Lezen en (luisteren) onze leerlingen wel genoeg?

Publicatie datum: 1984-05-01
Collectie: 14
Volume: 14
Nummer: 3
Pagina’s: 3-8

Documenten

lezen en luisteren onze leerlingen wel genoeg toen de von in 1970 werd opgericht was dat niet toevallig op een cursus van de stichting lodewijk de raet over hoe leren we ze in s hemelsnaam spreken de bekommernis van de von is traditioneel in de eerste plaats blijven liggen bij de actieve taalbeheersing en de taalbeschouwing met creativiteit als een van de voornaamste onderwijsdoelen men hoeft de laatste jaargangen van vonk maar even te doorbladeren om dat op te merken het hiervolgende artikel van hugo de jonghe diocesaan in specteur nederlands voor mechelen brussel 1ijkt op het eerste gezicht lijnrecht tegenover deze tendens te staan is dat ook werkelijk zo wij publiceren dit onrustbarende stuk in de hoop reacties uit de lokken het gestelde probleem is belangwekkend genoeg om in de volgende maanden in vonk aan de orde te blijven we rekenen erop dat enkele lezers hun schrijfmachine bestijgen om deze problematiek verder te belichten de redactie op dit ogenblik wordt talenonderwijs op een andere manier verstrekt dan pakweg 25 a 30 jaar geleden het is niet mijn bedoeling om in te gaan op de vele factoren maatschap pelijke technologische wetenschappelijke enz die daartoe hebben geleid 1k wil alleen maar proberen om een paar karaktertrekken van de verandering aan te tonen en kritisch te onderzoeken dit zal leiden tot een hypothese i v m een mogelijk alternatief voor het geheel van het actuele talenonderwijs hoewel ik dat talenonderwijs in zijn geheel op de korrel neem zal er toch aanleiding zijn om daarbinnen onderscheid te maken voor het moedertaalonderwijs mto en het vreemde talenonderwijs vto in het traditionele paradigma talenonderwijsopvatting tot voor 25 a 30 jaar domineerden de kennis van de gramma tica en van de literatuur de component taalbeschouwing was nog niet tot emancipatie gekomen hoewel de aanzetten daartoe in de vakliteratuur en in vaak commerciele taalleer gangen al aanwezig waren uiteraard werd ook taalbeheersing bijgebracht maar dan meestal wel als bijprodukt door de feitelijke omgang met gesproken en geschreven teksten werden de leerlingen studenten lees en luistervaardiger door schrijven en spreken werden ze schrijf en spreekvaardiger men kan veilig stellen dat bewuste aandacht voor taalvaardigheid zo die al aanwezig was de geschreven taal betrof het accent lag op lezen literatuur poezie romans toneel en redekunst en op schrijven verhandeling deze accentue ring is in fig 1 schematisch voorgesteld vonk 1984 14de jg nr 3 3 fig 1 dl z 1 d ezc th j solvi pd l de vier kwarten van het cirkeloppervlak geven de verschil lende taalvaardigheidscomponenten aan het voordeel van de cirkel is dat je kunt zien dat iedere component altijd in een van twee opzichten met elke belendende component verwant is het gearceerde gedeelte van fig 1 duidt de cirkelkwarten aan die in het traditionele paradigma het accent kregen lezen en schrijven als taalvaardigheidsas pecten die op geschreven gedrukte taal betrokken zijn men zal zich bovendien ook nog wel herinneren hoe toenter tijd occasionele oefeningen in de niet gearceerde velden ook nog aan de gearceerde gerelateerd waren oefeningen in expressief voorlezen voordragen het houden van een schriftelijk voorbereide toespraak enz op het traditionele paradigma is een nieuw paradigma gevolgd dat ik het taalbeheersingsparadigma zou willen noemen het heeft de twee volgende hoofdkenmerken a de taalvaardigheidscomponent is de belangrijkste geworden vaak zelfs in die mate dat grammatica en literatuur als componenten vrijwel verdwenen in de beste gevallen werd naar een functionele verantwoording van een aange past grammatica en literatuuronderwijs gezocht b in de taalvaardigheidscomponent ligt het accent op de mondelinge taal met zelfs nog een eenzijdige vertekening naar het spreken toe fig 2 laat dit schematisch zien 4 fig 2 a elvs lui a zeer veel factoren hebben aan die accentverschuiving meege werkt o m de volgende de overweging dat mondeling taal gebruik primair is dat het gesproken woord in de moderne maatschappij een veel belangrijker rol is gaan spelen de internationalisering van het leven massatoerisme eeg enz de media het succes van nieuwe technologische hulpmiddelen klankmateriaal talenpractica enz de competitie van commercile taalmethodes men moet er wel aan denken dat het ontstaan van het taalbeheersingsparadigma niet heeft geleid tot het verdwijnen van het traditionele paradigma het is veeleer zo dat beide paradigmata nu nog samen in allerlei vormen van vermengdheid voorkomen het taalbeheersingsparadigma met zijn zware accent op monde linge taalbeheersing stelt voor zeer zware eisen op het stuk van de onderwijsmiddelen de onderwijsgevenden moeten de aan te leren taal bij voorkeur zo goed als hun moeder taal spreken er moeten flink wat materiele voorzieningen ter beschikking staan talenpractica audiosoftware enz en verder is er een grote behoefte aan lestijd in het samenstellen van lessenroosters wordt voor mto en vto een steeds groter aantal uren opgeeist waarbij de verschillen de talen met elkaar in competitie komen daartegenover staan eerder ontnuchterende resultaten echte mondelinge taalvaardigheid wordt maar in weinig gevallen bereikt zeker in het vto als ze dan nog bereikt wordt is ze vaak te eenzijdig op bepaaide minder functionele taalgebruikssituaties afgestemd de studerenden beheersen slechts een register en dan nog in onvoldoende mate daar komt bij dat hun vaardigheid om gesproken en geschreven 5 teksten in de aan te leren taal te verstaan in de meeste gevallen onvoldoende ontwikkeld is dat geldt zelfs voor de moedertaal in het hoger onderwijs ziet men daarom ook vrijwel overal taalbeheersingscursussen voor kandidatuurstu denten opduiken ik ben de mening toegedaan dat het taalbeheersingsparadigma als reactie op het traditionele paradigma niet te vermijden was maar dat het niet zo n beste gok is geweest men dacht helemaal in de termen van de tegenstelling tussen gesproken en geschreven taal en heeft daarom het accent op de beschre ven manier verlegd ik zou willen pleiten voor een mto en vto waarin het accent op de interpretatiekant van de cirkel gelegd wordt op de interpretatie van gesproken en geschreven tekst dus op luisteren en lezen dit alternatieve paradigma noem ik gemakshalve het tekstparadigma een andere naam zou incubatieparadigma kunnen zijn omdat aangenomen wordt dat produktieve taalvaardigheid zich op de meest natuurlijke wijze kan ontwikkelen op een substraat van interpretatieve taalvaardigheid de eigen accentuering van dit tekstparadig ma is in fig 3 voorgesteld fig 3 q de interpretatiekant van de taalvaardigheidscirkel is de inputkant terwijl de produktiekant de outputkant is ik ga ervan uit dat tekstoutput in spreken en schrijven pas na lang volgehouden inputwerk goed mogelijk is men mag niet uit het oog verliezen dat output kwalitatief en kwanti 6 tatief afhankelijk is van de verstrekte input ook is het goed om eraan te denken dat interferentie met de streektaal in het mto en met de moedertaal in het vto waarschijnlijker is naarmate de inputkansen afnemen misschien moeten we wel minder tijd gaan besteden aan foutenbestrijding bij taalproduktie en meer tijd aan interpretatief contact met teksten in de doeltaal een ander punt dat in dit ver band het overwegen waard is om aan de outputkant wat te bereiken heb je veel meer tijd nodig dan voor werk aan de inputkant voor het vto zou ik dan willen stellen dat we een veel efficienter en goedkoper onderwijs kunnen realiseren door op korte termijn of te zien van doelstellingen op het stuk van spreken en schrijven en dergelijke doelstellingen alleen maar na te streven vanaf een moment dat de studeren den al een behoorlijke interpretatieve taalvaardigheid verworven hebben ik neem aan dat een aso met behoud van dezelfde urenaantallen in zijn talenonderwijs in staat moet zijn om zijn abiturienten een zodanige interpretatieve beheersing van alle westeuropese talen met uitzondering van talen als baskisch en iers mee te geven dat zij niet gespecialiseerde teksten uit de dagbladen en uit radio en tv programma s zonder problemen kunnen verstaan een ieder die met studenten in het ho werkt weet intussen hoe gering hun leesvaardigheid is m b t teksten in andere talen dan de moedertaal ook lijdt het m i geen twijfel dat voor elk van die talen een verblijf van b v een paar maanden in het overeenstemmende taalmilieu voldoende moet zijn om tot vaardigheid in de mondelinge produktie van die taal te komen spreken en schrijven kunnen op een na tuurlijke wijze verwacht worden als actualisering van wat de studerende geinternaliseerd heeft d m v intensief inter pretatief contact met gesproken en geschreven teksten in de aangeleerd taal bij die actualisering kan uiteraard gedifferentieerd worden naar milieus met een gewenste taal varieteit toe ook voor het mto dacht ik dat er een flink wat zwaarder accent op tekstinterpretatie zou mogen vallen dan tot nu toe in het onderwijs te zien is en dat daarvoor gerust meer tijd mag worden uitgetrokken tot een verwaarlozing van spreken en schrijven leidt dat niet het lijkt er eerder op dat die aspecten van de taalvaardigheid het beste aan hun trekken kunnen komen als de studerenden flink wat gelezen en beluisterd hebben in de interpretatieve om gang met teksten doen zich voor spreken en schrijven trou wens de beste kansen voor didactisch verwacht ik het meeste hell van mto en vto activiteiten waarin de aandacht op tekst is gericht die tekst kan dan gesproken film video geluidsband enz of geschreven gedrukt zijn allerlei aanbiedingsvormen tot en met het monitorscherm de teksten moeten nauw aan 7 sluiten bij het reele tekstaanbod in de cultuursfeer van de bestudeerde taal en moeten zo gevarieerd mogelijk gekozen worden zeker in latere fases van het leerproces is er geen bezwaar tegen teksten uit niet standaard taalvarietei ten of uit vroegere ontwikkelingsperiodes van de bestudeerde taal de teksten worden niet verklaard op een traditionele manier ze worden grondig besproken de studerende wordt ertoe aangezet om zijn eigen interpretatie van de tekst de uiten ook om zijn standpunt tegenover de tekst en de daarin behandelde problematiek onder woorden te brengen en met docent en medestuderenden te bespreken er wordt stevig ingegaan op interpretatiemoeilijkheden waarbij vergeleken wordt met andere teksten en talen de docent stuurt in communicatieve zin de studerenden moeten leren om de tekst als tekst te zien als communicatiemiddel met zijn eigen specifieke informatieve persuasieve emotieve coactieve of diverterende functie als het kan spreekt de onderwijsgevende daarbij in de doeltaal daardoor ver hoogt hij immers nog eens het interpretatie aanbod zeker in de eerste fase spreken de studerenden in de taal die zij op dat moment verkiezen hugo de jonghe ten doom 6 1852 beigem 8