Maar wat met het grammatica-onderwijs? Een onderwijssituatie.

Publicatie datum: 1983-05-01
Auteur: Marc Stevens
Collectie: 13
Volume: 13
Nummer: 3
Pagina’s: 18-28

Documenten

maar wat met het grammatica onderwijs een onderwijssituatie wie er de in vlaanderen gebruikte zelfs recente handboeken voor de lagere school en de eerste jaren van het voortgezet onderwijs op naslaat komt tot de ontstellende vast stelling dat het overgrote deel van die werken een erg klassiek en eng grammatica onderwijs voorstaat 1 de meeste boeken beperken zich tot het leren ontleden van een zin splitsen en benoemen van de zinsdelen en het leren benoemen van woordsoorten de risico s van zo n manier van werken zijn erg groot hier volgen enkele van de vele mogelijke bedenkingen als leerlingen zinnen moeten splitsen of woorden benoemen zijn ze in feite niet meer met taal bezig wat van hen verlangd wordt is dat ze een routine krijgen van het in stukken kappen en benoemen volgens door de leerkracht opge legde regels dat wordt dan ook snel doel op zich het interesseert de leerlingen dan ook niet meer dat het hier om taal of wat anders gaat wat telt is dat er goed gekapt en juist benoemd wordt mij lijkt het zelfs dat sommigen hun joker zouden inzetten als zij wisten dat daarmee dubbele punten konden worden gescoord 2 ik bedoel dus maar dat in deze klassieke ontleding vanaf nu afgekort als ko staat ook knock out buiten westen het leven aan de taal wordt ontnomen dat zie je dan heel goed in thema tisch uitgewerkte handboeken de grammaticale delen staan steeds volledig los van de thematisch uitgewerkte stukken de twee blijken voor de auteurs onverzoenbaar omdat thema tisch werken natuurlijk veronderstelt dat je de werkelijk heid binnenbrengt in je lessen juist daarvan lijkt ko een geweldige afkeer te hebben meestal zegt men wel ontleding helpt de schrijftaal die bewering wordt echter in talrijke publicaties met bewij zen door proefneming ontkracht 3 ik wil er nog een vast stelling bovenop gooien van de 100 leerlingen in het laat ste jaar van de basisschool zijn er hooguit 20 die behoor lijk kunnen ontleden er zijn er m a w ook 20 die hun schrijven door ontleding zouden kunnen optrekken maar wat met die andere 80 percent het lijkt er sterk op dat je hen beter kan helpen door rechtstreeks hun schrijfvaar digheid aan te pakken ontleding is dan op zijn minst een onnodige omweg naar de vaardigheid waarop een pak leerlin gen sneuvelen omwille van de moeilijkheid van de route tot slot moet je als objectief handboekenlezer vaststellen 18 dat de geloofwaardigheid van de ko miniem is want wat stel je vast als je vergelijkt wat leerlingen in verschil lende leerjaren moeten kennen zesdeklassers lagere school worden veelal overstelpt met de moeilijkste categorieen en de vreemdste benamingen bijvoeglijke bepaling allerlei soorten zelfstandige naamwoorden woordgroepen verbindin gen zinskernen een jaar later eerste klas secun dair moeten ze de helft van die categorieen niet meer kennen en van de andere helft veranderen al de namen dit contrast noem ik ridicuul en onverantwoord je zou jezelf voor minder afvragen wat de zin ervan is 4 we moeten besluiten dat dit soort grammatica onderwijs niet realistisch is ontleding heeft nog maar weinig meer met taal te maken afgezien van het feit dat ontleding enkele zinnetjes aan onze taal ontleent is ze er duidelijk van vervreemd naar een zinvoller alternatief het alternatief dat zachtjes aan veld wint heet taalbe schouwing de term schijnt nogal wat mensen angst in te boezemen ze veronderstellen wellicht dat ermee te veel en te ingewikkelde vernieuwingen in het moedertaalonderwijs worden geintroduceerd niets is minder waar dat je inderdaad t o v taalbeschouwing niet huiverig hoeft te staan probeer ik aan te tonen door in wat volgt de grammatica woord en zinsleer op taalbeschouwelijke manier aan te pakken het zal erop neerkomen dat ik beschouwingen maak over woordsoorten en zinsdelen maar vertrekkend vanuit bestaand levend en concreet tekst of taalmateriaal 5 met deze combinatie hoop ik dan ook de wat meer sceptische leerkracht te overtuigen om het eens te proberen het roer om te gooien en even een stapje te zetten buiten het dikwijls te enge handboek een uitnodiging daartoe blijft deze tekst alvast enkele manieren van aanpak achtereenvolgens behandel ik drie verschillende verwante aanpakken om met teksten taalbeschouwelijk te werken waar bij de aandacht hoofdzakelijk uitgaat naar zinsdeel of woordsoort vergelijken van op elkaar lijkende teksten materiaal twee teksten 6 de oorspronkelijke tekst uit een roman van g kuijer 19 jan willem gevangen he madelief kom gauw schreewt roos wat is er nu aan de hand roos huilt madelief holt naar haar toe wat is er ze hebben jan willem gepakt snikt roos wie grote jongens ze hebben jan willem meegenomen t park in kom zegt madelief ze trekt roos mee we gaan jan willem redden dat wil roos best maar hoe het waren erg grote jongens hoor roos en madelief hollen het park in het duurt niet lang of ze horen jan willem schreeuwen het geluid komt uit de struiken roos en madelief gaan voorzichtig op het geluid af tot ze jan willem zien ze gaan op hun hurken zitten ze kijken wat er gebeurt twee grote jongens houden jan willem vast de derde bindt hem met een dik touw aan een boom jan willem vindt het vastbinden niet leuk hij krijst als een biggetje de jongens gaan om de boom heen zitten ze roken een pijp het zijn vast indianen wat moeten roos en madelief beginnen ik weet iets fluistert madelief we gaan ernaar toe maar roos durft niet ze blijft in de struiken zitten ahaaa brult madelief als ze uit de struiken te voorschijn komt een door de leerkracht herschreven versie waaruit de per soonlijke voornaamwoorden verdwenen zijn en telkens vervan gen werden door de grondwoorden zelfstandige naamwoorden waarnaar ze verwijzen jan willem gevangen he madelief kom gauw schreeuwt roos wat is er nu aan de hand roos huilt madelief holt naar roos toe wat is er grote jongens hebben jan willems gepakt snikt roos wie grote jongens grote jongens hebben jan willem meegenomen t park in kom zegt madelief madelief trekt roos mee roos en madelief gaan jan willem redden dat wil roos best maar hoe de jongens waren erg grote jongens hoor roos en madelief hollen het park in het duurt niet lang of roos en madelief horen jan willem schreeuwen het geluid komt uit de struiken roos en madelief gaan op het geluid af tot roos en madelief jan willem zien roos en madelief gaan op hun hurken zitten roos en madelief kijken wat er gebeurt twee grote jongens houden jan willem vast de derde bindt jan willem met een dik touw aan een boom jan willem vindt het vastbinden niet leuk jan willem krijst als een biggetje de jongens gaan om de boom heen zitten de jongens roken een pijp de jongens zijn vast indianen wat moeten roos en madelief beginnen madelief weet iets fluistert madelief madelief en roos gaan ernaar toe maar roos durft niet roos blijft in de struiken zitten ahaaa brult madelief als madelief uit de struiken te voorschijn komt 20 schematisch lesverslag de leerlingen krijgen de twee bovenstaande teksten er wordt hen gevraagd die teksten te lezen en de verschillen die ze ertussen ontdekken te onderstrepen of te verwoorden na de lees en vergelijkingsoefening volgt een klasgesprek de leraar stelt vragen de leerlingen praten de problemen uit mogelijke vragen waren die twee teksten totaal anders welke overeenkomsten vond je welke verschillen stelde je vast enkele concrete gevallen kunnen op het bord verschijnen welke vind je de best klinkende tekst waarom welke tekst zal je vermoedelijk in het boek van g kuijer terugvinden waarom zou je de woorden die in de tweede tekst waren vervangen een naam kunnen geven misschien vinden de leerlingen wel een nieuwe naam uit zoals verwijswoord die de funk tie van het woord beter doet uitkomen verklaar je naam ook zijn die woorden echt nodig in onze taal wat gebeurt er als je ze weglaat en wat gebeurt er in het omgekeerde geval nl als je de noemende woorden zelfstandige naamwoorden weglaat enz de besluiten worden getrokken door deze woordsoort te gebruiken kunnen we een tekst korter eenvoudiger en geva rieerder maken we moeten er wel voor opletten dat we ermee niet overdrijven te veel persoonlijke voornaamwoorden in een tekst maken die tekst onduidelijk er zijn dus nog voldoende noemende woorden nodig te veel noemende woorden echter maken die tekst stroef bespreking van de opzet met deze les overschrijden we duidelijk de grenzen van de klassieke ontledingslessen we werken met teksten i p v met zinnen en gaan daarin na hoe woordsoorten zich gedragen de leerlingen hoeven daarbij geen uit het hoofd te leren systeem te hanteren ze vergelijken taalmateriaal zonder dat er veel voorkennis vereist wordt ze ontdekken ook zelf de mogelijkheden van een bepaalde woordsoort en hoe die in de taal funktioneert uiteindelijk moeten de leerlin gen niet langer eng denkend als in een pavlov reflex de woordsoort herkennen maar komen ze ertoe om op basis van een taalgebruikssituatie zinvolle besluiten te trekken i v m funktie en betekenis van persoonlijke voornaamwoorden en zelfstandige naamwoorden verdere mogelijkheden niet enkel persoonlijke voornaamwoorden maar in feite alle verwijswoorden anaforische elementen kunnen aan bod komen een tekst wordt immers maar tekst als bepaalde 21 woorden uitdrukkingen naar mekaar terugwijzen deze vast stelling kan op zich reeds aanleiding zijn tot een interes sante oefening de leerlingen kunnen nl in een tekst op zoek gaan naar alle vernoemingen of verwijzingen respectie velijk van of naar een persoon dier of zaak door die woor den te omcirkelen en met een lijn te verbinden visualiseren ze de manier waarop die persoon dat dier die zaal in de tekst vernoemd wordt een voorbeeld 7 gauwdief vangt superbuit een aalvlugge zakkenroller heeft dinsdagmorgen op de kouter te gent een voetganger die net een bankinstelling verliet 398 000 fr armer gemaakt het slachtoffer bemerkte de diefstal pas toen de pickpocket al uit het gezicht was verdwenen jan de maere uit sint martens latem werd bij het verlaten van de bankin stelling per ongeluk aangelopen door een rijzige man die zich hoffelijk excuseerde toen de maere plaatsnam in zijn auto bemerkte hij op die manier doen de leerlingen inzicht op in de relaties die er binnen een tekst bestaan de mogelijkheden zijn legio en leerlingen kunnen er iets uit leren m b t hun schrijven hun teksten steken immers vaak vol dubbelzinnige verwijzingen misschien realiseren ze zich na deze oefening wel dat je om bijvoorbeeld opnieuw naar een persoon te verwijzen best een zelfstandig naamwoord in groep gebruikt als het al een tijdje geleden is dat de persoon nog aan bod is gekomen in je tekst persoonlijke voornaamwoorden gebruik je als het zelfstandig naamwoord net aan bod is gekomen of als er doorlopend naar verwezen werd het beschouwingsgedeelte moet vanzelfsprekend gevolgd worden door oefeningen waarbij de leerlingen bijvoorbeeld een tekst opvullen met aangepaste noem of verwijswoorden werken met foute gegevens ook deze aanpak nodigt direct uit tot taalbeschouwing we steken fouten in de tekst omdat leerlingen sneller het abnormale dan het normale zien materiaal roodkapje er was eens een zeer stout meisje dat in een groot dorp woonde de mensen noemden haar roodkapje omdat ze steeds een vuile muts aanhad op een regenachtige dag moest roodkapje een bezoek brengen aan haar jonge en gezonde grootmoe roodkapjes boze mama gaf haar oudbakken brood mee en ook nog wat zure melk en rotte appels onderweg zag roodkapje 22 nog wat verwelkte bloemen staan die ze aftrok voor haar griezelige grootmoe plotseling toen ze van het brede pad was afgeraakt stond ze tegenover een kleine bange wolf waar ga jij naartoe vroeg de wolf ik ga naar mijn piepjonge grootmoe toe zei roodkapje ze woont ginder in dat vervallen zwarte huis nadat hij dat had vernomen liep de mooie frisse wolf naar het grote huis van de barse grootmoe hij had al een paar dagen niet gegeten hij stapte onmiddellijk het huis binnen en at de grootmoeder op de wolf deed toen haar vuil slaapkleed aan en kroop in het grote rode bed er werd op de deur geklopt het was roodkapje die daar met al die slech te dingen aankwam ze ging dadelijk aan het bed staan en schrok van het gewone uitzicht van de grootmoeder roodkapje zei daarom grootmoe wat heb je korte beentjes ja dat is om een kleine afstand te kunnen lopen antwoordde de toffe wolf en weet je hoe dit sprookje ein digt volg nog maar even de jager kwam het huis binnen en zag de wolf slapen met zijn bot jacht mes sneed hij het dunne vel van de wolf open roodkapje en grootmoe waren heel boos omdat ze gered waren ze hielden daarom een heel klein feest schematisch lesverslag na de lezing van de tekst komt de vaststelling dat hij niet klopt er zitten fouten in de tekst als de wolf klein en bang is zal hij de grootmoeder zeker en vast niet willen oppeuzelen in feite hebben we te maken met het omgekeerde van het originele sprookje we vragen de leerlingen daarom ook de tekst op zo economisch mogelijke manier zo weinig mogelijk woorden veranderen te restaureren de leerlingen vinden wellicht zelf wel dat het voldoende is de woorden die uitleg geven bij perso nen dieren en zaken dus bij de zelfstandige naamwoorden om te keren goed wordt slecht dik wordt dun het gaat hier dus om woorden van hetzelfde type dus om een woordsoort we kunnen de leerlingen hier weer vragen om een naam te vinden voor die woordsoort i p v bijvoeg lijk naamwoord zouden er wel eens andere namen uit de bus kunnen komen zoals kleurwoord hoe woord deze oefening kan ons ook tot enkele interessante besluiten brengen de kleurwoorden kunnen een tekst helemaal verande ren ze blijken duidelijk tot meer in staat dan de ko ons deed geloven die zei namelijk dat bijvoeglijke naamwoorden wat zegden over het zelfstandig naamwoord ze maakten het zelfstandig naamwoord mooier opzet van de les dat we de leerlingen met deze oefening motiveren hoeft geen betoog dat het opnieuw om wat meer dan een ko les gaat is ook overduidelijk en toch hebben we het in onze les over bijvoeglijke naamwoorden het verschil zit natuur 23 lijk daarin dat we de woordsoort aanpakken vanuit een tekst je komt tot veel interessantere en verhelderende besluiten dan de ko verdere mogelijkheden ook deze les wordt zinvoller in een reeks niet noodzakelijk op mekaar volgende lessen de eerste les in dat verband zou kunnen handelen over bepalende woorden in het algemeen sommige woorden preciseren nuanceren andere als tweede les zou het zonet gegeven voorbeeld kunnen dienen vervol gens zou er duidelijker naar het onderscheid kunnen toege werkt worden dat bijvoeglijke naamwoorden afhankelijk van de situatie soms noodzakelijke soms niet noodzakelijke informatie overdragen de niet noodzakelijke informatie heeft wel tot doel de lezer luisteraar een betere voorstel ling van de situatie te geven nog later kunnen we dan concrete situaties analyseren waarin bijvoeglijke naamwoor den van belang zijn wil je dit geheel inductiever maken dan hoef je het slechts helemaal om te draaien je begint dan met de concrete gevallen waarvan hier enkele voorbeel den gebruik van symbolische kleuraanduidingen wit huwe lijk rood brandweer waarom tautologische woordgroe pen je zegt niet nat water of oude grijsaard waarom niet we mogen tot slot ook niet uit het oog verliezen dat inte ressante beschouwingsmomenten kunnen voortvloeien uit oefe ningen en omgekeerd enkele voorbeelden van oefeningen waarin vaardigheid en beschouwing kunnen gecombineerd wor den een woordveld van bijvoeglijke naamwoorden ontwerpen rond een zelfstandig naamwoord iets proberen te beschrijven zonder gebruik te maken van bijvoeglijke naamwoorden wie het langst volhoudt wint leerlingen kunnen zich hier bewust worden van de noodzaak van bijvoeglijke naamwoorden snel raden met zijn allen hoe kan een varken een auto een beer een sigaar zijn niet zijn we bedenken de vreemdste bijvoeglijke naamwoorden leerlingen gaan op zoek naar semantische grenzen voor bijvoeglijke naam woorden doorvertellen van een bericht alleen de bijvoeglijke naamwoorden mogen veranderen de andere elementen van de boodschap moeten onveranderd blijven goed luisteren is nodig we vergelijken achteraf in en uitgangspunt uit een krantebericht alle bijvoeglijke naamwoorden halen dan zien wat er van de oorspronkelijke boodschap over blijft het verschil tussen noodzakelijke en niet noodza kelijke informatie komt hier ook uitstekend in naar voor leerlingen krijgen duidelijke inzichten in de funktie van bijvoeglijke naamwoorden teksten op bijvoeglijke naamwoorden vergelijken in welke tekst komen er meer voor wat betekent dat voor 24 de tekst reclame advertentie vs kranteartikel een tekst veranderen door de bijvoeglijke naamwoorden aan te passen hoe zou de tekst klinken en welke bijvoeg lijke naamwoorden zou je gebruiken als je angstig boos blij enthousiast verrast bent werken met onvoldoende gegevens materiaal de leerlingen zullen zelf hun tekst schrijven n a v een opdracht van de leraar de gegevens in de opdracht zullen echter onvoldoende volledig zijn om de opdracht uit te voeren deze situatie leidt tot taalbeschouwing schematisch lesverslag de leerlingen wordt gevraagd mee te werken aan de organisa tie van een of andere aktiviteit op school liefst een reele situatie aan de klas in het bijzonder wordt gevraagd de uitnodigingen voor die aktiviteit te schrijven stel dat de school een open deurdag organiseert dan kan de klas gevraagd worden uitnodigingen naar de ouders te ontwer pen let wel bij het geven van de informatie om de uitnodiging te schrijven verzwijgt de leerkracht opzette lijk waar en wanneer de gebeurtenis plaatsvindt de leerlingen proberen individueel of in groep een uitno diging te schrijven wellicht komen er snel vragen naar het waar en wanneer indien ze er niet komen laat de leer kracht de uitnodigingen schrijven en aan de ouders bezorgen van daaruit zal er dan wel een reactie komen als de leer lingen zelf reageren hoeft de les niet tijdelijk onderbro ken te worden en kunnen vragen gesteld worden als wat ontbreekt er dan volgens jullie in de opdracht is dat dan belangrijk in een uitnodiging mag je niet om het even wat invullen hoe gedetailleerd moet de informatie zijn de leerlingen schrijven hun uitnodigingen die worden daarna klassikaal besproken een aantal leerlingen lezen hun werk voor dat wordt dan onderzocht op volledigheid duidelijk heid en correctheid er wordt vooral op gelet dat de waar en wanneer informatie tot zijn recht komt er wordt m a w nagegaan of een uitgenodigde zou terechtkomen wanneer hij onze uitnodiging aankreeg tot slot wordt de hele lesgang nog eens gezamenlijk overlopen zodat de leerlingen uiteindelijk de rol verwoorden die de bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats spelen in een bepaalde tekst opzet van de les de leerlingen hoeven de bijwoordelijke bepalingen niet te kennen om de les te doen slagen het gaat dus om een 25 inductief proces de situatie laat ons toe gevolgtrekkingen te maken i v m de noodzaak van het gebruik van deze bij woordelijke bepalingen meer nog dan in de vorige lessen wordt er met taal gewerkt die van de leerlingen zelf komt verdere mogelijkheden na deze les kunnen we eens onderzoeken hoe gedetailleerd waar en wanneer informatie moet zijn in andere situaties bijvoorbeeld een afspraak bij de tandarts is het voldoende dat je de dag kent je verjaardag in welke situaties speelt enkel de dag een rol wanneer telt ook het uur van je geboorte van het feestje dat je geeft een andere les bijwoordelijke bepaling zou volgend krantear tikel als uitgangspunt kunnen nemen i aardschok verwekt paniek in zuid italie aangepast een aardschok heeft woensdagochtend paniek veroorzaakt in zuid italie hetzelfde gebied werd vorig jaar al door een aardbeving verwoest men sen vluchtten opnieuw uit hun hui zen de straat op maar dit keer eiste de beving geen schade of slachtoffers te montella probeerden gemeentebe ambten de bevolking te kalmeren de meeste mensen keerden voor lou naar hun woning terug bij de beving van vorig jaar verloren 2775 personen het leven op basis van het artikel proberen we de waar en wanneer delen te ontdekken zoals de ko dat deed dan kunnen we nagaan of ze in een tekst belangrijk zijn door ze een voudig weg te laten en te kijken wat we overhouden wellicht is dat een onmogelijke tekst tot slot kunnen we ons ook de vraag stellen of er in de tekst wel genoeg informatie zit om hem voldoende te plaatsen bv in de tijd weten we door het lezen van dit artikel wanneer de aardschok heeft plaatsgegrepen wellicht niet hoe kunnen we dat wel te weten komen we moeten weten uit welke krant van welke dag dit artikel komt 26 enkele besluiten de voorbeelden tonen aan dat we in onze lessen taalbeschou wing gerust nog een keertje kunnen werken binnen de sfeer van de zins en woordontleding maar er is wel een en ander veranderd we werken heel bewust aan een motivatie van de leerlingen we proberen hun interesse te wekken door af te stappen van het gebruik van steriele zinnetjes en uit te gaan van een stuk gewone taal dat wordt dan wel zo aangeboden dat het uitnodigt tot verwondering he hier is iets verkeerd he hier ontbreekt wat tot interesse en uiteindelijk ook tot taalbeschouwing wat is er verkeerd en waarom of wat ontbreekt er en waarom het begrip en de inzichten die we nastreven zijn verruimd en zinvoller geworden in de ko was het begrip van een grammaticale categorie zeer beperkt en te weinig gevuld bv een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelf standig naamwoord het ging enkel om een vormelijk begrip d m v onze taalbeschouwelijke oefeningen krijgen leerlingen een ruimer begrip ze zien ook in hoe een woordsoort of zinsdeel funktioneert binnen een taalsituatie daarmee zijn ze wat als het erom gaat zelf beter en bewuster van taal gebruik te maken onze taalbeschouwingslessen dragen dus ook bij tot taalvaardigheid het laatste besluit is niet door mij te trekken dat moet namelijk door u lezer getrokken worden en wel in termen van ik probeer het ook niet eens en ik heb het u gemakkelijk gemaakt u hoeft enkel te schrappen wat niet past of laat u het aan de leerlin gen over om te beslissen marc stevens vroenhofstraat 4 2100 deurne noten en bibliografische verwijzingen 1 ik bekeek volgende handboeken voor de lagere school taalbasis j de doncker e a van in lier 77 82 nieuw taalwerkboek l bogaerts e a van in lier 72 79 taal groeit j andriessen e a plantyn a pen 70 79 taal op school m baisier e a van in lier 81 82 dit zijn overigens ook de meest gebruikte van de moderne handboeken 27 voor het voortgezet onderwijs beroepsonderwijs niet meegerekend communicatie e meurisse e a de nederl boekh z pl z d gedifferentieerd nederlands f soors e a plantyn a pen 81 verrijk je taal w bruyninckx e a van in lier 1978 zoeklichten m smolenaers e a plantyn a pen 79 taalmozaiek r descheemaeker standaard z pl 78 van a tot z i callebaut e a de nederl boekh z pl 1 82 slagvaardig nederlands j buckinx e a wolters leuven 81 2 dit beeld ontleen ik aan het tv programma spel zonder grenzen waarin met mekaar wedijverende ploegen hun score voor een bepaald spel kunnen verdubbelen door vooraf hun joker in te zetten 3 zie daarvoor a tordoir en h wesdorp het grammatica onderwijs in nederland stichting voor onderzoek van het onderwijs 17 staats uitgeverij s gravenhage 1979 en ook b meuffels grammatica onderwijs en taalvaardigheden ii in tijdschrift voor taalbeheersing 5 1983 pp 19 39 4 ook tussen handboeken onderling bestaan er vooral voor het voortge zet onderwijs zeer grote verschillen geen enkel van de door mij onderzochte handboeken gebruikt een zelfde ontleedsysteem over eensgezindheid kunnen we dus moeilijk spreken de verwarring die er nu reeds in de hoofden van de leerlingen bestaat zal er zeker niet kleiner om worden 5 de ideeen die in dit artikel uitgewerkt worden zijn zowel voor de lagere school als het voortgezet onderwijs bestemd de meeste ervan werden uitgedacht en ook uitgeprobeerd door studenten aan de l n s en m n s van het sint thomasinstituut te brussel een aantal ervan werden ook voorgesteld op de bijscholingsreeks taalbe schouwing die in maart 1982 liep aan de ufsia te antwerpen dezelfde aanpak maar dan voldoende geintegreerd in een breder taalbeschouwingskader vindt u ook terug in het handboek en ver nieuwende taalmethode de groene draad voor het secundair onderwijs dat in het voorjaar van 1984 verschijnt bij plantyn antwerpen 6 het gaat hier om teksten die wellicht best bruikbaar zijn in het vijfde en zesde leerjaar van de basisschool andere bruikbare teks ten zijn m i niet moeilijk om vinden zelfs voor andere woordsoor ten dit geldt ook voor de volgende voorbeelden 7 meer ideeen en voorbeelden vindt u in alan cunningsworth tea ching cohesion in general efl courses in modern english teacher volume 10 number 3 spring 83 pp 34 39 28