Publicatie datum: 1989-01-01
Auteurs: Huub van den Berg, Hans Kuhlemeier
Collectie: 07
Volume: 07
Nummer: 3
Pagina’s: 31-56
Documenten
huub van den bergh hans kuhlemeier periodiek peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs en eindtermen voor de basisvorming 1 inleiding1 vanaf het begin van de jaren tachtig is er sprake van een toenemende aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs centraal in de belangstelling staan daarbij vragen als wat zou iedereen op school moeten leren en wat blijken leerlingen feitelijk bereikt te hebben de overheid lijkt zich de laatste jaren steeds meer verantwoordelijk te voelen voor de kwaliteit van het onderwijs hiervan getuigen onder meer de ministe riele nota s die over dit onderwerp zijn verschenen examens in het voortgezet onderwijs 1980 kwaliteit van het onderwijs 1981 en evaluatieplan voor het voortgezet onderwijs 1983 ook de recentelijk gepubliceerde concept eindtermen voor de basisvorming dienen in dit verband te worden genoemd eindtermen zo is de gedachtengang vormen een middel om de inhoud van onderwijs voor het parlement en de samenleving beter controleerbaar te maken en een algemene niveauverhoging te realiseren de overheid kan de taak van kwaliteitsbeheersing alleen adequaat vervullen wan neer haar voldoende gegevens ter beschikking staan hierbij wordt enerzijds gedoeld op feitelijke gegevens met betrekking tot de inhoud en het niveau van het onderwijs anderzijds wordt gedoeld op de eisen die aan leerlingen op een bepaald moment in het onderwijs gesteld kunnen worden criteria die specificeren wat leerlingen in een bepaalde onderwijsfase tenminste moeten kennen en kunnen normen gegevens over wat leerlingen op een bepaald moment in het onderwijs kunnen zijn in ons land nauwelijks voorhanden in het voortgezet onderwijs bij voorbeeld zijn de centrale schriftelijke examens primair bedoeld voor certificering aan de hand van de examenresultaten kan de school bepalen of individuele leerlingen aan de gestelde kwaliteitseisen normen voldoen als instrument ter verschaffing van gegevens over de landelijke stand van zaken is het examen echter omstreden arvo i 1985 wijnstra 1983 de examenprogramma s zijn dermate vaag dat ze in het kader van kwaliteits beheersing nauwelijks bruikbaar zijn wat te denken van de doelstelling voor het eindexamenonderdeel schrijven voor het mavo kandidaten moeten laten blijken dat zij in staat zijn gedachten gevoelens ideeen en meningen zodanig op schrift te stellen en bepaalde informatie zodanig vorm te geven dat deze geschikt is voor een bepaald publiek beschikking 12 november 1986 dgvo 13 910 op een dergelijke doelstelling kunnen moeilijk uitspraken omtrent de vaardigheden die de leerlingen tenminste zouden moeten beheersen gebaseerd worden ook maken leerlingen van verschillende schooltypen meestal verschillende examenopdrachten een vergelijking van de prestaties van bij voorbeeld lbo leerlingen met die van vwo leerlingen is dan haast bij voorbaat zinloos om soortgelijke redenen is het vergelijken van examen prestaties van leerlingen uit verschillende examenjaren een hachelijke zaak de inhoud van het examen is van jaar tot jaar verschillend het belangrijkste bezwaar tegen examens als indicator voor de kwaliteit van het onderwijs is echter de zeer globale en 31 spiegel 7 1989 nr 3 31 56 beperkte dekking van de feitelijk nagestreefde onderwijsdoelstellingen kremers 1988 daarnaast kunnen examens vanuit overwegingen van billijkheid uitsluitend zaken bevragen die in het onderwijs uitdrukkelijk aan bod zijn gekomen allerlei wenselijke maar nog niet op alle scholen onderwezen doelstellingen blijven buiten het gezichts veld van examens niet alleen de overheid heeft behoefte aan feitelijke gegevens over de stand van zaken van het onderwijs ook voor instellingen uit de verzorgingsstructuur is het beschikken over een nauwkeurig inzicht in de sterke en minder sterke kanten van het onderwijs haast onmisbaar immers het stelt hen in de gelegenheid gericht cursus en evaluatiemateriaal te ontwikkelen bovendien kan worden nagegaan op welke terreinen na en bijscholing van docenten wenselijk is ook de door velen gepropageerde onderwijskundige en maatschappelijke discussie over het onderwijsniveau is beter te voeren wanneer precieze gegevens over de inhoud en de opbrengsten van het onder wijs beschikbaar zijn 1 1 peilingsonderzoek peilingsonderzoek is een van de middelen om dergelijke gegevens te verschaffen onder peilingsonderzoek verstaan wij een landelijk registratie systeem dat op basis van steekproefonderzoek bij scholen docenten en leerlingen informatie verschaft omtrent de stand van zaken van het nationale onderwijssysteem de steekproeven worden zodanig ingericht dat uitsplitsing van de bevindingen naar bepaalde beleids matig en onderwijskundig relevante groepen mogelijk is periodiek peilingsonderzoek heeft enerzijds tot doel gedetailleerde informatie te verschaffen over de feitelijk bereikte onderwijsleerresultaten en over het actuele onderwijsaanbod daarnaast heeft peilingsonderzoek ten doel om veranderingen in het onderwijsaanbod en eventuele stijging of daling van het onderwijsniveau te signaleren meer specifiek wordt met behulp van peilingsonderzoek beoogd een antwoord te geven op de volgende clusters van vragen 1 welke doelstellingen worden in het onderwijs in het algemeen nagestreefd welke leerstof wordt onderwezen op welke wijze wordt de leerstof behandeld en geevalueerd didactische werkvormen leeractiviteiten onderwijsleermidde len evaluatie procedures in welke mate worden de leerlingen met deze leerstof geconfronteerd tijdbesteding dit cluster van vragen wordt gewoon lijk met de term onderwijsaanbod aangeduid 2 wat zijn de onderwijsleerresultaten van de leerlingen op populatieniveau 3 in hoeverre bestaan er ten aanzien van het onderwijsaanbod en de onderwijs uitkomsten verschillen tussen diverse groepen scholen schooltypen en tussen diverse categorieen leerlingen 4 in hoeverre treden er door de jaren heen veranderingen op in de wijze waarop het onderwijs vorm gegeven wordt en in de opbrengsten van het onderwijs 5 welke onderwijsdoelen blijken op populatieniveau in de praktijk haalbaar te zijn en welke niet wat zijn de meningen van relevante groepen of respon denten over hetgeen de leerlingen tenminste zouden moeten kennen en kunnen in hoeverre en op welke terreinen is er sprake van een discrepantie 32 tussen hetgeen feitelijk bereikt wordt en hetgeen als minimaal noodzakelijk of wenselijk wordt geacht bij de hierboven gegeven omschrijving van het doel de functies en de onderzoeks vragen van peilingsonderzoek zijn enkele relativerende kanttekeningen te maken ten eerste zij opgemerkt dat peilingsonderzoek slechts een van de middelen is om informa tie te verschaffen over de kwaliteit van het nederlandse onderwijs ook andere evaluatiesystemen zoals de voorgenomen toetsen ter afsluiting van de basisvorming kremers 1988 en het voorgestelde onderzoek ter evaluatie van de invoering van de basisvorming peschar 1988 bieden dienaangaande tot op zekere hoogte inzicht kuhlemeier en van den bergh 1989a een tweede kanttekening is dat peilingsonderzoek zeker niet de pretentie heeft om alle aspecten van de onderwijskwaliteit in kaart te brengen een eerste inperking kan worden aangebracht door te refereren aan de drie niveaus waarop de kwaliteit van het onderwijs kan worden beschreven het niveau van het onderwijsstelsel macroniveau het niveau van de school mesoniveau het niveau van de onderwijsleerprocessen microniveau peilingsonderzoek beweegt zich voornamelijk op macroniveau gegevens op meso en microniveau vallen grotendeels buiten de reikwijdte van peilingsonder zoek immers in de rapportage wordt geen uitsplitsing gemaakt naar specifieke scholen of individuele leerlingen een tweede inperking kan worden aangebracht door te verwijzen naar een andere invalshoek bij de concretisering van het kwaliteitsbegrip het onderscheid naar input proces en output de meetpretentie van peilingsonderzoek strekt zich vooral uit tot de onderwijsoutput daarmee doelen wij op het geheel aan kennis houdingen en vaardigheden dat de leerlingen mede onder invloed van het leer en vormingsaanbod verwerven daarnaast zijn er ook raakvlakken met de inputkant van het onderwijs te denken valt daarbij aan de inventarisatie van het onderwijsaan bod en van relevante achtergrondkenmerken van scholen docenten en leerlingen het proces het feitelijke verloop van het onderwijsleergebeuren blijft in het peilings onderzoek grotendeels buiten beschouwing hierin verschilt het overigens niet van andere evaluatiesystemen als de examens de voorgenomen afsluitingstoetsen basisvor ming kremers 1988 en het voorgestelde evaluatie onderzoek naar de invoering van de basisvorming peschar 1988 ten derde dient opgemerkt te worden dat de uitkomsten van peilingsonderzoek in hoofdzaak van beschrijvende aard zijn het landelijke registratiesysteem signaleert hoe het onderwijs ervoor staat wat de stand van zaken is waar er iets verandert en in welke mate dat het geval is het zal lang niet altijd kunnen worden aangegeven wat de oorzaak van eventuele tekortkomingen is alhoewel de gegevens wel suggesties in een bepaalde richting kunnen opleveren vgl cito 1985 halverwege 1987 gaf de minister van onderwijs en wetenschappen het cito de op dracht om in het voortgezet onderwijs met al zijn verschillende opleidingstypen een peilingsonderzoek uit te voeren deze peiling was een proefpeiling met als doel een verkenning van de realiseerbaarheid van peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs en hoe kan de realiseerbaarheid tenslotte beter aangetoond worden dan door daadwer kelijk een peiling uit te voeren de proefpeiling betrof het vak nederlands in het derde leerjaar de keuze viel op nederlands omdat dit een moeilijk te onderzoeken vakgebied is zou peilingsonderzoek daar haalbaar blijken dan behoort niveaupeiling 33 van andere vakgebieden ook tot de mogelijkheden zo is de gedachtengang een tweede reden voor de keuze voor het vak nederlands is dat de resultaten niet alleen relevant zijn voor vakdeskundigen maar ook voor belanghebbende buitenstaanders iedere staatsburger komt immers met het nederlands in aanraking en kan zich een mening vormen over de kwaliteit van het onderwijs voor het derde leeijaar is enerzijds gekozen omdat dit het moment is waarop de meeste leerlingen de voorgenomen basis vorming zullen afsluiten anderzijds vanwege de mogelijkheid de diverse opleidings typen met elkaar te kunnen vergelijken aan de proefpeiling nederlands hebben zo n 4500 leerlingen en 450 docenten meegewerkt alle getalsmatig belangrijke opleidings typen uit het voortgezet onderwijs zijn in het onderzoek vertegenwoordigd vwo havo mavo lhno en lto de proefpeiling nederlands had tot doel de haalbaarheid van peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs te onderzoeken de vraag naar de haalbaarheid kon bevesti gend beantwoord worden kuhlemeier van den berg 1989b daarnaast is een exemplarisch beeld geschetst van de inhoud en het niveau van het vak nederlands in het derde leeijaar hierbij lag het zwaartepunt op de prestaties van de leerlingen op het terrein van schrijven spreken lezen en luisteren omdat het niveau van het onderwijs niet alleen in de leerprestaties tot uiting komt zijn ook andere gebieden onderzocht zo is de leerlingen ook gevraagd naar hun houding ten opzichte van schrijven en spreken en naar hun taalgebruik buiten de school voorts zijn gegevens verzameld over de wijze waarop docenten nederlands hun onderwijs vorm geven het onderwijsaanbod omdat de taalvaardigheid van de leerlingen niet alleen bij het vak nederlands ontwikkeld wordt is ook informatie ingewonnen over de wijze waarop de nederlandse taal bij andere vakken gebruikt wordt 1 2 peilingsonderzoek en basisvorming in de proefpeiling nederlands zijn voor een groot aantal doelstellingen van het vak nederlands feitelijke gegevens over de taaiprestaties van de leerlingen verzameld dit overzicht van de taaiprestaties is in hoofdzaak beschrijvend van aard om de gecon stateerde taaiprestaties te kunnen interpreteren hebben we normen nodig die geven aan welke taaiprestaties als voldoende of adequaat mogen worden beschouwd en welke als onvoldoende of inadequaat de problematiek van de ontwikkeling en toepassing van normen lijkt een essentiele rol te spelen bij de invoering van de basisvorming immers een wezenlijk element en misschien wel de kern van de basisvorming zijn de eindtermen wat moet een leerling minimaal kennen en kunnen een eerste versie van het eindtermenontwerp voor het vak nederlands in de basisvorming is begin 1989 gepubliceerd in dit advies aan de minister van onderwijs en wetenschappen wordt een beschrijving gegeven van de doelstellingen van het vak nederlands in de basisvorming het formuleren van eindtermen is niet eenvoudig eindtermen moeten aan diverse eisen voldoen zo moeten eindtermen duidelijk onderwijsbaar en toetsbaar zijn bovendien moeten eindtermen haalbaar zijn eindtermen dienen nauw aan te sluiten bij het feitelijke prestatieniveau eindtermen die voor grote groepen leerlingen niet haalbaar blijken zullen geen of misschien wel een negatief effect op het onderwijs hebben een van de problemen bij het formuleren van eindtermen is dat er over het onderwijsaan bod en de feitelijke prestaties van de leerlingen in het voortgezet onderwijs maar weinig bekend is een inschatting van het te verwachten aanbod en het feitelijke prestatieniveau onder de condities van de basisvorming is zo mogelijk nog moeilijker 34 te geven dientengevolge is over de vraag naar de realiteitswaarde van de thans voorliggende eindtermen maar weinig met zekerheid te zeggen indicatief is in dit verband dat geen van de 14 eindtermencommissies zich gewaagd heeft aan een voor spelling van het percentage leerlingen dat de eindtermen binnen de gestelde tijd zal bereiken het is dan ook niet verwonderlijk dat de haalbaarheid ervan door velen in twijfel wordt getrokken iscb 1989 arvo 1989 pvda 1989 in beginsel kan peilingsonderzoek aan de ontwikkeling van eindtermen een belangrijke bijdrage leveren daartoe behoort onder meer de nadere concretisering van eindtermen in concreet toetsmateriaal en de verzameling van feitelijke gegevens over de leerpres taties om een indicatie van de haalbaarheid van een doelstelling te kunnen geven dienen we niet alleen over feitelijke leerlingprestaties te beschikken paragraaf 2 daarnaast moet er een criterium zijn aan de hand waarvan geconstateerde prestaties gewaardeerd kunnen worden in termen van voldoende of onvoldoende zijn ook normen beschikbaar dan kan een indicatie worden gegeven van de mate waarin de eindtermen voor bepaalde groepen leerlingen daadwerkelijk haalbaar zijn paragraaf 3 willen we het prestatieniveau verhogen dan moeten we ook gegevens over het feitelijke onderwijsaanbod verzamelen het is immers geenszins ondenkbaar dat een doelstelling enkel niet bereikt is omdat ze in de onderwijspraktijk nog te weinig wordt nagestreefd ook in deze vraag kan enig inzicht verworven worden op basis van de in de proefpeiling verzamelde gegevens paragraaf 4 dit artikel besluit met enkele conclusies en aanbevelingen betreffende de verdere ontwikkeling en revisie van eindtermen en de constructie van centrale toetsen ter afsluiting van de basisvorming paragraaf 5 2 een overzicht van de leerlingprestaties de proefpeiling nederlands is een zogenaamde feasibility study een haalbaarheids onderzoek in verband hiermee is niet volstaan met eenvoudig af te nemen en gemak kelijk te scoren instrumenten er is een gevarieerd instrumentarium gehanteerd immers gedemonstreerd diende te worden of ook complexe afnameprocedures in het voortgezet onderwijs gerealiseerd kunnen worden eveneens moest gedemonstreerd worden dat binnen een relatief korte tijd veel leerlingprodukten met behulp van relatief ingewikkelde scorings en beoordelingsprocedures beoordeeld konden worden het accent op de technische uitvoerbaarheid had echter tot gevolg dat enige afbreuk is gedaan aan de dekking van de verschillende doelstellingen voor het vak nederlands niet elke belangrijk geachte doelstelling is door middel van een of meer opdrachten in de proefpeiling vertegenwoordigd de opdrachten in de proefpeiling zijn geordend in taakboekjes elke leerling behoefde slechts een deel der taakboekjes te maken ter meting van de leesvaardig heid waren drie taakboekjes samengesteld en elk taakboekje is door ongeveer 1450 leerlingen gemaakt het eerste taakboekje bij voorbeeld schoolreis naar waddenoog bevat zes met elkaar in verband staande opdrachten in dit taakboekje moet de leerling zich verplaatsen in de situatie van een leerling die voor zijn klas een school reis naar het eiland waddenoog organiseert uit een door de vvv verstrekte informa tiebrochure zoekt hij een kampeerboerderij die uiteraard aan diverse eisen moet 35 voldoen opdracht 1 tabel en plattegrond nadat de leerling zich verdiept heeft in de briefwisseling met de beheerder van de kampeerboerderij vult hij een inschrijfformu lier in opdracht 2 inschrijfformulier voor vertrek naar het eiland moet uiteraard een route uitgestippeld worden vandaar dat de leerling een dienstregeling raadpleegt waarbij enkele vragen over vertrek en aankomsttijden gesteld worden opdracht 3 dienstregeling eenmaal aangekomen op het eiland leest de leerling in de informatie brochure een tekst over de duinen van waddenoog alsmede een tekst over twee eventueel te bezoeken musea over beide teksten worden vragen gesteld opdracht 4 en 5 duinen van waddenoog en musea als het de laatste dag slecht weer is leest de leerling een krante artikel waarover weer vragen gesteld worden opdracht 6 ouderliefde in de vogelwereld om de spreekvaardigheid van de leerlingen te evalueren zijn drie opdrachten gebruikt tezamen vormen deze opdrachten een taakboekje een opdracht is een meer traditioneel schoolse opdracht het navertellen van een verhaal en twee opdrachten zijn zogenoemde functionele opdrachten dat wil zeggen opdrachten gebaseerd op taalgebruiksituaties die in het leven van alle dag een rol kunnen spelen ten behoeve van deze beide functionele spreekopdrachten moet de leerling twee telefoongesprekken voeren met een bemiddelaar van randstad uitzendbureau gespeeld door een onder zoeksmedewerker op het cito in het eerste telefoongesprek wordt de leerling vakan tiewerk aangeboden randstad biedt aan getracht is het telefoongesprek zoveel mogelijk een natuurlijk karakter te geven vandaar dat regelmatig reacties aan de leerling ontlokt worden oke snap je e d op opmerkingen of vragen van de leerling moest vanzelfsprekend ingegaan worden na het telefoongesprek kreeg de leerling een situatieschets waaruit bleek dat aan vakantiewerk bij een uitzendbureau enkele vervelende consequenties verbonden kunnen zijn arbeidsvoorwaarden bij randstad uitzendbureau de leerling moest wederom contact opnemen met de bemid delaar van randstad en de problemen rond vakantiewerk bevragen tijdens de tele foongesprekken mochten de leerlingen aantekeningen maken die geraadpleegd konden worden tijdens het maken van de vragen over de in de telefoongesprekken verschafte informatie in tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de prestaties van de leerlingen voor de verschillende opdrachten in de proefpeiling uit tabel 1 blijkt dat tenminste twee van de opdrachten voor de derdeklasser bijzonder moeilijk waren het betreft twee van de opdrachten uit het taakboekje een ongeval waarin de leerlingen onderdelen van een schadeformulier in moesten vullen de overige opdrachten blijken beduidend eenvoudiger deze kunnen als gemiddeld of gemakkelijk geclassicificeerd worden hierbij zit echter wel een addertje onder het gras de prestaties van de leerlingen varieren enorm voor bijna elke opdracht is er wel een aantal leerlingen dat lage tot uiterst lage scores behaalt deze variatie in prestaties geldt niet alleen voor leerlingen van verschillende schooltypen ook de prestaties van leerlingen binnen een schooltype vertonen een grote spreiding dit heeft tot gevolg dat de prestatieverdelingen van de leerlingen van verschillende schooltypen elkaar goeddeels overlappen weliswaar presteren vwo en havo leerlingen over het algemeen het hoogste gevolgd door mavo leerlingen gevolgd door lhno en lto leerlingen toch bevinden zich in het lto ook leerlingen die qua prestaties op een opdracht niet te onderscheiden zijn van vwo leerlingen om dit te illustreren is tabel 2 geconstrueerd 36 tabel 1 een overzicht van de prestaties op de verschillende opdrachten in de proefpeiling moeilijkheid aspect opdracht moeilijk gemiddeld makkelijk lezen schoolreis waddenoog tabel en plattegrond inschrijfformulier dienstregeling duinen van waddenoog musea van waddenoog ouderliefde in vogelwereld ongeval polisgegevens personalia aangifte ongeval medische hulp kostenspecificatie algemene voorwaarden conventioneel tekstbegrip de kick van een krom stuur de geschiedenis van papier spreken randstad biedt aan arbeidsvoorwaarden een verhaal navertellen inhoud taalgebruik j e schrijven een sollicitatiebrief een excuusbrief betoog over nut huiswerk verhaal angstige ervaring luisteren herkomst onze taal burengerucht michel en sonja voor de schrijfopdrachten is een gemiddeld oordeel over verschillende aspecten weergegeven globale kwaliteit inhoud taalgebruik en organisatie de tellingen van spelfouten grammaticale fouten e d zijn hier niet in verdisconteerd 37 in tabel 2 worden de prestatieverdelingen voor leerlingen van de verschillende schooltypen weergegeven voor de opdracht musea van waddenoog wij hebben gekozen voor deze opdracht omdat dit een van de makkelijke opdrachten is zie tabel 1 dit is overigens conform de verwachtingen de meeste achtstegroepers in de basisschool hadden namelijk geen onoverkomelijke problemen met deze opdracht wesdorp van den bergh bos hoeksma oostdam scheerens triesscheijn 1986 de prestatieverdelingen in tabel 2 illustreren onze redeneringen ook bij makkelij ke opdrachten zijn er relatief veel leerlingen met een lage score maar liefst 22 procent van de lto leerlingen heeft slechts 7 of minder van de 15 tweekeuze vragen correct beantwoord voor lhno en mavo leerlingen liggen deze percentages op respectievelijk op 12 en 4 procent deze leerlingen hebben een score beneden de raadkans daarnaast blijkt dat de prestatie verdelingen van de prestaties voor de verschillende schooltypen elkaar voor een flink deel overlappen op het lto zitten leerlingen die een hogere score behaalden op deze taak dan vwo leerlingen tabel 2 de prestatieverdelingen voor de opdracht musea van waddenoog weergegeven zijn de percentages leerlingen schooltype 0 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 gem n populatie 2 5 10 15 24 45 12 2 1441 vwo 0 0 2 3 19 76 14 0 275 havo 1 0 3 6 25 65 13 6 280 mavo 1 3 6 17 28 46 12 6 302 lto 6 16 21 24 18 15 10 0 294 lhno 4 8 26 26 24 12 10 4 251 3 exploratie van de haalbaarheid van eindtermen zoals in de inleiding betoogd is het formuleren van criteria waar leerlingen tenminste aan moeten voldoen een moeilijke zaak normen of criteria kunnen zowel op zuiver statistische gronden als op basis van een inhoudelijke argumentatie worden geoperatio naliseerd bij een statistisch criterium wordt de grens tussen een voldoende en een onvoldoende prestatie gerelateerd aan hetgeen door een bepaald percentage van de leerlingenpopulatie bereikt wordt in het eindtermenontwerp wordt het algemene niveau bij voorbeeld geindiceerd door hetgeen voor tachtig procent van de leerlingen haalbaar geacht wordt het hogere niveau zou door veertig procent van hen gehaald moeten worden een voordeel van een dergelijke operationalisatie is de eenvoud en de toets baarheid de haalbaarheid van een doelstelling gegeven een meetinstrument is bij voorbeeld eenvoudig vast te stellen door uit te rekenen welke toetsscore door tachtig procent van de leerlingen bereikt wordt een zuiver statische methode draagt echter het gevaar van willekeur in zich de keuze voor een bepaald beheersingspercentage is 38 immers tamelijk arbitrair en zonder nadere inhoudelijke argumentatie niet goed te verantwoorden een meer inhoudelijke criteriumbepaling is toegepast in de proefpeiling nederlands kuhlemeier en van den bergh 1989b daarbij stond de vraag centraal kan de communicatie op basis van de geleverde prestatie slagen voor een aantal opdrachten is bepaald welke elementen vanuit communicatief oogpunt essentieel zijn leerlingen die niet aan deze minimale communicatieve eis voldoen leveren naar de uiteraard subjectieve mening van de onderzoekers een onvoldoende prestatie in het eindter menontwerp wordt eveneens een meer inhoudelijk beargumenteerd voorstel gedaan daarbij is er sprake van een hoger niveau naarmate in een leerlingprestatie meer onderwerpen op een meer gedetailleerde wijze naar voren komen en naarmate een hogere mate van abstractie en complexiteit wordt beperkt eindtermencommissie nederlands 1989 in het vervolg van deze paragraaf wordt dit laatste criterium voor twee taken uit de proefpeiling nederlands nader uitgewerkt bovendien wordt gegeven de gestelde criteria de vraag naar de haalbaarheid van de eindtermen aan de hand van de feitelijke leerlingprestaties nader geexploreerd gekozen is voor de spreektaak het navertellen van een verhaal en de schrijftaak een sollicitatiebrief de spreek taak kan worden opgevat als een operationalisatie van de eindterm de leerlingen kunnen in de vorm van een korte monoloog voor een hun bekend publiek een persoon lijke beleving vertellen of een situatie beschrijven de taak een sollicitatiebrief vormt een operationalisatie van de eindterm de leerlingen kunnen een zakelijke of persoonlijke brief schrijven ten behoeve van toekomstige werkgevers en daartoe de noodzakelijke conventies hanteren met betrekking tot interpunctie spelling structuur kenmerken van tekstsoorten taalgebruik en uiterlijke verzorging beide hier geciteerde eindtermen betreffen het algemene niveau van de basisvorming volgens het eindtermenontwerp zou na de afsluiting van de basisvorming dus tachtig procent van de leerlingen tot een dergelijke prestatie in staat moeten zijn 3 1 het navertellen van een verhaal de spreekopdracht het navertellen van een verhaal is een voorbeeld van een meer schoolse opdracht de afnameprocedure was als volgt de leerling luisterde eerst naar een op cassette opgenomen beschrijving van een proces het produktieproces van bakstenen bij elke fase in het produktieproces behoorde een afbeelding nadat de tekst ten gehore werd gebracht moest de leerling proberen om de acht plaatjes in de juiste volgorde te leggen wanneer de leerling een fout maakte werd hij door de proefleider gecorrigeerd had de leerling het proces goed begrepen dan werd de cassette nogmaals afgespeeld vervolgens moest de leerling aan een klasgenoot uitleg gen hoe bakstenen gemaakt worden bij deze uitleg kon de leerling gebruik maken van de plaatjes die hij zojuist in de goede volgorde gelegd had het transcript van de tekst op de cassette is in tabel 3 hieronder onverkort weergegeven 39 tabel 3 een weergave van de tekst voor de spreektaak het navertellen van een verhaal pauzes zijn weergegeven als ik zal je uitleggen hoe een baksteen gemaakt wordt bakstenen worden gemaakt van klei of leem dit wordt afgegraven en op een hoop gegooid deze hoop of bult met klei blijft enige tijd liggen in een plas met water hierdoor kan de klei water opnemen een proces dat we rijpen noemen daarna wordt de bult weer afgegraven en naar de mengmachine vervoerd in de mengmachine wordt de klei nogmaals met water vermengd de machine roert de massa tot een glad beslag ontstaat waarna het overtollige water afgetapt wordt het beslag wordt vervolgens in bakken geperst waardoor het de vorm van bakstenen krijgt dit gebeurt in de vormbakpers de vormbakpers leegt de bakken automatisch en legt de nog zachte stenen op plankjes voor het bakken worden de stenen eerst te drogen gelegd meestal gebeurt dit in open schuren soms wordt ook de restwarmte van de oven gebruikt waardoor de stenen sneller drogen deze gedroogde maar nog niet gebakken stenen worden groene of rauwe stenen genoemd de gedroogde stenen worden gebakken op een temperatuur van ongeveer 1000 celsius hoe lang de stenen gebakken worden en hoe hoog de temperatuur precies is hangt af van het type baksteen dat gemaakt wordt harde straatklinkers worden langer en op een hogere temperatuur gebakken dan de zachte metselklinkers operationalisatie van het niveau in navolging van het eindtermenontwerp nederlands spreken we van een hoger niveau naarmate de leerling op meer aspecten een hogere mate van beheersing ten toon spreidt bij de spreektaak het navertellen van een verhaal onderscheiden we twee aspecten de inhoud van het verhaal en de wijze waarop het verhaal naar voren wordt gebracht het aspect inhoud is door twee beoordelaars gescoord aan de hand van een analytisch scoringsvoorschrift in tabel 4 is voor elk van de 19 inhoudselementen het percentage leerlingen weergegeven dat het inhoudselement correct wist te noemen uit de tabel wordt duidelijk dat nogal wat inhoudselementen in de verhalen van de leerlingen ontbreken ook de wijze waarop de leerling zijn verhaal naar voren brengt is door twee beoor delaars gescoord dit globale oordeel over het taalgebruik en de organisatie van het verhaal werd gegeven op een 7 puntsschaal 1 slecht 7 zeer goed prestaties met een hoge score op dit aspect onderscheiden zich van andere prestaties wat betreft een gevarieerde woordkeus een goede zinsbouw een rustig spreektempo en een 40 logische opbouw waarin de verschillende elementen in een logische volgorde aan bod komen als de spreker zich bediende van een dialect werd dit zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten omdat de hoorder zo veronderstellen we dit ook beheerst wel konden dialectsprekers normale taalgebruiksfouten maken de verdeling van de prestaties van de leerlingen is weergeven in tabel 5 tabel 4 het percentage leerlingen dat de inhoudselementen correct noemde inhoudselement 1 introductie 38 2 klei of leem 53 3 afgegraven 73 4 blijft liggen 26 5 in water 86 6 neemt water op 31 7 naar mengmachine 44 8 vermenging met water 63 9 roeren tot glad beslag 18 10 in bakken geperst 16 11 vorm bakstenen 39 12 in de vormbakpers 22 13 drogen 87 14 in open schuren 57 15 bakken 70 16 temperatuur tot circa 1000 graden 61 17 hoogte temperatuur 37 18 duur van het bakken 32 19 afhankelijk van de gewenste hardheid 8 tabel 5 prestatieverdeling voor de scores voor taalgebruik en organisatie voor de opdracht het navertellen van een verhaal score 1 2 3 4 5 6 7 leerlingen 1 4 13 26 29 21 7 tabel 5 wijst uit dat slechts een gering percentage van de leerlingen ongeveer vijf procent een lage score voor taalgebruik en organisatie behaalt score 1 of 2 in verreweg de meeste spreekprestaties lijken zowel het taalgebruik als de organisatie van dien aard dat zij het begrip van het gesprokene niet verstoren 41 de hierboven gepresenteerde analyse biedt weliswaar enig inzicht in de spreek prestaties van de leerlingen maar over de vraag hoeveel leerlingen de eindterm de leerlingen kunnen in de vorm van een korte monoloog voor een hun bekend publiek een situatie beschrijven daadwerkelijk bereiken valt op basis van deze gegevens nauwelijks een antwoord te geven daarvoor moet eerst een criterium worden bepaald dat aangeeft welke prestaties als adequaat en welke als inadequaat mogen worden beschouwd in onze exploratie van de niveau problematiek kiezen wij voor een deels inhoudelijke en deels statistische benadering in navolging van het eindtermenontwerp nederlands gaan wij ervan uit dat van een hoger niveau sprake is naarmate een leerling op meer aspecten een hogere mate van beheersing ten toon spreidt in het geval van het navertellen van een verhaal kan een leerling voor 0 1 of 2 aspecten een on voldoende prestatie behalen naar onze mening dient een leerling zowel voor het aspect inhoud als voor taalgebruik organisatie een adequate prestatie te leveren een goed gepresenteerd maar inhoudelijk armoedig verhaal is immers evenzeer in efficient als een inhoudelijk adequaat maar slecht gepresenteerd verhaal omdat een inhoudelijke verantwoording van het onderscheid tussen voldoende en onvoldoende prestaties voor de beide aspecten moeilijk te geven is wordt de mate van beheersing uitgedrukt als een percentage van de maximaal te behalen score voor het desbetref fende aspect daarbij onderscheiden we de normen 20 40 60 en 80 procent voor het aspect inhoud komt een norm van 20 procent bij voorbeeld overeen met vier correct weergegeven inhoudselementen bij het aspect taalgebruik organisatie komt deze norm overeen met een score van 2 op de schaal 1 tot en met 7 in tabel 6 is voor vier van de 16 mogelijke combinaties van beide criteria het percentage leerlingen dat een adequate prestatie levert weergegeven tabel 6 percentage leerlingen in de populatie dat voor beide aspecten van het navertellen van een verhaal tenminste 20 40 60 of 80 procent van de maximale score behaalt score voor taalgebruik en organisatie score voor inhoud 20 40 60 80 20 elementen correct 94 40 elementen correct 60 60 elementen correct 0 80 elementen correct 2 uit tabel 6 blijkt dat het meest soepele criterium door 94 procent van de leerlingen bereikt wordt dit betekent tevens dat zes procent van hen niet aan deze norm voldoet zij weten hooguit vier van de 19 inhoudselementen correct te noemen terwijl hun taalgebruik en de organisatie van het verhaal in hoge mate te wensen overlaten score 1 of 2 uit 7 het meest strenge criterium wordt daarentegen slechts door twee 42 procent van de derdeklassers gehaald zij noemen tenminste 15 inhoudselementen terwijl hun score voor taalgebruik organisatie 6 of 7 bedraagt de gegevens voor de vier niveaus in tabel 6 zijn op zich nauwelijks te interprete ren daar de niveauverschillen niet gerelateerd zijn aan concrete leerlingprodukten hieronder is daarom voor elk van de vier onderscheiden niveaus een transcript van een karakteristieke leerlingprestatie weergegeven op grond van de vier transcripten menen we te mogen stellen dat met name het eerste niveau zoals door ons gedefinieerd erg mager is noch op basis van het transcript noch op basis van de gesproken tekst wordt het produktieproces van bakstenen voor een luisteraar duidelijk toch blijkt zo n zes procent van de derde klassers niet aan dit criterium te voldoen op basis van de vier transcripten zou een inhoudelijke keuze voor een minimumniveau gemaakt kunnen worden er zou een keuze gemaakt kunnen worden voor een spreekprestatie die men nog net voldoende acht misschien vinden sommigen deze op niveau 2 liggen anderen zullen een keuze maken voor niveau 3 en weer anderen ergens tussen niveau 1 en 2 in bij een dergelijke keuze die altijd een enigszins arbitrair karakter zal dragen moet ons inziens nog een criterium een rol spelen het percentage leerlingen dat niet aan de gestelde eis voldoet vandaar dat in tabel 7 per niveau een overzicht gegeven wordt van het percentage leerlingen per schooltype dat een score beneden de gestelde normen behaalt transcripten spreeksituaties niveau 1 inhoudsscore 4 taalgebruiksscore 2 oh eh eerst wordt t klei brord eh eerst wordt klei en grond afge graven en wordt t op een hoop gegooid en water bij eh gedaan en dan wordt t weer afgegraven en eh in een mengba eh bak en eh en wordt t eh eh in een eh vorm eh in een vorm gedaan en dan wordt eh en eh wordt t in een vorm de in eh en wordt t opdro en dan opgedroogd wordt t eh in een vorm gedaan en opgedroogd en wordt t gedroogd in de schuren en dan eh en met eh extra warmte van de oven wordt t dan wordt t eh snel gedaan eh nou wordt t gebakken in de oven en dan eh eh dan heb je de baksteen niveau 2 inhoudsscore 8 taalgebruiksscore 3 5 een baksteen wordt gemaakt van zand of leem wordt op een hoop gebracht en met water vermengd daarna eh wordt de hoop door een mengmachine gemaakt ge gegaan en wordt t daar alsnog met water vermengd de zand of leem wordt daar in bakken bij mekaar geperst zodat steen en zand bij elkaar zit en wordt daarna gedroogd in open schuren eh met een eh temperatuur van oh nee dat is pas later en daarna wordt t naar ovens gebracht daar worden de stenen gebakken met zo n 1000 c de steen is dan klaar eh 43 niveau 3 inhoudsscore 11 taalgebruiksscore 4 5 een eh baksteen wordt dus afgegraven van eh kleiveen en dat wordt allemaal op een grote hoop gegooid en daar doen ze water bij eh daar blijft t dan zo n poosje liggen eh dan wordt t vervolgens weer afgegraven en naar de mengmachine gedaan eh daar eh wordt t wordt t eh eh wordt weer water bij gedaan daarna gaat t in bakken voor de vorm van eh bakstenen en al t nodige water wordt eruit gehaald eh dan gaat t naar de n soort open schuur daar wordt t dan opgestapeld om nog langer te drogen dan gaan ze naar de oven baksteen wordt meestal 1000 c gebakken t hang hangt er van of wat eh voor soort steen t is als een straatsteen is wordt t langer gebakken dan een klink klinksteen ja eh en dan krijg je n baksteen niveau 4 inhoudsscore 15 taalgebruiksscore 6 ik zal je vertellen hoe een baksteen wordt gemaakt t wordt als eerst eh afgegra ven en eh besta bestaat meestal uit klei of leem en wordt eh daarna in eh een plas met water gelegd om water op te nemen daarna wordt er weer afgegra ven en naar de mengmachine gebracht daarin wordt t vermengd en eh als nog water bij toegevoegd eh daar eh gaat t in eh daar wordt t water gescheiden weer van klei of leem dan gaat t in eh vormmachine eh wordt krijgt t de vorm van n eh baksteen en dan eh wordt t een tijdje te eh drogen gelegd dat noemen ze meestal groen of nog wat klei ha ha ha dan komt t in een speciale schuur eh te te staan eh waar t gedroogd wordt eh en zo n schuur heet open schuur eh meestal gebruiken ze dan nog wat eh warmte van een hoogoven om t sneller te laten drogen eh dan dan eh vervolgens gaat t komt bakken eh naarmate waarvoor de baksteen wordt gebruikt daardoor eh daar van hangt tijd en hoelang t en de hoogte van de temperatuur hoe lang t duurt eh die dingen bakken van die baksteen eh straatstenen zullen wat eh eh wat langer moeten bakken gebakken worden en op een hogere temperatuur dan gewoon stenen om te bouwen voor huizen uit tabel 7 wordt duidelijk dat er tussen de vijf schooltypen een grote variatie is in het percentage leerlingen wier prestaties niet aan de normen voldoen bij de meest coulante norm voor deze spreekopdracht voldoet 18 procent van de prestaties van de lhno leerlingen niet voor vwo leerlingen bedraagt dit percentage slechts twee procent ook wordt uit tabel 7 duidelijk dat de combinatie van twee eisen respectie velijk inhoud en taalgebruik kan leiden tot grote aantallen leerlingen wier prestaties niet voldoen in dit verband wijzen wij op de toch aanzienlijke percentages leerlingen met onvoldoende prestaties indien niveau 2 aangehouden zou worden in onze ogen zijn deze percentages zo hoog dat dit niveau in onderwijskundig opzicht als onhaal baar voor veel leerlingen en in maatschappelijk opzicht als onaanvaardbaar gekarakte riseerd moet worden 44 tabel 7 het percentage leerlingen met een score onder het criterium per crite rium per schooltype niveau schooltype 12 3 4 lhno 12 67 94 100 lto 4 52 81 100 mavo 4 42 80 100 havo 4 30 76 97 vwo 2 19 62 92 3 2 het schrijven van een sollicitatiebrief het schrijven van een sollicitatiebrief is een functionele opdracht op grond van een advertentie waarin om een vakantiehulp gevraagd wordt moet de leerling een solli citatiebrief aan een groot warenhuis schrijven de opdracht voor de leerlingen is hieronder onverkort weergegeven opdracht sollicitatiebrief stel je voor je zoekt een baantje voor de zomervakantie 1988 in de krant zie je de volgende advertentie voor de zomervakantie zoeken wij voor onze vestigingen in verschillende provincies jongeren die willen werken op onze magazijnafdeling inpakafdeling verzendafdeling service afdeling jongeren vanaf 14 d 15 jaar komen in aanmerking voor een sollicitatiegesprek belang stellenden moeten minstens 4 volledige weken beschikbaar zijn tussen 15 juni en 31 augustus 1988 schriftelijke reacties met vermelding van geboortedatum woonplaats de beschikbare periode en de afdeling van je voorkeur richten aan postorderbedrijf postkoop centrale personeelsafdeling dennenweg 10 2500 lh utrecht 45 je hebt de advertentie gelezen voor een van de aangeboden baantjes wil je graag in aanmerking komen je moet nu een briefje schrijven waarin je vraagt om een sollici tatiegesprek let op geen uitgebreide sollicitatiebrief maar een briefje waarin je de in de advertentie gevraagde informatie verschaft schrijf je sollicitatiebriefje op de volgende pagina zorg ervoor dat je sollicitatiebrief alle noodzakelijke gegevens bevat en volledig duidelijk is probeer bovendien geen schrijffouten te maken je wilt de baan tenslotte graag hebben het gaat erom dat je zo goed mogelijk voor de dag komt operationalisatie van het niveau evenals bij het navertellen van een verhaal spreken we in navolging van de eindter mencommissie van een hoger niveau naarmate een leerling op meer aspecten een hogere mate van beheersing bereikt in het geval van een sollicitatiebrief zijn ten minste twee aspecten van belang de brief moet niet alleen goed geschreven zijn maar mag bovendien geen formele taalfouten bevatten het eerste aspect is geopera tionaliseerd als de globale kwaliteit van brieven2 in tabel 8 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de score voor het schrijven voor alle derdeklassers omwille van de overzichtelijkheid is gebruik gemaakt van een 5 puntsschaal het tweede aspect is geoperationaliseerd als de som van het aantal spelfouten het aantal fouten in de spelling van de werkwoorden en het aantal grammaticale en idiomatische fouten3 merk op dat het aantal interpunctiefouten bij dit aspect geen rol speelt in tabel 9 is de verdeling van de prestaties voor het aantal formele taalfouten spelfouten plus fouten in de werkwoordspelling plus grammaticale en idiomatische fouten weergegeven op grond van de hieronder gepresenteerde tabellen 8 en 9 kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat de meeste leerlingen een adequate sollicitatiebrief hebben geschreven daarvoor dienen we te beschikken over een norm een sollicitatiebrief moet niet alleen voldoen aan eisen met betrekking tot de globale kwaliteit maar moet bovendien zo weinig mogelijk formele taalfouten bevatten met betrekking tot deze formele vereisten stellen we de grens op 0 1 2 of 3 taalfouten ten aanzien van het tabel 8 de verdeling van de prestaties voor de globale kwaliteit van de sollicitatiebrieven score leerlingen 0 1 12 6 1 2 18 3 2 3 20 8 3 4 10 2 4 5 1 2 46 tabel 9 een overzicht van de aantallen taalfouten in de sollicitatiebrief weergegeven zijn de percentages leerlingen aantallen taalfouten 0 1 1 2 2 4 4 6 6 10 10 32 leerlingen 7 11 2 27 8 23 6 23 1 6 3 gemiddeld aantal spelfouten 2 17 gemiddeld aantal fouten in de werkwoordspelling 0 17 gemiddeld aantal grammaticale en idiomatische fouten 2 22 globale kwaliteitsoordeel over de sollicitatiebrieven stellen we de grens op 20 40 60 of 80 procent van de maximale score in onderstaande tabel is voor vier van de 16 mogelijke criteria het percentage leerlingen dat een adequate prestatie levert weer gegeven tabel 10 wijst uit dat het meest soepele criterium door een kwart van de leerlin gen bereikt wordt dit betekent tevens dat driekwart van hen niet aan deze norm voldoet zij maken meer dan drie taalfouten spelfouten werkwoordspelfouten en of grammaticale of idiomatische fouten terwijl de inhoud de stijl de organisatie en de globale kwaliteit van hun briefjes in hoge mate te wensen overlaat score hooguit twintig procent van de maximale score aan het meest strenge criterium voldoet slechts een van de ruim 1400 leerlingen uit de responsgroep hij of zij zondigt in het briefje niet een keer tegen de taalconventies op het gebied van spelling en grammati caliteit terwijl de score voor het schrijven tenminste 80 procent van de maximale score bedraagt tabel 10 percentage leerlingen in de populatie dat voor beide aspecten van de sollicitatiebrief aan de gestelde eisen voldoe score voor het schrijven aantal taalfouten 20 40 60 80 3 25 2 11 1 0 0 1 47 omdat in het voorgaande geabstraheerd is van de concrete leerlingprestaties zijn de hiervoor gepresenteerde gegevens moeilijk interpreteerbaai daar komt nog bij dat een indicatie van het niveau van de gemiddelde derdeklasser zonder referentie aan het schooltype weinig zeggingskracht heeft in het hierna volgende is daarom voor elk van de vier onderscheiden niveaus een voorbeeld van een karakteristieke sollicita tiebrief weergegeven tevens is tabel 11 geconstrueerd waarin aangegeven wordt welk percentage der vwo havo mavo lto lhno leerlingen tenminste tot een dergelijke prestatie in staat is in tabel 11 is het haalbaarheidscriterium weergegeven door per schooltype het percentage leerlingen te berekenen dat niet aan de gestelde eisen voldoet uit tabel 11 blijkt ook dat bij de meest soepele eis een groot deel van de leerlin gen onder de norm presteert toch kunnen we deze eis zeker niet zwaar noemen eigenlijk mag in een sollicitatiebriefje geen enkele formele fout staan bovendien wijzen we er nogmaals op dat de interpunctie geen rol in het criterium speelde anders zou het resultaat nog onthutsender zijn bij het meest strenge criterium wat overigens een zeer goede sollicitatiebrief opleverde behaalde slechts een vwo leerling een prestatie boven de norm voorbeelden sollicitatiebrieven niveau 1 hoorn 12 4 88 beste mijnheer mijn naam is xxxx en ik ben geboren op 20 1 72 en ik woon in hoorn ik zou graag bij u willen komen werken van 15 juli t m 16 juli op de magazijnafdeling of inpakafdeling met vriendelijke groet xxxxx niveau 2 25 maart 1988 hierbij zou ik graag in aanmerking willen komen voor het sollicitatie gesprek en voeg hierbij de volgende gegevens toe geboren 4 1 72 woonplaats hardenberg provincie overijssel beschikbaar van 15 juni tot 15 juli in aanmerking voor service afdeling 48 met vriendelijke groeten xxxxx xx postbus xx xxxx xx hardenberg ov niveau 3 geachte mensen van de centrale personeelsafdeling ik zou graag in aanmerking willen komen voor een sollicitatiegesprek bij voorkeur zou ik graag op de service afdeling willen werken ik ben geboren op 17 februarie 1973 en woon in apeldoorn daar zit ik op de mavo de hele zomervakantie ben ik beschikbaar om bij u te komen werken met vriendelijk groeten xxx mijn adres xxxx 43 xxxr xx apeldoorn tel 055 xxxxxx niveau 4 aan postorderbedrijf postkoop centrale personeelsafdeling denneweg 10 2500 lh utrecht den haag 2 5 88 geachte mijnheer mevrouw hierbij wil ik solliciteren naar een van de door u genoemde baantjes in uw advertentie in het nrc handelsblad ik ben veertien jaar en zou graag op uw service afdeling willen werken ik denk dat ik wel geschikt ben voor dit baantje omdat ik nederlands en engels vloeiend spreek en ik kan ook nog een aardig woordje frans daarbij kan ik ook nog goed met mensen opschieten omdat ik in een bejaardenhuis heb gewerkt de hele maand juni ben ik beschikbaar en de helft van de maand augustus ook ik hoop spoedig iets van u te horen en ik ben gaarne bereid mijn sollicitatie in een gesprek toe te lichten hoogachtend xxxx 49 tabel 11 het percentage leerlingen per schooltype per niveau dat niet aan de gestelde criteria voor globale kwaliteit en aantal formele fouten voldoet niveau schooltype 1 2 3 4 lhno 87 87 99 100 lto 94 99 100 100 mavo 76 89 97 100 havo 69 87 98 100 vwo 53 75 95 100 4 onderwijsaanbod attituden en buitenschoolse gewoonten en gebruiken met de invoering van de basisvorming beoogt de overheid behalve een algehele niveau verhoging ook een inhoudelijke en didactische vernieuwing van het onderwijs zo heeft de eindtermencommissie nederlands diverse verschuivingen in het onderwijsaanbod geadviseerd bij voorbeeld meer aandacht voor de mondelinge taalvaardigheden en een grotere gerichtheid op het leren gebruiken van taal deze verschuivingen in het onderwijsaanbod zijn nodig om de gestelde eindtermen te kunnen realiseren bij het formuleren van eindtermen moet niet alleen rekening worden gehouden met de feitelij ke prestaties van de leerlingen maar ook met de wijze waarop het huidige onderwijs wordt vormgegeven de beoogde verschuivingen in het onderwijsaanbod en het moge lijke effect daarvan op de leerlingprestaties kunnen immers alleen in kaart worden gebracht indien er voldoende kennis omtrent het feitelijk gerealiseerde onderwijsaan bod voorhanden is het gaat daarbij om vragen als hoeveel tijd besteedt de doorsnee docent aan de desbetreffende doelstelling en welke leerinhouden onderwijsleermid delen werkvormen en evaluatiemiddelen worden gehanteerd teneinde deze doelstellin gen te realiseren wordt er in het vigerend onderwijs aan de eindterm reeds veel aandacht besteed in termen van tijdbesteding leermiddelen en toetsmateriaal dan mag men omtrent een eventuele kwaliteitsverhoging ten gevolge van de invoering van de basisvorming geen al te hoge verwachtingen koesteren wordt de doelstelling daarentegen nog nauwelijks onderwezen dan kan de beoogde kwaliteitsverhoging wellicht eerder gerealiseerd worden naast het schoolse onderwijsaanbod is het tevens van belang om inzicht te verkrijgen in de houdingen van de leerlingen en hun ge woonten en gebruiken buiten de school de a priori haalbaarheid van eindtermen die leerlingen als interessant zinvol en leerzaam ervaren lijkt immers hoger dan die van minder uitdagende taken waarvan men de zin en het belang niet inziet kennis van de buitenschoolse gebruiken en gewoonten van leerlingen is onder meer wenselijk omdat het opnemen van eindtermen die buiten de school reeds voldoende geoefend worden minder zinvol lijkt 50 in de voorgaande paragraaf zijn de prestaties op twee taken uit de proefpeiling nederlands beschreven het geven van een mondelinge beschrijving en het schrijven van een sollicitatiebrief voor diverse mogelijke criteria is tevens een indicatie gegeven van het percentage leerlingen dat aan het einde van het derde leeijaar van het vigerende voortgezet onderwijs aan deze criteria voldoet in deze paragraaf gaan we nader in op de hoeveelheid tijd die aan onderwijs in het schrijven besteed wordt daarna volgt een beschrijving van het onderwijs in het schrijven daarbij ligt het accent vooral op het type schrijfopdrachten waartoe het sollicitatiebriefje behoort de zakelijke formele en functionele briefjes ten slotte wordt aandacht besteed aan het schrijven buiten de school en de wijze waarop leerlingen het schrijven beleven 4 1 tijdbesteding schrijven in de proefpeiling nederlands zijn docenten nederlands gevraagd naar de tijd die zij aan de diverse onderdelen van het vak nederlands besteden de resultaten wijzen uit dat aan het schrijven van zakelijke en verhalende teksten in de doorsnee derde klas gemiddeld bijna tweeenhalf lesuur per maand besteed wordt daarnaast wordt aandacht geschonken aan oefeningen in de spelling en oefeningen ter uitbreiding van de woor denschat de gemiddelde docent besteedt hieraan ongeveer twee lesuren per maand voor alle vakonderdelen zijn aanzienlijke verschillen tussen docenten geconsta teerd zo bedraagt de tijdbesteding aan schrijven voor ongeveer eenderde van de docenten circa een lesuur voor ongeveer eenvijfde circa twee lesuren voor bijna een kwart ongeveer drie lesuren en voor de overige docenten circa 19 procent vier of meer lesuren per maand ten behoeve van het schrijfonderwijs kan de docent nederlands kiezen uit een groot aantal schrijfoefeningen deze schrijfoefeningen kunnen varieren van deelvaardigheids oefeningen ter vergroting van de woordenschat of spellingsoefeningen tot het schrij ven van hele teksten het zakelijk schrijven waartoe het schrijven van een sollicita tiebrief behoort wordt in de doorsnee derde klas hooguit een keer per maand ge oefend daarmee is het schrijven van een sollicitatiebriefje overigens wel de meest gepraktizeerde functionele schrijfopdracht zie ook damhuis de glopper wesdorp 1983 deelvaardigheidsoefeningen die de uitbreiding van de actieve woordenschat tot doel hebben blijken veel populairder dan echte schrijfopdrachten de leerling komt hiermee vaker dan een maal in de maand in aanraking tot de overige activiteiten waarmee de leerling tenminste maandelijks geconfronteerd wordt behoren spelling en interpunctie oefeningen en oefeningen in syntactische variatie en zinsbouw het structureren van tekst delen neemt een tussenpositie in het minst populair zijn de oefeningen in het analyseren van het publiek waar het schrijfprodukt zich op richt oefeningen in het schrijven voor een bepaald publiek en oefeningen in het reviseren van een eigen schrijfprodukt het verbeteren van het handschrift is een oefening die bijna nooit voorkomt welke zijn de aandachtspunten bij de beoordeling van de schrijfvaardigheid van de leerlingen is het vooral de organisatie de stijl of de inhoud van het schrijfprodukt of spelen communicatieve vereisten een belangrijke rol uit het onderzoek komt naar voren dat alle vier aspecten van belang zijn alleen de communicatie eisen vallen 51 enigszins uit de toon in die zin dat op de doel en publiekgerichtheid van de tekst minder wordt gelet dan op de overige aandachtspunten aan het schrijven van nederlandse teksten zinnen en woorden wordt niet alleen in de lessen nederlands aandacht besteed ook bij andere vakken komen dergelijke aspecten aan bod uit onderstaande tabel kan men opmaken dat docenten engels en geschiedenis met name aan de spelling van het nederlands relatief veel aandacht besteden tabel 12 de frequentie van schrijfopdrachten in de lessen engels en geschiedenis 1 nooit 2 jaarlijks 3 maandelijks 4 wekelijks 5 elke les schrijfopdracht engels geschiedenis het maken van een samenvatting of uittreksel dat beoordeeld wordt 1 8 1 9 het zelfstandig schrijven van een verslag of scriptie over een verrichte opdracht of excursie 1 3 1 6 het zelfstandig schrijven van een verslag of scriptie over bestudeerde boeken of artikelen 1 5 1 5 zelfstandig voor medeleerlingen of de leerkracht een leesbaar verslag maken van een gesprek of interview 1 1 1 2 samen met medeleerlingen een verslag of scriptie maken 1 1 1 4 schriftelijke vragen beantwoorden waarbij een beknopt gegeven antwoord gegeven moet worden 3 0 3 5 schriftelijke vragen beantwoorden waarbij een uitgebreid antwoord gegeven moet worden 1 6 2 0 correct spellen 4 0 3 0 correct nederlandse zinnen schrijven 2 5 3 1 schriftelijk een stuk tekst van een vreemde taal naar het nederlands vertalen 2 2 1 1 de betekenis van onbekende woorden opzoeken en die woorden gebruiken 3 0 2 9 4 2 schrijven buiten de school en de beleving van schrijven maar weinig leerlingen in de leeftijdscategorie van rond de 15 jaar zullen buiten de school een sollicitatiebrief geschreven hebben daarvoor zijn zij waarschijnlijk eenvou dig nog te jong het blijkt dat schrijven in het buitenschoolse leven een onderge schikte rol speelt aan het schrijven van het type teksten waartoe een sollicitatie brief behoort besteedt de doorsnee derdeklasser slechts drie minuten per dag ter 52 vergelijking aan lezen zeggen de derdeklassers gemiddeld een uur per dag te besteden en aan t v kijken bijna drie uur een kritische kanttekening is hier op zijn plaats de gepresenteerde gegevens zijn verkregen met behulp van een vragenlijst en moeten in dit licht geinterpreteerd worden zonder nader onderzoek kan over de validiteit ervan weinig met zekerheid gezegd worden met name lijken ons de gepresenteerde gemiddelden aan de hoge kant men kan zich afvragen waar halen de leerlingen de tijd vandaan verder wordt opgemerkt dat de diverse activiteiten elkaar in de praktijk niet volledig hoeven uit te sluiten zo kan een leerling tijdens het kijken naar de televisie gesprekken voeren of een briefje schrijven de hier gepresenteerde gegevens moeten daarom met de nodige voorzichtigheid geinterpreteerd worden welke schrijfactiviteiten ontplooien de leerlingen in hun vrije tijd en in welke mate ervaren zij deze activiteiten als belangrijk en leuk gezien het voorgaande wekt het geen verbazing dat schrijfsituaties in de vrije tijd van de leerling over het algemeen maar sporadisch voorkomen geen van de schrijfactiviteiten wordt vaker dan maandelijks gepraktizeerd een taak die enige gelijkenis vertoont met de sollicitatie brief het schrijven van een formeel verzoekbriefje wordt zelfs minder dan een maal per jaar in praktijk gebracht over het algemeen worden de buitenschoolse schrijfsituaties als niet erg belangrijk ervaren alleen het schrijven van een brief of briefkaart aan familie vrienden of kennis lijkt tamelijk leuk gevonden te worden opgemerkt zij overigens dat de buitenschoolse schrijfsituaties verhoudingsgewijs als minder plezierig ervaren worden dan de situaties waarin gesproken geluisterd of gelezen wordt tot slot blijkt dat zo n twintig procent van de leerlingen aan het schrijven van een opstel een uitgesproken hekel heeft 5 conclusies de belangrijkste conclusie op basis van de proefpeiling nederlands is waarschijnlijk wel dat peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs realiseerbaar lijkt dit is echter gezien de inhoud van dit artikel zeker niet de meest interessante conclusie de geexploreerde relaties met de basisvorming lijken meer tot de verbeelding te spreken in dit verband zijn verschillende conclusies te trekken conform het eindtermenontwerp nederlands hebben wij in onze operationalisatie van eindtermen verscheidene aspecten onderscheiden de taak een sollicitatiebrief bij voorbeeld vormt een operationalisatie van de eindterm de leerlingen kunnen een zakelijke of persoonlijke brief schrijven ten behoeve van toekomstige werkge vers en daartoe de noodzakelijke conventies hanteren met betrekking tot interpunctie spelling structuur kenmerken van tekstsoorten taalgebruik en uiterlijke verzorging de sollicitatiebrieven van de leerlingen moeten dus op verschillende aspecten inhoud stijl organisatie briefconventies spelling interpunctie etcetera aan eisen voldoen een groot struikelblok ligt waarschijnlijk in de combinatie van eisen die aan de leerlingprestaties gesteld moeten worden als eerste is het natuurlijk mogelijk om de norm op een van de van belang zijnde aspecten te baseren de keuze voor dit ene aspect zal echter een veelal arbitrair karakter bezitten bovendien lijkt een dergelijke werkwijze op enigszins gespannen voet te staan met het funderend en communale karakter van de basisvorming alle aspecten van eindtermen zijn immers van onge 53 veer even groot belang voor het functioneren op school of in de maatschappij een tweede mogelijkheid is de norm uit te drukken in een ongedeelde somscore over alle relevante aspecten gezamenlijk dit gaat echter onder meer ten koste van de interpre teerbaarheid van de leerlingprestaties aangezien eenzelfde somscore op verschillende wijze tot stand kan zijn gekomen in onze exploratie van de criteriumproblematiek is gekozen voor een gecombineerd criterium een leerling moet dan aan verschillende criteria tegelijkertijd voldoen indien we de leerlingprestaties aan deze norm spiegelen dan zijn de resultaten in onze ogen desastreus grote groepen leerlingen blijken zelfs beneden relatief soepele normen te presteren het percentage leerlingen dat aan alle eisen van de basisvorming zal voldoen lijkt gezien de prestaties in de proefpeiling bijzonder laag hier hebben we ons immers beperkt tot een van de vele doelstellingen uit het eindtermenontwerp nederlands we hadden onze voorbeelden makkelijk kunnen uitbreiden met andere taken die veel verwantschap tonen met de doelstellingen van de eindtermencommissie een analyse van deze prestaties laat echter hetzelfde beeld zien de gepresenteerde analyses zijn in dit opzicht illustratief voor de problematiek rond normstelling in de basisvorming een manier om een groter deel van de leerlingen te doen slagen is verlaging van de normen de zinvolheid hiervan moet echter worden betwijfeld gevreesd moet worden dat de eindtermen en de normen dan op een dusdanig laag niveau geformuleerd moeten worden dat deze bijkans triviaal en beteke nisloos zijn het verwachte positieve effect op het niveau van het onderwijs en de leerlingprestaties zal dan per definitie een zelfde omvang hebben bijkans minimaal de conclusie lijkt gerechtvaardigd dat bij de opstelling van de eindtermen veel meer dan voorheen rekening gehouden moet worden met het feitelijke prestatieniveau een inschatting van dit niveau is ten enenmale onvoldoende meermalen is gebleken dat zelfs ervaren docenten het prestatieniveau bij concrete opdrachten nauwelijks kunnen inschatten van berkel 1984 blok 1987 de glopper 1988 in vele gevallen wordt het niveau te hoog geschat als we dan bedenken dat het gewenste niveau vaak ver boven het ingeschatte niveau ligt dan is de angst voor te hoge onrealiseerbare en demotiverende normen zeker niet denkbeeldig sommigen zullen er in dit verband misschien op wijzen dat de gepresenteerde sollicitatiebriefjes zo slecht niet zijn maar let wel deze representeren niet meer dan de bovenste 25 procent van alle leerlingpro dukten misschien zijn de eindtermen op dit moment nog niet echt van toepassing het onderwijs wijkt immers nog sterk af van het onderwijs zoals het in de basisvorming gegeven zou moeten worden hierdoor zou een vertekend beeld gegeven kunnen worden omdat de opdracht nog niet naadloos aansluit op het genoten onderwijs zijn logischerwijs nog veel leerlingprestaties onder de maat van deze beperking zijn wij ons wel bewust wel moet worden gezegd dat er voor een groot deel van de eindter men nog onvoldoende inzicht bestaat in de wijze waarop het onderwijs op dit moment vormgegeven wordt inzicht in de aard van eventuele discrepanties tussen de huidige en de gewenste situatie is onmisbaar in verband met het formuleren van haalbare realistische eindtermen voor de uitvoering van een dergelijke discrepantie analyse heeft de overheid onlangs financiele middelen in het vooruitzicht gesteld deze analyse is van groot belang om prioriteiten te kunnen stellen voor leerplanontwikkeling toetsconstructie en deskundigheidsbevordering van docenten wij willen hierbij aante kenen dat men geen overdreven hoge verwachtingen moet hebben van hetgeen met onderwijs bereikt kan worden worden de leerlingprestaties inderdaad stukken beter 54 wanneer docenten meer aandacht besteden aan functionele opdrachten zoals het schrijven van een sollicitatiebrief zal het onderwijsniveau met sprongen omhoog gaan wanneer meer geld wordt uitgetrokken voor leerplanontwikkeling toetsconstructie en deskundigheidsbevordering daarbij moet er overigens ook op gewezen worden dat de sollicitatiebrief al de meest geoefende functionele opdracht is in absolute zin is de hoeveelheid tijd die eraan besteed wordt echter nog gering daar komt nog bij dat er maar weinig gericht instructie en oefenmateriaal voorhanden is op dit terrein lijkt een zekere niveauverhoging dus wel degelijk mogelijk de gegevens van de proefpeiling vormen voor ons aanleiding om twijfels uit te spreken over de zinvolheid van een minimumniveau voor allen is het zinvol om een afsluitingstoets te maken waarin de communale doelen van ons onderwijs getoetst worden deze wens lijkt geen recht te doen aan de grote verschillen tussen leerlin gen als de normen te hoog gesteld worden dan is er per definitie geen sprake van communale doelen en zal er een demotiverende werking van deze normen uitgaan voor vele leerlingen dat is voor mij toch te hoog gegrepen aan de andere kant geldt dat indien de normen te laag gesteld worden er voor veel leerlingen ook een demotive rende werking uit zal gaan van de eindtermen dat is zo makkelijk daar hoef ik mij niet voor in te spannen het lijkt gezien deze grote verschillen in vaardigheden tussen leerlingen haast of er geen adequate eindtermen mogelijk zijn in deze proble matiek hebben wij de wijsheid natuurlijk niet in pacht maar wij willen wel het belang benadrukken van actuele prestaties voor het opstellen van eindtermen alleen eind termen die realistisch zijn ten aanzien van het huidige niveau zullen een positieve invloed op het niveau kunnen hebben hoe sceptisch wij ook tegen een minimumniveau voor allen aankijken hoe het ook zij het verdient in elk geval aanbeveling de eindtermen te baseren op actuele gegevens over de vaardigheden der leerlingen zoals deze bij voorbeeld in peilingsonderzoek naar voren komen arnhem utrecht zomer 1989 noten 1 met dank aan maria van kuppeveld josje sytstra en rene van werkhoven voor hun gedetailleerde commentaar 2 in feite is de globale kwaliteit waarover hier gesproken wordt het gemiddelde van vier oordelen over de sollicitatiebriefjes te weten globale kwaliteit inhoud stijl en organisatie kuhlemeier van den bergh 1989b 3 de brieven van verschillende leerlingen varieren nogal in lengte dit kan nogal wat invloed hebben op het aantal gemaakte fouten immers een leerling die weinig schrijft kan daardoor ook weinig fouten maken voor de interpreteerbaarheid is het aantal fouten in tabel 9 niet gestandaardiseerd voor een overzicht van de voor tekstlengte gestandaardiseerde aantallen fouten wordt verwezen naar kuhlemeier van den bergh 1989b 55 bibliografie arvo 1989 advies over eindtermen basisvorming zeist adviesraad voor het voort gezet onderwijs arvo i 1985 kwaliteit van het onderwijs negende advies aan de minister en staats secretaris van onderwijs en wetenschappen zeist adviesraad voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs berkel h j m van 1984 de diagnose van toetsvragen amsterdam c o w o blok h 1987 taal voor alledag meningen en feiten over het taalgebruik van lbo en mavo leerlingen in alledaagse situaties s gravenhage svo cito 1985 periodiek peilingsonderzoek in de basisvorming den haag wetenschap pelijke raad voor het regeringsbeleid damhuis r k deglopper h wesdorp 1983 hetopstelonderwijs stelvaardigheid in het voortgezet onderwijs theorie en praktijk amsterdam sco eindtermencommissie nederlands 1989 advies over de voorlopige eindtermen basis vorming in het voortgezet onderwijs nederlands zoetermeer ministerie van onderwijs en wetenschappen evaluatieplan voor het voortgezet onderwijs 1983 nota van het ministerie van onderwijs en wetenschappen den haag staatsuitgeverij examens in het voortgezet onderwijs 1980 nota van het ministerie van onderwijs en wetenschappen den haag tweede kamer der staten generaal zitting 1980 1981 16590 nummers 1 2 glopper k de 1988 schrijven beschreven s gravenhage svo iscb 1989 advies over de eindtermen basisonderwijs en de eindtermen basisvorming voortgezet onderwijs zoetermeer inspectie van het onderwijs kuhlemeier j b en h van den bergh 1989a advies betreffende de opzet van een periodiek peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs arnhem cito kuhlemeier j b en h van den bergh 1989b de proefpeiling nederlands een onder zoek naar de haalbaarheid van peilingsonderzoek in het voortgezet onderwijs arnhem cito kremers e j j 1988 aanzet tot toetsontwikkeling voor vbaolbasisvorming voort gezet onderwijs verslag van werkzaamheden verricht in 1986 en 1987 op verzoek van het ministerie van onderwijs en wetenschappen arnhem cito kwaliteit van het onderwijs 1981 nota van het ministerie van onderwijs en weten schappen den haag staatsuitgeverij ministerie van onderwijs en wetenschappen 1981 kwaliteit van het onderwijs algemene aspecten van de kwaliteitsbepaling den haag ministerie o w peschar j l 1988 evaluatie van de basisvorming kader voor het uitvoeringsplan zesde advies van de coordinatiecommissie evaluatieplan voortgezet onderwijs groningen vakgroep sociologie pvda 1989 een perspectief voor basisvorming den haag tweede kamerfractie partij van de arbeid wesdorp h h van den bergh dj bos j b hoeksma r oostdam j scheerens b triesscheijn 1986 de haalbaarheid van periodiek peilingsonderzoek svo lisse swets zeitlinger wijnstra j m 1983 evaluatie op schoolniveau in het voortgezet onderwijs in w c weeda red examens in discussie groningen wolters noordhoff 75 88 56