Publicatie datum: 1994-01-01
Auteur: Helma van Lierop-Debrauwer
Collectie: 12
Volume: 12
Nummer: 1
Pagina’s: 9-21
Documenten
helma van lierop debrauwer het geminachte kind1 jeugdliteratuur in de bovenbouw van havo en vwo 1 inleiding de bloei van de kinderliteratuur en de nadrukkelijke presentatie van instellingen als de cpnb commissie propaganda van het nederlandse boek sss schrijvers school samenleving het lokv landelijk overleg kunstzinnige vorming 2 en de bibliotheek verdienen ook na de basisschool officiele waardering zou het vwo de kinderliteratuur niet wat minder links moeten laten liggen en is het niet vreemd dat op de lijst van 21 van anbeek c s niet een werk van een kinderboekenau teur voorkomt geen schmidt geen wilmink geen diekmann geen theo thijssen 3 het literatuuronderwijs schiet tekort in haar aandacht voor de kinder en jeugdlite ratuur dat is kort samengevat de strekking van het inleidende citaat mooren 1992 beargumenteert zijn uitspraak met een verwijzing naar het al jaren gevoer de pleidooi voor longitudinaal literatuuronderwijs een serieuze benadering van kinder en jeugdliteratuur is aldus mooren een belangrijke stap op weg naar een dergelijke invulling van het literatuuronderwijs voor een deel lijkt dat longitudinaal onderwijs al gerealiseerd sinds een aantal jaren is het werken met jeugdliteratuur in de onderbouw van het voortgezet onderwijs op bijna alle scholen een legitieme bezigheid waardoor de kloof tussen lezen op de basisschool en lezen in het voortgezet onderwijs is overbrugd van een gedegen benadering van jeugdliteratuur in de zin van gelijkwaardig aan de volwassenenliteratuur is echter geen sprake ondanks de volwassenwording van het kinderboek 4 bestaat de breuk tussen beide vormen van literatuur nog altijd5 van longitudinaliteit is bij de overgang van onderbouw naar bovenbouw geen sprake meer en naar het zich laat aanzien zal dat in de toekomst voorlopig niet veranderen6 jeugdliteratuur wordt gezien als passend in de onderbouw en als aanloop naar de volwassenenliteratuur maar zelfs dit proces van voorbereiden op komt onvoldoende uit de verf de noodzakelijke begeleiding door de docenten is vaak onvoldoende omdat goede methoden en een passende vakdidactiek in de opleiding ontbreken het standpunt dat jeugdliteratuur een plaats in het literatuuronderwijs verdient als aanloop naar de echte literatuur biedt weinig ruimte voor een gedegen bespreking van jeugdliteratuur in de bovenbouw van het havo en vwo in deze bijdrage wordt de stelling dat docenten nederlands in het havo en vwo jeugdliteratuur te weinig serieus benaderen onderschreven en met argumen ten onderbouwd op basis van een inventarisatie van literatuurdidaktische en spiegel 12 1994 nr 1 9 21 literatuurtheoretische publikaties over jeugdliteratuur richtlijnen van de overheid ten aanzien van het literatuuronderwijs en veel gebruikte onderwijsleermiddelen wordt aangetoond dat de jeugdliteratuur inderdaad het stiefkind van het literatuur onderwijs in de bovenbouw van het havo en vwo is vanuit dat perspectief wordt vervolgens op literatuurdidaktische gronden een breder inzetten van jeugdliteratuur in het literatuuronderwijs bepleit 2 theoretische interesse voor jeugdliteratuur in het onderwijs overzichten van ontwikkelingen in het literatuuronderwijs7 hebben laten zien dat de invloed van de literatuurwetenschap en de literatuurdidactiek op de praktijk van het literatuuronderwijs niet overschat moet worden gelezen wordt de litera tuurtheoretische en literatuurdidactische vakliteratuur echter wel8 aannemelijk is dat docenten het bijhouden van vakliteratuur beschouwen als een vorm van nascholing waarmee zij in de praktijk hun voordeel kunnen doen of dat daad werkelijk gebeurt hangt af van de mate waarin de in de literatuur uitgedragen opvattingen aansluiten bij het referentiekader van de docent en van de vertaling van theoretische opvattingen naar leerplannen en onderwijsleermiddelen het referentiekader van de docent wordt primair bepaald door de gevolgde studie uit janssen 1992 blijkt dat vrijwel alle docenten tijdens hun studie het meest intensief hebben kennisgemaakt met historisch biografische benaderingen van literatuur andere literatuurbenaderingen zoals de literatuursociologie de receptie esthetica en reader response criticism zijn minder vaak en minder intensief in het geval van het reader response criticism zelfs vluchtig aan de orde geweest of in de kennismaking met die benaderingen ook ruimte was voor jeugdliteratuur vermeldt het onderzoek van janssen niet waarschijnlijk is dat echter niet wanneer men in aanmerking neemt dat de aandacht voor jeugdlitera tuur op de universiteiten binnen letterenfaculteiten nauwelijks is geinstitutionali seerd kennis van jeugdliteratuur zal de docent nederlands dus veelal buiten zijn studie moeten opdoen gezien het geringe aantal docenten dat in het onderzoek van janssen 1992 zegt in het jaar voorafgaand aan het onderzoek nascholing te hebben gevolgd op het gebied van literatuur onderwijs 10 zal die kennis hoofdza kelijk via de vakliteratuur en dan vooral via de vakbladen moeten worden vergaard vraag is echter of de vaktijdschriften de jeugdliteratuur als leerstof voor het literatuuronderwijs serieus nemen het onderzoek van janssen 1992 laat zien dat bzzletin door 84 soms geregeld gelezen levende talen 45 revisor 37 de gids 36 en literatuur 27 tot de meest gelezen vakbladen behoren met uitzondering van levende talen dat primair literatuur didactisch van aard is hebben deze tijdschriften vooral een literatuurtheoretisch karakter van de genoemde tijdschriften besteedt bzzletin veruit de meeste aandacht aan jeugdliteratuur de afgelopen tien jaren zijn met een zekere regelmaat artikelen over het werk van bekende jeugdboekenauteurs zoals wilmink en dros 10 en vooral ook over kinder en jeugdpoezie verschenen een tijdlang heeft het tijdschrift zelfs een vaste medewerker op het gebied van kinder en jeugdlitera tuur in revisor de gids en literatuur is de aandacht voor jeugdliteratuur mini maal en dat geldt evenzeer voor andere literatuurtheoretische tijdschriften als forum der letteren spektator maatstaf en raster een themanummer waarin jeugdboekenauteurs en andere experts op het gebied van jeugdliteratuur voor een keer het in eigen kring gehouden pleidooi voor het slechten van de grenzen tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur ook kenbaar kunnen maken aan min of meer deskundige lezers van volwassenen literatuur is veelal het maximaal haalbare in bzzletin wordt jeugdliteratuur op dezelfde wijze besproken als de volwas senenliteratuur met andere woorden vanuit literatuurtheoretisch dan wel literatuur didactisch en niet uitsluitend vanuit pedagogisch perspectief dat bzzletin het docentenkorps in de bovenbouw van het havo en vwo als belangrijke doelgroep ziet blijkt uit artikelen waarin brandpunten uit de discussie over het literatuuron derwijs aan de orde worden gesteld het februarinummer uit 1991 is zelfs geheel gewijd aan literatuur op school de aandacht voor jeugdliteratuur daarin is echter mondjesmaat en onopvallend hetgeen tekenend is voor het standpunt dat ondanks de relatief grote aandacht voor jeugdliteraire onderwerpen ook in bzzletin wordt ingenomen ten aanzien van de verankering van jeugdliteratuur in het literatuuron derwijs de positie van jeugdliteratuur in de literatuurdidactische tijdschriften is niet veel beter de oogst van een inventarisatie van levende talen zoals gezegd gelezen door 45 van de docenten uit de studie van janssen spiegel en moer overigens meer georienteerd op het basis dan op het voortgezet onderwijs vanaf 1975 levert een magere oogst op voor wat betreft bijdragen over jeugdliteratuur in het literatuuronderwijs havo en vwo de aandacht voor jeugdliteratuur in het literatuuronderwijs in levende talen is relatief gezien het grootst in de periode 1978 tot 1987 en houdt vermoedelijk verband met enerzijds een toenemende universitaire belangstelling voor jeugd literatuur11 en anderzijds de opkomst van de lezersgerichte benadering van het literatuuronderwijs met haar pleidooi voor het aansluiten bij en inspelen op de eigen leeservaringen van leerlingen de in deze bijdragen ingenomen standpunten zijn min of meer dezelfde als die welke in de eerder genoemde themanummers over jeugdliteratuur in de literatuurtheoretische tijdschriften worden ingenomen met dien verstande dat bovendien wordt ingegaan op de implicaties van die standpunten voor het literatuuronderwijs aan de ene kant is er de visie dat jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur beide gelijkwaardige vormen van literatuur zijn met als consequentie een heroverweging van het literatuuronder wijs12 aan de andere kant vindt men de opvatting dat jeugdliteratuur slechts onder voorbehoud in het literatuuronderwijs moet worden toegelaten13 in het themanummer over literatuuronderwijs nederlands en vreemde talen14 wordt jeugdliteratuur binnen het vak nederlands vooral gezien als onder werp voor de literatuurlessen in de onderbouw15 11 jeugdliteratuur in het literatuuronderwijs is wanneer men afgaat op de aard van de bijdragen ook in spiegel kennelijk geen punt van discussie een overzicht van de verschenen jaargangen levert slechts een artikel op waarin jeugdliteratuur expliciet als thema wordt genoemd16 sinds 1991 heeft de docent nederlands als ook de docent vreemde talen een nieuwe informatiebron tot zijn beschikking tsjip dit tijdschrift van de stichting promotie literatuuronderwijs is de naam van de stichting zegt het uitsluitend georienteerd op het literatuuronderwijs in de drie jaargangen die zijn verschenen wordt de aandacht zoveel mogelijk verdeeld over alle aspecten van het literatuur onderwijs nederlands en vreemde talen ook jeugdliteratuur komt aan bod in een analyse van anderland van biegel waarbij in het midden wordt gelaten in welke klas de tekst behandeld zou moeten worden in een bespreking van juffrouw kachel van toon tellegen overigens zonder kanttekeningen met betrekking tot de bruikbaarheid in de literatuurles in een leerplan fictie in de basisvorming en in een bijdrage van harry bekkering waarin hij zijn antwoord geeft op de vraag of jeugdliteratuur al dan niet volwaardige literatuur is in zijn betoog opponeert hij tegen de door fens in een ongepubliceerde lezing gehuldigde opvatting dat jeugdliteratuur per definitie enkelvoudige teksten oplevert aan de hand van voorbeelden laat bekkering zien dat er wel degelijk poly interpretabele jeugdlite raire teksten zijn op grond hiervan bestaat er volgens hem alle reden deze werken op te nemen in de literaire canon de consequenties die hij hieruit trekt voor het literatuuronderwijs gaan echter minder ver dan men op basis van zijn betoog zou verwachten de emancipatie van de jeugdliteratuur maakt het aldus bekkering 1993 43 voor docenten nederlands mogelijk een vloeiende r overgang te bewerkstelligen naar het literatuuronderwijs in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs een plaats voor de jeugdliteratuur in dat literatuuronderwijs in de bovenbouw behoort voor bekkering ondanks alle door hem gesignaleerde positieve ontwikkelingen kennelijk nog niet tot de mogelijkheden in het aprilnummer 1994 van hetzelfde tijdschrift valt echter een tegengeluid te beluisteren in een lovende bespreking van leeswijzer 16 18 een vlaamse uitgave onder redactie van marita de sterck en mark van bavel zie ook verder dit artikel spreekt hawinkels van een boek waarover hij verrukt is voor het eerst cursivering hvl lees ik een hartstochtelijk pleidooi voor jeugd of adolescentenliteratuur in de bovenbouw van het vo met een heel aardige lijst met geannoteerde titels leuk vond ik dat de schrijver van dat hoofdstuk de collega s die jeugdliteratuur in de bovenbouw afwijzen gewoon unferfiroren verwijt dat ze de zaak niet hebben bijgehouden naast de genoemde literatuurtheoretische en literatuurdidactische tijdschriften kan de geinteresseerde docent beschikken over twee specifiek op jeugdliteratuur gerichte tijdschriften terwijl leesgoed jeugdliteratuur primair vanuit pedagogisch perspectief benadert en zich vooral richt op basisschool bibliotheekwerk en de 12 onderbouw van het voortgezet onderwijs draagt literatuur zonder leeftijd de visie uit van de volwassen jeugdliteratuur zonder daar onmiddellijk consequen ties aan te verbinden voor het literatuuronderwijs voegt men aan dit overzicht toe dat recent voor het eerst in een handboek van de nederlandse literatuur een stuk is opgenomen over jeugdliteratuur17 en dat ook de in de laatste twee vijfjaarlijkse overzichten van de nederlandse litera tuur18 een hoofdstuk over jeugdliteratuur te vinden is dan kan men concluderen dat er weliswaar sprake is van een emancipatie van de jeugdliteratuur in de zin van relatief meer aandacht voor deze vorm van literatuur binnen de literatuurwe tenschap maar dat veruit de meeste literatuurtheoretici en literatuurdidactici er vooralsnog voor terugschrikken om daaruit de logische consequenties te trekken voor het literatuuronderwijs in het havo en vwo de nu volgende paragraaf laat zien dat ook de overheid en uitgeverijen van onderwijsleermiddelen nog niets zien in een serieuzere aanpak van jeugdliteratuur in de bovenbouw van het havo en vwo 3 jeugdliteratuur in leerplannen examenvoorschriften en leermiddelen zoals gezegd heeft de theoretische discussie over de benadering van het literatuur onderwijs zelden een directe invloed op de literatuurles in de klas pas wanneer voorstellen uit de theorie hun weg vinden in voorschriften van de overheid ten aanzien van het literatuuronderwijs dan wel in de leerboeken voor de literatuurles valt te verwachten dat theoretische overwegingen een praktische uitwerking krijgen overheid en uitgeverij als producent van leerboeken vervullen met andere woorden in het literatuuronderwijs de functie van intermediair de bemid delende rol van de overheid is echter wel een andere meer dwingende dan die van de uitgeverij terwijl de voorschriften van de overheid over het algemeen niet zonder meer genegeerd kunnen worden kunnen de literatuurboeken die op de markt verschijnen naar believen terzijde geschoven worden literatuurboeken worden rekening houdend met de bepalingen van de school waar men doceert naar eigen inzicht door docenten geselecteerd anderzijds is het zo dat uitgeverijen sneller dan de overheid kunnen inspelen op actuele theoretische ontwikkelingen richtlijnen van de overheid worden immers in principe niet jaarlijks aangepast de relatie tussen beide intermediairen is er een van afhankelijkheid schalk wijk 1990 11 zegt hierover de overheid oefent invloed uit op het totale proces van produceren distribueren en functioneren direct door het wettelijk kader en indirect door overheidsinstellingen zoals de adviesgroep leermiddelen in middels overigens als weer opgeheven hvl en het nationaal informa tie centrum leermiddelen 13 het wettelijk kader in nederland is echter dusdanig dat elke auteur of uitgeverij vrij is een leerboek op de markt te brengen zonder beperking ten aanzien van onderwerp en presentatie van het materiaal volgens schalkwijk is de enige wette lijke beperking te vinden in artikel 1 van de grondwet leerboeken mogen derhalve geen racistische tendensen bevatten en moeten in overeenstemming zijn met de goede zeden door het in het leven roepen van het nationaal informatie centrum leer middelen geeft de overheid er blijk van de consument een beter overzicht te willen bieden over het grote aanbod aan leermiddelen door de consument aldus beter te informeren oefent de overheid aldus schalkwijk indirect invloed uit op de leermiddelenmarkl daarnaast kan ook op het niveau van de aan het begin van deze paragraaf genoemde voorschriften gesproken worden van een indirecte invloed aangenomen mag worden dat de leermiddelenmarkt met nieuw materiaal zal inspelen op regelgeving van de overheid ten aanzien van het literatuuronderwijs op avo vwo in het nu volgende wordt eerst die regelgeving nader onder de loep genomen om te zien in hoeverre de overheid de scholen voorschrijft in hun literatuuronderwijs voor de bovenbouw van het havo vwo aandacht te schenken aan jeugdliteratuur bij de invoering van de mammoetwet in 1968 heeft de rijksoverheid als bevoegd gezag van de rijksscholen aan die scholen een leerplan voorgesteld dit rijksleer plan is door veel gemeenten en besturen van bijzondere scholen ongewijzigd overgenomen in de doelstelling die aan het leerplan voorafgaat wordt voor wat betreft het literatuuronderwijs opgemerkt dat gestreefd moeten worden naar het aanbren gen van enig inzicht op literair terrein waaruit dat inzicht moet bestaan wordt in het leerplan voor de verschillende schooltypen en leerjaren nader omschreven vanaf de eerste klas moeten de leerlingen kennismaken met litera tuur door het lezen voordragen en bespreken van voor hen geschikt werk zoals proza als poezie verder wordt met nadruk gewezen op het belang van het zelfstandig lezen van goede jeugdliteratuur een goede schoolbibliotheek wordt hierbij uitdrukkelijk als voorwaarde genoemd wat in het eerste jaar begonnen is moet in de daaropvolgende jaren worden voortgezet en verdiept in het vierde vijfde en zesde leerjaar van havo en vwo wordt de behandeling van literatuur als volgt voorgesteld voornamelijk door een aantal belangrijke werken uit enkele perioden en of stromingen te lezen en te bespreken en deze voor zover voor een goed begrip nodig is in de tijd van hun ontstaan te plaatsen in de toelichting wordt aangegeven dat kennismaking met het concrete literaire werk prioriteit heeft door deze kennismaking moeten de leerlingen zich later willen en kunnen verdiepen in literatuur de korte globale presentatie van de geschiedenis van de letterkunde heeft ten opzichte van het begrijpen en genieten van het literaire werk een secundaire dienende functie 14 alleen met betrekking tot het eerste leerjaar wordt jeugdliteratuur expliciet genoemd en dan nog niet eens als onderwerp van de literatuurles maar als belangrijk materiaal voor het zelfstandig lezen in de hogere leerjaren wordt enkel gesproken over literatuur en geschiedenis van de letterkunde en gezien het eerder apart vermelden van jeugdliteratuur moet worden aangenomen dat hier de geschiedenis van de volwassenenliteratuur bedoeld wordt na 1968 zijn in herdrukken van het leerplan ten aanzien van het literatuur onderwijs minimale wijzigingen aangebracht en van een veranderde opvatting over jeugdliteratuur is geen sprake in de examenprogramma s voor havo en vwo wordt met betrekking tot literatuur geeist dat de kennis van en het inzicht in de letterkunde bij de examen kandidaat wordt onderzocht tijdens het schoolonderzoek gaat men daarbij uit van door de kandidaat gelezen letterkundig werk theorie en geschiedenis van de letterkunde komen slechts aan de orde in relatie tot het door de kandidaat gelezen werk eind 1991 presenteerde de commissie vernieuwing eindexamenprogramma s nederlandse taal en letterkunde haar eindrapport voor letterkunde werd het volgende voorstel op tafel gelegd letterkunde wordt nog steeds getoetst in het schoolonderzoek dat schoolonderzoek heeft betrekking op minimaal vijfentwintig vwo of vijftien havo literaire werken met hun achtergronden ongeveer de helft van de lijst moet representatief zijn voor de nederlandse literatuurgeschiede nis voor vwo vanaf 1170 en voor havo vanaf 1916 tijdens het onderzoek moeten de leerlingen door middel van vragen en opdrachten interpreteren analyseren beoordelen en verslag doen van persoonlijke ervaringen met literaire werken ze moeten daarbij blijk geven van literair historische literair theoreti sche en stilistische kennis en kennis20 van relevante werkwijzen in een toelichting op de lijst wordt gezegd dat een aantal werken afkomstig mag zijn uit de literatuur van een niet examentaal waaronder de taal van de minderheid waartoe de leerling behoort verder mag onder bepaalde voorwaarden van de aantallen literaire werken worden afgeweken in het eindrapport wordt dus geen woord gewijd aan jeugdliteratuur het is echter wel een tekst die in tegenstelling tot eerdere adviezen21 in dermate algemene bewoordingen is gesteld dat zij de mogelijkheid om jeugdliteratuur in de bovenbouw te behandelen en onderdeel te maken van de leeslijst openlaat of dat in de toekomst daadwerkelijk zal gebeuren is echter de vraag neemt men de frequentielijsten van het in het literatuuronderwijs veel gebruikte diepzee als maatstaf dan is de kans daarop klein in de meest recente diepzee top 100 frequentielijst februari 1994 treft men drie jeugdboekentitels aan oorlogswinter van jan terlouw 69 het onzichtbare licht van evert hartman 94 en ben is dood van jan de zanger 100 hetzelfde aantal vindt men terug in de lijsten die gepubliceerd zijn in 1987 en 1990 dat zo weinig jeugdboeken met een zekere frequentie voor de leeslijst gekozen worden is een belangrijke aanwijzing voor de geringe aandacht voor jeugdliteratuur in de bovenbouw een andere indicatie daarvoor vormen de 15 gebruikte leermiddelen een inventarisatie van veel gebruikte leermiddelen22 laat zien dat ook daar de jeugdliteratuur nauwelijks aanwezig is zowel onze literatuur als literatuur geschiedenis en bloemlezing zijn methoden waarin de aandacht uitsluitend uitgaat naar de geschiedenis van de gecanoniseerde literatuur en dat geldt ook voor het relatief nieuwe maar nu al frequent gebruikte nederlandse literatuur waarvan sinds vorig jaar ook een beknopte versie beschikbaar is van j a dautzenberg verder dan van alphen wilmink overigens niet als auteur van kinderliteratuur en annie m g schmidt komt de auteur niet in de bovenbouwdelen van de thematisch opgezette totaal methode taalgoed genoemd door 18 van de docenten is jeugdliteratuur eveneens nagenoeg afwezig behalve deze drie leerboeken werden ook het tijdschrift diepzee en de bulkboeken genoemd als veel gebruikte leermiddelen hoewel het tijdschrift diepzee zich niet tot de canon beperkt betekent dat nog niet dat jeugdliteratuur aan bod komt de nadruk ligt op de modeme volwassenenliteratuur slechts een enkele maal en dan nog slechts op de achtergrond treft men een naam van een jeugdboekenauteur opnieuw van alphen en wilmink aan het fonds bulkboeken bevat een behoorlijk aantal jeugdboekentitels23 op grond van het bovenstaande is het echter niet waarschijnlijk dat die in de bovenbouw aan de orde gesteld worden de inventarisatie van literatuurdidaktische en literatuurtheoretische publikaties over jeugdliteratuur richtlijnen van de overheid en veel gebruikte onderwijsleer middelen laten zien dat de aandacht voor jeugdliteratuur in het literatuuronderwijs in de bovenbouw van havo en vwo minimaal is en dat terwijl de laatste jaren de traditionele scheiding tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur herhaaldelijk ongedaan is gemaakt24 dat in het voortgezet onderwijs de muur tussen beide vormen van literatuur opgetrokken blijft heeft naar het zich laat aanzien vooral te maken met onvoldoende kennis bij docenten van ontwikkelingen in de jeugdlite ratuur in de opleiding zijn zij vooral geinformeerd over de literatuur historische benadering van volwassenenliteratuur de vakbladen en dan met name bzzletin bieden weliswaar de mogelijkheid de kennis van jeugdliteratuur uit te breiden maar van een pleidooi voor meer jeugdliteratuur in de literatuurlessen in de bovenbouw is zelden sprake en omdat ook in de richtlijnen van de overheid en de veel gebruikte leermiddelen aandacht voor jeugdliteratuur afwezig is voelt de overgrote meerderheid van de docenten zich gesteund in hun opvatting dat jeugdliteratuur niet in de bovenbouw thuishoort in de nu volgende paragraaf wordt het tegenovergestelde standpunt ingenomen en met literatuurdidaktische argumenten onderbouwd 16 4 waarom jeugdliteratuur in de bovenbouw als het om literatuur gaat bestaat er naast de categorieen kind en volwassen nog een derde die zich weinig aan leeftijd en genres gelegen laat liggen maar waarvoor verbeelding verbazing belangstel ling vergeetachtigheid en mogelijkheidszin onmisbare faculteiten zijn een wat vrijer grensverkeer tussen grote en kleine literatuur zou geen kwaad kunnen dat tussengebied is die andere wereld die derde ruimte van het lezen waar blijkt dat jonge en volwassen lezers meer met elkaar gemeen hebben dan kennis en vaardigheden doen vermoeden kinderen zoeken in literatuur grote allesverterende gevoelens welke dan ook waarom zou je die omgekeerd als volwassene niet in kinder boeken kunnen terug vinden vragen heeft iedereen maar in de literatuur worden ze pas interessant wanneer het antwoord niet al bij voorbaat vaststaat en nog interessanter wordt het wanneer achter bekende antwoorden een vraagteken wordt gezet juist de kinderlitera tuur biedt de verwondering alle ruimte c 25 dit citaat van vogelaar kan vervangen worden door vele andere citaten met een gelijke strekking de keuze voor vogelaar is echter een bewuste pleidooien voor een vrijer grensverkeer tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur worden de laatste jaren steeds vaker gehouden meestal gebeurt dat echter door auteurs en onderzoekers van jeugdliteratuur het kinderkamp zoals bregje boonstra 1992 het gemakshalve aanduidt maar langzamerhand begint ook de andere kant waar men gaat over de volwassen literatuur boonstra 1992 153 te protesteren tegen de scheiding tussen de literatuur voor volwassenen en die voor kinderen en omdat protestgeluiden van die kant voor docenten nederlands vermoedelijk meer overtuigingskracht bezitten dan pleidooien van jeugdliteraire kant is hier gekozen voor vogelaar iemand die in de volwassenenliteratuur zijn sporen heeft verdiend voor vogelaar is de vraag of kinder en jeugdboeken tot de literatuur behoren een academische vraag het is voor hem bovendien een overbodige vraag waarop geen antwoord mogelijk is kinderliteratuur is voor hem gewoon een soort litera tuur 24 die stelling wordt hier onderschreven kinder en jeugdliteratuur is een vorm van literatuur waarbinnen net als in de volwassenenliteratuur onderscheid gemaakt kan worden tussen literaire werken die wel en literaire werken die niet of minder aan de literaire eisen van de tijd beantwoorden vanuit dat perspectief gezien wordt het tijd dat het voortgezet onderwijs daar zijn conclusies uit trekt voor de inrichting van het literatuuronderwijs en serieus werkt maakt van een al jaren in de vakliteratuur gewenst longitudinaal literatuuronderwijs tegelijkertijd moet gewerkt worden aan het verbeteren van de voorwaarden voor een goede invulling van een dergelijk literatuuronderwijs er moet in de 17 lerarenopleidingen meer aandacht worden besteed aan jeugdliteratuur daarnaast moet er meer materiaal komen om jeugdliteratuur een structurele plaats tegen in het literatuuronderwijs van de bovenbouw een inspirerend voorbeeld is leeswij zer 16 18 in deze bundel van vlaamse origine vindt men met argumenten onderbouwde concrete suggesties voor het werken met jeugdliteratuur in de bovenbouw ander materiaal is er op dit moment nauwelijks maar de leermidde lenmarkt is commercieel genoeg om zijn aanbod af te stemmen op nieuwe vragen in literatuuronderwijs waarin jeugdliteratuur naast volwassenenliteratuur wordt aangeboden kunnen doelen die docenten janssen 1992 nu zeggen na te streven met hun literatuuronderwijs ook en zelfs beter gerealiseerd worden dan door literatuurlessen waarin uitsluitend volwassenenliteratuur aan de orde komt jeugdliteratuur sluit over het algemeen beter aan bij de belevingswereld van jongeren dan de meeste volwassenenliteratuur zodat doelen als leesplezier en individuele ontplooiing verhoudingsgewijs meer nagestreefd door havo docenten beter bereikt kunnen worden maar ook doelstellingen als culturele en literair esthetische vorming meer benadrukt door docenten vwo hoeven niet in gevaar te komen ook jeugdliteratuur behoort immers tot ons culturele erfgoed en een geintegreerd overzicht van ontwikkelingen in de jeugd en de volwassenenlitera tuur maakt dat het zicht op onze cultuur wordt verbreed bekkering 1993 geeft met zijn verwijzing naar parallellen tussen wat in de volwassenenliteratuur als revisorproza wordt gekarakteriseerd en ontwikkelingen in de jeugdliteratuur kort daarna een goed voorbeeld van wat in een dergelijk overzicht aan bod zou kunnen komen de literair esthetische vorming wordt in het huidige literatuuronderwijs onder meer nagestreefd door het behandelen van literatuurtheorie in de klas werken uit de volwassenenliteratuur worden geanalyseerd en beoordeeld op de mate waarin en de wijze waarop de verschillende literaire criteria zijn uitgewerkt aangezien het in de volwassenenliteratuur vaak gaat om werken die door inhoud en of stijl en structuur ver van de leerling afstaan wordt het zoeken naar het begrijpen en bespreken van de literaire criteria bemoeilijkt jeugdliteraire werken laten zich op dezelfde literaire wijze lezen als volwassenenliteratuur maar omdat leerlingen zich over het algemeen meer bij deze teksten betrokken voelen en ze beter doorzien zal het inzicht in het literaire begrippenapparaat en de vaardigheid in het toepassen ervan groter zijn dan wanneer uitsluitend met volwassenenli teratuur wordt gewerkt bovendien is de vergelijking van analyses van jeugdli teraire werken met lezingen van werken uit de volwassenenliteratuur een goed uit gangspunt voor discussies over kwesties als toekenning van kwaliteit over de scheiding tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur en de rol van literaire instituties met name de literaire kritiek in deze het opnemen van jeugdliteratuur in de bovenbouw is niet gebonden aan een bepaalde benadering van literatuur en literatuuronderwijs jeugdliteratuur kan zowel vanuit literair historisch structuur analytisch literatuur sociologisch als ook vanuit een lezersgericht standpunt benaderd worden sleutelwoorden zijn vergelij king en confrontatie vertrekkend vanuit de jeugdliteraire ervaringen van leerlin 18 gen kan door vergelijking en confrontatie van jeugdliteratuur en volwassenenlite ratuur met elkaar het nieuwe doel van het literatuuronderwijs zoals recent geformuleerd in de vakliteratuur bereikt worden het gaat hier om literaire competentie dit begrip zoals omschreven door de moor en coenen 1992 omvat zowel kennis van literatuuraanbod van de politieke en sociale context van literaire teksten en kennis van literaire conventies en genres als ook vaardigheid in het lezen analyseren en interpreteren van literaire teksten daarnaast wordt van de literair competente lezer verwacht dat hij in staat is zijn eigen mening te ver woorden over literatuur en die te confronteren met oordelen van anderen een gelijkwaardige behandeling van jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur in het literatuuronderwijs vormt bovendien de beste garantie voor het verder openen van de grenzen tussen beide vormen van literatuur noten 1 onder verwijzing naar kuijer 1980 2 de afkorting lokv staat officieel voor landelijk ondersteuningsinstituut kunstzinnige vorming 3 mooren p 1992 de krenten in de pap over de bijdrage van kinderlitera tuur aan de literaire competentie in moor w de m van woerkom neem en lees literaire competentie het doel van het literatuuronderwijs pagina 88 4 fens 1989 pagina 467 5 zie de discussie binnen de werkgroep jeugdliteratuur op de dag van het literatuuronderwijs 30 oktober 1992 zoals weergegeven in het handboek voor het literatuuronderwijs 6 met name hawinkels zie bijvoorbeeld tsjip jaargang 2 nummer 1 heeft een aantal keren gewezen op de problemen rond de aansluiting tussen basisvorming en bovenbouw en op het feit dat ook in de nieuwe cven voorstellen voor letterkunde daarover wordt gezwegen 7 zie bijvoorbeeld de moor 1980 8 zie het onderzoek van janssen 1992 9 in zijn overzicht van ontwikkelingen in de benadering van het jeugdliteraire werk stelt van den hoven 1993 vast dat de bestudering van kinder en jeugdliteratuur op universiteiten meestal via een omweg van bijvoorbeeld historisch pedagogische of massapsychologische aard plaatsvindt 10 uit de context valt af te leiden dat hier nascholing in de vorm van cursussen wordt bedoeld 11 zie bijvoorbeeld de opmerking van walraven 1980 dat hij met zijn artikel wil aansluiten bij deze opkomende belangstelling en waardering voor jeugdboeken 12 zie bolle 1978 en frederik 1987 13 zie braakhuis 1980 19 14 levende talen december 1989 15 hetgeen onder meer blijkt uit het artikel van smulders over de literatuurlijst in zijn advies wil hij met moeite gezien het vraagteken twee jeugdboeken op de lijst in het havo en geen enkel jeugdboek op de lijst in het vwo 16 zie boekhout van hattum 1992 17 dit stuk van de hand van harry bekkering is verschenen in nederlandse literatuur een geschiedenis onder redactie schenkeveld van dussen 18 het literair klimaat 1970 1985 en het literair klimaat 1986 1992 19 van een echte integratie met de literatuur voor volwassenen is echter nog geen sprake zie ook linders nouwens 1993 20 hawinkels 1992 is terecht van mening dat de commissie hier had moeten spreken van beheersing 21 denk bijvoorbeeld aan de hele discussie rondom de lijst van eenentwintig een lijst die werd samengesteld door goedegebuure anbeek en bekkering nadat zij daartoe door de cven was benaderd 22 de leerboeken werden door meer dan 10 van de respondenten uit het onderzoek van janssen en rijlaarsdam 1992 docenten havo en vwo genoemd 23 op korte termijn verschijnt bij de uitgever een nieuwe reeks met ook jeugdliteratuur een van reeds beschikbare titels is desnoods met geweld van jan de zanger de penta basics die mikt op leerlingen uit het tweede en derde jaar van het voortgezet onderwijs en op mavo 4 24 zie voor voorbeelden van dergelijke grensoverschrijdingen van den hoven 1991 en van den hoven 1994 25 uit vogelaar j f het geheim van het dubbele vraagteken in matsier n c offermans w van toorn en j vogelaar het literair klimaat 1986 1992 pagina 339 26 vogelaar 1993 pagina 339 bibliografie bekkering h oktober 1955 de gouden griffel voor de eerste maal uitgereikt de emancipatie van kinder en jeugdliteratuur in schenkeveld van der dussen m a nederlandse literatuur een geschiedenis p 743 751 groningen nijhoff 1993 boekhout l m van hattum een onderzoek naar de problematiek rond de overgang van jeugd naar volwassenenliteratuur spiegel 10 1992 p 107 117 bolle c m enkele opmerkingen over de jeugd en de literatuur praten we over iets dat bestaat of bestaat het omdat we erover praten levende talen 334 1978 p 399 404 braakhuis a p is jeugdliteratuur nog aandacht waard levende talen 350 1980 p 192 200 20 coenen l w de moor het begrip literaire competentie in moor w de m van woerkom red neem en lees literaire competentie het doel van het literatuuronderwijs p 11 18 den haag 1992 deel t van n matsier c offermans het literair klimaat 1970 1985 amsterdam de bezige bij 1986 fens k achter de berg in heimeriks n w van toorn de hele bibele bontse berg de geschiedenis van het kinderboek in nederland vlaanderen van de middeleeuwen tot heden p 467 amsterdam querido 1989 frederik v jeugdboeken op het literatuurexamen levende talen 418 1987 131 132 handboek voor hel literatuuronderwijs nederlands 1993 amsterdam bulkboek 1993 hawinkels k eindelijk eens wat te beleven een persoonlijke reactie op de cven voorstellen voor het onderdeel letterkunde tsjip 2 1992 1 p 10 18 hoven p van den veertig jaar in hink stap sprong ontwikkelingen in de benadering van het jeugdliteraire werk literatuur zonder leeftijd bijzondere uitgave van het documentatieblad kinder en jeugdliteratuur 7 1993 25 p 53 60 hoven p van den grensverkeer raster 56 1991 p 142 161 hoven p van den red grensverkeer den haag nblc 1994 janssen t hel literatuuronderwijs nederlands in de bovenbouw van het havo en vwo resultaten van een nationale enquete amsterdam ilo 1992 kuijer g het geminachte kind acht stukken amsterdam arbeiderspers 1980 linders nouwens j honderdvijftig data honderdvijftig evenementen honderd vijftig essays boekbespreking van nederlandse literatuur een geschiedenis onder red van m a schenkeveld van der dussen literatuur zonder leeftijd 7 1993 p 26 matsier n c offermans w van toorn en j vogelaar hel literair klimaat 1986 1992 amsterdam de bezige bij 1993 moor w de overal kloven hier en daar een vlonder moer 3 1980 p 2 14 mooren p de krenten in de pap over de bijdrage van kinderliteratuur aan de literaire competentie in moor w de m van woerkom neem en lees literaire competentie het doel van het literatuuronderwijs p 68 69 den haag nblc 1992 schalkwijk e het functioneren van het literatuurboek duits dissertatie nijme gen kun 1990 vogelaar j f het geheim van het dubbele vraagteken toon tellegen matsier n c offermans w van toorn en j vogelaar red het literair klimaat 1986 1992 p 329 340 amsterdam de bezige bij 1993 walraven f t is net of je het zelf beleeft identificatieprocedes in jeugdli teratuur levende talen 350 1980 p 178 191 manuscript binnengekomen 31 mei 1994 manuscript aanvaard 31 mei 1994 21 rs s 22