Documenten
ton mooy nederlands in de heterogene brugklas een bespreking deze studie naar nederlands in de heterogene brugklas is verricht door helge bonset red frans bijkerk anne kuypers sander lutz en antoinette slothouber het bij de stichting voor de leerplanontwikkeling in 1985 uitgegeven werk bestaat uit twee delen leraarsactiviteiten en leerinhouden deel 1 en leereffecten bij leerlingen deel 2 de delen geven informatie over onderwijsprocessen en kenmerken van het vak nederlands in een eerste jaars heterogene brugklas van een scholengemeenschap lbo mavo havo vwo met ongeveer 1600 leerlingen er wordt dus gewerkt aan de beschrijving en analyse van een case in deel 1 wordt aandacht gegeven aan de vraag wat doet de leraar inclusief voorbereiding en evaluatie ter beantwoording van deze vraag is de leraar in september 1982 eenmaal geinterviewd over zijn doelstellingen bij het lesgeven in het nederlands en eenmaal over zijn doelstellingen speciaal met betrekking tot het werken met heterogene groepen de leraar brengt drie hoofddoelstellingen naar voren leerlingen in communicatief opzicht sociaal vormen leerlingen mondig maken leerlingen leren taal te hanteren als expressiemiddel zijn voornaamste doelstelling in verband met het werken in heterogene groepen is rekening houden met het totaal van verschillen dat tussen de leerlingen voelbaar is en dit niet alleen op de gebieden van kennen en kunnen maar ook op dat van bereid zijn daarna zijn 20 lessen nederlands steeds door drie observatoren geobserveerd in de periode oktober december 1982 en nog eens drie lessen in april 1983 in aansluiting op de observaties is een aanvullend interview met de leraar gehouden ter verduidelijking van enkele aandachtspunten de observaties tonen onder andere dat in bijna een derde van de geobserveerde lessen met subgroepjes leerlingen gewerkt wordt ongeveer 18 van de totale lestijd de leraar bepaalt iets meer dan de leerlingen welke leerlingen een sub groepje vormen de samenstelling is veelal verschillend en wordt mede bepaald door de aard van de lestaak slechts bij de ontleedlessen worden de 83 spiegel 4 1986 nr 3 83 86 sub groepjes naar niveau en tempo gehomogeniseerd de leraar gebruikt de methode taal vandaag die aangevuld wordt met andere opdrachten taken in vrijwel alle geobserveerde lessen differentieert hij naar tempo bij de onderdelen schrijven leesdagboek fictie en drama wordt gedifferentieerd naar belangstelling en leerbehoeften door middel van het geven van ruime door de leerlingen zelf in te vullen opdrachten grammatica wordt volgens een basisstof herhalingsstof verrijkingsstof model aangeboden deel 2 is gericht op het beantwoorden van de vraag wat leren de leerlingen vakmatig en niet vakmatig cognitief en affectief welke leereffecten constateren we bij speciaal de zwakke en welke bij speciaal de sterke leerlingen de gehanteerde werkwijzen betreffen het analyseren van toetsen van de door de leerlingen behaalde leerresultaten ander schriftelijk materiaal van de leerlingen de observatieverslagen over het leerlingengedrag door de leerlingen geschreven learner reports een interview van de leraar en een tweetal didactische handboeken als methodisch probleem wordt door de auteurs genoemd het ontbreken van informatie over de beginsituatie van de leerlingen volgens de auteurs zou het afnemen van begintoetsen niet passen in naturalistisch onderzoek in deel 1 komt met name de procedurele kant van het gebeuren tijdens de lessen nederlands aan de orde veel aandacht wordt gegeven aan de in het leraarsinterview gegeven doelstellingen en de mate waarin de leraar deze tijdens de geobserveerde lessen nastreeft of realiseert de concrete beschrijvingen van de auteurs leveren een veelzijdig en boeiend inzicht in de alledaagse processen in de geobserveerde klas de belangrijke samenwerkingsdoelstelling van de leraar blijkt afhankelijk te zijn van velerlei voorwaarden die op verschillende wijzen het onderwijsleerproces beinvloeden de auteurs schragen hun bevindingen op verschillende wijzen met informatie van andere observatoren door het gebruik van tegenlezers en door de reactie van de leraar op hun verslaglegging weer te geven de resultaten in dit deel doen bij mij de vraag rijzen of het niet beter is een apart leerplan onderdeel voor sociale en communicatieve processen te construeren in plaats van deze soorten processen te laten contamineren met andere onderdelen binnen het vak nederlands in deel 2 wordt deze vraag klemmender enerzijds blijkt via enkele gedetailleerde analyses van teksten met behulp van de schema s van wolowitsj en drop dat de onderlinge afstemming op elkaar van oefenmateriaal en eindtoetsen in enkele gevallen niet adequaat is en kleven er duidelijke manco s aan de gebruikte eindtoetsen met betrekking tot het zoeken van de persoonsvorm en 84 het lijdend voorwerp anderzijds wordt geconstateerd dat de leerlingen onder samenwerken vaak verstaan in een sub groepje individuele taken uitvoeren de auteurs verrichten goed werk door op minutieuze wijze de aan de leerlingen aangeboden oefeningen en toetsen te analyseren en met elkaar te vergelijken het uiteenleggen van de leerstof in deelvaardigheden leidt tot de conclusie dat oefening en toets soms weinig bij elkaar aansluiten naar mijn mening is dit een niet geheel verrassende maar voor de leerlingen en het vak nederlands pijnlijke situatie zoiets zou niet mogen gebeuren de auteurs brengen in beide delen informatie uit verschillende bronnen naar voren ter onderbouwing van hun conclusies in methodologisch opzicht verdienen zij hiervoor alle lof in mijn ogen zou het onderzoek nog sterk aan waarde gewonnen hebben indien de auteurs zich niet gebaseerd zouden hebben op de stellingname dat naturalistisch onderzoek het afnemen van begintoetsen uitsluit in het door hen verrichte onderzoek zou informatie over de beginsituatie van de leerlingen bij de start van de observaties inzicht opgeleverd hebben over mogelijke leereffecten bij de leerlingen informatie vanuit begintoetsen had verkregen kunnen worden in het kader van het normale lesprogramma en zou het gebruik van de term leereffecten hebben kunnen rechtvaardigen door het ontbreken van informatie over de beginsituatie van de leerlingen gaan de onderzoekers gegevens over onder andere leerlingengedrag tijdens de observaties gebruiken als indicaties van leereffecten op pagina 18 zijn de auteurs zich van de verschillen tussen taakgedrag tijdens de les en leereffecten op langere termijn bewust maar met name in hoofdstuk 3 wordt steeds een onderwijsaanbod effeet in termen van meer of ander leerlingengedrag tijdens de les geformuleerd de misschien duidelijkste voorbeelden hier zijn de leereffecten met betrekking tot persoonsvorm en lijdend voorwerp op de basisschool hadden alle leerlingen al kennis gemaakt met deze onderwerpen onduidelijk is en blijft wat de leereffecten van de behandeling in de heterogene brugklas zijn ook de learner reports vormen geen onafhankelijke indicaties die bovendien geen onderscheid maken tussen herinneringseffecten en leereffecten ook de leraar vindt dat het heel moeilijk is om leereffecten vast te stellen gedurende een korte observatieperiode pag 183 de belangrijkste verdiensten van de studie zijn de gedetailleerde beschrijvingen van gebeurtenissen en processen in de klas het voorbeeldig analyseren en vergelijken van oefenstof en eindstof en het hierdoor aantonen dat het werken aan nederlands in de heterogene brugklas nog pas aan het beginpunt staat de auteurs geven tevens enkele vingerwijzigingen ten behoeve van een op de 85 onderwijspraktijk gebaseerde leerplanconstructie een disciplinaire benadering met ook aandacht voor sociale doelen het probleem van de relatie tussen doelstelling en onderwijspraktijk en het ontbreken van know how op het gebied van differentiatie uit het onderzoek komt in dit opzicht onder andere naar voren dat cognitief goede leerlingen in een heterogene brugklas meer kans hebben op positieve feedback van de leraar dan cognitief slechte leerlingen deel 2 pag 89 terwijl de cognitief goede leerlingen tegelijkertijd afgeremd worden in hun vragen en kritiek deel 1 pag 78 80 deze resultaten onderstrepen naar mijn mening dat er eerst een adeguaat curriculum ontwikkeld moet worden alvorens gedifferentieerd heterogeen te gaan werken ook een timmerman heeft goed gereedschap nodig teneinde goed werk te kunnen afleveren 86