Publicatie datum: 1975-01-01
Auteur: Helge Bonset
Collectie: 06
Volume: 06
Nummer: 5
Pagina’s: 270-285
Documenten
enkele taalgebruiksproblemen bij het traditionele proefwer k helge bonset inleiding dit artikel is een uit de reeks van l w g a rt ikelen l w g is de landelijke werk groep moedertaalonderwijs en toch geen nederlands die op de von kongressen 1972 1973 en 1974 en op enkele eigen studiedagen heeft geprobeerd meer zicht te krijgen op de rol van de moedert aal bij all e schoolvakken dus niet alleen in de lessen neder lands we analyseerden daart oe lesprotokollen video opnamen van lessen schoolboe ken en ook proefwerken over dat laatste gaat dit art ikel aan de bevindingen van de respektievelijke proefwerksubgroepen heb ik bij het schrijven e rvan veel gehad het artikel zit als volgt in elkaar na deze inleiding krijgt u allereerst een voorbeeld v an een traditioneel aardrijkskunde proefwerk dat we in de l w g ge analyseerd hebben 1 u krijgt de vragen van de leraar de beantwoording van twee leerlingen en de korrektie door de leraar te zien in 2 beschrijf ik ko rt enkele problemen die je als l w g er k an vermoeden als je een dergelijk proefwerk ziet in 3 ga ik na in hoeverre die problemen realiteit zijn u vindt daarin gedeelten van inte rv iews met de leerlingen uit 1 waarin zij ve rt ellen hoe ze dit proefwerk e rvaren hebben in 4 trek ik enkele konklusies op taalgebruiksterrein verder geef ik daarin een paar onderwijs kundige en naar mijn mening in laatste instantie politieke problemen aan die in het verlengde van de taalgebruikskonklusies liggen tenslotte nog dit dit is geen bijzonder theoretisch a rt ikel als u verweij 1975 over vragen stellen hubers 19 7 3 e n sturm 1974 over vaktaal en ten brinks 19 74 over de onderwijskundige kwartslag hebt gelezen zult u hier geen nieuwe theorie vinden de bedoeling is om de topics uit deze a rt ikelen te demonstreren aan een konkreet praktijkgeval het traditionele proefwerk als u bovenstaande artikelen niet kent kunt u dit hier evengoed lezen daar is het speciaal op geschreven 1 h et pro ef w e r k het is misschien goed om aan het begin v an deze paragraaf eens precies te omschrijven wat de l w u onder een traditioneel proefwerk verstaat een aantal in de open vraagvorm gestelde kontrolevragen of opgaven over door de leerling van buiten geleer de stof die door de leraar nagegeken worden en van een meetellend cijfer voorzien leraren nederlan ds geven eigenlijk niet veel van dergelijke proefwerken of het zou literatuurgeschiedenis moeten zijn leraren aardrijkskunde geschiedenis biologie enz echter des te meer het traditionele proefwerk dat in dit a rtikel als case fungee rt is een aardrijkskunde proefwerk in het schooljaar 1972 1973 gegeven aan een 4 havo klas op een school in eersel brab an t de proefwerkvragen luidden als volgt 1 wat is een metropolitan area noem er een en geef aan waar hij ligt 270 2 wat versta je onder de relatieve ligging v an een bepaald gebied waardoor is de relatieve li gging van het verre westen sterk verbeterd 3 het agra ri sch grondgebruik v an een bepaald gebied is aan verandering onderhevig welke ekonomische oorzaken k an dat hebben 4 welke verschill ende verplaatsingen van de bevolking moet je in de verenigde staten onderscheiden en geef bij elk ko rt de oorzaken a an 5 wat versta je onder decentralisatie v an de industrie en verklaar waarom dit meer voorkomt dan verplaatsing bovensta ande vragen hebben betrekking op beh an delde stof over noord amerika de beantwoording v an de proefwerkvragen door twee leerlingen uit de 4 havo klas vindt u hierna we hebben geprobeerd het uiteraard han dgeschreven o rigineel zo nauwkeu rig mogelijk te tr an sskriberen hetzelfde geldt voor de korrektie door de leraar die u in naast en onder het proefwerk a an treft 2 de probleme n welke taalgebruiksproblemen kun je verwachten bij een traditioneel proefwerk als dat uit de vorige paragraaf degene die ik hieronder ga noemen vormen geen uitputtende lijst problemen met betrekking tot de korrektheid zo kunnen formuleren dat men het goed sociaal aanvaardbaar nederlands vindt blijven buiten beschouwing niet omdat ze op zich onbelangrijk zouden zijn maar omdat de l w g zijn onderzoeksprioriteiten altijd gelegd heeft bij taalgebruiksproblemen op kommunikatief gebied zo kunnen formule ren dat je publiekje begrijpt en kognitief gebied zo kunnen formuleren dat je precies zegt wat je bedoelt een eerste vraag die je je kunt ste llen als je het aardrijkskundeproefwerk uit de vorige paragraaf ziet voor welk publiek schrijft de leerling eigenlijk en met welk doel of daarmee samenh angend wat heeft deze vraag en antwoordsituatie nog te maken met normale vraag en antwoordsituaties uit het dagelijks leven het werk van drop drop 1971 heeft ons geleerd dat het schrijven van opstellen alleen een zinnige en motiverende taal voor leerlingen kan zijn als ze de kans krijgen werkelijk iets nieuws te ve rt ellen aan een reeel publiek of minstens een dergelijke situatie te spelen waarschijnlijk geldt dit niet a ll een voor opstell en en niet alleen voor de lessen nederl an ds het is in ieder geval heel duidelijk dat in dit aardrijkskundeproef werk de leerling alleen voor het publiek de leraar schrijft of helemaal niet meer publiekge ri cht met als enig doel het extrinsieke doel om een goed cijfer te halen iets nieuws aan de leraar ve rtellen kan hij niet want die kent per definitie de antwoorden op de vragen al verweij 1975 vergelijkt het vraag en an twoordspel in het dagelijks leven met dat op school normaal ste llen mensen vragen om informatie te krijgen en is de vragensteller gedupeerd als de antwoorder hem foute informatie geeft in de schoolsituatie vraagt de leraar via zijn kontrolevragen kontinue naar de bekende weg en de leerling die ee n 271 3 3 l e e r l l 1 t iz e 1 w e z i i bsn etsdsg ewe atl n ev efk in het noord oosten v d 0 s ttooay nrig ev end voor de o mt rek op bijna alle gebie d 2 ds ligging ten opz i cht e van iets h em york bijv o i ie h a t he li aoorl oosten heeft een goede relatieve lig ging omda t a het was do toegangspoort tot do v s b er waren grondstoffen en ener giebronnen aanwezig o verwijderde grondstoffen konden men d aar aan de re latiev e liggin g v h westen le verb eterd door s s opkomst v d koeltechnie k d e koel ragong d gooper wordende vervoer g r le cha produkten o oyk mss v h luchtverkeer aitvcaar tamelijk go edkoo p ia 3 vraag naar e n aanbod v he t produkt op ds wereldmarkt koeten van ard eid eloon irrigati es mo obeal eatis e nz hoge grondprijzen waardoor d e mo e r zijn grond v erkoopt concurrerende gewassen zoals 8e oojaboon ia het tuiden x opkom a 4 van andere nie t agrar ieoha iadu etr iea 4 dagelij ks trek van woonplaats naar werk imita t io van platteland naar stad en audlreom van centrum v d stad naar bu i tenwij kan tussen verschillende e t adegsve e t en van platteland naar s t ad door n aanlrekksl ij kho id v d e taq qoor eervleg gezellighei d mo er en veelzijdiger werkgelegenheid b op lo pea ren grondprijzen op plattelan d o er is een goed be le id nod ig om nog een boerderij t hebben dis iets betekent 4 som mig en worden in do stad teleurgesteld frak van s tad asar p la t teland a te lsurgsese laen if b gepensioneerden die een rustige oude dag willen rvan centrum ener buitenwijken v t maer groen fris gezond b mi a der lawaai rust iger maa woonplaats asar vor k er zijn go ede wegen e n veel yarks or p3asto en maar zuidelijke staten a meer werk s b meer groen o soanig e r vooral vroeger van zuiden as ar noorden daar was een be t ere soit voor b s ho efs taen 3 decentralisatie se hot zich ergens anders vestigen en he t vroeger e bedrijf no g laten fuaotioneren m aar 4 nadruk le g ge n op het nieuwe bedrijf staalindustrie mo s t zovee l dit komt me st vo or dan verplaatsing want bv de v investeringen in zijn bedrijf do en dat je n i e t zomaar kva t zeggen nu stop ik en verkoop ik dit bedrijf en ik ca er gen s anders een nylonfabriek oprichten 81j de toxt ielind n dergelijke zou het evt nog we l beter graan 272 a 1 v 1lelropolitaa areac een dichtbevolkt gebied dat vaak op sociaal cultureel industrieel en eool omieoh t e rrein het toonaangevende elem ent in esa bep gebied se als voorbeeld zou in de verenigde staten d e atleatio ilegapolia genoea d kunnen aordeng wat een aaneenschakeling van etadegepeet ea in het jnoordl oosten ie 2 relatieve ligg ing de ligging van een punt t o v iets relatieve ligging i a ge ba s eerd op het begrip relatiev e afstand dit is d e tijd en mo e ite die nodig ie om d e werkelijke afstand voear toee en twee punten t e overbruggen h e t begrip ie veranderlijk en ook niet voor alle personen gelijk als er bijworbeeld tussen 2 punt en die eerst voor elkaar moeilijk te bereiken xar on nu een grote snelweg aangelegd zou g ord en ie d e relatieve ligging verbe terd omdat men dan mind er tijd nodig hee 4t en minder moeite behoeft t e doen om het punt te bereiken de relatieve ligg ing v h westen t o het koord ooat ea eqe vro eg e r slecht maar ie do or de volg ende punten v e rbetsrd l do to e pa ss ing v d koeltechniek bij he t vracht vervoer waardoor d e egrer i ohe produkten over e en grotere af s tand vervo e rd konden worden 2 h el vaststellen van speciale l age vrachttarieven 3 de opkomst van het vliegverke er vliegen ie ia amerika werkelijk goedkoper dan je denkt 4 we onderscheidden de volgende be volking ede we gin gen r d e dagelijkse trek van huis naar we rk het verschil hierin tussen bijv ned en 05a is sa d e afs tanden zijn in usa v e el langer b minder verks ereproble mea 1 eaheakbordpatroon v d ste den 2 veel parkeerg e l egenheid 2 de trek van landelijke geb iede n naar stedelijk gebieden en in min der e m a te ook anderaomj de redenen hiervoor aijn a d e landbouw stoot mensen af door l landbouw is duur door do kl e in e be drij ije e verdwijnen 2 eteq engro s i wegenaanleg ea andere eooaomieohe redenen maken dat er minder grond voor landbouw s e 3 laadarbe iqere en jonge meeeen trokkenvlyg naar de oteden b in de e t ad e h is meer werkgelegenheid en men den kt dat he t er gezelliger ie en men er meer service krijgt o de welfare work e een soort sociale voorzieningen zijn in de steden beter dan op he t platteland wa t speciaal de zuid noord trek bevor de rt h ee ft toch loopt de tre k naar d e steden ni e t voor iedereen goed af waardoor er oo k as eten terug nemer het platteland gaan dez e groep bestaat vo oral uit teleurgesteld mens en en gepensioneerden mensen die de dagen die hun nog r e sten op het rustige platteland willen doorbre n gen 3 de trek v d stadskernen naar randgemeenten en buiten w i k ken re denent 1 het is er mooier en gezelliger wonen en men heeft minder grot a atade yr obl emen 2 speoiaal voor usa i d oordat e r vel e r i jke m ensen vertrokken en er alleen arme voor in de plaats komen gaa t d e stad e r op achteruit wa r er finanoie le moeilijkheden komen en het huls van de mensen d aalt in waarde door de dooiale achteruitgang v d buurt 3 de raesenintergrat ie 4 de trek tussen de stadskernen onderling ader ook de o pvallende trok asar het zuid westen e n florida valt redeaeai 1 gimetig klimaat vunfaeze gebieden i2 nntuuraohooa vooral zuid westen d 3 sr is nog volop ruimte uim2t4 tot voor kort was de rrerksgelege n ahe iq er grotercdan de bavolkingat0p n 273 meoen traliseren op het op een and e re pla t e vestig en van nieuwe onderdelen v h bedrijf mei behoud ven d e oude fabri eken o p basis van 2a1eie stand plaatsfactoren hierdoor word t de s t an dpleateb epale n de invloe d van d e sy zo tnarkt vergroot die meestal n ogal uitge s t r ekt ia waar doo r er van de mar kt ooi een decentraliserende krac h t ui tgaa t de c oa t rali3orca ia v subsidie s ed gestimu le erd door r eg e r inge n ffio t i even a lulp aan ou l eemg3biefl b a tr ato i eaho k rotcbaarha i d van e e n land als de industrie op een hoop eaaengelm p t zit q ook io he nogal duur voor de noeste b edri jven om zich lu he t gehe e l gaan nro te vor pl na soa dit geldt voor al vo or ijzer staal e n c h e misc he indu strie vooral r lo het een relntegroord bedrijf betref t 3 l1 some ies zijn in con ander gebie d de lone n lager 2 an der web h eft roer werklozen waard oo r m e n goedkoper arbeiders kan be tre k 3 3chomneling deling van e en roduk tprl je o p de wereldmarkt 4 ge re qac0t v d v o i ae n bep gebie d 5 min3er ia stiagen ia een bop gebied 6 vraag en aanbod van aan produkt op de nationale en wereldmarkt 7 aono urr onti e van niet agrarische bedri j ven 8 hoger e o f lagere garant ie pri jz en v 8 regering 7 y po eudt 01 r r r 274 fout antwoord geeft dupeert nieman d dan zichzelf verweij omschrijft het schoolse vraag en antwoordspel m i heel treffend als volgt een spel waarbij de verantwoorde lijkheid voor het spelverloop en voor de uitgewisselde informatie in h an den ligt v an een v an de spelers de leraar de leerling speelt mee maar ve rt oont eerder overeenkomst met een van de speelstukken pion dan met een volwaardige tegenspeler pag 74 ook het aardrijkskundeproefwerk uit de vo ri ge paragraaf bestaat geheel uit kontrole vragen de vraag is of en hoe leerlingen zelf een dergelijke pseudokommunikatie e rv a ren maar daarover in 3 een tweede serie vragen naar aanleiding van het proefwerk die zich opd ri ngt wat zou de leraar bedoelen met zijn korrektietekens zouden de leerlingen zijn bedoelingen er uit op kunnen maken zou deze feedback van de leraar funktioneren de leraar zet zijn tekens en opmerkingen afgesloten met een cijferbeoordeling natuur lijk niet zomaar neer zijn bedoeling moet wel zijn de leerling uit te leggen of op zijn minst een aanzet te geven tot een latere uitleg bij bespreking in de klas wat hij fout geantwoord heeft en waarom dat fout is tevens zal de leraar wel via de korrektiete kens en opmerkingen zijn eindcijfer w il len ver an twoorden tegenover de leerling te vre z en valt echter dat de nogal k ry ptische korrektietekens bij dit proefwerk de leerlingen weinig verheldering zullen geven en hun ook niet erg zullen motiveren om later in de klas om uitleg te vragen een derde vraag zouden er in dit proefwerk plaatsen zijn waar de leerling de juiste vaktermen gebruikt terwijl hij de zaak eigenlijk niet begrepen heeft en daarmee samenhangend is de leerling wel in staat verband te leggen tussen het geleerde ener zijds en eigen ervaringen meningen enz anderzijds we hebben hier te maken met het probleem van verbalisme ook besproken in sturm 1974 pg 267 268 ko rt en goed komt het hierop neer leerli ngen leren termen uit het boek uit hun hoofd plus de kontekst waarin die termen gebruikt zijn en spuiten een en ander op in hun proefwerk ze zijn echter niet in staat om de termen toe te passen op de alledaagse werkelijkheid om hen heen ze kennen bv de term metropoli t an area kunnen de de finitie e rvan die ze geleerd hebben woordelijk opzeggen ken nen het ene noord ame rikaanse voorbeeld dat ze geleerd hebben maar ze kunnen niet ook maar een vergelijkbare metropolit an area in hun eigen provincie aan wijzen de beste manier om er achter te komen of de kennis v an leerlingen alleen verbalistisch is is natuurlijk om ze iets als dit laatste te vragen maar dat gebeurt nu juist in traditionele proefwerken nooit ook in dit niet te verwachten valt dus dat gevallen van verbalisme ook hier te vinden zu ll en zijn een vierde vraag is juist de omgekeerde van de vorige zouden er in dit proefwerk plaatsen zijn waar de leerling de zaak beter begrepen heeft dan hij onder woorden heeft kunnen brengen op deze vraag gaan hubers 1973 pg 17 22 en sturm 1974 pg 259 260 uitge breid in bij het overhoren via een proefwerk of anderszins ga an we stilzwijgend v an de volgende gedacntengang uit de leerling heeft een pakket kennis in zijn hoofd o f 275 niet natuurlijk wij zenden als leraar een vraag uit om de leerling een stukje van die kennis te laten demonstreren de leerling ontvangt die vraag als de leerling nu dat antwoord op onze vraag dat wij willen horen terug uitzendt bezit hij de kennis als hij geen of het foute antwoord uitzendt bezit hij de kennis niet we miskennen hierbij dat kommunikatie tussen mensen niet mechanisch verloopt een lift gaat altijd wel om hoog of omlaag als je op zijn juiste knop drukt er zijn geen mogelijkheden tot misver stand en als hij het niet doet is hij dus echt stuk maar bij mensen kan het zijn dat onze vraag niet begrepen wordt of wij begrijpen het antwoord van de ander niet of de ander begrijpt onze vraag wel en weet ook wat hij zou moeten antwoorden maar hij kan dat op dat moment niet toereikend onder woorden brengen de intentie bedoe ling van een zender is lang niet altijd gelijk aan zijn uiteindelijke formulering en al evenmin aan de interpretatie daarvan door de ontvanger in het geval van het aardrijkskundeproefwerk als een leerling volgens de leraar een fout antwoord geeft kan het best zijn da t de leerling de kennis wel heeft maar de vraag van de leraar niet begrepen heef t de leerling de kennis wel heeft maar door de leraar niet begrepen wordt hetzij omdat de leerling het onduidelijk onder woorden gebracht heeft hetzij omdat de leraar niet goed of onwelwillend gelezen heeft wat het eerste betreft de proefwerkvragen uit 1 lijken weinig aanleiding te kunnen geven tot misverstand hoewel leerling i claimt niet begrepen te hebben dat de lerares bij vraag 1 een definitie van metropolitan area vroeg het tweede probleem is inherent aan elk schriftelijk overhoren omdat de leraar daarbij niet door kan vragen of helpen hooguit kan hij zich welwillend opstellen tegenover wat formeel een fout antwoord is het probleem valt dus ook te verwachten bij dit proefwerk en de leerlingen die het gemaakt hebben 3 de leerlinge n de twee leerlingen v an wie u in 1 de proefwerken hebt gezien zijn door leraar nederl an ds en l w g er jacques peeters kort na het proefwerk geinte rv iewd bedoe ling van dat inte rview was om na te gaan in hoeverre de theoretische problemen uit de vo rige paragraaf nu ook echt zichtbaar zijn in de schoolpraktijk het inte rview draaide dus om de vragen erv aren de leerlingen de kommunikatiesituatie van het proefwerk als psuedo kommunikatie kunnen de leer li ngen wijs worden uit de konektietekens weten de leerlingen waar ze het over gehad hebben in het proefwerk en kunnen ze die kennis ook toepassen op hun eigen omgeving verbalisme weten de leerlingen meer v an de stof dan ze onder woorden hebben kunnen brengen zodanig dat de leraar het begreep intentie versus interpretatie bij deze inte rviews moeten we natuurlijk wel bedenken dat het hier maar om twee willekeurige leer li ngen en een willekeurig proefwerk gaat 276 een ander probleem het is bij dergelijke interviews erg moeilijk om niet je eigen stokpaardjes de leerlingen in de mond te leggen volgens mij is jacques peeters er bijzonder goed in geslaagd om dat te vermijden maar ik besef dat u niet meer heeft om op af te gaan dan deze mening van mij en de interviewgedeelten die hieronder volgen ik ga nu gedeelten uit de interviews weergeven of citeren voorzien v an kommentaar en gerubriceerd onder pseudokommunikatie korrektietekens verbalisme en intentie vs interpretatie leerling 1 is een meisje en aut rice van proefwerk l leerling ii een jongen en auteur v an proefwerk ii pseudokommunikatie beide leerlingen ervaren duidelijk de kommunikatiesituatie van het proefwerk als afwij kend van normale kommunikatie maar ze waarderen het verschillend leerling i meer berustend leerling ii meer opstan dig en dus ook gedemotiveerder een paar citaten jp stel dat ik in het vervolg ik weet niks v an aardrijkskunde af he stel dat ik nou in het ve rvolg jouw proefwerken na zou ga an kijken zou je het dan an ders ga an beant woorden ll i lacht dat kan toch helemaal niet als u mijn a ar drijkskundeproefwerken na zou gaan kijken dat weet u ja ik zou misschien alles wel iets duidelijker gaan neerzetten maar dan weet u toch nog niet of het goed is jp nou als jij mij erg duidelijk kunt ve rtellen wat een metropolitan area is ll i dan kan ik wel v an all es neerzwetsen lacht als u dat helemaal niet weet en ik zet er iets neer hoe kunt u dan weten of het goed is jp nou laat ik dan an ders vragen ik hoef niet te weten of het goed of fout is maar ik ga ervan uit dat jij het weet en dan moet jij mij duidelijk maken wat een metropo lit an area is zou je het d an anders beantwoorden lu ja d an wel wan t ja stadsgewest als je dat d an ook niet weet dan ik zou er wel meer bijzetten in formuleringen toch wel een definitie of zoiets jp maar dat doe je nu niet omdat het een aardrijkskundelerares is die het nakijkt en die weet het allemaal al li i ja jp dus eigenlijk richt je je in dat proefwerk tot mejuffrouw naam van de lerares hb l1 i ja jp ja l1 i ja zeker lacht jp en met welk doel richt je je tot haar waarom schrijf je dat all emaal voor haar op l1 i aarzelend ja dat vraagt ze en daar moet je antwoorden bij hebben enne ja ik wil een zo goed mogelijk punt en zij moet het nakijken dus jp ik wil graag eens weten hoe je je op een dergelijk proefwerk voorbereidt 277 li ii nou ik iedere keer krijgen we dus een gedeelte van de stof op als we gewoon een normale les hebben gehad en daar maak ik een uittreksel van d an krijg je dus een proefwerk op nou en dan leer ik die uittreksels uit mijn kop gewoon helemaal v an buiten nou dat is een goed systeem tenminste wat het punten halen betreft en nou ja daar gaat het per slot van rekening om jp ja ll ii niet dat ik het nou zo graag heb dat het daar om gaat maar daar gaat het wel om en dan kan ik wel mooi zeggen het interesseert me niet ik leer het niet maar daar word ik dan wel mooi zelf de dupe v an iets anders zou zijn als meer mensen dat gingen zeggen maar ja ook in citaten uit de andere d ri e rubrieken zult u voo rt durend zien dat beide leer li ngen zich bewust zijn van het speci fi ek schoolse karakter van deze vraag en ant woordsituatie tegenaanwijzingen zijn in het materiaal niet te vinden korrektietekens de betekenis van de korrektietekens is de leerlingen zeker voor de helft onduidelijk en de totstandkoming van het eindcijfer helemaal uit de zeven citaten die ik zou kunnen geven kies ik er vijf jp zorg voor behoeftigen dat is onderstreept waarom li i sociaal sociale hulp of zoiets ach zorg voor behoeftigen jp dat is toch hetzelfde als sociale hulp of niet l1 i ja ik vind van wel misschien denkt zij van niet jp je vindt het terecht dat het onderstreept is li l ach het mag wel ik vind het niet erg maar ik vind het toch ook wel goed zo jp je bent het niet eens met het punt ll i ja wel ik vind een zesenhalf ja jp daar ben je wel tevreden mee en weet je nou ook hoe dat cijfer tot st and gekomen is hoeveel bijvoorbeeld voor de eerste vraag afgetrokken is en zo li i nee dat wee t ik niet jp zou je dat ook niet willen weten ll i ja dat zou ik wel w il len weten jp bij vraag een daar geef je een omschrijving van metropolitan area waar een v te kentje bij staat wat is de betekenis daa rvan ll ii ik zal wel iets vergeten zijn jp weet je ook liii ik weet niet wat ik heb het vanmorgen nog eens nagekeken maar ik kon nie t 278 vinden wat ik vergeten was jp waar heb je dat in nagekeken liii in mijn boek jp en wat stond daar vergeleken met wat je hier neergeschreven hebt l1ii nou de definitie stond ook letterlijk in het boek jp dus als je de volgende keer die vraag krijgt d an zou je die op exakt dezelfde wijze be antwoorden l1ii nee jp wat dan li il ik zou eerst vragen wat ik hier nou vergeten was jp dat heb je blijkbaar nu niet geda an waarom niet ll il nou het interessee rt me niet zoveel het proefwerk heb ik gemaakt en ik heb een zeven en dan k an ik het wel weer vergeten want ik doe er toch niets meer mee met de meeste dingen uit dit proefwerk jp een heel eind verderop bij punt 4 van vraag 4 hb noem je een a an tal redenen die de trek tussen steden onderling moeten verklaren en voor die redenen staat genoteerd betere relatieve ligging met een uitroepteken zie je dat liii ja dat zie ik het zijn alle vier dingen die neerkomen op dat de relatieve ligging v an die van flo ri da dus verbeterd is jp en wil dat nou zeggen dat je net zo goed had kunnen zeggen de reden is de verbetering van de relatieve ligging li il ja maar als ik dat had gezet dan had ze er weer bij gezet waarom jp is dit nu fout geteld dat je dat betere relatieve ligging niet als zo d anig hebt genoteerd li ii nou fout geteld denk ik niet er is in ieder geval wel rekening mee gehouden bij het eh bij het punt geven jp nu heb je voor het hele proefwerk een zeven gekreg en kun je het eens zijn met die beoordeling en weet je ook hoe hij tot stand gekomen is li ii ik ben het er niet mee eens en ik weet ook niet hoe hij tot st an d gekomen is jp maar hoe kun je het er dan niet mee eens zijn li ii omdat ik eh mijn buurjongen die had hetzelfde die had een paar dingen minder fout maar in ieder geval niet zoveel dat het anderhalf punt kon schelen w ant hij had een achtenhalf en ik een zeven maar ik denk dat het gelegen heeft a an het feit hij had a lles op ongeveer twee kantjes staan en ik heb er viereneenhalf kantje over geda an jp en hoe meer je schrijft hoe lager het punt l1ii nou ze had dus a an het begin van de les gezegd alles zeer kort opschrijven en in punten puntsgewijs nou dat heb ik dus wel veel gedaan maar ook nog wel enkele verhalen er rondom en dat schijnt ze niet zo gewaardeerd te hebben jp waarom zou ze dat vragen om alles puntsgewijs op te schrijven 279 ll ll nou ik zou het niet weten misschien omdat ze dan minder hoeft na te kijken of zo maar of dat de reden is ik weet niet waarom ze het gevraagd heeft de resterende korrektietekens die niet begrepen worden zijn het kruisje bij vraag 3 van proefwerk 1 en het streepje onder duur plus vraagteken bij vraag 4 van proefwerk ii er zijn vier tegena anwijzingen te vinden in het mate ri aal waar konektietekens begre pen lijken te worden het v teken bij vraag 1 van proefwerk i de streep door new york bij vraag 1 v an proefwerk i het v teken bij vraag 4 van proefwerk l en het waarom bij vraag 4 van proefwerk ii het opvall endste van het mate ri aal vind ik eigenlijk dit aan de ene k an t begrijpen de leerlingen de korrektietekens vaak niet en de totstandkoming van het eindcijfer hele maal niet aan de andere k an t heeft dit ze kennelijk niet uitgel o kt om de lerares om uitleg en ver an twoording te vragen de reden kan zijn dat ze beiden toch al een voldoende hebben en zich voor de stof zelf verder niet interesseren verbalisme het materiaal bevestigt in grote lijnen mijn verwachtingen t a v verbalisme uit 2 niet beide leerlingen blijken i h a redelijk in staat om gehanteerde vaktermen en andere moeilijke termen nader in te vullen al is natuurlijk voor een niet aardrijkskundige niet zo eenvoudig te beoordelen of ze dat goed doen leerling 1 redt zich uit de termen toonaangevend vraag 1 toegangspoort 2 grondstoffen en energiebronnen 2 koel techniek en koelwagens 2 ekonomische oorzaken 3 en niet agrarische industrieen 3 ook blijken de leerlingen op de momenten dat jacques peeters daar uitdrukkelijk om vraagt tot op zekere hoogte begrippen toe te kunnen passen op hun eigen omge ving leerling 1 past het begrip relatieve ligging 2 toe op eersel en leerling ii de begrippen metropolitan area 1 relatieve ligging 2 en ekonomische oorzaken 3 op de kempen het materiaal bevat maar twee duidelijke tegenaanwijzingen leerling 1 is niet in staat haar antwoord op vraag 5 nader te verduidelijken en bij vraag 3 snapt ze zelf niet dat irrigatie en mechanisatie gelezen moeten worden als kosten van irrigatie en kosten van mechanisatie een paar citaten jp wat is het verschil tussen de ligging van eercel is goed en de relatieve ligging van eercel is goed ll i ja eh de ligging dat is in kilometers en de relatieve ligging dan is het makkelijk bereikbaar vanuit eindhoven bijvoorbeeld jp wat is het verschil tussen grondstoffen en energiebronnen ll i grondstoffen ja eh energiebronnen zijn nodig voor de verbranding enzo dat er energie vrijkomt dat de fabriek kan draaien en grondstoffen om de produkten te maken eh ijzer ijzererts om spullen van te maken jp kun je van beide een voorbeeld geven een voorbeeld van een grondstof en van een energiebron 280 lll ijzererts en steenkool jp steenkool is een lll een energiebron jp zullen we eens proberen het hele proefwerk op de kempen of op reuzel toe te passen wat is een metropolit an area liii reuzel in ieder geval niet eindhoven eindhoven zou er eventueel een kun nen zijn zoals al gezegd er zou een aardrijkskundige nodig zijn om de aardrijkskundige kennis van de lee rlingen die hieruit spreekt naar waarde te schatten voor ons is op dit moment het belangrijkst om te zien dat beide leerlingen zich in ieder geval wel voor stellingen kunnen maken bij vaktermen die ze gebruiken en ook in staat zijn die termen in gewone woorden te parafraseren waarom gebruiken ze d an toch zo vaak de formuleringen uit boek of diktast misschien zit daar de strategie achter die leerling ii hier bes chrij ft jp je hebt gezegd je lee rt die schema s uit je kop die uittreksels leer je ook formuleringen uit het hoofd liii nou eh zo min mogelijk maar bijvoorbeeld die van een metropoli tan area en van het begrip relatieve ligging daar kun je niks an ders mee doen dan uit je kop leren en je moet ze natuurlijk ook snappen maar je hebt er weinig aan als je ze snapt maar je kunt het helemaal niet formuleren op het proefwerk of zo dus moet je ze wel van buiten leren jp is het niet zo dat als je het werkelijk snapt dat je het dan ook in eigen woorden na kunt vertellen ll ii ja maar dan is het ri siko dat er weer een v bij komt of een streep terwijl je dat risiko niet hebt als je het helemaal van buiten lee rt leerling ii gaat in het interview met jacques peeters nogal uitgebreid in op de toepas singsmogelijkheden van de leerstof op het dagelijks leven een citaat jp dat heeft niet jouw belan gstelling noord amerika ll ii dat heeft wel mijn bel angstelling maar niet op deze manier mijn bel angstelling gaat meer uit naar de rpoblemen die daar allemaal zijn en die indust ri e en die trek en die stadskernen dat interessee rt me niet he daar k an ik niks mee doen jp hangt het ook niet op een of andere manier samen met de onderwerpen die wel j o uw belan gstelling hebben ik kan me v o orstellen dat bijvo orbeeld de rassenintegratie ik neem nu even a an dat dat een probleem i s dat j o uw belangstelling heeft dat die wat te maken heeft met de verplaatsing v an de bevolking of met het agrarische grondgebruik van de verschill ende streken ll ii oke maar het is niet belan grijk om te weten hoe dat gekomen is denk ik maar het is wel belan grijk om te weten hoe de situatie nu is en wat er a an geda an wordt e n 281 hoe het ver an derd zou kunnen worden ik zie er trouwens ook niet zoveel verband tussen jp worden die verbanden wel gelegd in het boek of de les of in een diktaat l1ii nee het is meestal gewoon puur stof volgens het boek punt en dat moet je dan leren wan t an ders dan blijf je zitten jp vind je dat dit soo rt proefwerken het plezi e r in het leren v an aardrijks kunde teniet doet ll il ja eh kijk er zijn wel meer dingen waar ik eh ik zie het nut er niet van in als ik later wat heb ik daar nou aan ik heb er toch niks aan dat ik n ou weet dat de trek tussen stadske rnen onderling tussen het zuidwesten florida enzo voo rt s dat die opvalt of zoiets dat hij extra groot is het probleem van verbalisme lijkt zich hier meer als een affektief dan als een kognitief probleem te presenteren met enige hulp en aandrang is leerling ii waarschijnlijk wel in staat de meeste aardrijkskundige begrippen die hij geleerd heeft toe te passen op zijn eigen omgeving enz maar de zin daarvan ontgaat hem volkomen hij ziet deze aard rijkskundige stof totaal niet als mogelijke informatiebron voor de problemen die hem interesseren mij lijkt dit een nog veel groter probleem dan het kognitieve verbalisme int e nti e vs interpr e tati e er is in het materiaal maar een geval waar een leerl ing claimt het beter bedoeld te hebben dan hij het opgeschreven heeft het gaat hierom leerling ii en vraag 4 jp aan het slot van het antwoord staat w aarom met een vraagteken li ii j a ik had moeten vertellen waarom het voor de meeste bedrijven nogal duur is om zich in het gehee l te gaan verplaatsen jp en vind je dat redelijk dat dat gevraagd wordt om dat erbij te vermelden li ii ik denk dat ik het er we l bij vermeld had als ik niet in tijdnood was geweest we hebben 50 minuten om het proefwerk te maken dan gaan er 5 af bij het begin van de les dan gaan er nog eens 5 of 10 af door het vragen opgeven en dan moeten we in een half uur of 35 minuten al die vragen maken en dat gaat dan nog wel eens ten koste van wat ik neerschrijf uit dit ene geval valt natuurlijk niet zoveel op te maken hoewel het mij wel lijkt dat leerling ii een belangrijke faktor aanroert die formuleringen minder goed maakt dan intenties tijdnood 4 konklusies en kwartslage n we kunnen de vragen uit de vorige paragraaf voor wat betreft ons materiaal nu beant woorden 282 ervaren de leerlingen het proefwerk als pseudokommunikatie ja duidelijk al waarderen ze dat verschillend kunnen ze wijs worden uit de korrektie nee en je hebt de indruk dat ze het ook niet erg veel schelen kan zolang het punt maar goed is weten ze waar ze het over hebben in zo n proefwerk en kunnen ze die kennis ook toepassen op hun dagelijks leven het eerste tot op redelijke hoogte in het tweede zijn ze niet in het minst geinteresseerd zodat ze aan het kunnen helemaal niet toekomen weten ze meer van de stof af dan ze goed op hebben kunnen schrijven op grond van dit materiaal valt daar niet veel van te zeggen hiermee is deze taalgebruikanalyse van het materiaal afgelopen kenmerkend voor de l w g is dat l w g onderzoek nu niet afgelopen is en dus ook dit artikel nog niet na het bekijken van bepaalde aspekten van taalgebruik bij leraar en of leerlingen moet nl de onderwijskundige interpretatie in het l w g jargon vanouds onderwijskundige kwartslag genoemd worden toegepast ten brinke 1974 pg 230 234 waarom moet dat omdat taalbeheersing taalgebruikskunde of hoe u het noemen wilt zelf niet in staat is om deze motivatiekrisis want dat is toch wat het meest duidelijk spreekt uit het hele interviewmateriaal verder te verhelderen laat staan op te lossen daarvoor zijn in eerste instantie onderwijskundige analyses en oplossingen nodig rondom ons interviewmateriaal zouden talloze onderwijskundige beschouwingen te schrijven zijn het is een dankbare kluif zoals dat heet ik beperk me tot twee korte beschouwingen waarmee ik dit artikel afsluit alt e rnati e f voor het traditio ne l e pro e fwer k op het eerste von kongres dat we dit materiaal analyseerden was ook de aardrijks kundelerares die het proefwerk gegeven had aanwezig h aar zaten dergelijke proef werken zelf ook al lang niet lekker in de bezwaren van de leerlingen en van de subgroepen herkende ze veel van haar eigen onvrede samen met de subgroep bedacht ze een al ternatief proefwerk dat ze de leerlingen voor zou leggen ze zou de leerlingen enkel e uitl okkende stellingen presenteren over de stof waarop ze schriftelijk in een eigen betoog moesten reageren op het betoog zou zij weer schriftelijk reageren ze zou er een kommunikatiesituatie ontstaan waarin beide partijen elkaar echt iets nieuws te vertel len konden hebben waar argumentatie de plaats van korrektietekens innam en waar de kans op verbalisme van de leerling verminderde omdat een eigen betoog gevraagd werd vanuit taalgebruiksoogpunt is de oplossing best bevredigend maar de onderwijskun dige prob l emen begonnen nu pas goed want de leerlingen zeiden zo verte l de de aardrijkskunde l erares op het von kongres van een jaar later hoe kunt u hier nu een cijfer voor geven voor onze eigen mening en nou moet u ook wel anders les gaan geven en ze hadden gelijk de veranderde toetsingsmethode bracht noodzakelijk veranderingen in doelstellingen met zich mee van parate kennis naar begrip toepassing 283 en evaluatie en een veranderde relatie van beoordelaar naar mede argumentator waarin cijfers uitdelen niet zo goed meer past een betere manier van toetsen brengt beter onderwijs mee om de moraal kort samen te vatten voor dat betere onderwijs bestaat niet bar veel ruimte op dat probleem ga ik zometeen door v e rvre e mdin g op beide kongressen viel de subgroepen de totale vervreemding van de leerlingen op ten opzichte van hun eigen werk vervreemding kan hier heel huiselijk omschreven worden als dat het resultaat van je arbeid zelf je niet interesseert maar alleen wat je ervoor krijgt zoals lopende bandarbeiders zich gemeenlijk niet interesseren voor de duizenden dozen chocola waar ze tijdig een kartonnetje in hebben gelegd ze hebben daar ook geen enkele reden toe overigen net zo ongeinteresseerd toonden de leer lingen zich in proefwerken terwijl bij hun nog wel het eindprodukt helemaal of mogen we hopen in ieder geval toch grotendeels hun eigen werk was het kon ze weinig of niets schelen wat ze blijkens de korrektietekens in hun proefwerk fout hadden gedaan en wat ze dus nu niet van aardrijkskunde afwisten het ging ze alleen om de beloning een goed cijfer goed rapport en overgaan wat doe je daar nu aan motiverend onderwijs is natuurlijk het meest voor de hand liggende antwoord zoals ten brinke het in een van zijn andere artikelen heeft om schreven de voornaamste reden waarom je als leerling voor de school gemotiveerd kunt raken is dat je er dingen leert en doet die je wezenlijk interesseren bv omdat ze van groot praktisch nut voor je zijn omdat je een aantal belangrijke dingen duidelijk worden omdat ze je aangrijpen of opwinden omdat je er iets over jezelf door ontdekt moer 1974 5 pag 237 maar in hoeverre zijn we in de gelegenheid nu even nog afgezien van onze eigen vermogens om onze leerlingen zulk onderwijs te geven de school in onze maatschap pij is er niet alleen om leerlingen de kennis vaardigheden normen waarden enz van de maatschappij bij te brengen ideologische funktie maar ook en vooral om de banen en de diploma s voor verder leren te verdelen in aansluiting op de behoeften van de ekonomie kwalifikatiefunktie zie verder voor dit onderscheid zonneveld 1974 aan de eerste funktie valt nog wel wat te sleutelen een alternatief kritisch of inhoudelijk motiverend onderwijs maar dat dan alleen zolang de botsing met de tweede funktie niet te heftig wordt anders gezegd de macht van het cijfer het rapport het examen van de piramidale selektie in ons onderwijs bepalen de grenzen waarbinnen motiverend onderwijs gegeven kan worden die macht kan niet gebroken worden alleen vanuit het onderwijs zelf daar is een maatschappij voor nodig die niet per definitie een kleine toplaag van beroepen hoog en alle andere laag beloont zodat iedere leerling wel gedoemd is te streven naar een zo hoog mogelijk cijfer schooltype diploma en baan zo zijn we dan tenslotte bij een politieke interpretatie aangeland de laatste kwartslag die een onderzoeker van taalge bruik en onderwijs volgens mij moet maken 28 4 lit e ratuur brin k e j s ten taa lgedrag van le raar en leerling via de zgn kwa rtslag bestudeerd moe r 1974 5 drop w de centra le beteken is va n doelstelling en pub liekgerich the id bij h et schrijve n van zakelijke opstellen levende talen nr 275 hubers g vaktaal op school von kongres 1973 en 1974 st u rm j vaktaal op school mo e r 197 4 5 v e rwe ij h de regels va n h et spel m o e r 1975 2 zonneveld l er vera ndert gee n moer aan de schoolinhoud zolang n iet eers t de fun ktie van de school veranderd is moer 1974 2 los berich t nblc nederlands bibliotheek en lektuur centrum een onderafdeling van het centrum is bureau boek en jeugd bureau boek en jeugd is een landelijk inlichtingenbureau voor jeugdlektuur en jeugd bibliotheekwerk een aspekt van het werk van het bureau is het in huur geven van tentoonstellingen u kunt kiezen uit twee aanbiedingen de kleuter en zijn boek ongeveer tweehonderd boeken voor en over kleuters boek en jeugd ongeveer 275 boeken voor 0 16 jarigen bij de tentoonstellingen zit expositiemateriaal wandversieringen tafelkleden boeken steunen en aanduidingen van de rubrieken u mag ze veertien dagen houden wilt u er meer over weten dan kunt u kontakt zoeken met het nblc bureau boek en jeugd afdeling tentoonstellingen postbus 2054 den haag of als u wilt bellen 070 26 43 51 toestel 154 285