“Hoe doof is een kwartel? / Wat? // Zei je wat?” Poëzie in het Lexicon 2.

Publicatie datum: 1993-01-01
Auteur: Wam de Moor
Collectie: 03
Volume: 03
Nummer: ?
Pagina’s: 15-23

Documenten

wam de moor hoe doof is een kwartel wat ii zei je wat poezie in het lexicon 2 in tsjip 3 3 stelde ik aan de orde welk nut het lexicon van literaire werken voor het poezieonderwijs in de bovenbouw van havo vwo zou kunnen hebben aan de hand van de dauwtrapper een bundel van jan van nijlen geanalyseerd door jan schoolmeesters liet ik zien wat bij nadere beschou wing van dergelijke artikelen toegesneden op de literatuurles als infor matiemateriaal behouden kan blijven korter besproken werden daarna de stukken over gezelle van de woestijne van ostaijen gossaert der mouw slauerhoff bloem marsman nijhoff en achterberg aan het begin van de tweede oorlog staan de dichterlijke debuten van twee grote dichteressen vasalis en gerhardt korte tijd in de jaren vijftig leek het erop dat hun dichterschap verstikt zou worden door een totaal nieuwe dichtkunst en werd hun poezie gerekend tot de lyriek die wij afschaffen aldus de jonge dichters van vijftig vroege en o zo keurige graffiti op een binnenmuur te vinden in het schrijvers prentenboek deel 10 over de beweging van vijftig verschenen in 1965 bekijk die foto voorin het prentenboek over twee pagina s uitgesmeerd nog maar eens goed schoonheid als eigenbelang van fokke sierksma en rederijk van michael deak en deeltjes uit de helikonreeks waar toch ook horror vacui van hermans in verschenen was staan er op vastgeplakt tegen de donkere wand waarop in witte letters de zinspreuk over de af te schaffen lyriek te lezen valt kouwenaar rodenko lucebert schierbeek en elburg wat zijn ze nog jong en mooi en veelbelovend wijzen ernaar verlegen maar zeker van hun zaak en tamelijk keurig in het pak in tsjip 3 3 besprak ik de vaak waardevolle analyses en toelichtingen op belangrijke dichtbundels uit de periode 1880 tot 1940 van gezelle tot achterberg hier volgen de korte beschrijvingen van en oordelen over de analyses van het latere werk belangrijk is daarbij de vraag wat we er in de literaire vorming mee aan kunnen m vasalis parken en woestijnen remco ekkers als er een gedichtenbundel wel eens op de boekenlijst verschijnt is het de bundel waannee m vasalis ps van margaretha leenmans in het latijn vasalis in 1940 debuteerde in januari 1989 waren daarvan liefst dertig drukken verschenen goed voor meer dan 100 000 exemplaren zonder enige twijfel de meest verkochte dichtbundel ooit in de lage landen verschenen van de gedichten zijn er heel wat klassiek geworden ekkers geeft van alle eenentwintig een korte inhoud de parken van de orde worden gesteld tegenover de woestijnen van de chaos in veel gedichten vinden we de tegen 15 de moor hoe doof is een kwartel stelling gevarieerd terug aangepast gedrag wildheid gekweld leven oor spronkelijk geluk tijd eeuwigheid gebondenheid vrijheid complexiteit eenvoud realiteit droom beschaving natuurlijkheid deze poezie be treurt ons verdreven zijn uit de paradijselijke staat van onschuld en zuiver heid en de voortgang van de tijd en toch openbaart het eeuwige zich in het eindige en moeten we het daarmee doen in volstrekte bescheidenheid en relativering van haar rol als dichter heeft zij haar priveleven afgeschermd voor haar lezers de waardering voor haar poezie is even uniek als de opla gecijfers zijn ze bleek vanaf de eerste druk meer dan een halve eeuw geleden constant en op een zich tegen haar roem afzettende afwijzing door sommige vijftigers rodenko en kousbroek algemeen verbreid ekkers stuk geeft de informatie die nuttig is voor de jonge lezer geen diepgravende analyses ida gerhardt het sterreschip anneke reitsma een veelgelezen bundel door de analytica reitsma gekarakteriseerd als een poetisch testanment waarin de thematiek van balans en rekenschap in nauwe samenhang met het motief van de ouderdom centraal staat het beslissende leidmotief wordt hierbij gevormd door aldebaran het schip dat de naam draagt van een ster niet iets voor de school misschien wel voor de leeskring rekenschap afleggen niet alleen van de eigen levensloop al zijn er verhulde zelfportretten als de eenling met het fraaie zelfbeeld een warse plant met zon en maan alleen maar veeleer nog over de vraag of aan de dichterlijke opdracht die de dichteres zich heeft gesteld gewetensvol is voldaan het sterreschip wordt gekenschetst als een episch lyrisch gedicht een lang gedicht met een verhaal waarin lyrische passages de kleur bepalen de bijbelse kleur van gerhardts taal wordt in de analyse zorgvuldig gevolgd en het verhaal met zijn protagonist en antagonist de moeder in zijn opbouw van het klassieke drama weergegeven reitsma wijst op de drie fasen in dit dichterschap eerst tussen 1940 en 1955 fijnzinnige melodieuze maar in zekere zin ook afstandelijke natuurlyriek vanaf het levend monogram 1955 de afdaling naar het innerlijk landschap van de ik figuur en als derde de fase van de ouderdomspoezie waarvan de slechtvalk het begin en het sterreschip het hoogtepunt is 3 de vijftigers lucebert apocrief de analphabetische naam odile heynders niet luceberts beste bundel van de afgrond en de luchtmens maar zijn allereerste verzameling poezie apocrief de analphabetische naam krijgt in het lexicon de aandacht het werk van een krankzinnige dacht zijn uitgever aanvankelijk en odile heynders waarschuwt terecht voor het zoeken naar een coherente op logische argumentatie gebouwde betekenis omdat in de overweldigende stortvloed van taal meestal geen directe logica te ontdekken valt 16 de moor hoe doof is een kwartel dat lucebert zich om te beginnen strijdbaar opstelt als dichter laten de eerste verzen zien ik bericht dat de dichters van fluweel schuw en humanisties dood gaan voortaan zal de hete ijzeren keel der ontroerde beulen muzikaal opengaan heynders maakt duidelijk dat lucebert zich in tegenstelling tot wat de critici aanvankelijk woedend vaststelden niet losmaakte van de europese traditie maar van de hollandse kleinschaligheid zijn mythologische en bijbelse toespelingen en de talrijke verwijzingen naar dichters van formaat als holderlin en beeldende kunstenaars zijn geen afwijzingen maar maken deel uit van een dialoog apocrief laat een ontwikkeling zien van wanhoop over het vermogen van de dichter tot spreken naar een inzicht over de manier waarop het poetische spreken vorm krijgt via het beroemde ik tracht op poetische wijze etcetera laat heynders in het spoor van oversteegen zien dat voor lucebert taal met al zijn beperkingen het enige middel tot communicatie blijft een waardevolle analyse van de ingewikkelde compositie en een toelichting die aantoont hoe snel deze dichter van door de gevestige orde verguisd door diezelfde orde als een vorst is ingehaald hij was tenslotte de eerste vijftiger die met de p c hooftprijs gelauwerd werd hugo claus de oostakkerse gedichten paul claes verscheen in 1955 kreeg nogal wat herdrukken en vele malen wijzigde de dichter de tekst de bundel bestaat uit drie cycli de ingewijde beschrijft de voorgeschiedenis van de held een vrouw beschrijft het heden de uitzin nige seksuele relatie tussen de man en een vrouw en het klemwoord huis geeft een blik op de toekomst de vrees voor de noodlottige invloed van de tijd op de relatie tussen man en vrouw een heel herkenbare thematiek dus lente zomer en herfst begeleiden de drie fasen en de herkenbaarheid wordt groter als men tussen en in de regels leest hoe zwaar de familiebanden in het traditionele katholieke vlaanderen op de jonge dichter drukten de drang naar vrijheid spat eraf dit thema uit zich in een strijd tussen de door niets aan banden te leggen natuur en de altijd weer met dwang dreigende cultuur daarop zegt claes zijn alle tegenstellingen in de bundel terug te voeren kosmologische tegenstellingen zoals die tussen de elementen en tussen nacht en dag antro pologische zoals die tussen object en subject dier en mens biologische zo als die tussen vrouw en man moeder en vader kind en volwassene psycho logische zoals die tussen waanzin en bewustzijn gevoel en rede instinct en intellect sociologische zoals die tussen individu en maatschappij kun stenaar en burger revolutionair en conformist uitgestotene en heerser hei den en gelovige mysticus en kerkgezine moeilijke dichtbundel toch een grootse ontvangst van de kritiek en sinds de publikatie in 1955 elf drukken 17 de moor hoe doof is een kwartel leo vroman twee gedichten ben peperkamp een bundel die in verschillende uitvoeringen zelfstandig en verzamel uitgaven in een oplage van minstens 20 000 exemplaren is afgedrukt is een zeldzaamheid vromans zesde poeziebundel twee gedichten verscheen in 1961 en bevat over de dichtkunst een lezing met demonstraties 844 regels en ballade 796 regels de betekenis van het eerste gedicht ligt in de explicitering van zijn poetica vroman vindt dat onvoltooide tekst elementen open tekstplaatsen of stijlbreuken heel wel bijdragen tot de authenticiteit van het gedicht hij maakt bezwaar tegen dat verdomd godderige van het volmaakt gedicht die opvatting past in de sterk relativerende wijze waarop vroman tegen zijn dichterlijke arbeid aankijkt naar zijn mening moet de poezie ruiken naar het dagelijks leven en zo zijn een ogenblik in de gebeurtenissen van de dag peperkamp brengt orde in de hoeveelheid onderwerpen die vroman ogen schijnlijk bric a brac aansnijdt hij ziet in over de dichtkunst twee samen hangende thema s dat is ten eerste een complex van overwegingen die betrekking hebben op de wijze waarop het gedicht zich verhoudt of idealiter dient te verhouden tot de buiten literaire werkelijkheid het mimetische thema en vervolgens een geheel van opvattingen die betrekking hebben op de relatie tussen dichter gedicht en lezer het pragmatische thema de alledaagse voorbeelden ter demonstratie komen inderdaad uit vromans eigen bestaan in new york ook over de veel meer gestructureerde ballade weet peperkamp goede dingen te zeggen hij plaatst vroman in een traditie waarvan de wortels bij de klassieken te vinden zijn en situeert hem inhoudelijk bij vasalis hoor nik en greshoff met hun overwegend descriptieve deels anekdotische gedich ten maar door de lichamelijkheid en de vrije versvorm ook bij lucebert en kouwenaar hugues c pernath mijn tegenstem joris gerits van de hier besproken dichters markeert pernath het verschil in aandacht tussen noord en zuid waarschijnlijk wel het meest in vlaanderen een dich ter die lichtend voorbeeld was voor vele jongere auteurs in nederland slechts in kleine kring bekend gerits bespreekt met liefde zijn belangrijkste bundel mijn tegenstem een jaar voor pernaths dood bekroond met de jan campertprij s 1974 pernath trad net als vinkenoog heel veel op met poe zie voor de gelegenheid bijvoorbeeld in 1966 in het befaamde poezie in carre en zijn vijftig index gedichten getuigen van dat actie voeren met de pen de acht hoofdzonden laten een andere pernath zien de dichter van lief despoezie en van een existentialistische levensbeschouwing exodus herin nert aan de verschrikkingen van de concentratiekampen wakker gemaakt door bezoeken aan auschwitz treblinka dachau waarover hij ook eerder schreef die herinneringen zijn vermengd met jeugdherinneringen vol een zaamheid en verlies aan vriendschap in de rimpels van augustus maakt de dan 40 jarige dichter het is 15 augustus 1971 de balans op van enerzijds de kwetsende en vernederende aspekten van zijn bestaan en anderzijds zijn geloof in woord 18 de moor hoe doof is een kwartel uitdagend voor de onderzoekers ook er werden al drie dissertaties over geschreven het stuk van claes is onmisbaar hans andreus de sonnetten van de kleine waanzin jan van der vegt nogal een gewaardeerde bundel schijnt het toen hij pas was verschenen andreus maakte mee dat de gedichten tussen 1957 toen ze uitkwamen en 1977 toen de dichter stierf vijf keer werden gedrukt en daarna volgden nog eens vier drukken de titel kwam niet uit de lucht vallen andreus had die waanzin ervaren in de aandrift om een geliefde te doden en de ziekte die van die aandrift de oorzaak was volgens van der vegt gaat de bundel thematisch over de relatie van de waanzin met het mislukken van een liefdes verhouding en over het zoeken naar een uitweg uit de ingrijpendste crisis in het bestaan van de dichter het zijn eigenzinnige sonnetten binnen een traditie die van petrarca tot rilke reikt identiteitscrisis het zoeken naar de erotische volmaaktheid dat zijn thema s die de adolescent aanspreken ze zijn ook in eerdere bundels als muziek voor kijkdieren 1951 en de taal der dieren 1953 te vinden maar deze sonnetten vormen het algemeen erkende hoogtepunt in andreus oeuvre paul snoek hercules hugo brems hugo brems plaatst hercules de bundel die paul snoek in 1960 publiceer de in het centrum van diens dichterlijke ontwikkeling snoek schreef aan vankelijk om werelden van schoonheid en zachtheid te scheppen ter com pensatie van een vijandige werkelijkheid archipel zijn debuut uit 1954 getuigt daarvan in de heilige gedichten 1959 rekende hij met deze zacht heid af om in hercules zijn dichterschap te sturen in de richting van de vol maaktheid en de zelfvergoddelijking een richting die in richelieu 1961 en nostradamus 1964 werd voortgezet de titel verwijst naar dat zelfvertrou wen brems beschouwt hercules als de bundel waarmee snoek zich defi nitief verwijderde van het vlaamse experimentalisme hij ging een grens positie innemen tussen avant garde en traditie brems ziet het experimentele van de poezie nog in het sterk lichamelijke ka rakter van de beeldspraak zee water wind de zon kortom het hele arse naal van natuur en kosmos verschijnen als levende wezens met menselijke kenmerken en bedoelingen en dat levert ongebruikelijke overstappen van zintuigelijk naar abstract bijvoorbeeld de zee is een regen van goedheid of zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers of zij tast mij kwijnend aan de eenzaamheid zijn volmaakte wereld is er een zonder mensen versmelting met het water als oerbeginsel van alle leven wedergeboorte en vernieuwing streven naar volheid en euforisch besef van creatieve kracht zijn de hoofdthema s van hercules de vier afdelingen leggen beurtelings op ieder van die thema s de klemtoon aldus brems in een helder en bruikbaar betoog 19 de moor hoe doof is een kwartel liefde en vriendschap pernath leed onder toenemende doof heid en zijn poezie legt daar in toenemende mate getuigenis van af niet zonder reden eindigt de bundel met de tien gedichten van de eenzaamheid gerits plaatst pernath tenslotte in de categorie van vijfenvijftigers die de lijn doortrokken van de experimentele dichters mijn tegenstem acht hij minder hermetisch en meer samenhangend dan het vroegere werk 4 dichters van het andere spoor jos de haes azuren holte jan schoolmeesters wie wel eens aan de boorden van de semois heeft vertoefd en misschien ook nog in griekenland heeft gezworven zal lezend in de netwerken van woorden waarmee de in 1974 gestorven de haes zijn bundel uit 1964 vulde asso ciaties voelen opkomen de tweede afdeling van azuren holte verwijst naar delphi de vierde naar la noue en le vieux moulin in de ardennen die azuren holte is de concrete griekse hemel bekeken vanuit het trechtervormige dal van delphi maar ook symbool voor het ogenloze schouwen van god men kan zegt schoolmeesters gemakkelijk met deze poezie in hoger sferen terecht komen maar dat is nu juist niet wat de haes lijkt te willen in zijn gedichten gaat het om verstoffelijking en vernietiging zijn poezie staat bol van werkwoorden als scheuren kraken splijten breken zowel over gankelijks als onovergankelijk gebruikt fysieke en geestelijke verschijn selen de organische en de anorganische natuur de relaties tussen god en mens tussen man en vrouwen worden in deze termen beschreven en in dat proces gaat de dichter onder in mateloze depresssie en verregaande onmacht niet weten niet kunnen passieve gelatenheid fysieke ook seksuele on macht schuld de herinnering aan het sexueel samenzijn in la noue is bepaald geen be vrijdende aangelegenheid likt haar de vlam van het instinct snijdt haar gegil door riet en slik nijpt in haar wonden het gezwel der enten drijft in haar bast mijn krakend schroot dan ben ik haar het is een overdaad aan beelden en metaforen met veel klankeffecten die verstechnisch wordt beheerst door het gebruik van afgebeten op zichzelf staande verzen met mannelijk rijm bij verschijnen werd de bundel eerder tot de traditie dan tot het experiment gerekend maar gaandeweg is de kritiek tot de bevinding gekomen dat de haes hier een heel eigen soort poezie heeft geschapen volgens hugo brems zou een jonge generatie dichters zich in zijn werk meer herkennen dan in dat van claus pernath of snoek 20 de moor hoe doof is een kwartel judith herzberg beemdgras guido goedeme een dankbaar ontvangen bundel sinds de publikatie in 1968 volgden zeven herdrukken goedeme interpreteert de titel als de verwijzing naar herzbergs streven het isoleren van het doodgewone tussen andere gewone dingen zodat j e merkt dat het ongewoon is t is nogal redundant dit stuk want deze ge dachte wordt al gauw vijf keer gevarieerd veel van haar teksten vertonen de typische kenmerken van toevallige rechtstreeks aan een feitelijke situatie gebonden spreektaal of gedrukte taal een brief een waarschuwingsbord een etiket en dergelijke aldus frida balk smit duyzentkunst haar thema is de vluchtigheid van het bestaan haar dichterlijk streven daar persoonlijk lering uit te trekken ze doet dat niet zwaar op de hand maar raakt de werkelijkheid even aan zoals in beroepskeuze daar ironiseert ze het verlangen een invalide te willen zijn waarom dat wordt duidelijk en beide zonen zouden altijd bij haar blijven hun leven aan haar wijden en nooit zou haar iets overkomen nooit nooit zou ze slijten het is parlando poezie zonder beeldspraak feitelijk en observerend in de lijn van de poezie van de jaren 60 gard sivik en de nieuwe tijd maar in zijn zoeken naar het ongewone in het gewone en de gevoelslyriek veeleer verwant aan de poezie van elisabeth eybers jan emmens rutger kopland en ook chr van geel en ed leeflang vul ik aan rutger kopland alles op de fiets stefaan evenepoel koplands derde bundel bekroond met de jan campertpnj s 1970 wordt door evenepoel geintroduceerd met duidelijke waardering voor de ironie waar k l poll zoveel bezwaar tegen had dat kopland wars is van sentimen taliteit en van het cultiveren van mythen zowel persoonlijke als maatschap pelijke blijkt uit de rol van de ironie en de ontmaskering in zijn poezie dankzij de ironie bijvoorbeeld in een overbekend gedicht als jonge sla kan kopland een grote literair oud modieuze gevoeligheid oproepen zonder er poetisch door verpletterd te worden de titel wordt o a zo verklaard de fietser ontsnapt aan de neiging om het beeld van het waargenomene te bevriezen herman de coninck wijst net als hij deed bij herzberg op de eenvoud van deze parlando gedichten maar er blijft zelfs na de zoveelste le zing iets mysterieus in koplands werk is deze bundel het keerpunt van de verwoording van de alledaagse werkelijkheid in het orgeltje van yesterday naar het besef van de werking van de taal jotie t hooft junkieverdriet dirk de geest ja dat vonden we wel heel mooi die dichter die zich opsloot in een zwart geverfde kamer en zich optutte als een meid nu waren wij minder onaan 21 de moor hoe doof is een kwartel gepast dan die vlaamse dichter van junkieverdriet en schreeuwlandschap maar voor zijn durf hadden we bewondering zijn taal nee die was te on gewoon voor nederlandse oren en deed soms ouderwets aan een vergissing natuurlijk t was vlaams ik draag u als anker aan mijn voeten terwijl gij in mijn hoofd nog groeit ik wou als gij in aarde in u wroeten maar vader ik was steeds zo gauw vermoeid het gaat om een bundel die drie afdelingen telt oogsttijd reinkarnaties en junkieverdriet onmacht tot leven die haar oorzaak lijkt te vinden in een ambivalente verhouding tot de beide ouders vervreemding en verbondenheid tegelijkertijd niet zo ongewoon voor een puber maar in de neoromantische vergroting van deze poezie fataal dat heb ik geleerd nog ben ik jong maar ik ben oud al wat ik bezong verschrompelt vlug wat ik bemin bestaat hoewel ik het verzin en door mijn woorden waadt het einde nader duidelijker dan het begin indirecte lyriek vinden we in de tweede afdeling en steeds maakt t hooft van zijn helden kapitein nemo de gekruisigde jezus het monster van franken stein etc anti helden wezens die gedoemd zijn tot een overleving in isole ment in de titelafdeling tenslotte wordt de balans van het negatieve levensgevoel opgemaakt ook drugs en dromen helpen niet en evenmin het dichten daarover terecht ontdoet dirk de geest deze bepaald niet slechte dichter van het ha giografische en sterk op de persoon gerichte aura waannee men hem na zijn zelfgekozen dood heeft omgeven en concentreert hij zich op de gedichten hans faverey chrysanten roeiers odile heynders vorig jaar verscheen de prachtige editie van de verzamelde gedichten van deze in 1990 gestorven grote dichter zijn poezie dwingt tot nadenken over het wezen van de dichtkunst chrysanten roeiers 67 gedichten in tien cycli zijn derde bundel op een totaal van acht geldt als liet kernpunt heynders van dit dichterschap het is hermetische poezie onleesbaar bernlef in de zin van niet herkenbaar heynders teksten verwijzen niet direct naar een andere wer kel i j khei d maar zijn puur taal experimenten met vaak bizarre beelden doorzichtige rotsen bijvoorbeeld een pijl die een suikerhart doorboort een mol die uit een rechteroog kruipt faverey laat de woorden het werk doen heynders geeft deze verstandige raad de lezer moet geen einduitspraak willen ontdekken in gedichten cycli of de bundel als geheel maar dient zich 22 de moor hoe doof is een kwartel in te stellen op een spel dat betekenisgeving in verschillende richtingen tegelijkertijd mogelijk maakt niet metaforisch maar concreet lezen dus aan de hand van het gedicht lippen vleugels ideeen laat de analytica zien hoe het werkt geen samenhangende verklaring te vinden wel een betekenis spoor dat de lezer nu hierheen dan daarheen leidt het gaat om existentiele vragen om de tijd en de stilte om het niets om beginpunt en eindpunt met humor gelukkig hoe doof is eigenlijk een kwartel wat zeg je i i hoe doof is een kwartel wat zei je wat faverey is met zijn opvatting dat de taal per definitie abstract is en woorden geen echte betekenis hebben een modernistisch dichter misschien wel de grootste die we gehad hebben wie ervan houdt kan er enkele leerlingen een ervaring voor het leven mee geven het lexicon is onderweg dus niemand kan de redacteuren verwijten dat bijvoorbeeld kouwenaars oneetbare perzik of de stem op de 3e etage ontbreekt en poolsneeuw swartkrans van ten berge domicilie van gerlach of in de kalkbranderij van het absolute van ter balkt die komen ongetwijfeld aan de beurt maar er zijn nogal wat wachtenden voor hen am schwanz hangt sich der bauer an denn sieh die haare halten nicht was ihm jedoch nichts helfen kann bumbs liegt er da der arme wicht 28 23