Publicatie datum: 1969-01-01
Auteurs: Paulien Krijt, Harm H. Buruma
Collectie: 01
Volume: 01
Nummer: 2
Pagina’s: 19-23
Documenten
experimenteren met experimentelen paulien krijt harm h burum a in de jaargangen 1957 1958 en 1959 van het tijdschrift levende talen is een heftige discussie gevoerd over het probleem experimentele dichters in de klas de aard van dit tijdschrift brengt met zich mee dat men zich concentreert op het voortgezet onderwijs de basisschool werd niet in de dis cussie betrokken het is prettig dat de von de blik heeft verruimd zodat er ook over de doorgaans hechte omheiningen van ieder schooltype gekeken kan worden niettemin zou men na die discussie nauwelijks nog de moed op kunnen brengen om zulke moeilijke dichters als de experimenteler in de basisschool te in troduceren experimenteler hier in ruime zin zie de keuze van de gedichten het is mogelijk dat een dergelijke schroom zijn wortels vindt in de roman tiek de tijd waarin burger en dichter nogal ver uit elkaar zijn geraak t s dresden burger en dichter levende talen 1957 blz 77 e v door gaans heeft de poezie in de leesboeken van het basisonderwijs nog te veel een utiliteitskarakter je moet er vooral wat van kunnen leren het ludieke van de poezie komt in het gedrang terwijl juist de leerlingen in de leeftijd van 6 tot 12 voldoende speelsheid bezitten om met poezie bezig te zijn zonder dat er direkt aan de toepasbaarheid voor andere vakken ge dacht hoeft te worden de moeder de vrouw van nijhoff ontaardt in een les over het rivierenlandschap hierboven werd al een gedicht genoemd van een grotemensendichter en in het algemeen is men in kringen van het basisonderwijs nogal sceptisch in dit opzicht dr wijngaarde heeft in enkele nummers van valcooch 1961 en 1962 daar over verslag uitgebracht er behoort moed toe om grote poezie in de basis school te brengen het navolgende wil een verslag zijn van weer zo n poging de eerste ondergetekende heeft als hospitante van de derde leerkring van de kweekschool enkele experimentele gedichten behandeld in de zesde klas van lagere scholen de leraar opvoedkunde de heer h c kranendonk heeft dit werk in sterke mate gestimuleerd terwijl de docent voor dramatische expres sie marcel van dijck door het gebruik van moderne gedichten in zijn lessen als inspirator heeft gewerkt de tweede ondergetekende volgde als leraar nederlands met belangstelling en stijgende verbazing het experiment en wil graag verslag uitbrengen van dit stukje team work hij hoopt ook dat het ar tikel reacties los zal maken zodat er misschien nog eens een artikel kan vol gen waarin wat meer getheoretiseerd wordt over dit onderwerp 1 9 in eerste i nstantie zijn de volgende gedic hten aan de orde gesteld a melopee van paul van ostaye n onder de maan schuift de lange rivie r over de lange rivier schuift moede de ma an onder de maan op de lange riv i er schuift de kano na ar ze e langs het hoogriet langs de laagwe i schuift de kano naar ze e schuift met de schuivende maan de kano naar ze e zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de ma n waarom schuiven de maan en de man getweeen gedwee naar de ze e b visser van ma yuan van luceber t onder wolken vogels varen onder golven vliegen v issen maar daartussen rust de v i sse r golven worden hoge wolken wolken worden hoge golven m a ar intussen ru st de visser d e bedoeling was deze 1 2 j arige k inderen te con fronteren met een a nder soort poezie da n ze gewend waren uit hun leesboekjes de aandacht werd gev estigd op het vrije r en oo rspronkelijke r woordgeb rui k m et zijn ste rk a ssociatieve beeld spr a ak da arnaast kw a m de losser e zi nsbouw a an de orde e n het v aak sterk rit mische element in deze poezie de v raag w as da n duidelijk zijn de leer l ingen op deze leeftijd al zo zeer werkelijkheidsfanatici geworden dat ze niet meer gevoelig zijn voor de sterke verbeeldingskracht van dit soort gedichten volgens de eerste ondergetekende zijn kinderen a ls ze op de basisschool komen nog vo l doende in de sfeer van het speelliedje maar ver andert dit niet tijdens de la gereschoolperiode curieus is i n dit verb and een verslag van a r abou in c a techese e n c reativiteit w a arbij een leerlinge uit de middenkl assen een zeer persoonlijke v ari atie dichtte op p aul v an ostayens marc groet s morgen s de dingen jaargang 23 no 1 1969 uitgangspunt bij de aanpak was steeds het klassegesprek de discussie niet het leergesprek is hier het geeigende middel omdat dan de leerkracht w eer t e vee l zou suggereren naar bep aalde antwoorden toe d e leerlinge n wer den ertoe a ang ezet om h u n reactiesop het g edicht te u iten e n al s de woorde n 20 tekortschoten werden tekenen en mime te hulp geroepen om de bedoeling te verduidelijken de leidster had alleen maar een stimulerende rol de reactie s moesten eerst even losgemaakt worden en de groep werkte dan zelf verder dat zal niet in elke klas even gemakkelijk gaan wanneer het gedicht zo op velerlei manieren samen beleefd was werd het door enkele kinderen gezegd bij dit alles was er geen sprake van een taalkundige of stilistische uiteenrafeling door middel van gerichte vragen al sprekend kwam men zelf tot allerlei conclusies we zullen nu trachten enkele bevindingen in het kort weer te geven zonder dat we daarbij pretenderen dat hier een pasklare han eiding wordt gege ven die klakkeloos nagevolgd kan worden er spelen te veel factoren een rol en bovendien is het een onderzoek op zeer beperkte schaal geweest de zes de klasse rs bij w ie ge n oe mde twee ge dicht en w erden geintroducee rd re ageerden over het algemeen zeer spontaan iets wat nogal verwondering wekte b ij de l ei dster o mda t de s k epsis van oudere onderwij sme nsen tot voorzichtig heid maande er werd eerst een korte inleiding gegeven over de manier waar op mensen hun gevoelens kunnen uiten in een ge dicht schilderij muziekstuk of in een lichaamshouding toneel mime frappant was dat een leerling een filmmaker ook een kunstenaar noemde het woord kunstenaar was al als ver za m e ln aam do or d e klas gegeven nu gi ng d e kl as a an de hand van het g edicht m el opee spre k en over de st em ming van dit gedicht hij de n kt aan de ka nsen v an he t leven de k l as corrigeerde je leest kans i p v kano de dichter voe l t zich eenzaam moedeloos h ij w eet niet wat hij doen moet h ij voe lt zi ch be droefd kara k te ristiek e woorden om de mo ehei d te suggereren waren schu i ft l ange moede een l eerling m e dit ee r de over d e tite l m elopee hij von d dat er all e ma al droev i ge klanken i n zaten misschien heeft h ij w el geda cht aan m e l o die een d op zi j n kop oo k de neo l og istische v or m en hoog r iet e n l a agwe i we r den door lee rli nge n zelf gesignaleer d du i delij k bl eek da t er kinderen waren die behoefte hadden aan het make n v an een teke ning dichter e n schil der kunn en be iden dat droevige gevoel u it drukken het verband met muziek kwam aan de orde hi e r is w eer du i del ijk een bewijs dat d e muzi sche vakke n zeke r o p de basis school een ruimere aandacht verdienen en als daar de weg gebaand is zou de mammoetwet voldoende ruimte moeten geven om op die weg voort te ga an de ste mm en uit de praktijk over dit on derwe rp zijn so mb er zie dux 35ste jaargang december 1968 21 in dezelfde klas werd ook behandeld het genoemde gedicht van lucebert de hospitante kende toen nog niet de discussie uit merlijn 1 1962 1963 t ussen van de watering en walrecht er kon nu ingehaakt worde n op h et schilderen e n musiceren van de vorige les uitvoerig kwam in discussie het schilderijtje dat aan dit gedicht ten grondslag kon ligge n d oor de titel werd de situering va n het gedicht wel ergens i n azie ge dacht de proefleidster had een j apa ns prentje ter illustratie meegenomen mi sschien zou de uitvoerige achtergrondinformatie van walrecht over het schi l derij en de schilder haar veel gegevens hebben verschaft m aar dit was de o n bevangenheid niet ten goede g ekomen nu za l blijken dat 12 jarigen op hun wijze aan het interpreteren gaan en daarbij soms verrassen d dicht komen bij de conclusies van va n de watering en walrecht op hun niveau d e leerlingen gingen zich eerst een voo r stell i ng m aken van het sch i l derij een stel d e voor h et moe t een sti l leven wor den even later verbeterde hij zichzelf nee dat kan niet want dat zij n appe l s op een schaal toen de zojuist ge n oemde j apanse prent getoond werd was de algemene con clusie dat het plaatje rust suggereerde en d e proefleidster hield dit motief voorlopig vast b ij de beschouwing van het gedicht werden de schil dere n de kl i nkers opgespoord oo o aa a opmerkelij k was dat de leer l ingen zich even lie ten verle i den om het symbool e staande voor sjwa als een ee te hono r eren ware n ze nog te sterk vis u eel bezig en nog n iet vol doende ingeschoten op de k lanken hoe het ook zij een paar maal leze n maakte de b elangrijkste klin kers hoorbaar weer naast he t pictu rale effec t het muzikale d e leerl i ngen werden echte cl o se readers toen ze uitvoerig ingi ngen op de veranderingen die er optreden in de regels 4 en 5 de woor den daartusse n en intussen we rde n herkend als l ok ale en temporele aandu i di ng een leerling m erkte op als i n het t wee de stuk al les op zijn k op staat dan is er in het eers te s tu k ook al wat aan de hand met die vogels en die visse n vogels v l iege n vissen va re n h ier kwam en meteen de realisten aandrage n met vl i ege nde visse n en zwe m men de watervogels de ui tein d elijke conclusie was wel dat de v i sser te m idden van het gewe l d e n de omwentelingen rust ig bleef bij een verdere inte rpretatie bleke n enkele leerlingen te denken aan de watersnoo dramp van 1953 anderen lieten hun gedachten gaan over de tweede were ldoorlog een mens k an zich staan de houden temi dde n van allerl ei veranderingen lucebert von d meer waardering dan van ostayen de laatste wer d droevi g er ge vonden ve rmel denswaar d is oo k n og dat de m eisjes over het algemeen mee r be l a n gstelling aan de dag l egden dan de jongens d at nee mt niet weg dat de jon ge n s zi ch zek er nie t negatief opstel de n wer d i n het voorg a a nde vooral steeds op het verban d gew ezen m et andere kuns tu itingen nl muziek en schilder kunst bij een andere zesde klas kwam een 22 bepaald thema aan de orde nlo dat van de ontmoeting aan de hand van de gedichten alpenjagerslied van paul van ostayen en credo van remco cam pert misschien dat er t z t nog eens plaatsruimte i s om nader op de erva ringen met die gedichten in te gaan voor eventuele reacties op dit verslag zullen we zeer dankbaar zijn erasmus in de klas 2 de lof der zo t he id h j holl a ar ee n docent die a l les g oe d vi ndt wordt zelde n hoog a angesl agen laat st aan een die het domme prijst integendeel de foutloze repetitie het feilloos gespeelde spel kortom de u itzonderlij ke prestatie die kan all er lof ver we rve n en waaro m zou het vroeger anders gewees t zij n ma ar erasmus prijst in 1 50 9 niet de u itzon derlijke wijsheid zijn populairste werk lo oft de dwaashei d het onverstand het bezit van de dertien in het dozijn mag dit al vreemd zijn nog vreemder zaken bevat de lof de z othei d m yst if icati e erasmus laat namelijk de zotheid zelf aan het woord nadrukkelijk staat aan het begin de zotheid spreekt d at is op zichzelf niets schokkende want zothei d is een doo dg e wone personifi catie d ie kwamen in vrijwel a ll e wer ke n van di e tijd voor denk m aar aan de elckerlyc zo n personifica tie speel de een rol hij was d eug d s choonheid ke nnis of zoa l s hier zothei d en bij die rol p a st da t j e nonsens u itslaat t och hee ft dit pr ocede wel iets bij zon ders want in feit e is erasmus nu zelf nie t ve rantwoorde l ijk voor de inhoud van zijn boek hij is n iet mee r dan te kstuitgeve r een he m bekende bezigheid t hom as morus doet in 1 5 1 7 zo wat hetz elfde in zijn utop i a e n daarn a passen tienta lle n zestiende eeuwers het tru cje met mee r of minder succes toe oo k in de eeuwen daarna ko men we het telkens weer tegen b v macphersons songs of ossian de julia e n de recente be lgische a ffai re jagenau m m blijft het procede gelij k d aar ko mt nog bij dat zothe id een vrouw is nu waren er wijze v rouwen die in hoog aanzi en ston de n ma ar in het al g emeen werd de vrouw weinig serieus ge nom e n want als plato schijnt te weifelen onder welke categorie hij de vrouw moet rangschikken onder die van de redelijke wezens of die van de stomme dieren dan heeft hij geen andere bedoeling gehad dan de bij zondere dwaasheid van die sekse aan te duiden lof hst 17 23