Literatuuronderwijs (een soms zeer onvriendelijk verhaal om u te dienen)

Publicatie datum: 1973-01-01
Auteur: Paul Kuyer
Collectie: 04
Volume: 04
Nummer: 2
Pagina’s: 13-19

Documenten

lezen en laten leze n florentine van de geer literatuuronderwijs als iets longitudinaals zien impliceert een bepaalde visie op litera tuuronderwijs literatuuronderwijs is dan wat anders dan onderwijs in de letterkunde van de middeleeuwen tot heden en krijgt als object fictionele teksten wat is zijn de doelstelling en van literatuuronderwijs als onderwijs in het lezen van fictionele teksten over welke teksten hebben we het wat inhoud en vorm betreft hoe verwerk je ze een hoe kom je aan de boeken dit zijn de problemen waarmee we ons bezig hebben gehouden de stroom spli tste zich op in substromen elke substroom besprak een of meer van bovengenoemde problemen wat aan de hand van het ene schooltype besproken werd bleek bijna altijd vertaalbaar naar andere schooltypen onderstaande stukken geschreven door de discussieleiders van de diverse substromen zijn de neerslag van de discussie tijdens het congres we probeerden dat op te nemen wat ons ook voor anderen van belang leek 1 literatuuronderwijs door paul kuyer een onderzoek naar de doelstelling en van het literatuuronderwijs en de consequenties daarvan voor de onderwijspraktijk 2 het taboe van en in het kinderboek door pim van oostrum met wat voor wereld confronteren we kinderen in het kinderboek en waarom l ezen we zelf eigenlijk geen kinderboeken 3 de samenhang tussen tekst en beeld door hans vergeer er staan vaak plaatjes in een boek wat doen die daar 4 de relatie tussen de school en de bibliotheek door hans vergeer de bib li otheek is een plaats waar je boeken kunt vinden op school worden boeken behandeld hoe is de verhouding tussen bibliotheek en school en hoe zou ze moeten zijn l i teratuuronder w ijs e en soms zeer onvriendelijk v e rhaal om u t e di en en paul kuyer de doelstellin g wanneer je over doelstellingen van literatuuronderwijs gaat praten begeef je je onmi d dellijk op het gladde ijs van vooroordelen conventies en geloofsovertuigingen w esthoff heeft hier al op gewezen de reden is dat er haast altijd gezocht wordt naar een doel buiten de literatuur de leerling in contact brengen met belangrijke levens elementen het leren interpreteren van menselijk gedrag de leerlingen tot rijker 13 mensen maken wie een dergelijke doelstelling nastreeft kan zich niet meer aan de verdenking onttrekken de doelstelling aan de stof te ontlenen in onderwijskundig opzicht een ontoelaatbare gang van zaken wanneer genoemde doelen werkelijk de moeite van het realiseren waard zijn dan dient er naar het meest effectieve middel gezocht te worden om het te bereiken blijkt dit middel niet literatuuronderwijs te zijn dan moet literatuuronderwijs als verplicht onderdeel verdwijnen van het rooster behalve de genoemde aan de stof ontleende doelstellingen zijn er ook doelstellingen geformuleerd die inderdaad de literatuur centraal stellen of in elk geval de schijn weten te wekken dat ze het doen tot deze categorie behoort de doelstelling die in het leerplan voor de rijksscholen is opgenomen de leerling kennis laten maken met het concrete literaire werk een kennismaking die erop gericht dient te zijn dat leerlingen zich later willen en kunnen verdiepen in literatuur we laten even alle reeds geformuleerde kritiek op deze doelstelling buiten beschouwing en zullen trachten door analyse wat meer inzicht te krijgen in wat er van een leraar wordt verwacht daartoe zullen we aan de volgende elementen aandacht moeten beste den 1 de leerling en 2 literatuur het concrete literaire werk 3 zich willen verdiepen later 4 zich kunnen verdiepen later de leerling en wie goed toekijkt zal zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat het literatuur onderwijs in een soort crisis situatie verkeert sedert de invoering van de mammoetwet is er wat aan de leerstof veranderd de tijdschriften staan vol met artikelen over allerlei didactieken het jongste antwoord op het probleem wordt ontleend aan de algemene literatuurwetenschap de didactische handleiding schenkt aandacht aan de klacht over a culturele jeugd met negatieve selectieprincipes de oorzaak van de crisis is moeilijk te achterhalen er is bij mijn weten ook nog nooit enig onderzoek naar verricht het volgende is dan ook niet meer dan een spelen met ge d achte n in het artikel van kuyer dijkstra en pieters wordt gewezen op het feit dat de klas een heterogeen gezelschap is en dat de didactiek uit moet gaan van het individu de doelstelling daarentegen gaat uit van de leerling in het algemeen zoals uit de formule ring blijkt de houding van al de individuele leerlingen t o v het boek werd al bepaald toen zij nog geen stap in de school hadden gezet die houding wordt tijdens hun schoolcarriere dagelijks door elementen van buiten het onderwijs beinvloed het zal duidelijk zijn dat die beinvloeding niet altijd positief hoeft te zijn d w z in dezelfde ri chting gaat als de beinvloeding door de docent alleen hierom al is het misleidend van de leerlingen te spreken daarnaast hoe nauw het verband met het voorgaande is laten we in het midden gaan steeds meer kinderen uit sociale groepen die daar vroeger nooit aan toe kwamen aan het middelbaar onderwijs deelnemen dit vergroot de heterogeniteit van de klas deze nieuwe groep leerlingen eist een andere benadering een andere bezinning op onderwijsdoelen en stof het tegendeel gebeurt echter er 14 wordt geklaagd over a culturele jeugd er wordt wat uit het leerplan geschrapt er wordt naar nieuwe didactieken gezocht kortom er is onredelijk verzet i p v redelijke bezinning van gelder misschien echter ligt het probleem veel dieper misschien hebben we wel te maken met andersoortige leerlingen tegen het boekje metabletica van van de berg mogen dan methodologi sc he bezwaren aan te voeren zijn het uit gangspunt infantilise ri ngsproces is interessant genoeg om in het denken te worden betrokken samenvattend kunnen we zeggen dat de bezinning tot nog toe vrijwel uitsluitend op de stof ge ri cht was en niet op de individuele leerling steeds wordt erop gewezen dat het onderwijs moet aansluiten op de belangstellingssfeer van de leerlingen maar die sfeer bestaat niet daarbij wie kan er vanuit zijn eigen belezenheid die ten nauwste samen h an gt met zijn eigen interesses ontwikkeling en e rv aringen aansluiten op iets wat hij nauwelijks kent literatuur het concrete literaire werk praten over wat is literatuur is even hachelijk als praten over doelste ll ingen zonder me uit gebrek aan kennis ove ri gens in enige wetenschappelijke of anderssoortige discussie op dit punt te willen begeven geloof ik dat het best mogelijk is voor het onderwijs een soort werkhypothese vast te stellen wie alle teksten die er zijn ruwweg op soort gaat leggen zou op grond van de redenen die een lezer heeft om naar een bepaalde tekst te grijpen tot een verdeling in drie stapeltjes kunnen komen 1 handleiding voor het monteren van een stopcontact j a van hoek en a w holtaans het beste uit de oosterse keuken en a lle soo rt gelijke teksten 2 artikelen in kranten en tijdschriften l g j verbe rn e de nederlandse arbeidersbeweging in de negentiende eeuw d w foktrema standplaats peking verslag van de culturele revolutie en alle soortgelijke teksten 3 b ri gitte galon eenzame tranen weekend roman f 0 95 a huxley heerlijke nieuwe wereld l p boon de kleine eva uit de kromme bijlstraat en all e soo rt gelijke teksten soms zal het wat moe il ijk zijn het juiste stapeltje te kiezen maar over het algemeen lukt zo n verde li ng be s t het literatuuronderwijs nu tracht een leerling te interesseren voor een aantal teksten van stapel 3 welke teksten dat zijn wordt op dit moment vo ll edig door elke indivi duele docent bepaald zeker waar het de moderne auteurs betreft ik vraag me af welke docent er werkelijk tijd voor en behoefte aan heeft a ll e ontwikkelingen op li terair gebied behoorlijk te volgen voor de oudere auteurs geldt dat van degenen die voor 1940 de pen hebben gevoerd ruw geschat 400 meer dan een naam voor mij zijn en van die 400 zijn 350 voor mij de moeite van het bespreken nauwelijks waard als er 4000 mensen zijn die zich met het onderwij s in de moedertaal bezig houden dan bestaan er 4000 stukjes functionerende literatuur h u jessu ru n d o liveira als het gedicht of welke andere literaire tekst dan ook pk niet getoetst wordt aan rede e n 15 begrip van de lezer als het dus niet gelezen wordt dan bestaat het eigenlijk niet eens tellen we bij al die leraren nog een veelvoud aan leerlingen op dan wordt het aantal functionerende stukjes literatuur nog veel groter in het onderwijs nu wordt er een kwaliteitsverschil voorondersteld tussen die 4000 stukjes en het veelvoud daarvan van die 4000 stukjes wordt aangenomen dat het prettig is als de leerlingen er zich later in willen en kunnen verdiepen van de andere wordt gezegd dat zij functioneren voor a culturele jeugd met negatieve selectie principes waarom hoogstens kan worden gesproken over een andere soort cultuur en andere selectie principes selectie principes die worden bepaald door interesse leeftijd levenservaring behoeften milieu enz samenvattend kunnen we zeggen dat de literatuur niet bestaat en dat er hoogstens gesproken kan worden van x functionerende stukjes literatuur waarom voor de een een bepaald stukje wel functioneert en voor de ander niet is afhankelijk van een groot aantal factoren die factoren hangen zo nauw samen met de situatie en de ontwikke ling van het individu dat het hoger stellen van de een ten koste van de ander nauwe lijks gerechtvaardigd is wel kan worden gesteld dat elk individu als hij weet wat er te koop is steeds op grond van zijn situatie en ontwikkeling een andere keus zal maken de taak van het onderwijs lijkt dan ook in eerste instantie niet te zijn het stellen van normen maar het wijzen van wat er allemaal beleefd kan worden in de literatuur binnen alle teksten die op stapeltje 3 terecht zijn gekomen hoe beter de leerling geinformeerd is hoe beter hij in staat is gemotiveerd te kiezen we gaan er daarbij stilzwijgend van uit dat het een acceptabel doel is de leerlingen zover te krijgen dat zij zich willen verdiepen in de teksten van stapeltje 3 om dat doel te bereiken dienen alle factoren die het grijpen naar zulk soort teksten zouden kunnen bemoeilijken te wor den geelimineerd zich willen verdiepe n voor een ieder die zich met het onderwijs in de moedertaal bezig houdt zal dit element in de doelstelling het sympatiekst zijn in een aantal doelstellingen wordt het dan ook centraal gesteld b v bonset kuyer dijkstra en pieters er wordt van de leraar verwacht dat hij de aan hem toevertrouwde leerlingen tot lezers maakt d w z tot mensen die lezen fijn vinden en het graag doen een aparte vraag is nog in hoeverre het fijn vinden van lezen cultuur gebonden is en zeker het lezen van teksten met een bepaalde status laten we er maar van uitgaan dat het aankweken van een dergelijke houding doel in zichzelf kan zijn helaas is het plezier dat iemand bij een bepaalde bezigheid onde rvindt niet meetbaar en literatuuronderwijs veronderstelt dat de leerli ngen iets bijgebracht wordt dat meet baar is vandaar dat er een tweede element in het leerplan geslopen is dat die meet baarheid moet garanderen het zich kunnen verdiepen in literatuur zich kunnen verdiepen in literatuu r niemand heeft er enig idee van wat zich kunnen verdiepen in literatuur eigenlijk inhoudt daarom begint iedereen hier vanuit zijn eigen geloof opleiding interesse en onmacht te vertalen 16 kunnen kan o m betekenen a het werk in verb an d kunnen brengen met de tijd van ontstaan b het werk in verband kunnen brengen met de schrijver enz c het werk in verband kunnen brengen met soortgelijke werken uit de europese literatuur waarbij weer nevendoelen een rol gaan spelen d de bedoelingen van de schrijver kunnen opsommen id e het gelezen werk kunnen analyseren ik neem aan dat deze lijst nog voor uitbreiding vatbaar is uit e e a blijkt duidelijk dat het literaire werk binnen al deze opvattingen misschien met uitzondering van d en e als de methode goed wordt toegepast eigenlijk op de tweede plaats komt primair is dat de leerling een zekere historische kennis bezit of een bepaald begrippenapparaat kan hanteren hierbij komt de vraag op welke wijze de leerling het gelezen werk wil en kan benaderen nauwelijks im frage de docent beslist op grond van eigen toevallige voorkeur samenvatting de doelste ll ing bevat twee elementen die strijdig zouden kunnen zijn enerzijds moet de leerling een bepaalde attitude worden bijgebracht anderzijds moet hij een bepaalde kennis bezitten historisch of een bepaalde vaardigheid het hanteren van een begri ppenapparaat omdat de leerling voor zijn eindexamen een meetbare prestatie moet leveren wordt vaak in het onderwijs uiterst eenzijdig en subjectief alle aandacht op het tweede element gericht of daarbij het eerste niet op ontoelaatbare wijze in de verdrukking komt of zelfs helemaal niet gerea liseerd wordt is kennelijk een vraag van ondergeschikt belang bereiken we het doel al eerder werd het vermoeden uitgesproken dat we het doel de leerling tot lezer maken wat heb je aan iemand die zich wel op een heel speciale wijze in literatuur kan verdiepen maar dat niet w il niet bereiken verhaak om ons te beperken tot iemand die zijn vermoedens kon baseren op uitge breid onderzoek sprak in 1964 zijn ernstige twijfel uit over de positieve waarde van het literatuuronderwijs gerard van westerlno en johan phaff kwamen tot de conclusie dat ook de leerling van 1972 door het literatuuronderwijs niet bovenmatig geinspireerd raakt nu wordt in de doelstel li ng ook gesproken over later wat de leerlingen er nu van vinden kan me gevoegelijk een zorg zijn een door van westerlno en phaff geciteerde leraar bes chouwt zijn lessen vooral als een investering voor later als zijn leerlingen dan op eigen gelegenheid de schrijvers opzoeken dan hebben ze in ieder geval een histo ri sch kader om hun bevindingen in te plaatsen varianten een analytisch kader enz een klein onderzoekje dat ik in 1969 in stelde onder men sen d i e het middelbaar ond e r wijs met vrucht doorlopen hadden wees uit dat velen het literatuuronderwijs zeer negatief hadden e rvaren van de dertig ondervraagden waren 16 uiterst somber n b 7 veel lezers en 9 nietlezers redenen teksten sloten niet aan op de interessesfeer de behandelde thema s lagen buiten de eigen e rvaringswereld veel saai mate ri aal moest worden gelezen voor de lijst corrigerend optreden van de leraar als de bedoelinge n 17 niet goed begrepen waren deze mensen associeerden literatuur met verveling en eigen onvermogen om in een tekst door te dringen acht van de resterende 14 ondervraagden meenden dat zij ondanks het onderwijs lezers gebleven waren ook zij kwamen met bezwaren in de trant van de eerst genoem de groep de resterende 6 waren door het onderwijs positief beinvloed zonder dit onderzoek meer gewicht te w il len geven dan een bescheiden poging van een amateur toekomt geloof ik toch dat we uiterst voorzichtig moeten zijn met het trekken van wissels op de toekomst misschien zal ooit een uitgebreid onderzoek kunnen aantonen in hoeverre we ons doel bereiken samenvatting we zitten opgescheept met een vreemde doelstelling die ons dwingt twee misschien strijdige doelen te realiseren dit dwingt tot handelingen iets onmeet baars moet immers meetbaar gemaakt worden die het belangrijkste deel van het doel de leerlingen tot lezer maken wel eens sterk in gevaar zouden kunnen brengen wat dan wel als consequentie van het bovenstaande hier een paar aanbevelingen het meest accep tabele doel is de leerlingen leesplezier laten e rvaren hen tot lezer maken alle andere doelen die kunnen worden nagestreefd zijn in sterke mate afhankelijk van het eerste daarom dienen omstandigheden die het lezen tot iets minder aangenaams maken te worden vermeden dit kan het best door het literatuuronderwijs uit de sfeer van examens en te leveren prestaties te halen en wat de methode betreft zo veel mogelijk uit te gaan van het niveau van de leerling dit kan door a de leerlingen te laten werken in niveau groepen b docent en leerlingen te beschouwen als gelijkwaardige partners die recht hebben op een eigen inbreng van teksten ervaring en methode de docent kan in een bepaald stadium de leerlingen in contact brengen met de 5 bovengenoemde benaderingswijzen historische analytische enz en ze zelf al of niet laten kiezen c aan ingebrachte teksten geen kwalitatieve eisen te ste ll en d het ontwikkelingsproces bij de leerlingen nauwkeu ri g te obse rv eren en als de tijd daar is ze te confronteren met teksten die ze motiveren tot verder lezen het is op velerlei manieren mogelijk de leerlingen zelf teksten te laten inbrengen daarnaast i s het zaak door allerlei ve rwerkingsmethoden het inlevingsvermogen en het plezier in lezen te vergroten wat dit laatste betreft zou het voortgezet onderwijs best eens bij het basisonderwijs in de leer kunnen gaan wat betreft de literatuur heeft het onderwijs in de eerste plaats een informerende en begeleidende taak de leerling moet weten wat er allemaal is en vanuit zijn eigen situatie behoefte ontwikkeling kunnen en willen kiezen alles wat die wil om te kiezen zou kunnen doen verminderen moet worden vermeden literatuur j h van den berg metabletica of leer der veranderingen nijkerk vele d ru kken j l de boer pino het rijksle erplan nederlands in vernieuwing van opvoeding en onderwijs nummer 273 18 h bonset didactische aanpak van het analyseren van literaire proza teksten in havo vwo in levende talen nummer 284 a j s van dam de ons gepresenteerde leerplannen in vernieuwing van opvoeding en onderwijs nummer 265 1 didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal groningen z j 3 van gelder tessel pollmann lastige onderwijs hoogleraar van gelders wat mij frustreert is het gebrek aan haast dat men heeft in vrij nederland 7 februari 1970 h u jessurun d oliveira in het spinhuis in tirade januari 1961 p kuyer literatuuronderwijs in materialistische literatuurkri tiek uitgave van het instituut voor algemene literatuurwetenschap te utrecht februari 1970 p kuyer p dijkstra w pieters jij leest niet maar zij en wat do en we eraan lezen en laten lezen in de eerste klas van het vwo in moer 1972 1 g verhaak middelbare schooljeugd en lektour het rapport van het hoogveld insti tuut voor lektour van de middelbare schooljeugd s hertogenbosch 1964 voorstel leerplan rijksscholen s gravenpage 1968 g van westerlno j phaff de boeken van hugo de groot wolkers bomans en bly ton in vrij n ede rland 26 fe br ua ri 1 972 g j westhoff inzicht in en kennis van literatuur in levende talen nummer 278 het taboe van en in het kinderboe k pim van oostrum het taboe van en in het kinderboek komt voort uit de maatschappij waarin wij leven en als zodanig is het een probleem dat niet afzonderlijk op te lossen is dat is echter geen reden om er niet over te spreken het taboe van het kinderboe k kinderboeken waaronder we hier de zogenaamde leesboeken verstaan geen jeugd encyclopedieen e d zijn traditioneel maar kinderboeken volwassenen houden er zich slechts als ouder of beroepshalve mee bezig misschien worden kinderboeken niet au serieux genomen door twee op elkaar inspelen de factoren aan de ene kant leverden volwassenen de prestatie groot te worden raakten daarmee het kind in zichzelf kwijt fantasie en spel worden maatschappelijk laag gehonoreerd en lezen dus geen kinderboeken meer aan de andere kant zijn kinderboeken niet zo dat er een beroep wordt gedaan op de kinderlijke potenties van volwassenene en 99 o van de kinderboeken is niet zo dat volwassenen zich er uit morele overwegin gen mee bezig zouden moeten houden 19