Documenten
ton mooij nederlands in het individueel beroepsonderwijs onderzocht een bespreking van boer m de ibo leerlingen in een breed heterogene brugklas een case study naar een lessenreeks nederlands enschede slo 1990 en bonset h nederlands in het ibo een onderzoek naar het onderwijs aanbod nederlands in het ibo en de wijze waarop dit inspeelt op verschil len tussen leerlingen enschede slo 1990 de leerplanontwikkeling in het vak nederlands is een complex en dus interes sant probleem waaraan al de nodige studies besteed zijn worden er in de loop van de jaren ook vorderingen geboekt op dit terrein misschien kan het antwoord op deze vraag ten dele gegeven worden door een tweetal onderzoe ken waarvan onlangs de rapportage verschenen is de betreffende rapporten hebben betrekking op studies die verricht zijn in het kader van het project nederlands voortgezet onderwijs eerste fase dat sedert enkele jaren door de slo wordt uitgevoerd het uiteindelijke doel van de verschillende studies is ondersteuning van leerplanontwikkeling in het vak nederlands in het voortgezet onderwijs en met name in het individueel beroepsonderwijs ibo in het onderzoek van de boer gaat het erom een breed heterogene brugklas ibo tot en met vwo als leeromgeving voor ibo leerlingen te verkennen en te beschrijven de studie betreft een school en daarbinnen de praktijk van een leerkracht in een klas bepaalde informatie wordt via gesprekken met verschil lende leerkrachten nog eens aan de orde gesteld in een interview met de geobserveerde klasse leerkracht komt naar voren dat de integratie van de leerlingen in een eerste brugklas relatief probleemloos verloopt er wordt geen speciale aandacht gegeven aan leerlingen met een i indicatie aan de leerlingen die dit nodig hebben wordt remedial teaching gege ven over de feitelijke prestaties of prestatie ontwikkeling in het vak neder lands zijn weinig harde gegevens te verkrijgen er worden in het algemeen geen cito toetsen afgenomen aan de basisscholen in de buurt en in deze brugklas worden cognitieve prestaties niet beoordeeld belangrijk is ook dat men twee jaar uittrekt om te kijken hoe de leerlingen zijn en hoe zij zich ontwikkelen daarna vindt er een uitsplitsing naar onderwijstype plaats wel wordt door de andere leerkrachten opgemerkt dat geleidelijk aan duidelijk wordt dat leerlingen met zulke uiteenlopende prestatieniveaus moeilijk in een klas te onderwijzen zijn met name in de loop van het tweede brugjaar de boer heeft ook tien lessen nederlands in de eerste brugklas geobserveerd daarnaast heeft ze een les remedial teaching geobserveerd het blijkt dat gemeenschappelijke onderdelen in het lesmateriaal via werkplannen en schema s voorgestructureerd en begeleid worden iets waarvan vooral de zwakke leer lingen profijt lijken te hebben het meeste lesmateriaal wordt individueel gebruikt en is beschikbaar in de vorm van bijvoorbeeld opdrachtkaarten van deze kaarten is niet expliciet het niveau of de moeilijkheidsgraad aangegeven spiegel 8 1990 nr 3 119 122 het is dan moeilijk om vast te stellen of de kinderen op beneden of boven hun niveau werken de zwakke leerlingen blijken een opdrachtkaart veelal niet in een les af te krijgen hetgeen wel de bedoeling is voor individuele instructie verblijft de leerkracht niet vaker bij relatief zwakke leerlingen dan bij andere leerlingen wat tegen de bedoeling is bij de samenwerking binnen kleine groepjes leerlingen blijken er verschillen in taken en ondersteuning voor te komen een en ander is afhankelijk van de samenstelling van de groepjes de integratie van de leerlingen met een i indicatie komt zeer vanzelfsprekend over ook als zij naar de remedial teaching lessen gaan gebeurt dit zonder ophef en er is geen andere leerling die daarover opmerkingen maakt ook in leerlingen interviews komt dit naar voren de eindconclusie van de boer is positief het is in deze school mogelijk gebleken dat leerlingen met een i indicatie volwaardig participeren in een breed heterogene brugklas een nuancering in dit oordeel wordt gegeven in de opmerking p 70 dat deze leerlingen in het tweede brugklas jaar meer gedemotiveerd lijken te worden omdat zij de relatief slechtst presterende leerlingen blijken te zijn deze problemen nemen volgens een geinterviewde leerkracht niet de klasse leerkracht weer af in de homogene derde ibo klas volgens deze leerkracht wordt geconstateerd dat de relatief hoog presterende leerlingen van havo en vwo niveau met name in de tweede klas tekort komen het onderzoek van de boer hoewel kleinschalig levert informatie over het gekozen onderwerp het resultaat wordt via verschillende onderzoekswijzen verkregen en maakt duidelijk dat wanneer leerkrachten een sfeer van acceptatie creeren de leerlingen deze overnemen toch is de boer in haar conclusie te eenzijdig positief het probleem van de sterk uiteenlopende leermogelijkheden leerwijzen en leerprestaties tussen leerlingen in een dergelijke breed heterogene brugklas zou niet onder tafel geveegd moeten worden maar vanuit het perspec tief van de ontwikkeling van een adequaat leerstofaanbod opgepakt moeten worden vanuit een dergelijk perspectief kan op dit moment niet gesteld worden dat integratie van leerlingen met een i indicatie in een reguliere brugklas positieve cognitieve of sociaal emotionele effecten zou hebben op deze leerlingen of op de andere leerlingen in de klas integendeel de geinterviewde leerkrachten geven aanwijzingen dat er eerder sprake zou zijn van negatieve effecten de boer trekt een andere conclusie dan dat mogelijk is met de door haar zelf aangedragen feiten in het onderzoek van bonset wordt gewerkt met mondelinge interviews van leerkrachten hij heeft tien scholen met een ibo afdeling benaderd uit elke school is steeds een ibo leerkracht geinterviewd belangrijke maar uit andere onderzoeken1 reeds bekende resultaten zijn de leerkrachten vinden dat er sprake is van een zeer grote variatie in taalvaardigheid van de leerlingen vooral in de lees en schrijfvaardigheid en minder in de spreek en luistervaardigheid de leerkrachten zeggen in hun werkwijzen verschillende vormen van individueel en van klassikaal werken te hanteren de start van een activiteit is veelal wel klassikaal als belangrijkste probleem signaleren de leerkrachten het gebrek aan materiaal voor de relatief zwakkere en relatief sterkere leerlingen 120 de belangrijkste conclusies van bonset zijn dat er 1 adequaat lesmateriaal beschikbaar moet komen 2 blijkbaar relatief gemakkelijk geindividualiseerd wordt door de leerkrachten 3 grote verschillen tussen leerlingen zijn in taalvaardigheid met name in technisch lezen handschrift en spelling mijn voornaamste opmerking bij het onderzoek van bonset is dat het zich via slechts een relatief zwakke onderzoeksprocedure interviews bezighoudt met zaken die reeds bekend zijn kenmerken van ibo leerlingen zijn beter bekend uit verschillende grootschalige onderzoeken en verrichte observatie onderzoe ken1 de werkwijze van leerkrachten uit het ibo en lbo is bekend uit verschillende observatie studies in de onderwijspraktijk en is minder individua liserend dan de leerkrachten de onderzoeker buiten de klas zoals bonset willen doen geloven de sterkste individualisering in het ibo is het pedago gisch cijfergeven het cijfer geven los van de feitelijke leerprestatie in feite is dit gebruik tekenend voor het nog ontbreken van relevante onderwijspsychologi sche en onderwijskundige inzichten materialen en werkwijzen in het ibo aan de introductie hiervan in het ibo zou het nodige moeten en kunnen gebeuren zeker ook in het kader van de leerplanontwikkeling nederlands mijn laatste opmerking geldt voor beide onderzoeken zij leveren weinig concrete informatie op over de te nemen volgende stappen in het slo project bonset aarzelt tussen verschillende alternatieven en de boer behandelt dit punt niet van leerplanontwikkelaars zou je verwachten dat zij als onderzoeker bij leerkrachten uitproberen of bijvoorbeeld een bepaalde geindividualiseerde invulling van diagnostiserend technisch leesonderwijs bij de leerlingen tot betere resultaten leidt dan de gebruikelijke werkwijze met een bestaande methode maar zoiets komt in de twee rapporten nog niet in zicht bonset constateert wel en naar mijn mening terecht dat er bij leerkrachten nog geen consensus is over bijvoorbeeld niveaus van leerstof echter niveaus moeten in eerste instantie worden vastgesteld op basis van eenheden leerstof ook bij een vak als nederlands moet bepaalde leerstof gekend worden of moeten bepaalde activiteiten gedaan worden moeten hierin een volgorde en diagnostiserend onderwijzen gearrangeerd worden en moeten de relatief goede leerlingen zinvolle en op hun leerwijzen toegesneden extra stof kunnen verwerken het bereiden van een dergelijk leerstofpakket is nu juist de taak van de leerplan ontwikkeling het niveau van een leerling wordt dan bepaald door vast te stellen hoe ver de leerling komt de waardering van dit niveau kan een kwestie zijn van consensus van leerkrachten maar die overeenkomst is niet vereist zie de werkwijze bij examinering 1 zie het omvangrijke onderzoek dat in de jaren 80 vanuit de universiteit leiden uitgevoerd werd onder projectleiderschap van dr k sietaram en prof dr p van den broek dit onderzoek resulteerde in tenminste tien rapporten zie vooral ook h van haeringen 1977 macht en onmacht van het individualiserend beroeps onderwijs burgh haamstede auteur ook relevant zijn de dissertatie van dr n m e neuwahl over de ibo differentiatie test en de dissertatie van dr a van der wissel over schooluitval van kinderen met 121 ernstige leerproblemen tenslotte zelf heb ik ook in de loop der jaren een aantal onderzoeken in het ibo verricht waarover rapportages of artikelen verschenen zijn 122