Publicatie datum: 1986-03-01
Auteur: Luc Gobijn
Collectie: 16
Volume: 16
Nummer: 2
Pagina’s: 100-111
Documenten
linguistische analyse van teksten in het secundair onderwijs de tekstlinguistiek is een vrij jonge linguistische disci pline die in vlaanderen buiten de academische wereld nog geen grote weerklank gevonden heeft hoewel ze zeker ook voor het secundair onderwijs van groot belang kan zijn het zal wellicht niet zo gemakkelijk zijn de lezer daarvan te overtuigen door een kort artikel maar ik wil het er toch op wagen tot voor ongeveer 25 jaar werd de zin algemeen als uit gangspunt voor linguistisch onderzoek gekozen bij het begin van de jaren zestig kwam daar echter verandering in aan de ene kant werden teksten in plaats van zinnen bestudeerd tekstlinguistiek aan de andere kant werden de communicatiesituatie en de communicatiepartners in het onderzoek betrokken pragmatiek sociolinguistiek in de jaren zeventig leidde de combinatie van deze ver schillende richtingen tot heet ontstaan van nog een nieuwe discipline de tekstwetenschap een wetenschap die uitge sproken interdisciplinair werkt ik wil het hier over tekstlinguistiek hebben er zijn twee belangrijke redenen waarom heel wat taalkundigen bij hun onderzoekingen het domein van de zin overschreden hebben ten eerste bleek dat een hele reeks talige ver schijnselen binnen een zinsgrammatica niet adequaat be schreven konden worden bijv het gebruik van voornaamwoor den lidwoorden zinsverbindende woorden o a voegwoorden en voegwoordelijke bijwoorden tempora deiktika ellip sen anaforen en kataforen ten tweede komt taal in de praktijk nooit in zinsvorm maar in tekstvorm voor n 1 wie de taal in haar natuurlijke omgeving bestuderen wil moet dus wel op teksten teruggrijpen een van de problemen van de linguistiek op het einde van de jaren vijftig transformationeel generatieve grammatica was dat de maatschappelijke relevantie ervan ver te zoeken was de linguistiek begon meer en meer een overgeformali seerde esoterische wetenschap te worden die elke band met de maatschappij dreigde te verliezen het is uit een soort onvrede met deze situatie dat daarna verschillende nieuwe richtingen binnen de taalkunde ontstaan zijn waar bij precies de sociaal communicatieve rol van de taal in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan in dit artikel wil ik twee korte teksten analyseren vanuit tekstlinguistisch perspectief daarbij richt ik mijn aan dacht in de eerste plaats op die fenomenen waardoor een tekst zich onderscheidt van een willekeurige of toevallige opeenvolging van zinnen m a w op die factoren die tekst constitutief zijn doordat ik twee zeer verschillende 100 vonk 1986 16de jg nr 2 teksten behandel een verhalende en een beschrijvende is het bovendien tot op zekere hoogte mogelijk na te gaan of bepaalde verschijnselen gelden voor teksten in het algemeen of alleen maar voor sommige teksten of tekstsoor ten een vrij algemeen aanvaarde tekstdefinitie luidt een tekst is een coherente opeenvolging van zinnen die in een bepaalde communicatieve situatie functioneren als een afgerond geheel essentieel hierbij zijn vooral de volgende twee factoren een tekst moet coherent of samen hangend zijn en een tekst moet af zijn een afgerond geheel dat wil ik dan ook voor beide teksten nader bekij ken ik stel eerst de vraag naar de tekstcoherentie en ga daarna ook even op de tekstcompletie in n 2 tekst 1 het mariabeeld van meetkerke 1 fens is het gebeurd dat vissers in de noordzee een mariabeeld in hun netten ophaal den groot was de verbazing van de godvruchtige mannen vol ootmoed aanschouwden ze het beeld en ze wisten niet beter te doen dan het op te nemen en naar een kapelleke te 5 dragen maar zie nauwelijks hadden de vrome vissers het daar aan de hoede van de priester overgedragen of weg was het mariabeeld zonder dat iemand gewaar was geworden hoe het gebeurde was het weergekeerd naar de plaats in de duinen waar het aan land was gebracht 10 opnieuw trachtten de vrome vissers het een passend onderdak te bezorgen ze namen het op en brachten het naar een kerk in de buurt maar weer gebeurde het wonder weer ging het beeld uit zichzelf terug naar het duin nog gaven de vissers het niet op nog eenmaal brachten ze het naar een kerk maar nogmaals keerde het weerom 15 toen begrepen zij dat hier wat anders gebeuren moest dat het beeld naar een be paalde kerk wilde en om uit te vinden welke kerk dat was besloten ze hun vondst op een jonge ezel te laden op een ezel die nog nooit enige last gedragen had is de ezel niet het dier dat maria droeg en zie zodra het beest zich beladen voelde met het heilige beeld ging het op weg 20 in de richting van meetkerke en toen het daar eenmaal was liep het recht toe recht aan naar de kerk en bleef voor de grote boogdeur daarvan staan en toen begrepen de eenvoudige mensen dat het hier wonen wilde dit wonder is gebeurd te meetkerke bij brugge uit s franke legenden langs de noordzee zutphen 1934 p 17 spelling door mij gemoderniseerd tekst 2 korte beschrijving van de westhoekduinen met een kaartje 1 het heeft weinig zin een typewandeling te beschrijven in een gebied waar vijf be wegwijzerde wandelpaden aangelegd zijn in plaats daarvan volgt hier enige docu mentatie over dit geografisch en biologisch unieke landschap het duingebied van de westhoek bestaat uit vijf zones die telkens evenwijdig met 5 het strand lopen van noord naar zdid vinden we de buitenduinen de noordelijke duinpan het centrale wandelduin de zuidelijke duinpan en de oudere binnenduinen ze vormen een afwisseling van kale onbegroeide zandvlakten met lager liggende ondoordringbare kruipwilg en duindoornstruiken die een eldorado zijn voor vele soorten zangvogels o m nachtegalen sprinkhaanrietzangers fitissen en kneuen 101 10 het centrra2 wandelduin met een totale oppervlakte van ongeveer 120 ha blijft in alle jaargetijden een bijzonder indrukwekkend terrein dat jaar op jaar meter voor meter de zuidelijke pannengordel met een dikke zandlaag komt overdekken om verdere verstuiving naar de stadskern van de panne te voorkomen werden trouwens aan de noordoostkant van het reservaat balsempopulieren aangeplant 1 op het kruispunt van het helmpad en het konijnenpad ligt de bekende romeinse vlakte een langwerpig plateau zonder plantengroei hier werden destijds oud heidkundige vondsten gedaan vermoedelijk sporen van een gallo romeins kamp de flora van de westhoek is merkwaardig en zeer gevarieerd de oranje bessen van de duindoorn zijn een vogellekkernij waar in de herfst hele zwermen kramsvogels 20 koperwieken en spreeuwen op afkomen behalve wilde konijntjes komen in het re servaat ook hermelijnen buizings en wezels voor de westhoek is een van de zeldzame terreinen waar men een natuurlijk land schap in wording aantreft en waar de bezoeker nog de rust van een verre onge stoorde horizon vindt 25 in die zin doet de onlangs opgetrokken hoogbouw in de aangrenzende westhoek verkaveling evenwel afbreuk aan dit fraaie natuurpanorama uit m zwaenepoel wandelgids voor west vlaanderen 1 het noorden 30 tochten op zoek naar groen tielt 1976 p 19 referentie en coreferentie van fundamenteel belang bij de studie van de tekstcoheren tie zijn de referentie en de coreferentie referentie betekent de relatie tussen een taaluiting en een buitenta lige component als er sprake is van vissers een maria beeld of een ezel dan verbinden wij daarmee telkens be paalde elementen of concepten uit ons werkelijkheidsmodel dat is het wat met referentie bedoeld wordt het blijkt dat vooral de substantieven instaan voor deze verbinding tussen tekst en buitentalige wereld ducrot todorov 1972 322 verklaren dat als volgt un substantif est necessair pour accomplir l acte de reference car ce sont les substantifs qui coupent le continuum sensible en un monde d objets met coreferentie wordt bedoeld dat verschillende tekstcom ponenten naar een zelfde buitentekstueel object verwijzen dat gebeurt als volgt een bepaalde uitdrukking harweg 1968 spreekt van een substituendum wordt verder in de tekst door een of meer andere uitingen substituentia weer opgenomen de meest gebruikelijke substitutievormen zijn de vervanging van een onbepaalde substantiegroep door een bepaalde een mariabeeld het mariabeeld en de pronominalisering een mariabeeld het nog een andere mogelijkheid is de lexicale variatie een ezel het beest nemen we als voorbeeld de vissers uit onze tekst in de eerste zin worden ze ingevoerd als een onbepaalde substan tiefgroep vissers in de volgende zin krijgen we al meteen lexicale variatie de godvruchtige mannen met bepaald lidwoord in de derde zin volgen twee pronominali seringen ze daarna een renominalisering de vrome vissers met bepaald lidwoord en adjectief daarna gaat het als volgt verder 6de zin de vrome vissers 7 ze 10 de vissers 11 ze 12 zij 14 ze 18 de eenvou 102 dige mensen het is opvallend hoe alleen door de verwijzing naar een enkele buitentalige referent de vissers al een groot aantal zinnen van onze tekst met elkaar verbon den zijn en hoe we dus al kunnen spreken van een zekere mate van syntactisch semantische samenhang als ik nu op dezelfde manier de verschillende verwijzingen naar de andere referenten zou onderzoeken dan zou het net natuurlijk nog dichter worden de coherentie dus sterker ik doe dit niet maar wil wel nog op het volgende wijzen alleen bij de eerste vermelding in de tekst kan een refe rent onbepaald zijn vissers een mariabeeld een kapel leke een ezel elke heropneming gebeurt door een bepaal de uitdrukking bepaald lidwoord substantief voornaam woord dat is zo omdat wij als lezer intussen al weten over welke personen dieren zaken enz gesproken wordt het ligt voor de hand dat de coherentie in de tweede tekst o a op dezelfde manier onderzocht kan worden vgl een gebied dit geografisch en biologisch unieke landschap het duingebied ik wil het hier echter vooral hebben over een andere vorm van semantische tekstsamenhang die met het principe van de coreferentie maar uiterst onvolle dig beschreven kan worden daarvoor is het concept van de isotopie veel geschikter vgl greimas 1966 rastier 1972 isotopie betekent het herhaalde optreden van seman tische kenmerken semen in een tekst een contextueel seem is een semantisch element dat bij verschillende woor den lexemen in een tekst voorkomt alle lexemen die hetzelfde contextueel seem bevatten vormen een isotopie vlak in onze tweede tekst is er een groot isotopievlak het bevat alle lexemen die refereren aan het natuurgebied het is echter mogelijk dat ene vlak op te splitsen in een drietal kleinere isotopievlakken dat van de duinen dat van de flora en dat van de fauna het blijkt dat tot elk van de drie isotopievlakken bijna uitsluitend substan tieven behoren dit betekent dat we ons bij onze coheren tie analyse ook hier op het nominale vlak bevinden ik geef voor elk vlak de lexemen 1 duin isotopie duingebied r 4 buitenduinen 5 duinpan 6 wandelduin 6 duinpan 6 binnenduinen 6 zandvlakten 7 kruipwilg en duindoornstruiken 8 wandelduin 10 pannengordel 12 zandlaag 12 verstui ving 13 duindoorn 19 2 flora isotopie kruipwilg en duindoornstruiken 8 balsempopulieren 14 aangeplant 14 flora 18 oranje bessen 18 duindoorn 19 3 fauna isotopie zangvogels 9 nachtegalen 9 sprinkhaanrietzangers 9 fitissen 9 kneuen 9 zwer men 19 kramsvogels 19 koperwieken 20 spreeuwen 20 wilde konijntjes 20 hermelijnen 21 bunzings 21 wezels 21 1 03 dat een bepaald lexeem tot meer dan een isotopievlak be hoort zoals bijv duindoornstruiken r 8 is helemaalniet ongewoon dit komt gewoon doordat het een contextueel seem in ons geval behorende tot de duinen met een aantal lexemen gemeenschappelijk heeft en een ander contextueel seem behorende tot de plantenwereld met een reeks andere lexemen op het eerste gezicht lijkt het opsommen van de substantie ven die tot een bepaald isotopievlak behoren misschien een triviale bezigheid maar ik wil daar toch het volgende over zeggen naarmate teksten langer en complexer worden krijg je meer en ingewikkelder isotopievlakken voor de leerlingen kan het dan een goede oefening in het nauwkeurig lezen van teksten zijn die woorden op te sporen die tot een zelfde semantisch veld behoren teksten worden vaak niet of verkeerd begrepen omdat ze oppervlakkig gelezen en onvoldoende ontsloten worden het concept van de iso topie maakt het mogelijk om aan de leerlingen duidelijk te maken hoe de betekenis van een tekst eigenlijk tot stand komt ik heb hier voor twee eenvoudige teksten geop teerd omdat het er mij alleen om te doen was het principe van de tekstcoherentie te illustreren bij moeilijker teksten kan een tekstlinguistische analyse echter zeker een belangrijke stap zijn op weg naar de interpretatie n 3 tempus dat onze twee teksten coherent zijn blijkt niet alleen uit de studie van het nominale vlak maar ook uit die van het tempusgebruik bovendien zullen we vaststellen hoe beide teksten hier grondig van elkaar verschillen de eerste tekst bevat 36 vervoegde werkwoordvormen 27 maal o v t 4 maal v v t 2 maal v t t eerste en laatste zin 2 maal imperatief maar zie en zie en 1 maal o t t r 17 de tweede tekst bevat 21 vervoegde werkwoordsvor men 18 maal o t t 2 maal o v t en 1 maal v t t in het ene geval is er een zeer duidelijk overwicht van de o v t 27 36 in het andere geval van de o t t 18 21 hoe valt dit te verklaren dat we in de eerste tekst zo dikwijls de o v t krijgen ligt helemaal in de lijn der verwachtingen het is een narratieve tekst en de o v t is de verteltijd bij uit stek het gebruik van de o v t in narratieve teksten heeft een dubbele signaalfunctie ofwel wordt op die manier gesignaleerd dat een waar gebeurd verhaal zich in het verleden heeft afgespeeld ofwel fungeert de o v t als indicator voor fictionaliteit en heeft het tempus mpt de objectieve tijd niets te maken n 4 ook de 104 v v t is een typisch verteltempus en dat in de eerste zin van een verhaal de v t t gebruikt wordt is eveneens heel gewoon het verhaal wordt a h w aangekondigd of ingeleid eens is het gebeurd dat hier krijgen we hetzelfde procede ook op het einde van de tekst er volgt een expliciete uitleiding of overgang van de fictieve naar de reele wereld dit wonder is gebeurd te meetkerke bij brugge bij het einde van een eenvoudig verhaal zoals een legende een sprookje of een sage gebeurt het heel dikwijls dat de grens van de vertelde wereld duidelijk gemarkeerd wordt en dat daarvoor de o t t of de v t t gebruikt wordt n 5 dan zijn er nog de twee imperatiefvormen maar zie r 6 en zie r 19 en de o t t is r 17 deze drie werkwoordsvormen doorbreken het verhaal in alle drie de gevallen wordt de lezer aangesproken de verhaalhouding wordt telkens voor een ogenblikje opgegeven de verteller gebruikt twee keer een signaal waarmee hij a h w het contact met zijn publiek wat versterken wil imperatieven de vragende zin is de ezel niet het dier dat maria droeg maakt evenmin deel uit van het verhaal het is een terzijde waarin een motivering gegeven wordt voor het feit dat het mariabeeld op een ezel gezet werd wat leert ons deze tempusanalyse het feit dat bijna alle persoonsvormen van de tekst hetzelfde tempus hebben o v t zorgt uiteraard eveneens voor een zeer sterke coherentie stellen we ons even een tekst voor waar voortdurend tempusveranderingen in voorkomen het geheel zou zonder twijfel een bijzonder onsamenhangende indruk maken en het is zeer de vraag of we nog wel van een tekst zouden kunnen spreken bovendien is gebleken dat de keuze van het tempus helemaal niet toevallig is maar dat ze door de tekstsoort bepaald wordt tenslotte heb ik ook proberen aan te tonen hoe het gebruik van de overige tem pora in de tekst te verklaren valt de tweede tekst ziet er helemaal anders uit er komen bijna uitsluitend presensvormen voor het is geen verha lende maar een beschrijvende tekst vgl titel en eerste zin beschrijving beschrijven een van de typische ken merken van een beschrijving is precies het gebruik van de o t t dit tempus heeft hier zoals ook in vele andere gevallen met tegenwoordige tijd niets te maken het wordt gebruikt om iets tijdeloos af te beelden de twee o v t vormen r 13v werden aangeplant r 16v werden qedaan daarentegen verwijzen wel degelijk naar het verle den vgl r 16 destijds en het gebruik van de v t t r 2 aangelegd zijn kan op de klassieke manier verklaard worden een handeling uit het verleden die nog doorwerkt in het heden 105 het lijkt mij heel interessant ook even stil te staan bij de aard of de semantiek van de werkwoorden in beide teksten een verhaal heeft een dynamisch karakter en we mogen dan ook heel wat handelingsverba verwachten dit blijkt inderdaad het geval te zijn ophaalden aanschouw den op te nemen te dragen hadden overgedragen was weergekeerd was gebracht trachtten te bezorgen namen op brachten ging terug brachten keerde weerom te laden enz enz bij onze beschrijvende tekst vinden we een ander soort werkwoorden de beschrijving heeft een statisch karakter en er worden vooral orienteringsverba gebruikt koppelwerkwoorden en werkwoorden die de geogra fische ligging uitdrukken bestaat uit r 4 vormen 71 zijn een eldorado 8 blijft een bijzonder indruk wekkend terrein 10v ligt 15 is merkwaardig en zeer gevarieerd 18 zijn een vogellekkernij 19 is een van de zeldzame terreinen 22 typisch is ook het gebruik ter afwisseling van vinden we 5 en de bezoeker vindt 23v met een persoonlijk onderwerp tekstconnectoren tot nu toe hadden wij het over de coherentie op het nomina le en het verbale vlak er is echter nog een derde terrein dat bij de analyse betrokken kan worden dat van de zoge naamde tekstconnectoren n 6 ik bedoel hiermee voegwoor den en een groot aantal adverbiale bepalingen die twee zinnen of tekstsegmenten met elkaar verbinden voor de verschillende soorten connectoren worden dikwijls seman tische indelingen opgemaakt en men spreekt dan van addi tieve enumeratieve comparatieve adversatieve conces sieve causatieve temporele verbindingen enz typisch voor verhalende teksten waarbij het bijna altijd gaat over de chronologische weergave van handelingen of gebeurtenissen zijn natuurlijk de tijdsbepalingen in onze eerste tekst tel ik er liefst elf in drieentwintig zinnen eens 1 nauwelijks 6 opnieuw 10 weer 12 nog 13 nog eenmaal 13 toen 15 zodra 19 toen 20 en toen 22 we kunnen daarbij een onderscheid maken tussen episodenkenmerken en iteratieve kenmerken n 7 episodenkenmerken wijzen op zeitliche einmaligkeit iteratieve kenmerken op die wiederholung von handlungs ablaufen de eerste tijdsbepaling in onze tekst is een conventioneel episodenkenmerk voor het begin van een verhaal eens het heeft als functie een niet nader be paald tijdstip in het verleden aan te geven vanaf wanneer iets gebeurt de verdere tijdsbepalingen signaleren dan het chronologische verloop van de verschillende fasen in de vertelling er zijn zes episodenkenmerken eens 1 nauwelijks 6 toen 15 zodra 19 toen 20 toen 22 en vijf iteratieve kenmerken opnieuw 10 weer 12 106 weer 12 nog 13 en nog eenmaal 13 op die manier wordt het verhaal duidelijk in drie delen opgesplitst het eerste deel is zeitlich einmalig het tweede deel gaat over feiten die zich herhalen en het derde deel is weer einmalig zo is ook de verdeling van de tijdsin dicatoren over de tekst dus helemaal niet willekeurig ze draagt integendeel in sterke mate bij tot de tekstcohe rentie voor het overige bevat onze legende nauwelijks connectoren en ook dat is typisch het is een heel eenvou dig verhaal en het heeft geen behoefte aan het uitdrukken van causatieve of concessieve of enumeratieve verbanden het ene volgt zo vanzelfsprekend uit het andere dat daar verder niet bij stilgestaan wordt bij de beschrijvende tekst is de situatie op het eerste gezicht misschien iets minder duidelijk bij nader toezien blijkt echter dat ook hier een soort connectoren duidelijk domineert en ook dat kan ons nauwelijks verwonderen we krijgen een ruimtelijke beschrijving een topografische orientering en het ligt voor de hand dat daarvoor vooral plaatsbepalingen in aanmerking komen vier opeenvolgende alinea s beginnen trouwens met een plaatsaanduiding maar drie van de vier kunnen niet echt als connectoren worden opgevat het zijn naar de functie subjecten die gecombi neerd worden met een orienteringswerkwoord het duingebied van de westhoek bestaat uit het centrale wandelduin bli ft de westhoek is tussendoor krijgen we een bijwoordelijke bepaling van plaats op het kruis punt van het helmpad en het konijnenpad ligt we kunnen spreken van een zich vernauwende focus narrowing focus duingebied centrale wandelduin kruispunt van in de laatste alinea wordt het blikveld dan weer verruimd widening focus de westhoek binnen de alinea s zijn er nog vier andere bijwoordelijke bepalingen van plaats die voor de teksttypische opbouw uiteraard ook van belang zijn van noord naar zuid 5 aan de noordkant van het reservaat 14 hier 16 en in de aan grenzende westhoekverkaveling 25v uit deze analyses blijkt 1 dat de talige middelen die in een tekst voor coherentie helpen zorgen bijzonder tal rijk zijn en dat zinnen dus op heel veel manieren met elkaar verbonden zijn en 2 dat de tekstcoherentie tot op zekere hoogte tekstsoortenspecifiek is zo bestaan er belangrijke verschillen in tempusgebruik in de aard van de werkwoorden en van de connectoren in de door mij gekozen teksten had ik als materiaal bijv een wetenschap pelijke uiteenzetting een instructieve tekst bijv een gebruiksaanwijzing of een argumentatieve tekst bijv kiespropaganda gekozen dan zou ik tot dezelfde conclusie zijn gekomen 107 afgeslotenheid tot slot wil ik nog kort bekijken hoe we kunnen uitmaken of een samenhangende reeks zinnen ook af is voor een groot deel wordt dit door de communicatieve situatie be paald het is van belang of de communicatiepartners een reeks zinnen als een afgesloten bericht verhaal instruc tie enz ervaren daarbij speelt uiteraard ook de inhoud van de tekst een belangrijke rol zo is het evident dat het verhaal over het mariabeeld van meetkerke niet af is voor dat beeld zijn definitieve bestemming gevonden heeft voor het begin en het einde van een tekst zijn meestal ook duidelijk talige indicatoren aanwezig er zijn een aantal geconventionaliseerde mogelijkheden om een tekst te beginnen of af te sluiten n 8 een typisch begin van een narratieve tekst is een zin in het imperfectum met een tijdsbepaling een werkwoord van verandering en een plaatsbepaling dat krijgen we allemaal in de eerste zin van onze tekst eens is het gebeurd dat vissers in de noordzee een mariabeeld in hun netten ophaalden verder krijgen we twee onbepaalde substantieven substan tiefgroepen vissers en een mariabeeld ook dat wijst op het begin van een tekst het einde van een tekst wordt meestal vooral semantisch en of pragmatisch gemarkeerd en er zijn minder syntactische indicaties het is natuur lijk mogelijk dat woorden als tenslotte uiteindelijk of wendingen als om af te sluiten samenvattend kunnen we zeggen dat hieruit kunnen we concluderen dat enz voorkomen maar dat hoeft niet het geval te zijn het einde van een tekst wordt in eerste instantie gemarkeerd door een vrij lange pauze bij gesproken teksten of door een witte ruimte bij geschreven teksten eigenlijk is het normaal dat er op het einde van een tekst iets minder duidelijke signalen ter afsluiting voorkomen om de eenvou dige reden dat het nooit helemaal uitgesloten is dat er toch nog een vervolg komt dit blijkt ook uit de twee door mij beschreven teksten de narratieve tekst kon gerust eindigen let de voorlaatste zin want daarmee is het eigen lijke verhaal afgelopen toch volgt er nog een soort reca pitulerende zin in de v t t voor de descriptieve tekst geldt net hetzelfde ook hier zou de voorlaatste zin voor een mooie afsluiting zorgen het is a h w een resume voor al wat voorafgaat of een conclusie toch volgt er nog een klein addendum waarin even wat kritiek uitgespro ken wordt over het begin de descriptieve tekst heb ik het nog niet gehad teksttypologisch valt dit moeilijker te beschrijven omdat het strikt genomen geen tekstbegin is ik heb de 108 derde paragraaf gekozen van een stuk over de westhoekdui nen aan de korte beschrijving gaan de volgende delen vooraf 1 toegangswegen en 2 algemene inlichtingen het echte tekstbegin luidt de zogeheten westhoekduinen liggen te de panne tegen de belgisch franse grens aan dit is wel degelijk bijzonder typisch voor een descriptieve tekst we krijgen een eenvoudige s vf a structuur met een orienteringswerkwoord liggen in de o t t en een bijwoordelijke bepaling van plaats tot slot daarmee sluit ik deze analyse af ze is verre van volledig vooral omdat ik het bijna uitsluitend over de teksten zelf gehad heb en nauwelijks over het communicatieproces van de trias zender tekst ontvanger heb ik dus maar een element besproken over de intenties die een zender met een tekst heeft kan hebben over de functie s van teksten en over de manier en waarop zenders met teksten kunnen omgaan is niet gesproken dat hoop ik bij een andere gelegenheid te doen het vernieuwende van de hier voorgestelde analyse zit uiteraard vooral in het feit dat teksten vanuit de taal kunde beschreven werden traditioneel was het zo dat men zich bij het taalkunde onderricht op school beperkte tot het niveau van de zin en dat teksten alleen aan een inhou delijke al dan niet literaire analyse onderworpen werden in de tekstlinguistiek komen in de eerste plaats de volgen de vragen aan de orde hoe ontstaat een tekst hoe ont staat tekstsamenhang syntactisch en hoe komt in een tekst betekenis tot stand semantisch bovendien vraagt men zich af in welke mate bepaalde wetmatigheden en regel matigheden gelden voor teksten in het algemeen en in welke mate ze alleen maar gelden voor bepaalde types van tek sten ook in dit artikel heb ik mij door die vragen laten leiden mogen mijn uiteraard fragmentaire antwoorden toch een paar mensen ertoe aanzetten om samen met de leer lingen teksten ook eens op die manier te bekijken het belooft een spannende ontdekkingsreis te worden luc gobijn molenstraat 174 8320 brugge 4 109 noten n 1 in de tekstlinguistiek wordt de term tekst niet alleen voor geschreven maar ook voor gesproken taaluitingen gebruikt n 2 vgl werlich 1983 23 26 coherence en completion n 3 vgl bijv gobyn de vos 1986 n 4 zie bijv hamburger 1968 n 5 enkele voorbeelden uit e de jong h sleutelaar alle sprookjes van de lage landen weesp 1985 sindsdien heeft er geen spook meer gedanst in het kasteel p 134 hans trouwde met de prinses en er werd feest gevierd dat dagen en nachten duurde hij werd later koning en hij was zo geliefd dat de mensen van dat land tot op de dag van vandaag nog altijd verhalen over koning slimme hans en zijn prinses p 150 als adolf niet gestorven is dan leeft hij nog en van zijn dood heb ik niet gehoord p 206 hij ging ermee naar de markt en kocht er een koe voor maar wat hij met die koe heeft beleefd vertel ik later nog wel eens p 209 ze gingen toen ergens anders opnieuw feesten en de beest uithangen en als zij dat nog doen zullen we er zeker van horen p 245 en zo zijn de hagedissen op de wereld gekomen uitepetuit t verhaaltje is uit p 293 zo komt het dat je vandaag de dag nog zulke kasten van boerde rijen ziet staan wie het niet gelooft gaat zelf maar kijken p 322 n 6 vgl halliday hasan 1976 226 273 en lundquist 1980 47 53 n 7 de termen stammen van gulich raible 1974 90 92 n 8 zie werlich 1983 24 26 150 157 en 247 250 bibliografie a literatuur i v m tekstanalyse ducrot 0 t todorov dictionnaire encyclopedique des sciences langage paris 1972 gobyn l tekstsemantische analyse van een sprookje in a nt p apers i n l inguistics nr 23 1981 49 63 1981a gobyn l j de vos franz kafka die prufung t utlinguistik unde formbetrachtung in lamberechts l j de vo hrsg jenseits der gleichnisse kakfka and sein werk akten des internationalen kafka kolloquiums gent 1983 bern 1986 greimas a j semantique structurale recherche de methode paris 1966 gulich e w raible uberlegungen zu einer makrostrukturellen textanalyse j thurber the lover and his lass in gulich e k heger w raible linguistische textanalyse uberlegungen zur gliederung von texten hamburg 1974 73 126 110 halliday m a k r hasan cohesion in englisch london 1976 hamburger k die logik der dichtung stuttgart 19682 harweg r rronomina and textkonstitution munchen 1968 lundquist l la coherence textuelle syntaxe semantique pragma tique kobenhavn 1980 rastier f systematique des isotopies in greimas a j ed essais de semiotique poetique paris 1972 80 106 werlich e a text grammar of englisch heidelberg 19832 b tekstlinguistiek en didactiek ader d didaktische aspekte linguistischer textanalyse in mitteilungen des deutschen germanistenverbandes december 1979 4 14 beisbart 0 e a textlinguistik and ihre didaktik donauworth 1976 eroms h w textverstehen and textanalyse in mitteilungen des deutschen germanistenverbandes december 1979 1 3 gniffke hubrig c textsorten erarbeitung einer typologie von gebrauchstexten in der ii klasse des gymnasiums in der deutschunterricht 24 1972 afl 1 39 52 gobyn l wer kennt wen b brecht een linguistische tekst analyse in spieghel histiriael van de bond van gentse germa nisten 23 1981 afl 1 4 8 16 1981b gurtler i textlinguistik in der schule in wirkendes wort 1979 afl 3 195 210 mann r textsorten and ihre konstituenten versuch einer be schreibung in die neueren sprachen 73 1974 109 113 short story 74 1975 56 60 krantenartikel 75 1976 485 489 reclametekst 75 1976 571 576 gebruiksaanwijzing mann r textsorten aspekte der textkonstitution in die neueren sprachen 75 1976 577 591 scherp er m textkonstitution and rezeption zum aufbau eines textmodells fur den deutschunterricht in der deutschunter richt 25 1973 afl 6 60 86 textanalyse linguistisch praxis deutsch 23 mei 1977 textdidaktik and verstehenstheorie der deutschunterricht 29 1977 afl 6 111