Documenten
rondom prentenboeken i i rien haak omdat het v ervolg op het artikel in moer 1975 2 nogal erg is uitgedijd leek het de redaktie gewenst nog slechts een enkele paragraaf uit het geheel op te nemen de schrijver koos hiervoor de paragraaf over het taalgebruik omdat dit het meest in aan merking komt om als zelfstandig geheel te lezen misschien past het ook het best in de moer traditie om het geheel van het artikel tevens in het oog te kunnen houden volgt hier een kort overzicht van de integrale vervolgtekst die voor eventuele belangstellenden bij de schrijver van het artikel is op te vragen 3 2 handelt over de prenten waarin achtereenvolgens aandacht wordt geschonken aa n het stripachtige 3 2 1 naast een indruk van de mogelijke werkwijzen wordt hierin de aandacht gevestigd op de wenselijkheid dat kleuters een prentenboek werkelijk uit de platen moeten kunnen lezen soms blijkt de kompositie ingewikkeld 3 2 2 stelt de vraag naar kwaliteiten waarbij de schrijver probeert iets op te merken over het vakmanschap 3 2 3 vraagt a an dacht voor eksperimenten met technieken en vormgeving schrijver meent dat deze dienstbaar moeten zijn aan het totaal van het verhaal in prent en tekst 3 2 4 het kind groeit ook in z n kijken gaat uit van de gedachte dat de aanwending van bepaalde technieken en de vormgeving in bepaalde stijlen iets te maken heeft met de visuele ontwikkeling van de kinderen er zit b v nogal een verschil tussen dick bruna en adrie hospes 3 2 5 spreekt over de implikaties van het voorafgaande voor de stijlen 3 3 gaat nader in op de tekst waarbij als eerste het taalgebruik aan de orde wordt gesteld 3 3 1 taalgebruik wat het taalgebruik betreft heb ik me voorgenomen drie aspekten nader te bekijken woordenschat zinsbouw en beeldend karakter in het algemeen mag hier m i de eis gesteld worden dat de tekst zoveel mogelijk het verzorgde gesproken nederlands be nadert natuurlijk zal de wijze waarop die aspekten gerealiseerd worden sterk bein vloed moeten zijn door de inhoud en het karakter van het verhaal met name in dialogen luistert het nauw een kleuter kiest meestal andere woorden d an een volwassene terwij l 325 vooral de kompleksiteit van de zinsbouw duidelijk versch il t een moeder spreekt met r kind op een andere manier als met r v ri endin en de ene volwassene is de andere niet de rol moet ook in de taalhantering enigszins geschilderd worden 3 3 1 1 woo rdenschat de woordkeus hoo rt in een prentenboek afgestemd te zijn op het begripsnivo van de kinderen die tekenaar en schrijver op het oog hebben in verhalen uit de huis tuin en keuken atmosfeer zal dit nauwelijks moeilijkheden geven zodra we daar buiten komen verhalen die b v in andere kulturen spelen of een niet zo gebruikelijke situatie als onderwerp hebben gaan zich vragen voordoen wordt elk vreemd woord vermeden wat bijna onvermijdelijk tegelijkertijd een te sterke versimpeling betekent of biedt de tekst juist mogelijkheden tot taalgroei doordat het nieuwe helder wordt voorgesteld in de totale kontekst in het zinveld van het verhaal door b v omschrij vingen benaderingen die de kinderen waarschijnlijk wel verstaan het hoeft geen betoog lijkt me dat je in deze gevallen de woordkeus van een tekst niet kunt gaan meten aan b v de streeflijst woordenschat aangezien die geen biezondere situaties op het oog heeft we moeten daarbij bedenken dat de prenten een extra mogelijkheid vormen om nieuwe begrippen toe te lichten tenslotte spreekt ook de dosering van nieuwe woorden een woordje mee het lijkt mij het best een en ander te demonstreren aan een paar citaten 1 er komt een meisje terug van de rontgenkamer ze mag alles vertellen de dok ter wou weten hoe ik van binnen ben zegt ze en dan maken ze een foto dwars door je heen daar voel je niets van je komt in een donkere kamer maar het licht mag wel even aan ik moest in een hokje staan en het werd weer donker toen hoorde ik rrrri ts klik bzzzz dat was de rontgenfoto die ze maakten dat hokje kan ook omkiepen zzzz gaat het en dan lig je plat en dan ga je weer om hoog en er is ook een televisie waar ze je hele binnenkant op kunnen zien heintje vraagt was je niet bang het meisje zegt eerst wel maar nou niet meer naar het ziekenhuis uitg veen ouders van nu wat hier voor verscheidene kinderen nieuw zal zijn wordt duidelijk vanuit de situatie beschreven het past helemaal in het zinsveld van het verhaal de woordkeus en zins bouw die het 8 a 9 jarige meisje in de mond wordt gelegd benadert heel aardig de natuurlijke spreekt aal op een overeenkomstige manier vinden we in het volgende citaat de verhaalruimte beschreven 2 a in een steeg van een grote stad woonde een kat die kareltje heette het was een erg rommelige steeg het lag er vol latten en lompen en lege potten en sche rven en kapot speelgoed er was zo weinig te eten dat kareltje zo mager was als een lat hij zag er precies zo haveloos uit als de steeg zelf b kareltje keek omlaag hij zag bomen en gras en bloemen hij zag een vijvertje en mos en varens eromheen en een fontein er middenin iets verderop stonden huizen met vensterbanken kareltje had nog nooit zo iets moois gezien kareltje door diane fox downs bew han g hoekstra uitg bezige bij 326 tal van woorden hieruit vinden we per se niet in de befaamde stree flijst maar de kontekst plus de prenten maakt de beschrijving verstaanbaar 2 belangrijk is ook dat zo n beschrijving stap voor stap voo rt schrijdt 3 en daar gaan snelle jager en klein broe rtje in de sneeuw spelen ze spelen sneeuw slang klein broertje is er niet erg goed in maar snelle jager kan zijn slange stok heel ver in de sneeuw schieten snelle jager uit het indianenhuis door betty baker ve rt j daane uitg ploegsma daa rt egenover zijn er ook voorbeelden te geven van woordkeus in prentenboeken waar bezwaren tegenin te brengen zijn 4 op een morgen als valeria wakker wordt omdat er een zonnestraaltje op de punt van haar neus kriebelt rekt zij zich in haar bedje uit ik heb een honger als een paard zegt zij geeuwend en ik heb trek in flensjes gauw eruit en dan aller eerst een lekker beslag maken met een vers eitje erin het al eerder genoemde de kip van valeria nog afgezien van het cliche begin de woorden en uitdrukkingen zijn hier zwaar aange zet ze klinken wat duur en passen zeker niet in de mond van een klein meisje de be schreven situatie nog buiten beschouwing gelaten vgl ook citaat 11 hetzelfde tref fen we nu balancerend tussen een gemoedelijke en plechtstatige klankkleur in 5 op een dag kuierde oekuk langs de baai en zag hij een walrus aan komen zwem men walrussen zijn goedmoedige dieren al kunnen ze er ve rvaarlijk uitzien met hun lange tanden en die ruige snor als van g ri mmige oude heren en weet je hoe groot die beestjes kunnen worden wel zevenmeter lang ze leven vooral van schaaldieren van kleine en grote krabben die op de zeebodem over en door elkaar wriemelen de walrus harkt met zijn t an den eens door de hoop en haalt zo zijn maaltijd naar binnen twee kleine eskimo s anoniem lito 6 je kunt wel denken hoe bang en verwonderd ik was toen ik s anderendaags s morgens ontwaakte in een krijsende en zuchtende molen dacht ik zware stenen waren het gras aan het malen ik was in de bek van een koe terecht geko men die haar ontbijt aan de rand van de weg had geplukt vertwijfeld sprong ik heen en weer om niet door de tanden verpletterd te worden daarop werd ik in geslikt ik was kletsnat en ontmoedigd het was er pikdonker en omdat ik de zon niet meer zag kon ik niet raden hoe laat het was klein duimpje doo r f bonneure uitg desclee de brouwer ik acht het niet onmogelijk dat de schrijver in het laatste citaat gepoogd heeft humo ristisch te zijn maar dan schoot ie z n doel voor jonge kinderen voorbij weer anders is het ver schijn sel dat schrijvers zich kennelijk hebben ingespannen om mooie poetische taal te gebruiken 7 rij na rij staan de bomen vol appels kleu ri g en rijp als juweeltjes blinkend in het oranje avondlicht we horen in het bos het hakken en het zagen krakend vallen de bomen eekhorentjes en vogels sp ri ngen weg uit de kruinen en zitten verkleumd te kijken als het hout versplinterd wordt herfst door judith van loon uitg angelet en branton ik meen dat een toeneiging naar het poetische alleen mogelijk is wanneer er door een zekere uitvoerigheid werkelijk een beeld wordt opgeroepen bovenstaand citaat is m i 327 kwa voorste ll ing te leeg dat het ook in dit opzicht vaak balanceren is op het dunne koord moge blijken uit een paar fragmenten uit swimmy van leo lionni vert c j h van reenen uitg kluwer 8 er was zoveel te zien een bos zeewier groeide op zuurbalbonte rotsen er zwom een paling rond die zo ontzettend lang was dat hij zijn eigen staa rt niet eens kon zien ook ontdekte swimmy nog prachtige zeeanemonen die op rose palmbomen leken en swimmy voelt zich in z n rol van waakzaam oog heel heel gelukkig de beeldtaal de vergelijkingen die in de woorden van de 2e 4e 5e regel zitten opge sloten verwijderen zich nogal van de gesproken taal ze zullen bij kinderen niet direkt overkomen ze vragen een te lange referentietijd ook het tegenovergestelde komt voor een te makkelijk en daardoor eveneens vrij in houdsloos taalgebruik zie b v citaat 10 ik voeg daar nog aan toe de opzettelijk tegenover kinderen gebezigde verkleinwoordjes men moet daar tal van versjes van rie cramer eens op nalezen 9 zo zeil en de scheepjes voorbij zo varen de schuitjes zo tikkelt de regen de regen de regen al tegen de ruitjes zo lopen de koetjes in t land zo blijven ze buiten zo kijkt er het kindje het kindje naar t regentje tegen de ruiten uit mijn liefste versjes uitg van goor in dezelfde lijn ligt het opzettelijk verwijderen van verwijswoorden als hij zij het waar dick laan in zijn oneindige pinkeltjesreeks prat op ging 3 argumenterend dat kinderen zo moeizaam begrijpen over wie of wat er dan verteld wordt ve rv ang ze door de namen 3 3 1 2 zinsbou w in de eerste plaats moeten we ons hier afvragen zijn de zinnen overhoorlijk wanneer ze op de juiste vertellende manier worden voorgelezen ik bedoel daarmee is de totaliteit van de voorgelezen zin voor kinderoren te vatten ik w il dit met opzet af grenzen tegenover de zgn leesbaarheid onderzoeken op dit terrein meten namelijk wat iemand als een zinvolle totaliteit vanuit de lettertekens kan verklanken en begrij pen natuurlijk moet de zinslengte voor jonge kinderen dan erg kort zijn eerste klasse rtjes l o hebben de moe il ijke kunst van het technisch lezen pas onder de knie waardoor ze zeker nog geen grote totalen kunnen overzien misschien valt daaruit een zekere indikatie te verkrijgen voor de overhoorl ijkheid maar zolang een wat breed op gezet onderzoek dit niet heeft aangetoond ga ik liever af op het e rvaringsgegeven dat kinderen van 5 7 jaar in veel langere zinnen spreken dan ze in de eerste klas kunnen lezen ik vermoed dat hetzelfde geldt voor het kunnen beluisteren wel is het voor de genoemde overhoorlijkheid van belang dat de zinnen logisch zijn opgebouwd vloeit het een uit het ander voort is er b v al een bepaald beeld opge roepen dat nadere vulling krijgt bf laat het beeld op zich wachten om dit met een gekonstrueerd voorbeeld duidelijk te maken a er rijdt een rooie auto langzaam door de ove rvolle straat hij is spiksplinternieuw en met bloemen versierd 328 b een rooie spiksplinternieuwe blinkend gepoetste met bloemen versierde auto rijdt langzaam door de al sinds vele uren druk door mensen bevolkte straat in geval b weten we voorlopig niet dat het om een auto en een straat gaat bij a weten we dat direkt in t algemeen geldt voor de overhoorlijkheid dat bij elkaar geplaatst moet worden wat in de gedachten ook direkt bij elkaar hoort dus geen lange scheiding tussen lidwoord en zelfst naames tussen onderwerp en persoonsvorm bijzinnen die als het ware op elkaar gestapeld worden zijn uit den boze zeker wanneer de figuur van inbedding gaat optreden tussenzinnen die de samenhang van het geheel verstoren het andere uiterste vinden we daar waar bijna alle samengestelde zinnen worden ver meden dit is op z n minst even funest op die manier onthoud je het kind weer taal groei vitaminen het zal ook vanuit de tekst van een prentenboek deze mogelijkheden moeten leren verkennen het op de juiste wijze gebruiken van voegwoorden en ver wijswoorden b v waarin het jonge kind nog dikwijls zondigt als de kleine hoofdzinnen sterk overwegen spreken we wel van pim en mien zinnen herinnerend aan een beroemde metode voor aanvankelijk lezen de konstruktie van deze zinnen bestaat bijna uitsluitend uit onderwerp persoonsvorm lijdend voor werp of bepaling met een heel enkele keer inversie of uit wat ik maar de zegt hij konstruktie zal noemen een voorbeeld daa rvan in het volgende citaat 10 dit is een schat van een hond de hond likt de hand van pam de hond likt de hand van paul pam en paul staan op straat de hond staat ook op straat heeft de hond geen huis waar woon je vraagt pam woef woef blaft de hond hij heeft geen huis zegt pam ik neem hem mee dat mag niet zegt pain dat mag wel zegt pam de hond heeft geen huis dan woont hij nu bij ons pam en de hond door cok grashoff uitg het goede boek huizen eerlijkheidshalve dit citaat stamt niet uit een prentenboek maar uit een zgn doorren boekje bestemd voor leze rtjes die de kunst net onder de knie hebben en zoiets nu vlot door kunnen rennen lees lezen daa rt egenover nu enige voorbeelden van heel ingewikkelde zinskonstrukties 11 maar net als zij voor de deur staat komt speknek het varken dat woedend is omdat zij hem in zijn rust stoort met volle snelheid naar buiten rennen alles onderste boven lopend en een bak regenwater omgooiend waarmede hij iedereen kletsnat maakt de kip van valeria als een kind dit al volgen kan ligt het aan de banale inhoud met dikke woordkeus en beslist niet aan de helderheid van bouw de hoofdzin wordt voorafgegaan door een bijes bijzin van de legraad onderbroken door een bijvoegl bijzin waarbij weer een bijes bijzin van de 2e graad aansluit dit via een bijstelling gevolgd door twee beknopte bijes bijzinnen middels een tegenwoordig deelwoord konstruktie waarvan de laatste nog eens een bijzin van de tweede graad mee krijgt komt varke n met rennen maar staat y dat is h y lopend omgooiend en bv bz omdat stoot g e m bw gy le waarmede bw bz le bw bz 2e bw bz 2e 329 12 ik klampte me vast aan de zijden band die rond de hoed zat en bekeek met af schrik de vogels in de lucht die mij konden oppikken en de voeten van de twee grote mannen die mij zouden ve rt rappen indien ik naar beneden viel klein duimpje f bonneure en en hz l 1 i hz 2a i i hz 26 bv bz bv bz weliswaar afgezien van de woordkeus heel wat logischer dan 11 want opeenvolgend maar toch nog vrij lastig het kan ook anders 13 in de goot die langs de rand van de stoep liep stroomde het water als in een beek de jongens maakten een bootje van een krant zetten de tinnen soldaat e ri n en daar voer hij de jongens liepen ernaast en klapten in de handen van plezier de hemel beware wat ging dat hard en wat een golven het papieren bootje schom melde en draaide soms zo vlug rond dat de tinnen soldaat er van rilde maar hij hield zich goed vertrok geen spier van zijn gezicht en keek recht voor zich uit het geweer aan de schouder opeens verdween de goot in een donkere buis die onder de straat doorliep het werd zo donker als in zijn eigen doos waar ko m ik terecht dacht de tinnen soldaat het is allemaal de schuld van die kabouter ach was dat juffertje maar bij mij dan zou het nog donkerder mogen zijn de standvastige tinnen soldaat andersen platen van monika laimgruber uitg lemniscaat de vertaler had hier beslist niet anoniem hoeven te blijven de zinsbouw is hier af wisselend kort en lang niet altijd eenvoudig maar wel logisch helder vaak treffen we een aaneengeschakelde zinsbouw aan waarbij de persoonsvormen op een onderwerp zijn samengetrokken meestal maar een bijzin bij de eventueel onderbroken hoofdzin voor de juiste waardering moet er m i bij gezegd worden dat de citaten doen vermoe den dat woordkeus en zinskonstruktie elkaar beinvloeden helderheid en beeldende kracht van de woorden kompenseren waarschijnlijk een eventueel wat moeilijker zins bouw 3 3 1 3 beeldend karakter daarover kan ik nu kort zijn het gaat er om dat de woorden bij machte zijn een situatie te schetsen een beleving op te roepen om van de hulst te citeren vertellen is laten zien goede voorbeelden daa rvan vindt u naar mijn mening in de citaten 1 2 3 13 wat betreft het gebruik maken van beelden en vergelijkingen juist ter wille van het be doelde beeldende karakter lijkt het voor de hand te liggen hier als norm aan te hou den spreekt het beeld direkt aan of moet je het op je in laten werken vgl 8 in het eerste geval draagt het bij tot de uitbeelding waarbij de auteur min of meer genoopt is gangbare beelden en vergelijkingen te hanteren in het tweede geval kan het gewoon niet voor kleine kinderen want er is nauwelijks reflektietijd mogelijk bij het voorlezen de auteur die een beeldtaal bezigt als b v de tachtigers deden tot het beeldend karakter kan ook nog bijdragen het spelen met woorden wat i n 330 kleuterboeken vaak betrekking heeft op de naamgeving van de figuren b v 14 lupineke heeft nog meer vrienden bijvoorbeeld meneer klepperdeklap aha klept meneer klepperdeklap wat vinden jullie van mijn nieuwe donspak kijk eens hoe subliem deze doos gevouwen is en hoe subliem de klep klapt hij klapt op en neer zoals mijn naam al zegt dan is het opeens erg st il want als meneer klepperdeklap niet meer klept hoor je pas goed hoe st il het eigenlijk kan zijn lupineke door binette schroeder ve rt anoniem uitg lemniscaat ve rvolgens wordt nu in 3 3 2 de struktuur op een aantal facetten bekeken 3 3 2 1 handelt over de vertelorde en ritmische elementen 3 3 2 2 gaat in ko rt bestek in op de kwestie van perspektief verschuiving of wisseling en de relatie daarv an met de aspekten van ruimte en tijd 3 3 2 3 maakt een paar opmerkingen over de verhaallogika of de zuiverheid van het genre het geheel wordt besloten met een aantal ko rt e opmerkingen over de ideeenwereld 3 3 3 het totale integrale vervolg werd geschreven vanuit een poging zicht te krijgen op de estetische waardebepaling 3 1 als een antwoord op de vraag wat bieden we de kleuters aan noten 1 g a kohnstamm a k de vries streeflijst woordenschat bij de overgang van kleuteronderwijs naar basisonderwijs ijmuiden 1969 2 m p f haak op zoek naar strukturen i kareltje van diane fox downs in verkenningen van jeugdliteratuur 1972 73 89 92 3 vgl hiermee b v f daalder c s van wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur purmerend 1971 blz 34 35 4 w g van de hulst het vertellen nijkerk z j 4e druk 5 zie 2 en voorts m p f haak op zoek naar strukturen ii drie kleine meisjes van eva johanna rubin verk jeugdlil 1972 73 101 103 jij daar de belevenissen van een indianenmeisje verk jeugdlil 1972 73 163 168 het koekemannetje en verwante volkssprookjes verk jeugdlil iv 8 127 134 jan c villerius fernand bonneure de gelaarsde kat verk jeugdlil ii 9 10 169 176 331