Documenten
joop dirksen literatuuronderwijs ron d d e komende eeuwwisseling oftewel het sprookje van het vakoverstijgend litera tuuronderwijs we beleven boeiende tijden in het onderwijs sinds het moment dat ik meer dan een kwart eeuw geleden het krijtje ter hand genomen heb is er geen schooljaar voorbijgegaa n zonde r dat er ver nieuwingsplannen stelselwijzigingen of onderwijsherzieningen werden aange kondigd de laatste jaren echter blijken plannen ook uitgevoerd t e kunnen worden de bavo een politieke onderwijsvernieuwing waar de modale do cent dus niet op zat te wachten is ingevoerd en de tweede fase een on derwijskundige onderwijsvernieuwing is onontkoombaar geworden de kenni s consumerend e leerlin g die lui achterove r leunend zij n lerare n wegzapt als ze niet flitsen zal binnenkort alleen nog aangetroffen worde n in de binnenlanden van verweggistan waar hij de klassieke docent gezel schap gaat houden de leraar die vijftig minuten aan een stuk zijn verhaal pre senteert vertelt voorleest of voordraagt wat gaat komen is een onderwijsaanpak waarin de leerling zelfstandig en ac tief zich een leerweg baant in de richting van duidelijke doelstellingen hi j verwerft zic h kennis doet inzicht op ontwikkelt vaardigheden kan het ge leerde toepassen en laat de positieve resultaten van zijn zelftoetsen bevesti gen door de toets van de docent dit alles speelt zich overigens niet meer af in een klaslokaal maar in een studiehuis een leeromgeving voorzien van alles wat leren echt effectief maakt de weg naar deze uiterst aantrekkelijk klinkende onderwijsaanpak i s een erg lange en tamelijk moeizame wat er zoal moet respectievelijk gaa t verande ren zijn het leraarsgedrag het leerlinggedrag de onderwijsdoelstellingen de gebruikte methoden en werkwijzen de gehanteerde toetsvormen en de exa menaanpak alsof deze veranderingen die voor alle vakken gelden al niet gecompliceerd genoeg zijn wordt er doo r heel erg optimistische lieden in de literatuuron derwijssector meteen ook nog gepleit voor vakoverstijgende activiteiten ter wijl i n veel schole n nauwe samenwerking binnen sectie s al een gigantisc h probleem is willen zi j muren tussen vaksectie s omverhale n e n structurel e samenwerking tot stand brengen tussen alle docenten in een vaksector hun redenering is gebaseerd enerzijds op heel zinnig klinkende argumenten het is een verspilling van tijd energie en geld om langs elkaar heen te werken anderzijds op de ervaringen van enkele goedwillende kleine groepjes docenten die onder de huidige pre tweede fase condities enkele gezamenlijke activitei ten van de grond gekregen hebben en daar erg enthousiast ove r naar buiten treden in dit artikel wil ik een mijn beeld schetsen van mogelijkheden en onmoge 5 dirksen literatuuronderwijs rond de komende eeuwwisseling lijkheden van moeilijkheden en kansen in het literatuuronderwijs van de ko mende jaren geen sprookjes maar een zo realistisch mogelijke toekomstver wachting de huidige situatie als w e de omvang va n de veranderingen die op ons af gaan komen wille n schetsen is ee n blik i n het uit juni 1992 stammende onderzoe k va n tanja janssen het literatuuronderwijs nederlands in de bovenbouw van het havo en vwo resultaten van een nationale enquete amsterdam 1992 een aardig be gin docenten besteden zo blijkt ui t dat onderzoek 35 havo respectievelijk 37 vwo va n hun lestijd aan literatuur circa 40 van die tijd wordt be steed aan literatuurgeschiedenis ongeveer een kwart van de tijd wordt er aan literair lezen gedaan e n ongeveer een vijfde deel wordt besteed aan literair theoretische zaken als doelstellingen worden door de ondervraagde docenten genoemd in volgorde van belangrijkheid leesplezier daarna culturele vorming en daarna individu ele ontplooiing op het vwo is meer dan de helft van de in de klas gelezen teksten van voor 1945 op de havo is dat 40 die teksten worden in verreweg de meeste ge vallen behandeld doordat de docent vragen stelt of de interpretatie geeft de inhoud krijgt daarbij ruim de meeste aandacht daarna de formele aspecten daarna de beleving door de leerlingen niet literaire achtergronde n van een tekst krijgen amper aandacht bij de literair theoretische onderwerpen staat de structuur analytische theorie ruim bovenaan op afstand gevolgd door termen uit de traditionele versleer en stilistiek de leerling is eenderde van zijn tijd aan het luisteren naar de docent iets min der dan eenderde is hij aan het lezen in of aan het luisteren naar een literaire tekst en ongeveer een kwart van de tijd wordt er klassikaal gesproken over li teratuur de meest gebruikte literatuurschoolboeken zijn literatuurgeschiedenisboeken de meest gebruikte toetsvormen zijn de schriftelijke overhoring over de be handelde leerstof meestal literatuurgeschiedenis en de literaire tekst met vra gen slechts zo n vijftien procent van de ondervraagde docenten maakt gebruik van het leesdossier aan te nemen valt dat de situatie van dit moment niet wezenlijk zal verschil len van de hier geschetste uit 1992 veranderingen in doelstellingen in de vakdidactische literatuur is al sinds enige jaren de term literaire compe tentie ingeburgerd de nijmeegse conferentie van 1990 heeft daar een belang rijke bijdrag e aan geleverd coenen en de moor definieren in het verslagboek neem en lees literaire competentie het doel van het literatuuronderwijs den haag 1992 pag 17 als volgt de literair competente lezer is in staat met en over literatuur te communice 6 dirksen literatuuronderwijs rond de komende eeuwwisseling ren de inhoud van deze communicatie kan zeer divers van aard zijn maar dient in elk geval t e voldoen aan de eis dat de lezer over het vermogen be schikt samenhang aan te brengen zo n lezer benut deze samenhang voor op timaal tekstbegrip kan verbanden en verschillen tussen teksten onderschei den kan de relatie tussen de tekst en de hedendaagse vreemde of verlede n werkelijkheid en tussen de tekst en de wereld van de auteur onder woorden brengen komt tot een waardeoordeel over de tekst en of de auteur en is bereid en in staat dit oordeel te toetsen aan dat van anderen zijn houding tegenover literatuur kenmerkt zich door een bereidheid zich als lezer in te spannen en door openheid tegenover het onbekende in mijn dissertatie lezers literatuur en literatuurlessen ku nijmegen 1995 pag 72 73 heb ik bovenstaande definitie nog aangevuld vanuit de inbreng van de lezer een lezer moet zich ervan bewust zijn dat hij zichzelf meebrengt in het leesproces dat hij projecteert zich identificeert en daardoor vooringeno men de hem voorgeschotelde wereld bekijkt dat hij verwachtingen heeft ten aanzien va n wat hem te wachten staat die zijn leesplezier kunnen beinvloe den maar ook dat hij deel uitmaakt van groepen die zijn normen en waar densysteem beinvloeden zelfs als hij alleen in een hoek met een boek zit is bij lid van groepen die verschillende waarde hechten aan het lezen van litera tuur en dat alles speelt mee in de manier waarop hij het literaire werk tege moet treedt door reflectie ove r zijn leeservaringen gevoelens meningen verwachtingen fantasieen krijgt hij meer zicht op zichzelf als lezer wat hem competenter maakt voor de volgende confrontatie met een literair werk de vakontwikkelgroep nederlands formuleer t als algemene doelstellingen de leerling is in staat op grond van gegevens in en informatie over de tekst de eigen perceptie en waardering van een literair werk toe te lichten onder verwijzing naar de cultuurhistorische achtergronden de leerling is in staat de eigen literaire belangstelling en ontwikkeling t e on derzoeken en te beschrijven het zal duidelijk zij n dat deze formulering i n het verlengde ligt van het bo venomschreven begrip literaire competentie de doelstellinge n die door de meeste docenten i n 1992 genoemd werden leesplezier en culturele vorming zijn in de formulering van de vakontwik kelgroep niet meer expliciet aan te treffen wat leesplezier betreft mag onder andere op grond van mijn promotie on derzoek aangenomen worden dat dat eerder zal toenemen dan afnemen als de leerling als individuele lezer serieus genomen gaat worden het verdwijnen van de doelstelling als zodanig zal dan ook in het veld niet betreurd worden dat ligt waarschijnlijk anders met de culturele vorming voor heel veel do centen is zie de cijfers boven de literatuurgeschiedenis het belangrijkste on derdeel van het literatuuronderwijs en of men die literatuurgeschiedenis n u via zelf vertelde verhalen en anecdotes of via een cultuurgeschiedenisboek op niveau of vi a een simpel puur op reproductie van kennis geprogrammeer d gebruiksboekje overdraagt op leerlingen feit is dat het ver terugdringen van die literatuurgeschiedenis vee l docenten pijn zal doen met gevoel voo r de magogie spreekt j a dautzenberg in de volkskrant van 27 april al over bar baren als hij het heeft over de docenten en leerlingen in de tweede fase wie 7 dirksen literatuuronderwijs rond de komende eeuwwisseling du perron was jongens en meisjes mogen jullie straks niet meer weten 1 zo laat hij een docent zichzelf zijn klas toespreken zijn verhaal vermeldt niet of zij n jongens e n meisjes bij het horen va n deze mededeling collectie f i n traantjes uitbarsten en spontaan een du perron moet blijven actiecomite op richten heel veel docenten zullen het verdwijnen van deze expliciete doelstelling als een ingrijpende verandering ervaren met grote consequenties voorde practi sche inrichting van hun lessen veranderingen in methoden en werkwijzen in het verlengde van de veranderingen in de doelstellingen liggen veranderin gen in de gehanteerde methoden en didactische werkwijzen het literatuurgeschiedenisboek dat tot nu toe zo n prominente plaats innam in de literatuurles verliest zijn centrale rol en daarmee voor een belangrijk deel zijn functie een verhuizing naar de mediatheek ligt voor de hand een goed li teratuurgeschiedenisboek is onmisbaar als naslagwerk voor de leerling wat daarvoor in de plaats moet komen is een boek dat de handvatten biedt aan docent en leerling om de doelstelling literaire competentie te realiseren dat de benodigde kennis levert de vaardigheden aanleert de samenhang tussen de verschillende aspecte n zichtbaar maakt en de toepassing van kennis e n vaardigheden mogelijk maakt de oplettende lezer zal hier de bekende bavo terminologie herkend hebben als het goed is moet de tweede faseleerling min of meer vloeiend de over stap kunnen make n va n fictie in de basisvorming naa r literatuur in d e tweede fase als het goed is wordt de manier van omgaan met literatuur zoals die voor de bovenbouw nu wordt voorgeschreven met terugwerkende kracht in aangepaste vorm ingevoerd voor de onderbouw als de brugklasleer ling geleerd wordt zijn leeservaringen met zijn jeugdboeken te verwoorden en uit te wisselen met die van zijn klasgenoten is dat de eerste stap van een longitudinale werkwijze zijn de eerste bladzijden van zijn leesdossier al ge schreven althans de bladzijden na de inleidende tekst waarin de leerling zijn beginsituatie beschrijft aan de hand van de door de docent verstrekte opdracht de didactische werkwijze zal ook wezenlij k gaa n veranderen het al eerder aangehaalde onderzoek van tanja janssen gaf nog aan dat het initiatief vrijwel steeds bij de docent lag die verschafte de kennis die stelde de vragen die gaf de interpretatie die toetste of alles aan en overgekomen was bij de leerling nu zullen dat vaste patroon en die vaste rolverdeling verdwijnen van de leer ling wordt een grote mate van zelfstandigheid en activiteit verwacht van de docent de vaardigheid en kunde om leerlingen te leren leren hen individueel te begeleiden en bij klassikale contacten het klassegesprek ove r teksten zo te bege leiden dat leerlingen uitgedaagd en gestimuleerd worden om lees en leerervaringen uit te wisselen om tot reflectie te komen over alles wat in het proces van samen een literaire tekst bespreken naar voren komt zelfstandig en actief leren veranderingen in docentgedrag de motieven waarom iemand leraar wordt verschillen vanzelfsprekend per in 8 dirksen literatuuronderwijs rondde komende eeuwwisseling dividu maar er zijn zeker wat gemeenschappelijke elementen in aan te geven enthousiasme voor het overdragen van kennis en vaardigheden voor het wij zer maken van de jonge medemens en enthousiasme voor de vakinhoud het klassieke beeld van de gedreven literaruurdocent die uit zijn schier onuit puttelijke kennis in een pakkende verteltrant de achtergronden belicht van een auteur van een stroming van een tijdperk die met verve de interpretatie aandraagt van een literaire tekst wiens belezenheid geleid heeft tot wijsheid tot een harmonieuze houding tegenover het leven de wereld de mensheid dat klassieke beeld verdwijnt en dat zal velen pijn doen er moet heel veel uit handen gegeven worden en een begrijpelijke schrikre actie bij veel docenten zal zijn wat blijft er voor ons nog over met name de rolverdeling bij het overdragen van de vakinhoud komt op de helling de docent draagt niet langer de kennis aan de leerling gaat zelf o p zoek naar de kennis bij de docent in het boek in de mediatheek dat wil niet zeggen dat de leraar nooit meer zijn verhaal kwijt kan zijn stokpaardje kan berijden maar hij zal zijn enthousiasme op dit terrein moeten beteugelen de activiteiten van de docent worden veel meer procesgericht hij zal zijn leer lingen moeten leren leren in het specifieke vakgebied da t wi l zeggen in structie geven trainen in het zich zelfstandig eigen maken van alle benodigde kennis en vaardigheden op de manier die het beste past bij de leerstijl van de leerling de docent zal zichtbaar moeten maken waar het einddoel o p zijn vakgebied ligt welke mogelijke leerwegen er zijn in die richting welke bagage de leer ling mee zal moeten nemen hoe de leerling zichzelf tussentijds kan beoorde len en hoe de docent tussentijds en uiteindelijk het niveau van de leerling be oordeelt de docent verdwijnt dus uit het middelpunt van het web maar meelopend aan de zijdraden daarvan leert hij zijn leerlingen zich een weg te weven naar dat middelpunt zi j moeten daar in staat zijn zelf alle vliegen t e vangen in hun onder zijn toezicht geweven dradenstdsel afhankelijk va n de grootte van het ego van de docent en het vertrouwen dat hij heeft in de capaciteiten van zijn leerlingen wordt dit zich terugtrekken uit het middelpunt in de richtingvan de zijdraden een min of meer moeizaam en pijnlijk proces of een stap die als een nieuwe uitdaging wordt beschouwd en dus misschien wel ietwat onvast maar heel duidelijk vanuit een positieve in stelling wordt gezet zelfstandig en actief leren veranderingen in leerlinggedrag ook voor de leerlingen betekent de tweede fase een grote verandering mis schien worde n z e nu eigenlijk pa s voor het eerst binne n de muren van de school echt serieus genomen terwijl jongeren buiten school op allerlei fron ten min of meer vanzelfsprekend de verantwoordelijkheid voor hun eigen be zigheden en activiteiten op zich nemen terwijl ze in hun vakantie en week endbaantje maar ook bijvoorbeeld in hun sportvereniging als jonge volwas senen worden gezien ondergaan velen van hen een soort infantilisatie zodra ze de drempel van de school overschrijden en verworden tot consumptief inge 9 dirksen literatuuronderwijs rond de komende eeuwwisseling stelde pubers die als de show niet bevalt dat op schoolse lees onvolwassen wijze laten merken de leerling die het bij zijn weekendbaantje vanzelfsprekend vindt om afgere kend te worden op de kwaliteit die bij daarbij levert kruipt letterlijk e n fi guurlijk achter de rug van zijn voorbuurman weg als er op school eisen aan hem gesteld worden daar is het slagen van het werk de verantwoordelijkheid van de leraar vindt hij vanzelfsprekend realiseer ik me dat ik hier generali seer voor veel leerlingen zal het een opluchting zijn om op school serieu s geno men te worden centraal te komen staan in het leerproces niet meer betutteld te worden voor veel leerlinge n echter zal dit zeker aanvankelijk ee n moei lijke stap zijn als troost kan voor hen gelden dat ze niet van het ene op het andere moment losgelaten worden niet zonder zwemles in het diepe gegooid worden maar als die zweminstructie eenmaal heeft plaatsgevonden staat de leraar op de rand van het zwembad en is nie t lange r als ee n luchtmatras waarop de leerling ontspannen boven water kan blijven dobberen de leerling mag dus verwachten dat hij deugdelijke instructie krijgt en dat de docent waakzaam langs de kant blijft volge n of de leerling het hoofd bove n water weet te houden en ook nog vooruit komt met een of andere zwemslag een perfect of iets minder volmaakt uitgevoerde school vlinder of rugslag of desnoods peddelend als een nieuwgespdde zee eend en zoals gezegd de leerling is vanaf de brugklas al getraind in de toepassing vaardigheden samenhang aanpak en weet dus van wanten en als hij dan ook nog vanaf de brugklas bezig is met zijn leesdossier met steeds zorgvul diger en diepgaander omgaan met lees en leerervaringen wordt de overgang van onderbouw met jeugdliteratuur naar bovenbouw met volwassen er litera tuur een vloeiende veranderingen in toetsing op het gebied van de toetsing gaat vanzelfsprekend ook het een en ander ver anderen uit het onderzoek van tanja janssen komt naar voren dat de meest gehanteerde toetsvorm de schriftelijke toetsin g van kennis is van literatuur geschiedenis en literatuurtheorie en daarna het mondeling ook de tekst met vragen wordt veel als toets aan de leerling voorgelegd in de voorstellen van de vakgroep nederlands bestaat de toetsing uit een han delingsgedeelte de samenstelling van het leesdossier en een mondeling exa men de school expliciteert vooraf aan de leerlingen de beoordelingscriteria voor zowel het leesdossier als het mondeling examen voor het leesdossie r word t al in grote lijnen omschreven wa t daar zoal i n moet kan komen over het mondeling wordt niet zoveel gezegd wel dat de theoriekennis in dienst moet staan van het lezen en schrijven van leesversla gen dus niet apart geexamineerd mag worden in die geest doorredenerend be tekent dat dat ook de kennis van de literatuurgeschiedenis nie t als zodani g onderwerp is van toetsing maar slechts in haar functie van ondersteuning van de afgewogen leeservaring in de toelichting nl zegt de vakontwikkelgroe p bij beschrijven verdiepen en evalueren van de eigen leeservaring hierbij 10 dirksen literatuuronderwijs rond de komende eeuwwisseling dient de leerling te verwijzen naar de inhoud en de vorm van de tekst en voor zover relevant naar de cultuurhistorische en maatschappelijke achtergronden een belangrijk verschi l tusse n het klassieke mondeling e n het mondelin g zoals dat in het vervolg gehouden zou kunnen worden is dat door het leesdos sier er bij de docent al zicht bestaat op de manier waarop de leerling omge gaan is met de literaire teksten die hij de afgelopen jaren gelezen heeft zwartwit gezegd was het oude mondeling immers vaak een behendigheids wedstrijd tussen docent en leerling in eerste instantie een toetsing of de leer ling wel geleze n had wat hij opgaf gelezen te hebben en pas daarna een ge sprek over die literaire teksten op de door de leerling meegebrachte literatuur lijst de enorme opgang die het verschijnsel uittrekselboek de laatste tien jaar heeft gemaakt is voo r een belangrijk deel t e danken wijten aa n dit typ e mondeling nu er geen boekverslag meer gevraagd wordt maar leesverslagen dat wil zeggen persoonlijk getinte besprekingen van leeservaringen individuele ver slagen met de eigen interpretatie en de eigen verwerking kunnen ook de uit trekselboeken naar de mediatheek als soms nuttige achtergrondinformati e bij de gelezen boeken tussentijds kan de docent de voortgang van de leerling toetsen door van tijd tot tijd het leesdossier in te nemen en te beoordelen daarnaast kan via klas sikale bespreking van bij voorbeeld korte verhalen een toetsvorm voorbereid worden waarbij ieder leerling in een lesuur dezelfde teks t voorgelegd krijgt met de opdracht om daarvan een leesverslag te schrij ven als de docenten van de desbetreffende vaksecti e samen intersubjectief de norm ontwerpen aan de hand van hun eigen individuele leesverslagen bij die tekst kan bezien worden op welke onderdelen de leerling zich nog moet bijspijkeren vakoverstijgend literatuuronderwij s als u nog steeds aan het lezen bent in dit artikel zult u ongetwijfeld me t mij geconstateerd hebben dat er binnen nu en twee jaar heel veel gaat veranderen nu kun je stellen dat als je toch aan het veranderen bent je meteen maar alles moet omgooien maar het lijkt realistischer om ervan uit te gaan dat de hier boven beschreven verplichte veranderingen al zoveel energie kosten en zo veel veranderingsangst teweeg zullen brengen bij veel docenten dat er geen ruimte i s voo r no g groter e stappen natuurlij k i s he t verstandi g o m d e weinige voor literatuur beschikbare tijd zo efficient mogelijk te besteden en dus de docenten nederlands mvt en ckv zoveel mogelij k t e laten samen werken maar de vorm waarin dat nu zo hier en daar wordt voorgesteld en op enkele scholen voorzichtig in de praktijk wordt gebracht namelijk door pe rioden ui t de literatuurgeschiedenis samen te presenteren lijkt me niet echt de meest geslaagde immers dat veronderstelt een heleboel samenwerking in tijdsplanning roosters groepsindeling d e clusters duit s en frans zijn bij voorbeeld van verschillende samenstelling en ook weer heel ander s van sa menstelling dan de groepen voor nederlands en engels het is de vraag of op de gemiddelde school waar de samenwerking binnen sektieverband al vaak niet helemaal vloeien d gaat de samenwerking tussen sekties minstens voor 11 dirksen literatuuronderwijs rondde komende eeuwwisseling lopig niet een utopie zal blijken te zijn een zinniger manier van samenwerking lijkt me om van het literatuuronder wijs nederlands als het ware het basisonderwijs te maken daar een over zicht in grote lijnen t e bieden van de cultuurgeschiedenis daar het begrip penapparaat aan te brengen en er bij mvt en ckv vanuit te gaan dat de leer ling die basiskennis naa r de overige literatuurlessen meebrengt du s geen romantiekproject over alle vakken heen maar romantiek vraag dat maar aan je docent nederlands en de docent nederlands kan als het goed is dan verwijzen naar het literatuurboek of naar de mediatheek of er als hij dat zin nig vindt een les senreeks aan wijden we beleven boeiende tijden in het onderwijs als strak s het stof is opgetrokken dat de komende ingrijpende verbouwin g van school tot studiehuis gaat opwerpen ergens in het begin van de volgende eeuw zal het literatuuronderwijs er denk ik ongeveer zo uitzien als ik hier boven schetste dat betekent het is elders al vaker gezegd een teruggang in kwantiteit maar dat blijft i n de discussie nog wel een s onderbelicht een vooruitgang in kwaliteit 12