Publicatie datum: 1986-11-01
Auteur: Joris Gerits
Collectie: 16
Volume: 16
Nummer: 5
Pagina’s: 267-274
Documenten
je naam staat in wolken en water geschreven liefdesgedichten in de klas poezie wat is dat ik hoop dat nooit aan de weet te komen maar ik hoop eveneens om degenen die denken het te weten daarvan af te brengen herman de coninck dit is geen bijdrage over triviaalliteratuur noch een thema tische bloemlezing over voorlichting in de nederlandse poezie de vraag luidt wel kan je liefdespoezie tot een lesontwerp maken poezie is een ruim en omstreden begrip liefde ook hoewel de al dan niet gecodeerde brief jes die in een klas rondgaan niet noodzakelijk die indruk geven die samizdat geeft informatie over wie met wie vrijt wie dat spijt wie dat benijdt wie eronder lijdt enz zoals je ziet is er aan rijmwoorden alvast geen nood vanaf de orientatiejaren soms eerder sta je als leerkracht voor aankomende adolescenten die aan de gordiaanse knoop van hun gevoelens zitten te pulken die gekwetst van bin nen het gewicht van de ruzies tussen hun ouders meezeulen die als verliefde romeo s op het balkon van de verkeerde juliettes aan het klauteren zijn en dit na een paar weken of na jaren zullen inzien het ligt dus voor de hand dat wie liefdespoezie als lesontwerp kiest zich op glad ijs waagt want hoezeer poezie ook officieel gewaardeerd wordt in bloemlezingen en handboeken in de praktijk staan leer lingen doorgaans niet reikhalzend naar gedichten uit te kijken en als je gedichten kiest die onvoldoende bij hun wereld en beleving aansluiten dan wordt het uiteraard moeilijk de leerlingen bij de lesinhoud te betrekken om te beginnen wil ik twee teksten signaleren waarin mate riaal aanwezig is om een redelijk gestoffeerd antwoord samen te stellen op de vraag hoe leg je uit wat poezie in het algemeen en wat liefdespoezie in het bijzonder is hugo brems heeft in de rentmeester van het paradijs 1986 een drietal teksten samengevoegd tot een essay over zijn houding tegenover poezie onder de titel nu we weten dat we verdwaald zijn met betrekking tot ons lesonderwerp licht ik er twee citaten uit 1 poezie heeft alleen maar zin als zij iets doet wat zij alleen kan p 23 2 de dichter is de leugenaar en de lezer is zijn slachtof fer en zijn bondgenoot hij vertelt de leugens van de liefde die zoals bekend de mooiste vorm van waarheid zijn p 29 herman de coninck heeft gelijksoortige ideeen naar voren vonk 1986 16de jg nr 5 267 gebracht in een artikel in ons erfdeel mei juni 1985 met de titel over marieke van de bakker waarom zijn slechte gedichten slecht opnieuw citeer ik twee uitspra ken 1 poezie is nu eenmaal niet gelijk aan gevoelens gedach ten werkelijkheid poezie is daar iets mee doen p 373 2 het is kortom allemaal zo eerlijk mogelijk gelogen en dat moet ook wel want als ik alleen maar zou schrij ven o o wat ben ik verliefd denkt de lezer jij wel ik niet p 375 met die beschouwingen in mijn achterhoofd heb ik recent gepubliceerde dichtbundels nagelezen op zoek naar gedichten die iets doen wie een meer geijkte formulering wenst kan volgende doelstelling noteren de leerlingen proberen te achterhalen wat het gedicht doet het moesten liefdesgedichten zijn zo eerlijk gelogen dat ze wel waar zullen zijn of als tweede doelstelling geformuleerd de leerlingen zijn in staat het onderscheid te formuleren tussen de tekst werkelijkheid en de werkelijk heid wat dat ook moge zijn na de selectie heb ik voor een zo eenvoudig mogelijk schema gekozen begin van een liefde hoogtepunt eindpunt in wat volgt probeer ik zo goed mogelijk mijn rol van sluis wachter te vervullen de typische rol van een leraar dus de werkelijkheid wordt versast naar een hoger poetisch niveau terwijl wij toch heel goed weten dat het water in de sluis en in de vaart hetzelfde water blijft dragend bedreigend vervuild verfrissend lavend verstikkend kortom zoals het leven zelf dus wilfried adams psalm 151 nader mij nader je naam staat in wolken en water geschreven elke letter is een zwaluw uit stoppelvelden uit spelonken draven helder herten aan mijn handen wonen rakelings langs je vuur ik zing je met deinzende woorden lok je nader en overspoel mijn droogte streel me zet mijn meersen mijn asfalten straten blank sla me in als bliksem sla me als heidebrand in hese vlammen uit nader mij nader de eerste sprakeloze letter van je naam staat met spartelende vingers hoog in een schemering die de winter ducht geschreven hoog geschreven hoog in de nacht aan mijn doorhageld raam in de bijbel staan 150 psalmen adams voegt er een 151ste aan toe 1 psalmen zijn lofliederen in eerste instantie adams psalm is een loflied liefde begint met een toenaderingspoging en heeft blijkbaar te maken met een afstand die verkleind 268 en uiteindelijk ongedaan gemaakt moet worden de geliefde moet uit de wolken naar beneden of uit het water naar de oppervlakte geschreven worden liefde is aan de beminde een naam geven zijn er nog leerlingen die het lied liefde gaf u duizend na a men kennen wat niet genoemd wordt bestaat niet wat in wolken en water geschreven staat bestaat zij het op vluchtige geidealiseerde wijze waarom komen herten uit spelonken aangedraafd paarden hadden wellicht ook gekund adriaan morrien heeft daar ooit een mooi gedicht over geschreven ik citeer het voor de leerkrachten die graag een tekst ter vergelijking hebben adriaan morrien landelijke liefde twee paarden bij een hek terwijl het avond wordt de zware koppen naast elkaar de schouders elkaar strelend een liefde even smekend als bevelend in een tevreden stilstand uitgestort zo te beminnen met een lange hals vol manen een brede borst die op voorpoten rust terwijl het hele lichaam kust en wordt gekust en t zonlicht valt in een geluk vol tranen nu kan ook begrepen worden waarom in psalm 151 herten moeten staan en geen paarden wolken drijven hoog boven je heen water glijdt door de vingers onvatbaar zwaluwen scheren door de lucht herten duiken even op aan de bosrand om schichtig te verdwijnen in een eerste fase is de ge liefde ongrijpbaar onbereikbaar en kan de dichter alleen maar smeken nader mij nader een paard zou komen als het op de juiste manier toegesproken wordt en daarvoor is het stadium nog te vroeg in het begin van de liefde is er nog veel schichtigheid vlug bewegende dieren als zwaluwen en herten drukken dat zeer concreet uit hoe lokte orfeus zelfs wilde dieren naar zich toe door te zingen te lokken in de eerste strofe is de geliefde een vuur even ongrijpbaar als wolken en water in de tweede strofe wordt ze een heidebrand het kalme water van de eerste strofe wordt een vloedgolf in de tweede wie het woord climax nu wil gebruiken heeft overschot van gelijk men kan dan meteen ook wijzen op het voorkomen in een zin van herhaling tegenstelling apokoinou en chias me sla me in als bliksem sla me als heidebrand in hese vlammen uit zoiets kan alleen poezie maar doen ook alleen in poezie is het mogelijk dat de geliefde alle seizoenen tegelijk representeert lente zwaluw herfst stoppelvelden herten zomer heidebrand en winter let terlijk vermeld in de derde strofe bovendien moet zij water en vuur tegelijk zijn wie in de werkelijkheid wat dat ook is met zo n eisenpakket een of ander lief tot toenadering wil bewegen zal waar schijnlijk heel lang heel alleen blijven zingen 269 na de climax van de tweede strofe komt de anti climax naderen is nog niet aankomen de naam van de geliefde blijft vluchtig door zwaluwen in wolken geschreven door de dich ter met deinzende woorden gezongen met spartelende vingers hoog geschreven in de nacht in een liefdesgedicht dat echt poezie is wordt verliefd zijn onder woorden gebracht herkenbaar gemaakt en tegelijk van zijn directe gerichtheid op vervulling ontdaan brems 1986 p 27 dat gebeurt inderdaad in psalm 151 maar het probleem blijft natuurlijk hoe leerlingen dat inzicht op concrete wijze bijgebracht kan worden de tegenstelling tussen de tekst werkelijkheid en de werkelijkheid van de leerlingen die wij alleen maar kunnen proberen in te schatten kan misschien via triviale vragen tot uiting komen 1 wat doet een verliefde dichter anders dan piet die ver liefd is op marietje van de bakker mogelijk antwoord hij leest haar naam in wolken en water en hoog in de winternacht terwijl piet de naam van marietje leest op haar pennezak of haar treinabonnement 2 hoe trekt de dichter de aandacht op zijn toestand van verliefdheid en hoe doet piet dat mogelijk antwoord de dichter smeekt met aandrang nader mij hij zingt en hij lokt terwijl piet waarschijnlijk zoveel mogelijk in de nabijheid van marietje zal rondhangen als ze ten minste op dezelfde school zit 3 wat besluiten we daaruit de dichter staat met zijn verliefdheid in de kosmos de seizoenen de kwasi onein digheid piet staat op de speelplaats in de buurt van marietje beiden hebben een warm gevoel van binnen niet noodzakelijk een heidebrand maar zweethanden zijn niet onwaarschijnlijk misschien wordt het niets tussen piet en marietje en verdwijnen ook de herten van de dichter voorgoed in hun spelonken wat zal blijven is de eerste sprakeloze letter van je naam of op stickers kan je nu overal lezen x r y waarbij x en y paradigmatische klassen zijn van subjecten en objecten door r verbonden wat doet poezie dan dat zij alleen kan stickers plakken op wolken en spelonken een ontvlammend puberhart de ruimte van het universum geven en x m y culturele en literaire connotaties bezorgen van de psalmen tot hugo claus en verder heeft claus immers niet geschreven hugo claus uit gedichten 1948 1963 p 138 zij nadert in vouwen en in schicht in hitte in hars in klatering terwijl in staat van begeerte gestrekt als een geweer en onherroepelijk in staat van aanval en van moord ik omvat doorploeg en vel gebogen geknield het geurend dier tussen de lederzachte knieen 270 zij splijt mijn kegel in de bekende warmte eigenlijk is in dit gedichtfragment van claus geen sprake meer van naderen maar veeleer van neerbliksemen een heide brand ontsteken overweldigen de liefde als slag en slachtveld maar het kan ook anders leonard nolens be schrijft het moment van aanwezigheid volgend op de nade ring in dit gedicht leonard nolens schrik het is zo broos het is zo hachelijk je dicht bij mij te hebben je leeft zo hier en plots je leeft zo nu en helemaal tegen mij aan met de sneeuw van je gezicht de bloedvlek van je mond en je geslacht met heel je warme zwaarte leun je op mijn leven met de kijkende pijn van je verleden zijn klaarte het koude elektrische blauw van je blik zo hachelijk broos ik zie je door de kamers gaan het is mijn eigen bestaan dat zich mooi heeft gemaakt en er wandelt het zijn mijn jaren die een boek vastnemen die donkere dingen verschuiven met sierlijke handen het is mijn tijd die daar nog loopt op dunne enkels het is mijn morgen die er staat in het hoge brede gat van de deur mijn korte duur met zijn allerwitste verschijning het is vandaag met gouden haar met grote muzikale oren intimiteit tussen geliefden kan broos en hachelijk zijn elkaar ontmoeten met woorden mond en daden geslacht betekent op elkaars verleden leunen als de dichter tweemaal zegt dat het een hachelijke en broze onderneming is dan vindt hij dat belangrijk anders zou hij het niet herhalen in psalm 151 en schrik is een andere generatie aan het woord dan die van de leerlingen anno 1986 wilfried adams en leonard nolens beiden geboren in 1947 hebben het don kere bos van de middelbare leeftijd bereikt waarover dante het had in zijn divina commedia van die leeftijd zijn de leerlingen van nu nog wel een zilveren jubileum verwij derd vanuit hun verliefdheden vinden ze wellicht dat het allemaal niet zo hachelijk is en dat die warme zwaarte best licht om dragen is 271 de tweede strofe van schrik behoeft enig commentaar de dichter projecteert daarin zijn eigen bestaan in dat van de partner die identiteitsverwisseling duidt op een verhou ding waarin de een zich in de huid en de ziel van de ander kan verplaatsen op harmonie en een gerijpt inleveringsver mogen toch blijft de dichter op zijn hoede niet voor niets is de titel van het gedicht schrik na de versregel ik zie je door de kamers gaan verdwijnt de geliefde tweede persoon uit het gedicht en in de plaats komt een neutraal het daardoor wordt opnieuw die afstandelijkheid en ver vreemding bewerkt die noodzakelijk is opdat poezie het niet louter zou hebben over piet en marieke van de bakker maar over jou en mij en iedereen het is echter niet verbo den overal waar het is staat je bent te lezen zo n transformatie zo n toevoeging aan het gedicht noemt h de coninck stijl p 377 wie nog meer verklaring zoekt kan zijn licht opsteken bij willem m roggeman die in november 1984 een gesprek met l nolens publiceerde waaruit ik volgende passus licht poezie is liefde liefde is poezie poezie is een manier van leven en dus zeker geen middel voor iets liefde is voor een deel al thans de ander gebruiken als een deur naar de buitenwereld ik zeg dit als man w m roggeman 19 6 99 de partner als deur naar de wereld waarin de dichter even kort verschijnt zien we duidelijk in de tweede strofe van schrik aanwezig hoe loopt de volgens nolens hachelijke en broze onderneming die de liefde is af zoals een klassieke tragedie met een exitus felix of infelix de eerste soort vind je b v beschreven in volgend gedicht van vera lesandre waarin de anekdote voor zichzelf spreekt vera lesandre zesennegentig zesennegentig wordt hij morgen zegt zijn vrouw door het open raam aan de man die brood brengt en aan de buurvrouw van de overkant in de kamer hangt een geur van mei seringen bedwelmend zwaar als hij zijn ogen sluit vier keer staat hij op en vier keer gaat hij slapen of het morgen is of nacht in een kop met blauwe bloemen wacht zijn koffie het dunne brood met kaas blijft in zijn hand boven de tafel hangen wordt dan vergeten neergelegd de zin die hij begint om over en weer te praten 272 of hoe het vroeger was vindt zelden nog zijn einde afwisselend ligt hij in een bed en zit hij in de zetel dan zonder overgang in de schommelstoel bij het raam waar regen valt in rechte lijnen of met de stormwind tegen het glas aan slaat in zijn ogen heeft de wereld een gedempte glans gekregen de kleuren zijn verzacht de hoeken afgerond maar soms in het ijle licht der zon ziet hij verrassend klaar de vrouw die altijd jonger was hoe zij de kamer stoft de krant door leest de liedjes zingt uit lang vervlogen jaren en naar hem kijkt als naar een kind het leven in dit huis is licht om dragen de dood een nauwelijks te vrezen overgang de exitus infelix treffen we aan in trappenhuis in herfst van wilfried adams dat door zijn retoriek en gespeelde plechtigheid fel verschilt van het parlando van zesennegen tig wilfried adams trappenhuis in herfst van verguld gips zijn de lijsten waarbinnen wij leven wij vieren niet langer het vuur de lijsters liggen terneder gewurgd in hun dons medehuurders scharrelen tersluikse padden over tegels en beton deppend hun staaroog en grauw als wij asgrauwe tekens aan de wand moederziel de donkere vloeiingen der vrouwen huilerig druilt licht aan de hekken vlokkig morrelen de wangestalten van de nacht asse en verregend dons warrelen door het traphuis droefheid is waar geen tranen meer zijn mijn handen liggen werkeloos er is de grote dood tegenover het leven dat in het huis van de zesennegentigja rige licht om dragen is staan het huilerige druilend licht en de wangestalten van de nacht in het trappenhuis de dood is in beide gedichten onvermijdelijk als nauwelijks te vrezen overgang of als een terugval in de grote inactivi teit de ultieme en definitieve werkloosheid het vuur waar in psalm 151 de handen van de dichter rakelings langs woonden wordt in het trappenhuis niet meer gevierd er is geen sprake meer van naderen alleen nog van scharrelen morrelen warrelen zesennegentig en trappenhuis in herfst 273 twee beschrijvingen van een eindpunt van de weg van liefde naar dood joris gerits withoeflei 57 2180 kalmthout noot 1 pernath heeft in de cyclus de acht hoofdzonden 1969 1970 de zeven hoofdzonden verrijkt met een achtste de twijfelende wellust bibliografie wilfried adams uw afwezigheid een strategie van het verdriet hadewijch schoten 1986 hugo brems de rentmeester van het paradijs manteau antwerpen 1986 hugo claus gedichten 1948 1963 de bezige bij amsterdam 1968 herman de coninck over marieke van de bakker waarom zijn slechte gedichten slecht in ons erfdeel jrg 28 nr 3 mei juni 1985 p 371 378 vera lesandre in de kleinste dagen edicon antwerpen roeselare 1986 adriaan morrien vriendschap voor een boom de bezige bij amsterdam 1954 leonard nolens de gedroomde figuur querido amsterdam 1986 willem m roggeman beroepsgeheim 5 gesprekken met schrijvers facet antwerpen 1986 274