Publicatie datum: 1997-01-01
Auteur: Goedele Duran
Collectie: 15
Volume: 15
Nummer: 2
Pagina’s: 87-93
Documenten
boekbespreking goedele duran inzicht in kwaliteit graag een bespreking van yolande emmelot de effectiviteit van de opvang van zij instromers in het basis onderwijs een onderzoek naar de centrale en de gecombineerde opvang sco rapport429 amsterdam sco kohnstamm instituut 1996 isbn 90 6813 480 9 1 inleiding zowel in vlaanderen als in nederland bestaat er een getalsmatig kleine groep leer lingen die rechtstreeks uit het buitenland komen en te oud zijn om onder in te stromen in het basisonderwijs vooral de eerste opvang van deze zij instromers vormt een grote uitdaging voor het onderwijs enerzijds rijst de vraag naar de beste taaldidactiek voor deze leerlingen anderzijds zijn er ruimere organisatorische vragen die ook gekoppeld worden aan taalleersucces organisatorisch gezien bestaan er drie opvang modellen in de centrale opvang worden zij instromers als groep opgevangen gedurende een bepaalde periode meestal een jaar waarin ze niet in een gewone klas met nederlandstalige leerlingen komen het grote voordeel hiervan is dat het taal aanbod maximaal op de noden van de leerlingen afgestemd kan worden waardoor zij optimale leerkansen krijgen daarnaast is er de combi opvang waarbij de zij instromers een gedeelte van de onderwijstijd in een groepje apart opgevangen worden en een gedeelte in een gewone klas geplaatst worden dit laatste heeft het voordeel dat de zij instromers met de reele eisen van het onderwijs in contact komen en vooral dat ze door interactie met nederlandstalige klasgenoten ook leerkansen krijgen als laatste wordt de geintegreerde opvang onderscheiden waarbij de zij instromers meestal een enkeling in een klas met nederlandstalige leerlingen geplaatst worden en soms eens apart genomen worden door een taakleerkracht of vrijwilliger als grote nadeel wordt hier aangegeven dat de zij instromers bijna geen taalaanbod krijgen dat op hun niveau inspeelt het is belangrijk om weten welk opvangmodel daadwerkelijk de beste kansen geeft aan zij instromers zodat beleidsmatig en op schoolniveau de efficientste maat regelen getroffen kunnen worden het besproken rapport brengt alvast verslag uit over twee van de drie opvangvormen eerst zal ik het onderzoek en de resultaten kort samenvatten hierbij moet ik noodgedwongen onrecht doen aan de gedetailleerde statistische verslaggeving in het rapport daarna plaats ik een aantal kritische beschouwingen bij het onderzoek spiegel 15 1997 nr 2 87 93 2 samenvatting welke gevolgen het opvangmodel centraal gecombineerd of geintegreerd heeft voor de schoolvorderingen van zij instromers in het basisonderwijs is de vraag waar het in het gerapporteerde onderzoek om draait deze vraag wordt uitgesplitst in drie subvragen a wat is het onderwijsaanbod op de opvangscholen op het gebied van taal en rekenen b welke vorderingen maken de zij instromers na respectievelijk een en twee jaar op het gebied van taal en rekenen en in welke mate voelen zij zich thuis op school c welke factoren zijn van invloed op de schoolvorderingen van de zij instromers en in welke mate speelt het opvangmodel hierin een rol p 4 5 het onderzoek liep over twee schooljaren om ook de vorderingen over een langere periode te kunnen meten de opvangscholen die in aanmerking kwamen voor het onderzoek maakten deel uit van het kpc netwerk eerste opvang basisonderwijs en moesten een aantal jaren ervaring hebben met het opvangmodel dat bij hen onder zocht zou worden voor de geintegreerde opvang werd ook gesteld dat er minstens vier zij instromers op de school aanwezig moesten zijn binnen deze beperkingen gebeurde de steekproeftrekking random de beperkingen leidden ertoe dat de geinte greerde opvang buiten beschouwing bleef omdat zelfs na een verlenging van de wervingsperiode met vier weken nog niet voldoende scholen met een geintegreerde opvang in aanmerking kwamen verdere verantwoording voor dit besluit vond de onderzoekster bij de bevinding dat het geintegreerde opvangmodel binnen het steek proefkader bijna niet meer voorkomt p 13 in het eerste jaar werden 96 leerlingen gelijkmatig verdeeld over centrale en combi opvang in het onderzoek betrokken de leerlingen waren in het onthaaljaar gespreid over vier scholen met een centrale opvang en acht met een combi opvang de groep leerlingen uit de centrale opvang was vergelijkbaar met de groep uit de gecombineerde opvang voor factoren als leeftijd sekse voorkennis rekenen leerver mogen getest met de snijders oomen niet verbale intelligentietest en nederlandse stief ouder om vast te stellen waarin de opvangmodellen precies verschillen won de onderzoek ster informatie in op de onderzoeksscholen over de praktische organisatie van de opvang over faciliteiten deskundigheid en formatie over de inhoud van het taal en rekenonderwijs en over leerkracht leerling interacties dit gebeurde op drie manieren ten eerste door middel van vraaggesprekken voornamelijk met de opvangleer krachten ten tweede werden op alle scholen observaties verricht meestal gedurende vier dagen waarbij een observatielogboek en een interactielogboek werd ingevuld voor een resp twee leerlingen in het observatielogboek werd de tijdbesteding in aantal minuten per observatiedag bijgehouden in het interactielogboek werd het aantal leerkracht leerling interacties van korte middellange en lange duur opge 88 tekend ten slotte hielden de leerkrachten zelf logboeken bij deze werden in het eerste opvangjaar bijgehouden gedurende zes weken verspreid over het schooljaar elke dag voor een andere leerling aangegeven moest worden hoeveel tijd die leerling die dag besteedde aan dertien onderscheiden taaionderdelen en aan rekenen in de logboeken werd aangeduid of de leerling zelfstandig aan het werk was of geholpen werd door de leerkracht er kwamen geen relevante verschillen tussen de beide opvangmodellen naar boven enkel uit de logboekgegevens van de leerkrachten bleek dat in de combi opvang iets meer aandacht naar woordenschat en taalbeschouwing gaat in de centrale opvang gaat iets meer tijd naar rekenen en naar schrijven de totale percentages tijd voor taalonderwijs waren in beide opvangmodellen echter gelijk het onderwijsaanbod in het tweede schooljaar werd onderzocht door leerkrachten in het midden en op het einde van het onthaaljaar vragenlijsten te laten invullen over het onderwijsaanbod in en buiten de klas voor taal en rekenen over de gebruikte leer middelen over het sociaal gedrag van de nieuwkomer etc hier kwamen wel grote verschillen tussen opvangscholen in het onderwijsaanbod naar boven vooral voor taal waaraan gemiddeld 590 minuten per week wordt besteed met een standaarddeviatie van 224 om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden vonden er metingen van de school vorderingen plaats aan het einde van het eerste opvangjaar en aan het einde van het tweede schooljaar voor taal werden de onderdelen actieve en passieve woorden schat technisch en begrijpend lezen luisteren en schrijven spelling en betekenis elementen getest ook tekenvaardigheid en welbevinden op school werden getoetst voor de testen die gebruikt werden verwijs ik naar het onderzoeksrapport de resultaten van de test voor welbevinden werden niet betrokken in de analyses de schoolvorderingen werden waar mogelijk vergeleken met normgroepen voor de afgenomen toetsen algemeen gesteld werd vooral met jonge leerlingen vergeleken en bovendien nooit met de hoogst scorende normgroep binnen de gekozen leeftijds categorie de resultaten na het eerste jaar waren meestal laag in vergelijking met de gebruikte normgroep behalve voor technisch lezen ruim voldoende tot goed en voor begrijpend lezen enkel voor de groep betere lezers ruim voldoende tot goed aan het einde van het tweede jaar vallen de resultaten in vergelijking met de normgroep meestal in de categorieen matig tot gemiddeld de factoren die van invloed zijn op de schoolvorderingen werden opgespoord onderwijsaanbod uitgedrukt als onderwijstijd besteed aan een onderdeel opvang model vordering bij rekenen in relatie tot voorkennis leervermogen en leeftijd werden onderzocht op hun invloed op vorderingen in het eerste jaar hetzelfde gebeurde voor de invloed van aanbod in het tweede jaar vordering aan het eind van het eerste jaar schoolverandering en leervermogen op vorderingen in het tweedejaar de analyses leren allereerst dat de opgenomen factoren de vorderingen in het eerste jaar slechts in beperkte mate verklaren behalve voor rekenen verder blijken leeftijd en leervermogen altijd een significant effect te hebben onderwijsaanbod is 89 enkel significant voor technisch lezen en voor schrijven inhoud in positieve zin en voor luisteren in licht negatieve zin het opvangmodel heeft een matig sterke invloed op passieve woordenschat en schrijven zowel inhoud als spelling in het voordeel van de gecombineerde opvang waar gemiddeld iets meer woordenschatonderwijs gegeven wordt en een zwakke invloed in het voordeel van de centrale opvang voor rekenen in ieder geval legitimeren de vastgestelde verschillen geen oordeel over welk van de onderzochte opvangmodellen het beste is de vorderingen in het tweede jaar worden vooral verklaard door de vorderingen die de leerlingen maken in het eerste jaar hoewel er grote verschillen in onderwijs aanbod tussen scholen werden vastgesteld had dit weinig invloed op de vorderingen overigens bleef ook hier de proportie verklaarde variantie aan de lage kant uit het voorgaande blijkt dat het opvangmodel slechts in beperkte mate de school vorderingen van de leerlingen beinvloedt bovendien is duidelijk dat mogelijk invloedrijke factoren niet in de analyses zijn opgenomen de auteur van het rapport noemt onder andere mate van alfabetisatie kwaliteit van het aanbod en de motivatie van de leerlingen 3 enkele beschouwingen al bij al zijn de bevindingen op basis van dit onderzoek summier een aantal redenen hiervoor geeft de auteur zelf aan maar er zijn ook nog enkele andere de grootste tere plek is mijns inziens het operationaliseren van onderwijsaanbod met zuiver kwantita tieve factoren in minuten onderwijstijd besteed aan een vak of vakonderdeel deze invulling van onderwijsaanbod is zeer beperkt en zegt weinig tot niets over de effectiviteit van het aanbod en de mate waarin het op de neveninstromers is afge stemd door hier in het onderzoek geen aandacht aan te besteden wordt er impliciet vanuit gegaan dat die afstemming overal even optimaal is op het eerste gezicht zou het logisch kunnen lijken dat meer aanbod van een onderdeel meer kunde in dat onderdeel bijbrengt en voor technisch lezen en schrijven blijkt dat volgens de statistiek ook zo te zijn maar het kan evengoed de manier zijn waarop het onderwijs didactisch vorm kreeg die verantwoordelijk is voor het vastgestelde effect anderzijds bleek in het onderzoek het tegenovergestelde voor luisteren meer aanbod heeft hier een negatief effect men kan zich hier de vraag stellen of wat opgetekend werd onder luisteraanbod voor de leerlingen wel effectief een luisteraanbod vormde de onderzoekster trekt dit zelf gedeeltelijk in twijfel voor het onderdeel kringgesprek op basis van bevindingen van damhuis 1995 ze kan dit echter onvoldoende onderbouwen omdat in het onderzoek geen rekening is gehouden met de mate waarin het aanbod afgestemd werd op de noden van de zij instromer ook de vorderingen in het tweedejaar houden weinig verband met het onderwijs aanbod zoals het gekwantificeerd werd hoewel hier grote verschillen in aanbod tussen scholen werden vastgesteld en als de hoeveelheid aanbod niet doorslaggevend 90 is dan moeten daar redenen voor zijn op het aanbod in het tweede jaar wordt echter nauwelijks ingegaan terecht wordt in het onderzoeksrapport gesteld dat de kwaliteit van het onderwijs aanbod lastig te kwantificeren is p 99 vraag is echter of men niet bij voorbaat had kunnen weten dat het onderzoek zoals het nu opgezet was slechts zeer magere conclusies over de effectiviteit van het onderwijs aan neveninstromers zou toelaten bovendien is het wel mogelijk om een kwalitatief onderzoek uit te voeren op een aantal scholen en dat eventueel te koppelen aan een voor en natoets van de leer vorderingen in dit licht is het ook spijtig dat nergens een overzicht wordt gegeven van de verschillen in vorderingen tussen scholen waren die verschillen groot of klein kortom de huidige operationalisering van onderwijsaanbod werkt enkel als men weet hoe het zit met de impact van de didactiek en de kwaliteit van de lesgever op het onderwijsaanbod net zoals men vorderingen bij leerlingen niet kan onderzoeken als men niet weet wat ze al kunnen kwalitatief onderzoek heeft daarbij een exploratieve functie en kan aanwijzingen geven over onderwijsfactoren die het verschil kunnen maken en bijgevolg verder op grote schaal onderzocht moeten worden gebrek aan aandacht voor de kwalitatieve kant van het onderwijs blijkt ook uit het volgende de gebruikte leermiddelen op de onderzochte scholen staan telkens opgesomd bij de schoolportretten in bijlage 1 van het rapport er wordt echter geen link gelegd met de gevolgen die het gebruik van een bepaalde methode voor het onderwijs kan hebben nochtans weerspiegelen methodes de didactische uitgangs punten waarop ze gestoeld zijn en beinvloeden ze mogelijk de manier waarop er les gegeven wordt en elke methode heeft specifieke doelstellingen gebruik van een andere methode kan dus tot andere leerresultaten en tot andere vorderingen leiden uit het rapport slootje springen de groot 1995 bleek bijvoorbeeld dat de gebruikte leermiddelen voor anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs te weinig aan schoolse taalvaardigheid werken over schoolse taalvaardigheid wordt in het onderzoeksrapport met geen woord gerept ook geen van de afgenomen toetsen test de mate waarin de leerlingen talig voorbereid worden op het functioneren op school als leerder en in de bespreking van de toetsresultaten wordt nergens aangegeven of bekend is dat de behaalde resultaten voldoende zijn om op school mee te kunnen draaien nochtans moet goed onthaalonderwijs er mee voor zorgen dat zij instromers zo goed mogelijk talig gewapend worden om in het onderwijs te kunnen functioneren tijdens hun verdere schoolloopbaan er is een duidelijk gebrek aan goede toetsen voor het meten van vorderingen bij zij instromers de normtabellen bij bestaande toetsen geven geen normen voor zij instromers en geen enkele bestaande toets test de minimumtaal vaardigheid die nodig is om op school te kunnen functioneren wanneer een buiten landse leerling na het eerste leerjaar instroomt het is altijd zoeken naar geschikte meetinstrumenten en naar gepaste vergelijkingsgroepen of criteria deze problemen vindt men overigens ook terug in andere onderzoeken naar anderstalige nieuwkomers bijvoorbeeld in creusen 1997 91 een spijtig hiaat in het rapport is het feit dat de geintegreerde opvang uiteindelijk buiten beschouwing is gebleven het genomen besluit heeft de vergelijkbaarheid tussen de drie condities op de meest extreme wijze in het gedrang gebracht wat de geintegreerde opvang betreft valt er nu immers niets te vergelijken was het werkelijk zo n probleem dat de opvangscholen geen vier leerlingen hadden is het niet karakte ristiek voor deze opvangvorm dat er weinig zij instromers op een school zijn het maakt daarbij geen verschil of deze scholen al dan niet extra formatie krijgen voor deze leerlingen in de praktijk hebben zij een geintegreerde opvang de bevinding dat deze opvangvorm binnen het steekproefkader bijna niet meer voorkomt biedt geen extra legitimering aan de beslissing om de geintegreerde opvang buiten beschouwing te laten in hoofdstuk 1 van het rapport geeft de onderzoekster zelf aan dat in 1991 1992 72 van de scholen met aanvullende formatie voor zij instromers een geinte greerde opvang had er is geen reden om aan te nemen dat dit percentage ondertussen gedecimeerd zou zijn en daarnaast zijn er de scholen met drie nieuwkomers of minder die geen aanvullende formatie hebben zij komen misschien niet voor in de statistieken maar zijn er vermoedelijk wel hier laat mijn kennis van de nederlandse situatie mij helaas in de steek althans in vlaanderen komen veel anderstalige nieuwkomers in een geintegreerde opvang terecht meestal gaat men ervan uit dat de geintegreerde opvang slecht is voor de taal verwerving van zij instromers daar staat tegenover dat men in sommige landen bijvoorbeeld in engeland uitsluitend de geintegreerde opvang aanbiedt en daar ook de didactische consequenties van onderkent zie bijvoorbeeld archibald et al 1996 hindle et al 1996 vazquez 1996 en over italie re 1996 in vlaanderen wordt er op dit moment werk gemaakt van een lessenpakket dat leerkrachten in een geinte greerde opvang met de hele klas kunnen gebruiken en dat de zij instromers in de klas de kans geeft om nederlands dat zij nodig hebben op school te leren indien men echter geen didactische consequenties van een geintegreerde opvang aanvaardt zoals vermoedelijk op het gros van de vlaamse scholen het geval is zijn de gevolgen voor de anderstalige nieuwkomers desastreus wij vermoeden ook dat waar leerkrachten wel bewust rekening houden met de nieuwkomers er wel degelijk resultaten zullen zijn die niet noodzakelijk slechter zijn dan de slechtste resultaten in de andere opvangmodellen het gerapporteerde onderzoek geeft nu zelfs geen kwantitatieve indicaties hierover laat staan kwalitatieve het onderzoeksrapport dat we hier onder de loupe hebben genomen geeft in elk geval aan dat er geen grote verschillen zijn tussen de centrale en de gecombineerde opvang tegelijkertijd geeft dit resultaat aan dat er andere invloedrijke verschillen tussen scholen kunnen zijn verder onderzoek is nodig om deze verschillen op te sporen hopelijk kan dat plaatsvinden op een manier en met de middelen die wel de ruimte geven voor onderzoek naar de invloed van de kwaliteit van de lesgever en de didactiek op onthaalscholen het is immers van wezenlijk belang dat het onthaal onderwijs zo goed mogelijk gestalte krijgt aangezien wat een nieuwkomer in het eerste jaar leert zo bepalend blijkt te zijn voor zijn vorderingen het jaar daarna en misschien wel voor zijn hele verdere schoolloopbaan 92 bibliografie archibald a j baker a hancock 1996 issues of bilingualism in central scotland in f w spliethoff ed second language acquisition in europe proceedings of the inter national conference on second language acquisition in secondary education veldhoven the netherlands may 17 19 1995 s hertogenbosch kpc 163 168 creusen j 1997 anderstalige nieuwkomers in het lager onderwijs leerling en onderwijs afhankelijke verklaringen voor de variantie in hun schooltaalvaardigheidsniveau leuven steunpunt nederlands als tweede taal damhuis r 1995 interaction and second language acquisition studies in language and language use 19 amsterdam ifott groot d de 1995 slootje springen s hertogenbosch kpc hindle a a wallace j smith 1996 supporting second language learners access to the mainstream curriculum regional and school policy into practice in f w spliethoff ed second language acquisition in europe proceedings of the international conference on second language acquisition in secondary education veldhoven the netherlands may 17 19 1995 s hertogenbosch kpc 181 206 re m g 1996 teaching italian as a second language to foreign pupils attending state school classes in italy in f w spliethoff ed second language acquisition in europe proceedings of the international conference on second language acquisition in secondary education veldhoven the netherlands may 17 19 1995 s hertogenbosch kpc 145 152 vazquez m 1996 language instruction within the mainstream content classroom in f w spliethoff ed second language acquisition in europe proceedings of the international conference on second language acquisition in secondary education veldhoven the netherlands may 17 19 1995 s hertogenbosch kpc 207 226 93