Publicatie datum: 1990-01-01
Auteur: M.A.J.M. Matthijssen
Collectie: 08
Volume: 08
Nummer: 1
Pagina’s: 59-66
Documenten
m aj m matthijssen het moedertaalonderwijs als arena een bespreking van sjef klinkenberg en jacques de vroomen red tussen apollo en hermes hoofdstukken uit de geschiedenis van het moedertaalonderwijs in en buiten nederland instituut voor leerplanontwik keling enschede 1988 1 samenvatting aan de hand van drie portretten uit de literatuur zet van de ven in de inleiding tot dit boek uiteen dat de leraar nederlands in het voortgezet onderwijs gevangen zit in een spanningsveld tussen wat deze zelf wil en wat hij van anderen moet en wat hij binnen de school en in zijn les kan als symbool voor dit spanningsveld figureren de titelhelden van dit boek apollo en hermes de god van het goede het schone de innerlijke rust tegenover de god van de behendigheid schone kunsten en literatuur tegenover praktische bruik baarheid en vaardigheden deze introductie illustreert op een passende wijze het thema van dit boek de interpretaties die in de loop van deze eeuw achtereen volgens zijn gegeven aan het vak nederlands in het middelbaar en hoger c q voortgezet onderwijs daarbij geldt als uitgangspunt de opvatting dat er verschillende ideaalbeelden of definities van het moedertaalonderwijs bestaan sommige van die definities zijn in een bepaald tijdsbestek dominant maar daarin treden van tijd tot tijd veranderingen op parallel aan wisselingen in waardeopvattingen en belangen van achtereenvolgende elites in de samenleving deze historisch sociologische benadering voert tot de vraagstelling welke definities van het moedertaalonderwijs in de loop van deze eeuw achtereenvol gens zijn opgetreden en onder invloed van welke maatschappelijke ontwikkelin gen tevens komt daarbij de vraag aan de orde hoe deze definities zich ten opzichte van elkaar verhouden als theoretisch kader voor dit historisch sociologisch onderzoek fungeert de rationaliteitentheorie die ik heb geintrodu ceerd in de elite en de mythe 1982 dat is ook de reden dat mij de eer te beurt valt om dit werk in spiegel te bespreken de empirische kem van het boek wordt gevormd door de hoofdstukken 2 t m 6 elk van deze hoofdstukken behandelt een dominante stroming in het moedertaalonderwijs dit gebeurt op basis van een analyse van een of meer toonaangevende publikaties of publikatiereeksen in een bepaalde periode alsmede van reacties van spraakmakende media en of personen daarop achter eenvolgens komen zo aan de orde het nieuwe taalbegrip in de nieuwe taalgids voor de jaren rond 1910 hoofdstuk 2 het eerste nederlandse vakdidactisch handboek voor moedertaalonderwijs in het voortgezet onderwijs van dr j leest van de jaren rond 1930 hoofdstuk 3 het boek de moeder taal van dr j moorman 1936 en het rapport van den ent 1941 voor de periode rond 1940 hoofdstuk 4 de didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal van a m van dis 1962 voor de periode rond 1960 hoofdstuk 5 en een reeks publikaties van de in 1969 opgerichte vereniging voor het onderwijs in het nederlands von voor de zeventiger jaren hoofdstuk 6 de 59 spiegel 8 1990 m 1 59 66 empirische verkenning wordt afgesloten met een poging tot ordening van de vijf behandelde perioden in het kader van kennisdefinities voor het vak nederlands hoofdstuk 7 hoofdstuk 8 bevat een korte excursie naar het buitenland op basis van in het nederlands vertaalde geschiedenissen van het moedertaalonderwijs in vlaanderen engeland west duitsland en zweden worden de resultaten van het nederlands onderzoek van een beperkte internatio nale omlijsting voorzien daarmee is het beschrijvende deel van deze studie voltooid het boek wordt afgesloten met een poging tot theoretische verklaring elk hoofdstuk komt voor rekening van in principe een auteur hoofdstuk 2 is geschreven door r plattel en p h van de ven de hoofdstukken 3 en 6 door jan sturm hoofdstuk 4 door j de vroomen hoofdstuk 5 door sjef klinken berg de hoofdstukken 1 7 8 en 9 staan op naam van p h van de ven er is evenwel niet veel van te merken dat er zoveel auteurs aan het werk zijn geweest dat wil zeggen dat dit schrijverscollectief zeer hecht moet hebben samengewerkt en of dat de eindredacteuren klinkenberg en de vroomen hun taak zeer serieus hebben genomen want het boek vertoont een eenheid in stijl en compositie en dat is een compliment waard 2 de vijf perioden kort getypeerd over de hoofdstukken 2 t m 6 zal ik kort zijn de analyse van elk van deze hoofdstukken is uitvoerig gedocumenteerd over de wetenschappelijke kwaliteit naar de maatstaven van het vak moedertaaldidaktiek onthoud ik mij als buiten staander van een oordeel ik merk slechts op dat ik als lezer een duidelijk beeld krijg van de aan elke periode toegeschreven kennisdefinitie van het moedertaalonderwijs en van de verschillen dienaangaande tussen de perioden ik resumeer 1 in de periode rond 1910 ligt het accent op de levende taal waaronder dialectals bron van taalstudie en het gesproken woord als uitdrukking van de zelfstandigheid van de individuele persoonlijkheid 2 in de periode rond 1930 wordt de aandacht gevraagd voor de beschaafde gebruikstaal naast de hogere conversatie in deze periode krijgt de schrijftaal weer meer accent met name met het oog op praktische toepassing 3 de trend die rond 1930 voorzichtig werd omgebogen in de richting van ontwikkeld en correct schriftelijk taalgebruik als instrument voor beroepsma tig functioneren wordt rond 1940 met kracht aangescherpt orde en tucht in verzorgd schriftelijk taalgebruik met een stevig literaire inslag wordt noodzakelijk geacht 4 rond 1960 vindt zowel een verbreding als verdieping van het moedertaal onderwijs plaats wederom met het oog op maatschappelijk functioneren worden vier gebruiksfuncties van de taal onderscheiden daarnaast worden de creatieve en esthetische functies van de literatuur beklemtoond terwijl tevens accent wordt gelegd op de cognitieve ontwikkelingsfunctie van het moedertaalonderwijs expliciet wordt ingegaan op de pedagogische aspecten van het leraarschap 5 vanaf 1970 treedt een geheel nieuwe benadering van het vak nederlands naar voren in de communicatieve stroming daarin wordt prioriteit toegekend aan mondelinge uitdrukkingsvaardigheid creatief schrijven tolerantie ten 60 opzichte van dialectgebruik de ontwikkeling van communicatieve vaardighe den en worden nieuwe didactische werkvormen zoals projectonderwijs gepropageerd 3 over rationaliteit en paradigma de vraag hoe deze betekenisveranderingen in de loop van de tijd op theoretisch niveau zijn te interpreteren komt in hoofdstuk 7 summier en in hoofdstuk 9 uitvoerig aan de orde ik ga daar wat dieper op in het interpretatief kader dat van de ven hanteert is een combinatie van de aan mij toegeschreven rationali teitentheorie en de paradigmatheorie van kuhn naar mijn oordeel kan een interpretatief kader dat bij deze auteurs aansluit goede diensten bewijzen om de verschillende definities van moedertaalonderwijs in hun onderlinge verhouding te interpreteren det vooropgesteld moet ik toch enkele kritische kanttekeningen plaatsen bij de wijze waarop dit kader wordt geintroduceerd en toegepast mijn belangrijkste kanttekening is dat de auteur de rationaliteitentheorie niet geheel adekwaat gebruikt voorzover dat te maken kan hebben met onduidelijk heden in mijn presentaties dient het navolgende ter verheldering in de eerste plaats signaleer ik een begripsverwarring tussen kennisvorm en kennissysteem bij de presentatie van mijn theorie in de elite en de mythe maak ik met verwijzing naar hirst nadrukkelijk onderscheid tussen beide begrippen als kennissystemen worden aangemerkt de talrijke disciplines die in het algemeen als vakken worden aangeduid daartoe behoren bv de vakken nederlands frans engels enz het vak moedertaalonderwijs is een voorbeeld van een kennissysteem het begrip kennisvorm slaat op veelomvattender domeinen van kennen en manieren van kennisverwerven kennisvormen zijn aparte domeinen in de totaliteit van werkelijkheidservaring die elk op een specifieke wijze aanspraak maken op geldigheid deze specifieke manier van kennen is als zodanig betrekkelijk constant en niet overdraagbaar naar een ander domein provinces of meaning volgens schutz 1973 een moreeloordeel bv wordt op een radikaal andere wijze geldig verklaard dan een wiskundige uitspraak een historische verklaring richt zich naar andere maatstaven dan een theologische verklaring als provinces of meaning zijn aan te merken wiskunde natuur wetenschappen sociale en gedragswetenschappen kunsten en letteren ethiek godsdienst en filosofie binnen elk van deze kennisdomeinen kunnen verschil lende vakken of kennisbomen bestaan evenals verschillende paradigma s maar bij verandering van paradigma blijft de kennisvorm constant het begrip rationaliteit sluit aan bij het begrip kennisvorm een rationaliteit is een tot wasdom gekomen kennisvorm d w z een kennisvorm die een zodanig niveau van ontwikkeling heeft bereikt dat zij er in is geslaagd zich uit te kristalliseren in regelsystemen voor de organisatie van gedrag de interpretatie daarvan in termen van waar onwaar en de evaluatie daarvan in termen van juist onjuist de betreffende kennisvorm is materiele werkelijkheid geworden bijvoorbeeld de godsdienstige kennisvorm die tot kerkorde is geworden de literaire kennisvorm die de gestalte aannam van een varieteit van tempels van schone kunsten en de gedragscodes die daarin tot leven komen als uitdrukking van sociale distinctie 61 in beginsel zijn er evenveel rationaliteiten als kennisvormen en zijn zij ook alle gelijkwaardig een kernstuk van de rationaliteitentheorie is dat kennisvor men in de praktijk van leven en samenleven een sociale hierarchie vormen van voornaamheid van belangrijkheid van invloed en macht waarbij een of meer rationaliteiten dominant zijn en wel op grond van het feit dat de betreffende kennisvorm grote successen boekt in het doen van geldigheidsuit spraken d w z aanspraak kan maken op het vermogen om vitale problemen op te lossen voor mens en samenleving een dominante rationaliteit tendeert naar overdrijving d w z zij neigt er toe om haar geldigheidsuitjspraken van toepas sing te verklaren buiten het eigen domein m a w door te dringen in het domein van andere kennisvormen bv de godsdienst die uitspraken doet over natuurverschijnselen de natuurkundige die voorschrijft wat sociaal rechtmatig is de arts die stelt wat moreel aanvaardbaar is een dominante rationaliteit kan een geheel samenlevingstype doordringen een ander kenmerk van de theorie is dat deze exuberantie van de dominante rationaliteit niet wordt veroorzaakt door expliciete machtsgrepen van haar elite in zijn weergave van de theorie op blz 217 suggereert van de ven een te grote invloed van het persoonlijk ingrijpen van een groep machthebbers de bijdrage van elites aan de dominan tie werkt meer indirect subtieler er is niet zozeer sprake van een directe of bewuste manipulatie van de meerderheid door een kleine groep prominente kennisdragers of deskundigen het is veeleer zo dat de groep prominenten haar centrale positie dankt aan het bezit van kwaliteiten waar de rationaliteit op stoelt de macht zetelt niet in personen maar in de centrale regelmechanismen van de dominante rationaliteit daarom is het ook zo moeilijk om geldig heidsusurpaties ongedaan te maken dit sluit niet uit dat elites van naastlig gende rationaliteiten een competitie om dominantie kunnen voeren bv de geestelijkheid en de aristocratie voor 1800 de technocraten en de sociocra ten in de tegenwoordige tijd de strijd wordt evenwel niet beslist doordat de een de ander met kracht van argumenten verslaat maar door de mate van succes in de oplossing van vitale problemen kracht van argumenten speelt daarin wel mee maar alleen op het meer fundamentele niveau van kennisdefini tie namelijk over de vraag wat een vitaal probleem is daarom duren tijdperken waarin een bepaalde rationaliteit domineert ook zo lang een wisseling van dominante rationaliteit vindt niet om de paar decennia plaats daar is minstens honderd jaar mee gemoeid dit brengt mij op een laatste kanttekening bij het interpretatief kader van van de ven inzake de verhouding tussen rationaliteit en paradigma een rationaliteit betreft een kennisvorm een paradigma een kennis systeem ik sluit mij aan bij de omschrijving van het begrip paradigma door koningsveld door van de ven geciteerd op blz 221 een paradigma is zo valt daaruit af te leiden van veel beperkter strekking dan een rationaliteit een paradigma slaat op de kennisdefinitie die wetenschappers in de beoefening van hun vak aanhangen een paradigma gaat dus alleen het vak aan terwijl bij een rationali teit op zijn minst een heel samenlevingsdomein betrokken is wisselingen van paradigma vinden daarom ook gemakkelijker en vaker plaats daar komen immers alleen vakmensen aan te pas de twee begrippen hebben niettemin wel wat met elkaar te maken namelijk inzoverre wetenschappelijke denkpatronen mede afhankelijk zijn van de regel systemen van de dominante rationaliteit een communicatief taaiparadigma 62 krijgt weinig kans ineen samenleving die zich kenmerkt door dominantie van de technische rationaliteit omdat de communicatieve taaldefinitie uitgaat van taalregels die in de technische kennisdefinitie niet gemakkelijk te plaatsen of van minder gewicht zijn een voorbeeld ik begeef mij als niet taalkundige op glad ijs en waag het erop het principe van wederkerigheid van begrip bij taaluitingen dit principe veroordeelt het gebruik van vaktermen zonder een inbouw van garantie dat deze gekend en begrepen worden als onzuiver taalgebruik moedertaalonderwijs dat zich op deze regel zou baseren zou in druisen tegen gangbare communicatiepatronen binnen de instituties van de technische rationaliteit en wellicht alleen daardoor al weinig gehoor vinden bij de collega s van het vak een communicatief taaiparadigma heeft alleen kans van slagen binnen een machtige golfbeweging van sociale rationalisering 4 een herinterpretatie de consequentie van bovenstaande gedachtengang is dat het heilzaam is om onderscheid te maken tussen rationaliteiten en paradigma s bij de interpretatie van wisselingen in kennisdefinitie in het moedertaalonderwijs de winst hiervan is tweeledig ten eerste kan men een meer genuanceerd beeld krijgen van het karakter van definitiewisselingen sommige vinden plaats binnen een rationali teit terwijl andere gepaard gaan met doorbraak naar een andere rationaliteit de eerste zijn minder ingrijpend dan de tweede en vinden vaker en gemakkelijker plaats een tweede winst is dat men beter kan verklaren waarom pogingen tot een nieuwe kennisdefinitie die tevens een rationaliteitenbreuk impliceren zo moeilijk te realiseren zijn en onder welke voorwaarden dit wel zou kunnen het nadeel van het interpretatief kader van van de ven is dat rationaliteit en paradigma daarin samenvloeien hij ontneemt zich daarmee de mogelijkheid om subtiele maar betekenisvolle veranderingen of aanpassingen in kennisdefini tie van het moedertaalonderwijs waar te nemen dit valt te illustreren aan de periodisering van het moedertaalonderwijs in de hoofdstukken 7 en 9 van de ven onderscheidt vier kennisdefinities met betrekking tot het moedertaalonderwijs in de afgelopen 100 jaar de eerste daarvan wordt gesitu eerd binnen de godsdienstig literaire rationaliteit voor 1910 en de laatste binnen de sociale rationaliteit vanaf 1970 in de tussenliggende periode worden twee kennisdefinities geidentificeerd respectievelijk die van het individueel persoonlijk zeggen en schrijven van de nieuwe taalgids de periode 1910 1930 en die van het pragmatisch utilitaire gebruik van in hoofdzaak geschreven taal met het oog op de beroepsuitoefening de periode 1930 voorbij 1960 deze laatste periode wordt gesitueerd binnen de techni sche rationaliteit terwijl de nieuwe taalgidsperiode een min of meer ambiva lente overgangsperiode zou zijn globaal genomen kan ik met deze plaatsing in drie rationaliteiten wel instemmen maar het is op zijn minst voor kritiek vatbaar dat de bijdragen van leest moormann van den ent en van dis c s op een noemer worden gebracht de verschillen daartussen zijn te groot om deze te veronachtzamen hier wreekt zich het mankement van het interpretatief kader van van de ven de rationaliteitentheorie is te grofmazig om veranderingen en bijstellingen in 63 kennisdefinitie van het vak te kunnen traceren hoewel ze als ruimer kader wel dienstbaar kan zijn reflecterend op de informatie uit de hoofdstukken 2 t m 6 acht ik het mogelijk een meer genuanceerde interpretatie te geven van de paradigmawisse lingen in het nederlandse moedertaalonderwijs met gebruikmaking van de rationaliteitentheorie het navolgende is bedoeld om daaraan een steentje bij te dragen meer is het niet ik ben tenslotte geen neerlandicus en kan deswege de plank misslaan men zij gewaarschuwd ik sluit mij aan bij de typering van de kennisdefinitie in de eerste periode als vallend binnen de termen van de literair godsdienstige rationaliteit in de kenmerkende uitspraken over het oude taalbegrip in het schema van blz 25 herken ik met enige fantasie het stijlbegrip van de literaire traditie die gewor teld is in de dode talen latijn en grieks het nieuwe taalbegrip van de nieuwe taalgids markeert onmisjkenbaar de overgang naar een nieuwe rationa liteit die zich in de loop van deze eeuw zou doen kenmerken als de technische rationaliteit ik kies voor deze formulering omdat omstreeks 1910 nog weinig te merken is van de latere instrumentele taaldefinitie ik beluister in de nieuwe taalgids eerder de literaire cultuur van de tachtigers en daarachter de burger lijke ideologie die streeft naar individuele ontplooiing van een burgerlijke elite waarop thavenius de aandacht heeft gevestigd blz 232 van de ven noemt deze kennisdefinitie terecht ambivalent want zij lonkt enerzijds naar een elitair literaire cultuur en anderzijds naar de technologische denktrant van het weten schappelijk positivisme de taaldefinities van 1930 leest 1941 van den ent c s en 1962 van dis e a zijn alle drie te situeren binnen de technische rationaliteit zij passen alle drie binnen de termen van de structureel functionele taalkunde waarin het instrumentele taalgebruik in de kaderfuncties van het bedrijfsleven model staat voor het moedertaalonderwijs wat dat betreft schaar ik mij achter de interpre tatie van van de ven er bestaan tussen deze drie echter ook markante verschillen met interessante interpretatiemogelijkheden leest heeft met zijn onderscheid tussen het hogere en het lagere en zijn schuchtere prioriteitsstel ling van het lagere moeite om afstand te nemen van het literaire hij is net als zijn onmiddellijke voorgangers ambivalent alleen slaat in zijn geval de balans door naar de andere zijde het praktisch instrumenteel taalgebruik de technische rationaliteit breekt zich baan tien jaar later maakt het taalbegrip van van den ent e a korte metten met de schuchterheid van leest het bekent zich ten volle en met overtuiging tot het strikt instrumentele taalgebruik van de nieuwe rationaliteit het adagium ze kennen tegenwoordig geen taal meer ademt dezelfde geest als het ze kunnen geen hamer meer vasthouden om streeks 1980 het zal waarschijnlijk iets te maken hebben met de hegemonie van de strenge autoriteit in de bezettingstijd dat het rapport van den ent zoveel nadruk geeft aan het belang van tucht en orde in het taalonderwijs hoe dit ook zij deze tweede versie van de technische rationaliteit is vervuld van rechtlijnigheid autoriteit en discipline in vergelijking daarmee valt in de taalgeschriften van van dis c s een sterke progressie op in complexiteit van benadering nog altijd staat de instru mentele taalbeheersing voorop maar de toon is milder de taalvoorstelling meer gedifferentieerd het taalbegrip meer verdiept en verrijkt dit alles valt af te leiden uit achtereenvolgens de pedagogisering van de leraarstaak het onder 64 illlll rijksuniversiteit gent departement voor lerarenopleiding dienst van de voorzitter coordinatiebureau sint pietersplein 5 9000 gent tel 091 23 38 21 scheid in vier vaardigheden de bijdrage van het taalonderwijs aan de cognitieve vorming en de aan het literatuuronderwijs toegeschreven functie van creatieve en esthetische vorming de toegenomen complexiteit van de taaldefinitie laat zich interpreteren als exponent van een tot wasdom gekomen technische rationaliteit met zijn hoogwaardige technologie en zijn sterk gedifferentieerde professionele beroepsuitoefening inclusief de professionalisering van het leraarsberoep aldus voltrekt zich in de periode 1930 tot 1960 e v een aanwijsbare trend van trapsgewijze aankondiging doorbraak en versterking van een technisch rationele kennisdefinitie in het moedertaalonderwijs het komt mij voor dat met name de ontwikkeling tussen van den ent 1941 en van dis 1962 niet onderschat moet worden er is een groot verschil tussen de autoritaire rechtlij nigheid van de eerste en de genuanceerde complexiteit van de tweede taaldefi nitie misschien is daaraan ook nog wel een andere uitleg te geven dan louter een versterking van technische rationaliteit namelijk dat de toegenomen genuanceerdheid de weg baant voor een geheel nieuwe taaldefinitie hoe dit ook zij zeker is dat de communicatieve taaldefinitie van de zeventiger jaren niet meer plaatsbaar is binnen de technische rationaliteit maar een doorbraak beoogt naar een sociale rationaliteit maar deze nieuwe taaldefinitie zo onstui mig op het toneel verschenen in de jaren zeventig maakt in de tachtiger jaren een pas op de plaats of is dit nog te zwak uitgedrukt en is de optiek op functionele taalvaardigheid die momenteel terrein schijnt te winnen een teken dat de sociale rationaliteit in het taalonderwijs al weer tot het verleden behoort zoals de auteur zich in het slothoofdstuk afvraagt ofschoon het nog te vroeg is voor een gefundeerd oordeel daarover ligt een dergelijke verwach ting mijns inziens niet voor de hand de klok van de geschiedenis kan wel eens wat trager gaan lopen maar zij laat zich niet zo gemakkelijk terugdraaien een genuanceerde toepassing van de rationaliteitentheorie op de verschillende taaldefinities roept nog een interessante waarneming op die ik bij van de ven niet heb aangetroffen op het eerste oog is er een zekere overeenkomst tussen de taaldefinities rond 1910 en rond 1970 in beide gevallen wordt in tegenstel ling tot de naastliggende perioden groot belang gehecht aan spontane mondelin ge taalvaardigheid en aan creativiteit in het schriftelijk taalgebruik maar er is ook een belangrijk verschil in de eerste periode ligt een accent op individuele expressie taal is individueel tegenover in de laatste periode op het sociaal functioneren taal is communicatie dit is een opvallend verschil dat verband zou kunnen houden met pleidooien voor emancipatie van nieuwe maatschap pelijke groeperingen in de aanloopfase van een nieuwe rationaliteit in de eerste periode is dat de geslaagde emancipatie van de burgerij t o v de aristocratie die de weg vrij maakt voor individuele prestatie in de tweede periode is het oogmerk emancipatie van de arbeidersklasse en deze moet het hebben van erkenning van sociale gelijkwaardigheid en opheffing van ongerechtvaardigde machtsaanspraken via een systeem van communicatieve competentie deze vooralsnog hypothetische uitleg lijkt een nadere studie waard 65 5 tot besluit het boek van klinkenberg e a is alles bijeengenomen een goed gedocumen teerde en leerzame illustratie van de stelling dat de ontwikkelingen in het moedertaalonderwijs het beeld vertonen van een arena waarbij het strijdgewoel binnen het vakgebied een levendige afspiegeling is van wat er zich allemaal afspeelt in de samenleving het boek is met andere woorden naast geschiedenis van het moedertaalonderwijs tevens een stukje maatschappijgeschiedenis bibliografie m a j m matthijssen de elite en de mythe een sociologische analyse van strijd om onderwijsverandering deventer 1982 mathieu matthijssen de mythe van de elite een nabeschouwing in pedago gisch tijdschrift forum voor opvoedkunde 1983 nr 3 a schutz collected papers 15 den haag 1973 66