theorietje moet hebben over de overdraagbaarheid van de nieuwe kennis of de toepasbaarheid op het handelen in de klas het is mijn oogmerk om aan deze eis zoveel mogelijk te voldoen ongetwijfeld berust jansens onderscheid in kern en perifere taalvaardigheden op een van die theorietjes gebaseerd op nieuwe kennis uit het vakgebied maar met de echte theorieen en hun overtuigingskracht in wetenschappelijke discussies hebben die weinig van doen zo doet het begrippenpaar kern periferie al snel denken aan chomsky s statusrijke theorie over een core grammar with a periphery of marked elements and constructions chomsky 1981 8 maar met schools taalleren in de leeftijd van 12 15 heeft die theorie niets van doen weliswaar ben ik op mijn beurt weer onvoldoende theoretisch linguistisch geschoold om zo n stellige uitspraak verantwoord te kunnen doen maar gelukkig heb ik een geleerde broer die juist daarin verder geleerd heeft sturm 1986 en die wilde mijn uitspraak wel bevestigen overigens zal jansen dat zelf ook wel weten niet alleen besprak hij in zijn rubriek in lovende woorden hudson 1980 en de nederlandse vertaling ervan door de aartsmoeder van de nederlandse dialectologen zou jansen ook nog gewone vrouwen kennen maar op pagina 3 van zijn studie schemert hudsons tekst zelfs door die van jansen heen alleen als hudson het heeft over the basic core of language structure en over more peripheral aspects wil hij slechts aangeven dat het hem niet zo vruchtbaar lijkt om linguisten iets over schools taalonderwijs te laten roepen ik citeer the reason for the conflict between what linguists appear to claim about language and what every layman knows about the need to teach the mothertongue must be that the two groups have very 124 different concepts of language when linguists make claims about linguistic eguality they are refering to the basic core of language structure which is the area with which linguistic theory has been most concerned however the layman takes this basic core completely for granted and in saying that people are unegual linguistically refers to more peripheral aspects such as vocabulary especially learned vocabulary and register specific constructions the layman may overstate his case as often happens and claim that certain children have no language at all in which case it may be helpful for the linguist to point out the error but the linguist in turn must be careful not to seem to overstate his own case by implying that linguistic eguality applies to the whole of language and its use hudson 1980 193 het merkwaardige feit doet zich nu voor dat jansen zich beroepend op de taalkunde van het nederlands als zijn wetenschappelijke achtergrond zijn theorietje voor de wrr eerder op het 1ekenstandpunt lijkt te baseren dan op het linguistische standpunt ik neem aan dat de wrr jansen nu net niet als leek heeft ingehuurd maar juist dat theorietje neemt de wrr gretig over even als jansens literaire voorkeur het nogal rampzalige gevolg van deze schuiver van de wrr laat zich raden in de discussie over moedertaalonderwijs die de wrr wil overlaten aan de vakdeskundigen zitten we ineens opgescheept met een door de wrr goedgekeurd onderscheid in kerntaalvaardigheden en perifere taalvaardigheden en met een daarop gebaseerde keuze voor inhouden van de basisvorming nederlands voor min of meer ingewijden in het moedertaalonderwijs behoef ik slechts te wijzen op de gevolgen van het onkritische gebruik door leken in de zestiger en zeventiger jaren van bernsteins theoretische onderscheid tussen elaborated and restricted code cfr bernstein 1987 om het gebruik van rampzalig te rechtvaardigen ik hoop dat het inmiddels duidelijk is geworden waarom ik eigenlijk niet met de wrr in discussie wil treden over de inhoud van nederlands in de basisvorming maar zo gemakkelijk kom ik er niet vanaf inmiddels heeft het ministerie van onderwijs en wetenschappen op indirecte wijze jansen theorietje c g zijn idiosyncratieen ook overgenomen in de richtlijnen voor de ontwikkeling van eindtermen wordt voorgeschreven het advies voor de inhoud van de afzonderlijke vakken wrr advies paragraaf 4 5 dient bij de overwegingen te worden betrokken ministerie van onderwijs en wetenschappen 1987 12 dat betekent voor nederlands pagina 117 en 118 jansen dus wat mij betreft ligt er een conclusie voor de hand als het ministerie zijn mijns inziens onzalige plannen rond selectieve eindtermen voor moedertaalonderwijs doorzet en dus 125 echte vakdeskundigen bijvoorbeeld in een eindtermencommissie dwingt hete hangijzers te bespreken in dat kader en tot keuzes dwingt dan is in zo n discussie elk beroep op de inhoud van het wrr advies zelve ongeldig nog beter ware het hele wrr advies over nederlands te vergeten of de persoonlijke opvattingen van frank jansen over het moedertaalonderwijs en zijn theorietjes daarbij een rol moeten spelen in de discussie bepale iedereen zelf als er maar niet meer waarde aan toegekend wordt dan aan welke lekenopvatting dan ook en als er maar uiterst kritisch naar gekeken wordt dan is er nog veel lol aan te beleven want met mijn verhaal is de helft van de onzin eruit nog niet aangezegd slechts voor de volledigheid maak ik tenslotte nog gewag van bonsets verbazing dat jansen meegewerkt heeft aan een rapport over basisvorming in een heldere analyse komt bonset tot de conclusie dat jansen eenvoudig tegen basisvorming is bonset 1986 29 kennelijk zonder dat hij zichzelf dat eigenlijk bewust is wellicht is het verstandig dat jansen ook maar publiekelijk bekend maakt dat hij als werkelijk puur onkundig buitenstaander in de discussie over differentiatie binnen het vak nederlands de meritocratische interpretatie van gelijke kansen het aantrekkelijkst vindt evenmin als zijn andere theorietjes hoeft hij deze verder uit te leggen dat we het weten is genoeg warnsveld mei 1987 bibliografie ammon u n dittmar k j mattheier eds international handbook of the science of language and society te verschijnen bernstein b elaborated and restricted codes an over view 1958 1985 amsterdam centrum voor etnische studies z j 1987 cres publications series occasional paper 2 te verschijnen in ammon et al boer h de et al schriftelijk rapporteren een praktische handleiding bij het samenstellen van rapporten nota s memoranda scripties dissertaties zakelijke correspondentie en dergelijke utrecht antwerpen het spectrum 1966 126 bonset h interne differentiatie met name voor nederlands en de publikaties van het wrr in zwitserlood 1986 23 35 chomskey n lectures on government and binding dordrecht etc foris 1981 diemer w waarop letten bij het schrijven in het nederlands delden stabo 19642 ent w van den et al het onderwijs in de nederlandse taal en letterkunde op de middelbare school s gravenhage rijksuitgeverij 1941 hudson r a sociolinguistics cambridge etc cup 1980 hudson r a sociolinguistiek groningen wolters noordhoff 1982 jansen f nieuws uit het vakgebied taalgebruikskunde in levende talen 384 1983 407 408 jansen f nederlandse taal s gravenhage wrr 1985 werkdocumenten basisvorming in het onderwijs nummer 5 jansen f onder en boven de standaardtaal in levende talen 410 1986 204 206 matthijssen m a j m de elite en de mythe een sociologische analyse van strijd om onderwijsverandering deventer van loghum slaterus 1982 matthijssen m de ware aard van het balen een studie van het motivatieprobleem groningen wolters noordhoff 1986 ministerie van onderwijs en wetenschappen de ontwikkeling van eindtermen voor het basisonderwijs en de basisvorming in het voortgezet onderwijs mimeo ref tr 863688 richtlijnen sturm a primaire syntactische structuren in het nederlands leiden martinus nijhoff 1986 diss kun wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid basisvorming in het onderwijs s gravenhage staatsuitgeverij 1986 zwitserlood f red het schoolvak nederlands in het voortgezet onderwijs een conferentieverslag enschede valo m 1986 127