De toets beslaat: A. Maatschappijkritisch betoog (utopie/dystopie): een schrijfopdracht; B. Beschouwing over koloniale literatuur; een (deel)opdracht bij het verhaal De binocle (Couperus); C. Poëzie(geschiedenis): een (deel)opdracht bij twee gedichten; D: Framing: 7 deelvragen in het onderdeel argumentatie; E. Argumentatietheorie: vragen in het onderdeel argumentatie.
Onderscheidend: (1) Deze toets bevat mooie argumentatievragen. Deze laten ruimte voor verschillende (ja én nee) antwoorden en onderbouwingen van die antwoorden, en die mogelijkheden zijn vervolgens ook helder uiteengezet in het correctievoorschrift. (2) Door dit soort vragen echt open te laten zijn wordt niet alleen zichtbaar wat de leerling herkent (aan drogredenen, argumentatieschema’s etc.) maar ook met welke kwaliteit hij redeneert. Daarmee toetst deze toets op een diep niveau het inzicht dat de leerling heeft in de stof. (3) Heel mooi is dat dit uitgangspunt (dat leerlingen moeten analyseren en evalueren) consequent wordt volgehouden: niet alleen bij de drogredenen en kritische vragen, maar ook bij het taalgebruik (ethos en pathos) en bij de schrijfopdracht waar leerlingen zélf moeten nadenken over doel, tekstsoort en publiek. (4) Op dezelfde manier wordt er een mooi accent gelegd bij opdracht 3, waar leerlingen twee gedichten met elkaar moeten vergelijken.
Onderscheidend: (1) Deze toets bevat mooie argumentatievragen. Deze laten ruimte voor verschillende (ja én nee) antwoorden en onderbouwingen van die antwoorden, en die mogelijkheden zijn vervolgens ook helder uiteengezet in het correctievoorschrift. (2) Door dit soort vragen echt open te laten zijn wordt niet alleen zichtbaar wat de leerling herkent (aan drogredenen, argumentatieschema’s etc.) maar ook met welke kwaliteit hij redeneert. Daarmee toetst deze toets op een diep niveau het inzicht dat de leerling heeft in de stof. (3) Heel mooi is dat dit uitgangspunt (dat leerlingen moeten analyseren en evalueren) consequent wordt volgehouden: niet alleen bij de drogredenen en kritische vragen, maar ook bij het taalgebruik (ethos en pathos) en bij de schrijfopdracht waar leerlingen zélf moeten nadenken over doel, tekstsoort en publiek. (4) Op dezelfde manier wordt er een mooi accent gelegd bij opdracht 3, waar leerlingen twee gedichten met elkaar moeten vergelijken.