Het allochtone kind van de rekening?

Publicatie datum: 1990-01-01
Auteur: Ton Vallen
Collectie: 08
Volume: 08
Nummer: 2
Pagina’s: 87-91
kritiek commentaar beschouwing ton vallen het allochtone kind van de rekening het rommelt de laatste tijd met enige regelmaat in het wereldje van beleid onderzoek en onderwijs op het terrein van etnische minderheden taal en onderwijs nu na een aanloopfase van zo n goeie tien jaar de posities van de diverse betrokken ministeries de adviesorganen de subsidie verstrekkende instellingen de universitaire en para universitaire instituten de onderwijsverzor gingsinstanties de uitgeverijen de verschillende spraakmakende voorhoedes in de praktijk en alle andere relevante en irrelevante organisaties wat nader zijn uitgekristalliseerd wordt het langzamerhand kennelijk hoog tijd de pikorde vast te stellen wie al dan niet ten koste van anderen kan scoren met opmerkelij ke onderzoeksresultaten vergroot daarmee de kans op aanzien en erkenning en wat belangrijker is op subsidies of structurele gelden niet alleen op het werkterrein waarop men competent is maar liefst ook nog op zoveel mogelijk andere ook al heeft men daarop niet of nauwelijks expertise in huis huren we wel in is een veelgehoorde uitspraak ook op het gebied van taal minder heden en onderwijs slaat zo de versupermarktisering in onderwijs verzorging en wetenschap toe een ruim soms branche vreemd assortiment veel reclame folders neon glitter en gebakken lucht met hier en daar voor de idealisten een bescheiden eco afdeling het zou natuurlijk naief zijn te veronderstellen dat macht en geld op dit terrein van minderhedenonderzoek helemaal geen rol zouden spelen maar expliciete aandacht voor de mensen om wie het gaat en de problemen waar ze voor staan lijkt zeker in dit geval toch ook geen overbodige luxe in een aantal actuele discussies lijkt dat laatste met regelmaat over het hoofd te worden gezien of op de achtergrond te worden geschoven en lijkt profileringsdrift zo nu en dan belangrijker dan gedegen onderzoek wetenschappelijke vooruitgang en het belang van de betrokken leerlingen en leraren in de praktijk neem nu het al enkele jaren slepende welles nietes gekibbel over de zinvolheid en de kwaliteit van het onderwijs in eigen taal en cultuur oetc zolang niet duidelijk is naar welke taalkant en de ministeriele dobbelsteen zal rollen en waar de onderwijspionnen zullen komen te staan op het monopoly spel van de sociale vernieuwing zullen velen zowel deskundigen als supermarktmana gers hun troeven inzetten en jokers achter de hand houden zoals bekend hebben sinds enkele jaren volgens de wet onder bepaalde restrictieve condities leerlingen uit bepaalde etnische minderheidsgroepen in de basisschool en in het voortgezet onderwijs recht op oetc dat is voorals nog het enige vertrekpunt van waaruit het ministerie taalkundigen taaldidactici spiegel 8 1990 nr 2 87 91 onderwijswetenschappers en onderwijsgevenden kunnen en moeten werken normaal gesproken zou je verwachten dat alle zeilen worden bijgezet en substantiele faciliteiten worden verleend om een dergelijk nieuw onderwijson derdeel zo goed mogelijk uit te werken en zo effectief en succesvol mogelijk te maken dat nu is op sommige punten niet en op andere slechts mondjesmaat gebeurd en het is dan ook niet verwonderlijk dat het oetc tot nu toe niet bijzonder goed uit de verf komt tegen deze achtergrond is het absurd dat het ministerie van o w evaluatie onderzoek heeft laten uitvoeren naar de inhoud de organisatie en het effect van het oetc men hoeft er zich niet over te verbazen dat een schoolvak dat geen reele kans krijgt om effectief te zijn dat ook inderdaad niet is daarvoor hoef je geen onderzoek uit te voeren uit dat premature toentertijd onder deetman misschien wel beleidsvoorbereidende evaluatie onderzoek van driessen de bot jungbluth 1989 komt als belangrijk gegeven naar voren dat deelname aan oetc lessen geen negatieve gevolgen heeft voor de prestaties van allochtone kinderen in andere schoolvak ken voordat men zich naar behoren heeft ingespannen om het oetc te verbeteren moet men bovendien al helemaal niet voor marginalisering van dat schoolvak pleiten zoals de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid dat doet wrr 1989 tegen de achtergrond van het gebrek aan ontplooiings mogelijkheden voor het oetc komt de volgende passage in het wrr rapport allochtonenbeleid voor betrokkenen wel erg pijnlijk over de praktische uitwerking van deze onderwijsvorm verdient geen schoonheidsprijs de doelstel lingen ervan zijn vaag en over de effectiviteit van de kennisoverdracht is weinig bekend de discussie over deze onderwijsvorm heeft echter een emotio nele lading gekregen die telkens weer de aandacht afleidt van de werkelijke problemen in het onderwijs aan allochtonen wrr 1989 42 uiteindelijk komt de raad tot het voorstel het oetc voortaan buiten het reguliere curriculum aan te bieden en wordt opgemerkt dat het een bijkomend voordeel is dat allochtone leerlingen zo geen andere lessen behoeven te missen ibidem nog afgezien van de constatering in driessen de bot jungbluth 1989 dat een negatief effect van dat missen van andere lessen niet optreedt is ook de kwestie van de schoonheidsprijs interessant wanneer zo n zeven procent van de leerlingen in nederland als functioneel analfabeten de basisschool heten te verlaten wesdorp 1985 of wanneer wekelijks kinderen bij het gymnastiekon derwijs armen of benen breken vormt dat dan wel aanleiding tot het uitreiken van schoonheidsprijzen en leidt een ontkennend antwoord op deze vraag dan vervolgens tot voorstellen om deze eveneens wettelijk geregelde vakken buiten het reguliere curriculum te plaatsen in dat geval zouden we in nederland misschien wel de meeste vakken buiten het reguliere curriculum moeten geven zowel pleitbezorgers als tegenstanders van oetc gaan van tijd tot tijd op een nogal luchthartige wijze met de spaarzame beschikbare onderzoekgegevens om tegenstanders blijven in weerwil van de onderzoekresultaten hieromtrent stug beweren dat oetc negatieve gevolgen heeft voor de resultaten in andere schoolvakken met name voor de beheersing van het nederlands en hanteren de over het algemeen slechte resultaten van het oetc niet als argument om dit onderwijs substantieel te verbeteren wat logischerwijs verwacht zou mogen worden maar als argument voor afschaffing ervan de conclusie kan niet anders zijn dan dat attitudes hierbij een niet te onderschatten rol spelen dat 88 laatste geldt ook voor die voorstanders van oetc die bij voortduring blijven wijzen op de positieve resultaten van tweetalig onderwijs in binnen en buitenland zij weten natuurlijk best dat tweetalig onderwijs en oetc twee totaal verschillende onderwijsvormen zijn in het eerste geval gaat om een goed op elkaar afgestemde vorm van bijvoorbeeld eerste tweede en vaktaalonder wijs waarbij de werkelijke moedertaal van de leerlingen in een substantieel gedeelte van het curriculum wordt gebruikt in het tweede geval gaat het op enkele uitzonderingen na om zo n 2 5 uur per week onderwijs in de nationale taal van het herkomstland die in veel gevallen niet de werkelijke moedertaal maar veeleer een tweede taal voor de leerlingen is ook in de in 1989 verschenen concept beleidsnotitie onderwijs in de eigen taal komt dat soort redeneringen wel voor ginjaar maas 1989 ondanks de kritieken die er vanuit verschillende invalshoeken op dit testament van ginjaar maas zijn geuit vormt deze notitie echter wel een eerste goed doordachte en nadrukkelijk positieve overheidsbijdrage aan de verbetering van het onderwijs in minder heidstalen in nederland in grote lijnen hebben de oetc en tweetaligheidsdiscussies tot nu toe voor een betere vormgeving en inhoud van die onderwijsvormen weinig tastbaars opgeleverd goede initiatieven zoals de tweetalige europaschool in enschede niet te na gesproken zie o a teunissen 1986 en huinink jacobs 1989 het is te hopen dat het kabinet op korte termijn duidelijk maakt in hoeverre het wrr standpunt of de notitie van ginjaar maas wordt overgenomen hoe de genomen beslissingen in concreet praktisch beleid worden omgezet en hoe onderwijsverbeteringen op dit terrein moeten worden begeleid en ondersteund ook wetenschappelijk met het oog op het laatstgenoemde wordt het hoog tijd dat in nederland grootschalig onderzoek van de grond komt naar de vraag wie spreekt welke taal tegen wie en wanneer als basis voor een in nederland ontbrekende onderbouwde taalpolitiek en taalonderwijspolitiek is dat van groter en meer preliminair belang dan de financiering van prematuur evaluatie onderzoek waarvan alleen maar de instituten met theoretische of marktbewuste voor en tegenstanders van onderwijs in minderheidstalen beter worden een vergelijkbare min of meer geinstitutionaliseerde discussie als ten aanzien van het oet c doet zich sinds enige tijd in een breder kader ook voor rond de verklaring van de slechte schoolresultaten van allochtone kinderen voorop gesteld moet worden dat die verklaring op zich natuurlijk van eminent weten schappelijk belang is en voor innovaties in de praktijk absoluut noodzakelijk met het oog op de zo urgente verbetering van de onderwijskansen van de betrokken kinderen is het echter niet van belang veel in herhalingen te verval len in discussie te gaan over de vraag wie wat het eerste gevonden heeft of discussies opnieuw te voeren die al ten tijde van het compensatie onderwijs en de deficiet differentiedebatten in de jaren zestig en zeventig over de ongelijke kansen problematiek van autochtone kinderen zijn gevoerd en die in grote lijnen tamelijk onvruchtbaar zijn gebleken met name de wetenschappelijke zoektocht naar de invloed van factoren die door onderwijs mogelijk manipuleerbaar zijn verdient ten aanzien van de genoemde problematiek de hoogste prioriteit vooral sinds de omstreden en vaak besproken dissertatie van de jong 1987 wedijveren sociaal wetenschappelijke onderzoekssupermarkten flink met elkaar 89 in aantallen publikaties en subsidie aanvragen betreffende de invloed van sociaal economische sociaal psychologische en etnische factoren op schoolsuc ces bovendien kibbelen ze met name sinds de eveneens omstreden en vaak besproken dissertatie van kerkhoff 1988 met taalkundigen en dat doen taalkundigen onderling trouwens ook over de invloed van de eerste en met name de tweede taalbeheersing op de onderwijsprestaties van allochtone kinderen en over het belang c q het relatieve gewicht van talige sociaal economische en sociaal culturele factoren in dit opzicht mede na toepassing van een aanzienlijk aantal technieken uit de overvloedig gevulde statistische trucendoos komt vooral binnen de sociale wetenschappen het volgende algeme ne beeld naar voren de traditioneel overbekende en belangrijke invloed van sociaal milieu op schoolresultaten lijkt ook steeds duidelijker voor kinderen uit etnische minder heidsgroepen te gelden daarnaast blijken ook de migratie achtergronden zie voor de groep van 12 18 jarigen met name roelandt martens veenman 1990 een niet te onderschatten rol te spelen factoren als eerste en tweede taalbeheersing sociaal culturele orientatie school en klaskenmerken en andere komen veelal als minder invloedrijk uit de analyses naar voren hoewel ze wel een rol blijken te spelen problematisch daarbij is echter dat laatstgenoemde factoren meestal slechts zijdelings in de onderzoeken zijn betrokken en prak tisch altijd op een weinig adequate en weinig bevredigende manier zijn geoperationaliseerd bij taalvaardigheid bijvoorbeeld gaat het meestal ofwel om talige oordelen van de informanten zelf en dus niet of nauwelijks om analyses van door hen geproduceerd taalmateriaal ofwel om globale toetsen die het eerste en of tweede taalvaardigheidscomplex slechts in zeer beperkte mate dekken recente inzichten uit de psycho en sociolinguistiek ten aanzien van respectievelijk de structuur en het tempo van taalverwerving lijken in ieder geval nauwelijks een rol te spelen de gang van zaken lijkt sterk op de taalvaardigheidsoordelen de intuities van de onderzoekers en de informanten en taalvaardigheidsmetingen waarop zo n twintig jaar geleden de deficiet en compensatiegedachten werden gebaseerd de constatering van sociaal milieu en migratiegeschiedenis als belangrijke factoren voor het schoolsucces van allochtone kinderen is zoals opgemerkt in wetenschappelijk opzicht natuurlijk van belang en interessant maar er schuilen ook gevaren in bij onderwijsgevenden zou bijvoorbeeld omdat ze weten dat deze factoren niet manipuleerbaar zijn ten onrechte de indruk kunnen ontstaan dat ze geen substantiele bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de onderwijskansen van allochtonen dat laatste is uiteraard niet waar maar daarvoor moet men op andere paarden wedden dagelijks komen er allochtone kinderen op alle niveaus het onderwijs binnen en functioneren er met wisselend succes reeds jaren vele andere die tijdens hun primaire socialisatie met andere sociaal culturele normen en waarden zijn opgegroeid en voor wie het neder lands niet de dominante taal is taal is een variabele die wel degelijk via onderwijs manipuleerbaar is en bovendien is taal zowel de eerste als de tweede het middel bij uitstek om deze kinderen de wereld van de school binnen te voeren hen daarin te laten gedijen en hen te stimuleren tot leren en tot het behalen van schoolresultaten die passen bij hun capaciteiten weten 90 schappelijk onderzoek en experimenten met betrekking tot de vraag hoe dat het beste geeffectueerd kan worden en op het gebied van andere via onderwijs manipuleerbare factoren zoals de verbetering van schooleffectiviteit voor allochtone leerlingen bijvoorbeeld van vorm en inhoud van leerstofaanbod en van schoolorganisatie de betekenis van leerkrachtverwachtingen of de perma nente inschakeling van allochtone leerkrachten op een breder terrein dan uitsluitend het oetc gebied lijken zinvoller dan de voortdurende descriptie van de invloed van factoren die inmiddels bekend zijn en waarvan de historie heeft geleerd dat het onderwijs er weinig tot niets mee kan beginnen de mondjesmate gerichtheid van veel sociaal wetenschappelijk onderzoek naar de slechtere schoolprestaties van allochtone kinderen op potentiele verbeteringen van de weinig florissante situatie is vergelijkbaar met de beschreven geringe wetenschappelijke activiteiten en experimenten op het terrein van de verbetering van het oetc zou dat toevallig zijn tilburg juli 1990 bibliografie driessen g k de bot p jungbluth 1989 de effectiviteit van het onder wijs in eigen taal en cultuur prestaties van marokkaanse spaanse en turkse leerlingen nijmegen its ginjaar maas n 1989 concept beleidsnotitie onderwijs in de eigen taal den haag ministerie van onderwijs en wetenschappen huinink h f jacobs 1989 de tweestromenschool in m kienstra red 1989 onderwijs aan anderstaligen dordrecht foris publications 101 113 jong m j de 1987 herkomst kennis en kansen allochtone en autochtone leerlingen tijdens de overgang van basis naar voortgezet onderwijs amster dam lisse swets zeitlinger kerkhoff a 1989 taalvaardigheid en schoolsucces de relatie tussen taalvaardigheid nederlands en schoolsucces van allochtone en autochtone leerlingen aan het eind van de basisschool amsterdam lisse swets zeitlinger roelandt t e martens j veenman 1990 achterstand van allochtonen in het onderwijs sociaal milieu en migratie achtergronden in mens en maat schappij 65 2 103 125 teunissen f 1986 een school twee talen utrecht vakgroep onderwijskun de wesdorp h 1985 goed onderwijs wat is dat voorstudie periodieke peiling van het onderwijsniveau s gravenhage svo wrr 1989 allochtonenbeleid rapporten aan de regering 36 s gravenhage sdu 91 fpwpi pv riyn t ii ijwi mi 1 i i ju j jtjjjf i jj i g fff tna wbee h u emmitilbilitfl ift k 4 pp l