Mommers’ wijsheid: over de interpretatie van de resultaten van een onderzoek naar functioneel aanvankelijk leesonderwijs

Publicatie datum: 1990-01-01
Collectie: 08
Volume: 08
Nummer: 3
Pagina’s: 59-69
ton van der geest mommers wijsheid over de interpretatie van de resultaten van een onderzoek naar functioneel aanvankelijk leesonder wijs 1 inleiding de meest gebruikte methode voor aanvankelijk leesonderwijs in nederland is al vele jaren lang veilig leren lezen de hoofdauteur van de methode is dr m j c mommers die kort geleden afscheid nam als medewerker aan de vakgroep interdisciplinaire onderwijskunde van de ku nijmegen onder zijn leiding werd binnen die vakgroep o a het bekende onderzoek project preventie van leesmoeilijkheden svo project 0492 voortaan ppl uitgevoerd aan sluitend bij dat ppl is binnen de vakgroep o a ook een longitudinaal onder zoek naar de ontwikkeling van de leesvaardigheid in het basisonderwijs svo project 1126 uitgevoerd en zijn er in het kader van het zorgverbredingsbeleid secundaire analyses op de databestanden uit beide projecten uitgevoerd svo project 6564 veilig leren lezen kan gekarakteriseerd worden als een traditionele methode kenmerkend is de relatief grote nadruk op cursorisch aan te brengen decodeer vaardigheden anders gezegd het gaat om een zogenaamde bottom up methode natuurlijk worden er op nederlandse scholen ook andere aanpakken voor het aanvankelijk leesonderwijs gepraktiseerd met de benaming functioneel aanvan kelijk leesonderwijs voortaan fal wordt een aantal van die aanpakken benoemd die er naar streven het lezen functioneel in andere taalactiviteiten in te bedden scholen die zo n fal aanpak realiseren vaak zijn dat vernieu wingsscholen zoals jenaplan en montessorischolen en vrije scholen kiezen vooral voor een natuurlijke verwervingsaanpak zoals taal uberhaupt door kinderen op een natuurlijke wijze wordt verworven waarbij eventueel incidenteel of meer systematisch cursorisch kan worden bijgestuurd een fal aanpak is in wezen een zogenaamde top downachtige benadering de sco stichting centrum voor onderwijsonderzoek te amsterdam heeft onderzoek gedaan op scholen met een fal aanpak svo project 4164 dat onderzoek wilde enerzijds een beschrijving geven van in de praktijk voorko mende voorbeelden van fal anderzijds wilde het de effectiviteit van fal evalueren voor dat laatste onderdeel van het onderzoek is gebruik gemaakt van genormeerde toetsen voor technisch en begrijpend lezen zoals die ook in het ppl zijn afgenomen de controlegroep is ook uit dat onderzoek gehaald in neuvel et al 1988 zijn de resultaten van het onderzoek gepubliceerd mommers 1988 heeft voor spiegel dat onderzoeksverslag besproken die bespreking vormt de aanleiding voor het schrijven van dit artikel ik wil laten zien dat mommers in zijn bespreking enerzijds onrecht doet aan de tekst van spiegel 8 1990 nr 3 59 69 het onderzoeksverslag anderzijds dat hij die tekst gebruikt als inspiratiebron voor het ontwikkelen van eigen standpunten aan het eind van zijn bespreking trekt mommers de volgende conclusies 1 de prestaties op de onderzochte fal scholen vallen tegen vergeleken met die van de controlegroep 2 in het verleden is dat eerder gebleken ook buitenlands onderzoek wijst in die richting 3 op grond van 1 en 2 is voorzichtigheid geboden open pedagogieken leveren geen betere cognitieve prestaties op 4 liever stoppen met dergelijke activiteiten want a ze zijn weinig verspreid b er zijn geen positieve effecten eerder negatieve c het kost veel individuele leerkrachtinspanning die beter besteed kan worden de eigenlijke conclusie die mommers trekt is laten we het maar bij het oude goed gevestigde meer traditionele leesonderwijs houden veilig leren lezen dus nu doet zich het merkwaardige fenomeen voor dat neuvel et al veel minder pessimistisch zijn zij trekken eerder voorzichtig positieve conclusies en geven op grond van hun onderzoek adviezen hoe het nog beter kan ook is het niet zo wat mommers mogelijk aanneemt dan wel hoopt dat de aanhangers van het fal onderwijs geschokt zouden zijn door de resultaten en nu wel wat voorzichtiger zouden zijn geworden integendeel op grond van mijn contacten in het veld heb ik vast kunnen stellen dat het fal onderwijs redelijk gelukkig is met de door neuvel et al geleverde onderzoeksresultaten maar als dat zo is dan is er iets aan de hand op basis van dezelfde feitenpre sentatie tot zo verschillende conclusies en beoordelingen komen moet toch iets betekenen aangezien neuvel et al en fal scholen qua waardering dicht bij elkaar liggen is er wellicht iets aan de hand met de perceptie van mommers de volgende mogelijkheden dienen zich aan a de onderzoekers en mommers zetten verschillende resultaten feiten en omstandigheden ten koste van andere op de voorgrond en geven daardoor verschillende gewichten aan deze aspecten bij de oordeelsvorming b mommers voegt andere informatie toe die hij bij de oordeelsvorming wil betrekken c mommers laat informatie van de auteurs weg mogelijk omdat hij die informatie niet relevant voor zijn doel of oordeelsvorming acht d mommers heeft kritiek op de onderzoeksmethode en daardoor op de onder zoeksuitkomsten dit betreft vooral punten die relevant zijn voor de oor deelsvorming e mommers heeft vermoedens aannames feiten tot zijn beschikking o a met betrekking tot de onderwijspraktijk die zijn negatieve oordeel ten koste van het positieve van de auteurs ondersteunen bij de bespreking van deze vijf mogelijkheden gaat het er niet alleen om dat ik vaststel dat deze mogelijkheden voorkomen maar ook dat ik aangeef wat de waarde ervan is bij elk punt ten aanzien van de oordeelsvorming 60 2 de onderzoeksresultaten wat zijn de feiten in groep 3 halen leerlingen van de onderzochte fal scholen significant slechtere resultaten zowel voor technisch als voor begrij pend lezen dan de ppl kinderen uit het traditionele onderwijs waarin bijvoor beeld letterstad of veilig leren lezen gebruikt worden bovendien is de standaarddeviatie bij de fal scholen telkens veel groter een ook niet al te positieve zaak in groep 5 scoren de fal scholen vergelijkbaar met de traditio nele ppl scholen ook de standaarddeviaties zijn nu vergelijkbaar wanneer mommers spreekt over de slechtere resultaten dan doelt hij telkens op de resultaten van groep 3 het is de vraag of dat wel reeel is je mag van een school verwachten dat die ervoor zorgt dat haar leerlingen in een tijdsbestek van acht jaar de eindtermen halen langs welk traject en in welke tijdsplan ning dat staat daarbij voorshands niet ter discussie op grond van de feiten zou je zelfs de hypothese kunnen formuleren dat als de overigens cross sectioneel gemeten ontwikkelingslijnen doorzetten de fal scholen na acht jaar betere resultaten zullen bereiken dan de traditionele scholen er zijn aanwijzigingen dat dit inderdaad het geval is van der geest 1990 in voorbereiding nu komt het verwijt van mommers er op neer dat hij een havo vwo school verwijt dat de resultaten voor latijn in de eerste klas achterblijven bij die van het categoriale gymnasium mogelijkheid a een tweede aspect dat in mommers visie op de resultaten een rol speelt is het zogenaamde hawthorne effect volgens dit effect is niet zozeer de gebruikte lees methode verantwoordelijk voor de positieve resultaten maar het aanvan kelijk enthousiasme van de deelnemers veroorzaakt door het besef dat ze bijzonder zijn met iets bijzonders bezig zijn extra aandacht krijgen als dit voor fal het geval is dan zal van de nu behaalde resultaten een aantal scorepunten afgetrokken dienen te worden waardoor fal toch weer als negatief gekenmerkt zou kunnen worden mommers drukt zich in dezen minder conditioneel maar stelliger uit dan ik met andere woorden mogelijkheid b e deze redenering kan mommers echter niet staande houden zie ook wat neuvel et al 1988 159 daarover te melden hebben zo n effect verdwijnt namelijk al na een of twee herhalingen van het programma gemiddeld waren de scholen echter al zes jaar met fal bezig contra indicaties vindt men in stauffer 1972 die vindt dat fal na een periode van vijf jaar nog eens geevalu eerd hogere prestaties opleverde in neuvel et al 1988 184 vindt men dat verreweg de beste scores ook in vergelijking met de ppl groep gehaald worden door de school met de langste fal traditie plm twaalf jaar boven dien betreft het hier de minst cursorische dus methodisch meest specifieke school we hebben hier te maken met mogelijkheid c als we dan toch over het hawthorne effect spreken de kans is veel groter dat de ppl scholen dit effect vertonen die scholen deden immers mee aan een longitudinaal mommers 1989 81 onderzoeks en innovatieproject ib 85 typisch een setting die dit effect veroorzaakt in dit project hebben extra activiteiten plaatsgevonden met betrekking tot lezen dit zou zich kunnen vertalen in een groter enthousiasme en meer betrokkenheid van de kant van de deelnemers bij het lezen mogelijkheid a een derde aspect dat hier aan de orde is betreft een aantal storende factoren in hun onderzoek waar neuvel et al 1988 melding van maken deze factoren 61 pakken allemaal negatief uit voor fal mommers gaat aan deze zaken alhoewel ze zeer wezenlijk zijn geheel voorbij mogelijkheid c voor de goede orde volgen hier de genoemde storende factoren neuvel et al 1988 195 1 op de iq toets blijkt dat de ppl groep iets hogere scores behaalt waardoor de controlegroep en de fal groep niet als volledig gematcht mogen worden beschouwd een gelijk toetsresultaat van fal moet in dit licht bezien als een positieve prestatie worden opgevat 2 de ppl kinderen beschikken over een veel grotere mate van testwiseness in longitudinaal onderzoek zijn ze voortdurend met meerkeuze vragen getoetst uit cito normeringsonderzoek blijkt dan ook dat deze controle groep tamelijk hoog scoort je zou hier nog aan kunnen toevoegen dat ook de inhoud van de toetsen op de inhouden van traditionele leesmethoden berust de toetsen zijn zogezegd niet cultuurvrij dit effect wordt nog versterkt door het feit dat in het fal onderzoek exact die testen zijn gebruikt die in het nijmeegs onderzoek waren gebruikt en die voor dfe onderzoekers in hun situatie dienstig waren de toetsen gaan over het centrale aspect van het traditionele leesonderwijs te weten isoleerbare deelvaardigheden technisch lezen en begrijpend lezen die ook als zodanig zijn aangeboden in het onderwijs in fal in zuivere vorm bestaat die methodiek niet daar ligt de nadruk op taal communicatie waarin het lezen is ingebed als een functionele vaardigheid waarbij de leeshouding centraal staat voor een faire vergelijking zou ook fal specifiek getoetst moeten worden hier is om praktische redenen van afgezien voegen we hier tenslotte nog aan toe dat in diverse fal aanpakken op principiele gronden van toetsen wordt afgezien en dat de diagnose evaluatie van leerlingen vooral op basis van observatie en het veelvuldige en intensie ve contact tussen leerkracht en leerling plaats vindt dan is duidelijk dat het verschil in testwiseness niet mag worden onderschat 3 een laatste relevant punt betreft de testdruk neuvel et al 1988 melden dat de tests allemaal achter elkaar in een ochtendsessie zijn afgenomen we spreken hier over 7 9 jarigen voor groep 3 waren dit vier en voor groep 5 zes toetsen de in vergelijking minder goed gemaakte tweede toets voor begrijpend lezen was het sluitstuk van een inspannende testochtend ib 195 terzijde moet je onderzoek nog wel uitvoeren als het budget te krap is bemeten wanneer men deze punten bij elkaar beziet dan kan men uit de resultaten zeker besluiten dat een niet orthodoxe manier van met de leesproblematiek omgaan niet nadelig is en eerder zelfs voordelig waar het de traditionele aspecten van het lezen betreft de leeshouding het sterke punt van fal is niet gemeten mogelijkheid c 62 3 de onderzoeksmethode mogelijkheid d maar ook e mommers meldt een aantal problemen met de fal onderzoeksgang deze problemen leiden tot zijn standpunt wetenschappelijk gezien kan men aan de gerapporteerde gegevens helaas maar weinig waarde hechten gezien een aantal onderzoeksmethodologische tekortkomingen je vraagt je dan wel af waarom de negatieve uitkomsten dan wel gebruikt mogen worden in het betoog welke zijn nu door de hem gesignaleerde tekortkomingen 3 1 select versus aselect volgens mommers zijn de scholen en proefpersonen uit het fal onderzoek select gekozen terwijl dat in het nijmeegse onderzoek niet het geval was neuvel et al 1988 melden dit probleem ook nadrukkelijk voor het fal deel zonder daaraan de conclusie te verbinden dat daardoor hun onderzoek aan kracht zou inboeten eerder het tegendeel is het geval om een oordeel te kunnen vormen volgen hier de feiten figuur 1 ppl fal a regio nijmegen en ruime omstreken westen van het land nr niet random nr b spreiding stedelijk en dorpen idem c scholen 2 methoden x 12 scholen nr 10 scholen uit meerdere varianten d deelname instemming van de school nr idem tot zover liggen beide onderzoeken in eikaars verlengde dat het bij ppl om een at random getrokken steekproef zou gaan is door mommers niet vol te houden vind maar eens twaalf scholen met letterstad marktaandeel 6 tot 8 procent in een regio van pakweg 80 a 100 basisscholen er zijn bij de fal scholen ook nog andere selectiecriteria gebruikt 1 minimaal drie jaar ervaring met fal nodig voor de meting van groep 5 2 de sociaal culturele omgeving moest vergelijkbaar zijn met die van de ppl groep om min of meer de intellectuele vergelijkbaarheid te waarborgen de conclusie moet dan ook zijn dat de at random eis geen heilige koe is en dat selectie om twee redenen in fal wel en in ppl niet moest plaatsvinden 1 ten behoeve van de didactisch methodische zuiverheid in de tegenstelling traditioneel fal 2 om de steekproeven zo goed mogelijk vergelijkbaar te maken met betrek king tot allerlei mogelijk storende variabelen 63 de selectie is dan ook geen methodische zwakheid maar een methodische noodzaak in evaluatie onderzoek er is tenslotte nog wel iets te melden dat tegenovergesteld aan mommers bedoelingen uitpakt toen het ppl onderzoek werd opgezet was tot op zekere hoogte misschien nog wel sprake van een aselecte keuze als onderdeel in het fal onderzoek is dat zeker niet meer het geval de ppl scholen werden innovatiescholen hetgeen inhoudt traditionele scholen met iets extra s men kan het vermoeden uitspreken mommers doet dat niet mogelijkheid a c dat traditionele scholen zonder deze extra s lager zouden presteren en dat dit met andere woorden moet leiden tot een positieve beoordeling van fal nu beide typen identiek presteren neuvel et al 1988 melden dat er kleine aanwijzingen zijn dat dit inderdaad het geval zou kunnen zijn 3 2 longitudinaal versus cross sectioneel mogelijkheid d e mommers meldt dat het fal onderzoek cross sectioneel was terwijl het ppl longitudinaal van opzet was dit wordt door hem als een methodologisch tekort aangemerkt overigens zonder dit te adstrueren nu is het zo dat men voor ontwikkelingspsychologisch onderzoek het best met longitudinale data kan werken voor evaluatie onderzoek is dat echter geenszins nodig voor evalua tieve uitspraken moet men er minimaal voor zorgen dat men per uitspraak van goed vergelijkbare onderzoeks en controlegroepen verzekerd is neuvel et al 1988 formuleren slechts twee vragen en voor elke vraag organiseren ze een aparte onderzoeks en controlegroep te weten met de groepen drie en vijf er worden vervolgens over beide groepen uitspraken gedaan in termen van de resultaten bijvoorbeeld leerlingen zijn na drie jaar fal onderwijs zeker niet slechter af dan leerlingen na drie jaar traditioneel onderwijs iets extra s weten we nu wat het technisch en begrijpend lezen betreft met andere woorden we hebben hier te maken met evaluatie onderzoek met een cross sectionele opzet en vraagstelling dat ppl destijds een longitudi naal opgezet onderzoek was is niet terzake ook ppl wordt hier cross sectio neel behandeld er worden geen uitspraken gedaan dat zou methodisch niet verantwoord zijn over de ontwikkeling van kinderen tijdens hun schoolloop baan maar alleen over de invloed van onderwijs op kinderen na respectievelijk 1 en 3 jaar dat het daarbij qua uitspraken moet blijven is jammer maar niet verwijtbaar op grond van de gevonden resultaten kan men de hypothese formuleren dat fal in de leerjaren 6 7 en 8 tot betere leesprestaties zal leiden in dit onderzoek blijft dat een vermoeden het verwijt dat fal niet longitudinaal is raakt kant noch wal wanneer we onderzoeksuitspraken naast onderzoeksopzet leggen 3 3 cohortproblematiek een probleem annex het vorige betreft het feit dat we te maken hebben met een cohort probleem neuvel et al 1988 spreken hier niet over en mommers die de onderzoeksmethode op de korrel neemt gaat er ook aan voorbij moge lijkheid c d het is niet uitgesloten dat een dergelijk punt van kritiek ave rechts uitwerkt voor het doel dat mommers bereiken wil wanneer het inderdaad zo is wat wel beweerd wordt dat door de tijd de schoolprestaties afnemen dan mag je ppl en fal niet zo maar met elkaar 64 vergelijken al te oude onderzoeksgegevens mag je voor evaluatie onderzoek dan ook niet gebruiken of de afstand van vijf jaar groep 5 en zeven jaar groep 3 in dit verband veel is vermag ik niet te zeggen maar het had onderzocht moeten worden 4 andere studies mogelijkheid b mommers mist een aantal door hem relevant genoemde gegevens in de studie van neuvel et al 1988 bijvoorbeeld uit de geschiedenis van het aanvankelijk leesonderwijs en dan wel met name de behandeling van de orthodoxe globaal methodes deze vertonen namelijk in een aantal gevallen minstens evenveel overeenkomsten met de kenmerken van de fal benadering als de aanpak van de onderzochte scholen mogelijkheid a b d dit soort zaken noemende haalt mommers concluderend instemmend chall 1982 aan de vragen en de problemen zijn niet nieuw de discussie gaat voort alleen de theorieen zijn veranderd dit nu is in zijn uiterste consequentie niet vol te houden voor op zijn minst de nederlandse situatie in de diverse praktijkbeschrijvingen van neuvel et al wordt duidelijk gedemonstreerd dat de praktijk de didactiek veranderd is mogelijkheid a c dit is ook te lezen bij neuvel et al 1988 expliciet op pagina 157 naar aanleiding van een foute conclusie van bus 1985 dat globaal methodes en fal zo op elkaar zouden lijken stellen de auteurs de karakterisering van fal als een soort globaal methode ligt daaraan ten grondslag die opvatting is in zijn algemeenheid onjuist zoals in hoofdstuk 3 en 4 beschrijvingen van de buitenlandse 3 en nederlandse 4 fal aanpakken v d geest is gebleken mogelijkheid c met betrekking tot het citaat van chall in dezen moet erop gewezen worden dat deze alleen de beschikking had over fal aanpakken waarvan op een na de voordelen langzamerhand wegebden in het nederlandse onderzoek is globaal het tegenovergestelde het geval dus wel degelijk iets nieuws mogelijkheid a c de soorten studies die mommers graag wil toevoegen aan het debat zijn voor zijn doel dienstig maar worden door neuvel et al 1988 expliciet op inhoudelijke gronden buiten de bespreking gehouden wat mommers moet doen is niet iets suggereren wat volgens de auteurs niet mag hij moet aantonen dat de redelijk nauwkeurige kenschets van fal duidelijk de trekken van globaal methoden vertoont dat gebeurt niet het lijkt me ook moeilijk het gaat ook niet aan het internationale en historische onderzoek zo te karakte riseren dat het als een argument kan dienen om alles maar bij het oude traditionele te laten laten we hiervoor nog eens het methodenvergelijkende onderzoek uit amerika op een rijtje zetten dit is mede daarom interessant omdat ook neuvel et al 1988 hier een en ander laten liggen en omdat mommers op basis hiervan zegt dat slechtere of hooguit gelijke resultaten worden behaald 65 grades groepen 1 2 3 4 5 6 opmerkingen normale populaties fal 1 stauffer hammond 1967 fal 2 vanaf 1970 stauffer 1972 overall effect fal 2 beter dan van fal 1 harris 1971 schomer 1971 owens 1972 smith morgan 1973 smith 1974 hahn 1968 vilscck cleland 1968 evans 1978 wasserman 1978 kansarme groepen stauffer hammond 1967 stauffer 1972 stauffer 1973 evans 1978 hahn 1968 harris et al 1967 hall 1965 moore 1972 pienaar 1973 wat opvalt is het volgende 1 in grade 1 groep 3 valt vijftien keer een positief effect van fal te noteren drie keer een negatief effect en twee keer is er geen verschil 2 in grade 2 groep 5 zijn de cijfers respectievelijk negen keer positief een keer negatief en vier keer gelijk 3 in grade 3 groep 5 zijn de cijfers drie keer plus nul keer min en vier keer gelijk 4 in het totaal is er dus 27 keer een positief vier keer een negatief en tien keer een gelijk resultaat 5 waar het effect blijvend is stauffer 1972 is de methode niet nieuw meer maar zo n vijf jaar ter plaatse in gebruik dat wil zeggen dat er net als in de nederlandse resultaten van een tegenovergesteld hawthorne effect sprake is mensen moeten eerst goed leren hoe met een nieuwe didactiek in de klassepraktijk om te gaan 6 waar het effect pas ontstaat in grade 3 is waarschijnlijk sprake van weinig cursorische ondersteuning neuvel et al 1988 166 66 7 waar neuvel et al 1988 op grond van de uitkomsten menen dat fal met cursorische ondersteuning dat wil zeggen opgeschoven in de richting van veilig leren lezen tot de beste resultaten voert kan vastgesteld worden dat dat niet zomaar uit de studies hierboven valt af te leiden een kritische bespreker had dit op moeten merken mogelijkheid d belangrijke variabelen lijken veel meer a is het programma experimenteel of ter plekke al enige tijd in gebruik b is er een eenjarig programma of ook een programma voor de vervolgja ren c is de ingevoerde didactiek een eiland tussen de andere vakken of past het programma binnen het totaal concept van de school 8 de nadruk op cursorische ondersteuning is mede te verklaren uit het feit dat er in het engels van een nogal vage letter klank relatie gesproken moet worden gegevens over de cursorische ondersteuning kunnen dan ook niet zomaar naar de nederlandse situatie vertaald worden conclusies hypotheses op basis van het voorafgaande zouden de volgende moeten zijn 1 fal werkt in het algemeen positief 2 fal werkt positief voor kansarme kinderen 3 fal cursorische ondersteuning is voorshands nog niet als verbetering te bestempelen 4 fal in zuivere vorm heeft een positief effect op langere termijn 6 7 en neuvel et al 1988 184 wat tenslotte opvalt is dat de conclusies van neuvel et al 1988 niet helemaal in het verlengde van de resultaten liggen in plaats van dit te corrigeren doet mommers er nog een schepje bovenop zodat hij in de zachte berm terecht komt mogelijkheid c en e 5 verhouding tussen inspanning en meeropbrengst een belangrijk punt in mommers argumentatie is de geleverde inspanning dit punt wordt ook door neuvel et al 1988 zij het in een zeer zwakke vorm als afwegingsfactor gepresenteerd wetende dat de onderwijsinspanning van fal leerkrachten zeer groot is zou men dat bij de beoordeling van de meerop brengst moeten betrekken nu deze tegenvalt zoals mommers getuige de vorige paragrafen ten onrechte meent ligt het voor de hand tot meer panklare traditionele methoden over te gaan dit advies wordt in alle wijsheid en minzaamheid dan ook gegeven mommers opmerking dat waar onderzoek tekort schiet wijsheid mommers wijsheid ons verder kan helpen doet nogal hilarisch aan ten eerste schiet het onderzoek helemaal niet tekort ten tweede is er wel degelijk sprake van meeropbrengst in het fal onderwijs ten derde en dat is essentieel voor onze samenleving mag je in dit geval de wijsheid niet beperken tot het enge gebied 67 van het technisch en begrijpend lezen en dan nog alleen maar tot datgene wat daaraan technisch gemakkelijk te meten valt wat dit laatste betreft neuvel et al 1988 geven hiertoe wel enige aanleiding alhoewel ze toch ook de leeshouding bij hun beschouwing maar niet bij het meten betrekken deze leeshouding houdt een potentiele winst voor fal in wat in dezen belangrijker is is dat lezen in de diverse fal aanpakken ingebed is in een veel weidsere opvoedkundige en didactische doelstelling is in het traditionele onderwijs het leesonderwijs gemakkelijk isoleerbaar als een eigenstandig technisch leerobject binnen de fal didactiek is dit geenszins het geval prestatie in het algemeen en klasseprestatie in het bijzonder staan daarbij niet centraal maar de individuele begeleiding van een leerling en zijn ontwik keling binnen zijn eigen mogelijkheden neem je fal weg dan blijft deze didactische eis maar nu methodisch uitgekleed bestaan wijsheid is dit te erkennen en niet met adviezen te komen die in de bepaalde situatie niet werken het is alsof men van t schip nu en p keizer in het verleden aanraadt maar met voetballen te stoppen omdat ze niet kunnen konden kop pen wat om de vergelijking rond te maken aantoonbaar niet waar is was vandaar over het algemeen de grote tevredenheid over de uitkomsten van het onderzoek in fal kringen vastgesteld is dat de over all onderwijs en opvoedingsvisie goed presteren in een centrale vaardigheid als het lezen niet in de weg staat samenvattend kan men stellen dat wat in het artikel van mommers zakelijke minzame oppositie tegen het onderzoek van neuvel et al 1988 lijkt in feite een onverantwoorde herschikking en herinterpretatie van de feiten is en wel op een zodanige manier dat de kritiek zich niet tegen neuvel et al 1988 keert maar tegen hun onderzoeksobject het werk van andersdenkenden met betrek king tot leesdidactiek 6 tenslotte wat overblijft is de veel interessantere vraag hoe de fal aanpak in het onderwijs in de hogere leerjaren met name in de groepen 6 8 uitpakt is er sprake van het doorzetten van de groei vergeleken met het traditionele onderwijs of verdwijnen behaalde effecten onderzoek daarnaar zou gedaan moeten worden waar fal niet geisoleerd maar als uitvloeisel van een totaalvisie op onderwijs voor de hele basisschool wordt gepraktiseerd in een volgend artikel hoop ik hierop terug te komen groningen voorjaar 1990 bibliografie bus j biedt functioneel aanvankelijk lezen werkelijk meer kansen op leessuc cessen in didactief 1985 15 chall j s learning to read the great debate new york mcgraw hill 1982 geest t van der effecten van fal onderwijs in de leerjaren 6 8 1990 in voorbereiding 68 mommers m functioneel aanvankelijk leesonderwijs in de spiegel in spiegel 7 1989 nr 1 75 86 neuvel j m otter d bos functioneel aanvankelijk leesonderwijs een beschrijving en een evaluatie amsterdam lisse 1988 stauffer r the language experience approach new york harper row 1980 69