Publicatie datum: 1986-01-01
Auteur: Helge Bonset
Collectie: 04
Volume: 04
Nummer: 3-4
Pagina’s: 81-84
Documenten
helge bonset samenvatting van de gevoerde discussie twee maal is op de vdn studiedag gediscussieerd door de aanvezigen na de inleiding van ten brinke en de reakties van daems sturm de groot en welschen en na de reakties van schut van gangelen dekkers kamer en wesdorp van beide discussies volgt hieronder een beknopte samenvatting in de eerste discussie stond de vraag centraal hoe belangrijk is het om je af te vragen of moedertaaldidactisch onderzoek mono dan wel interdisciplinair is van verschillende kanten wordt het belang van deze vraag gerelativeerd van peer wesdorp kamer van de ven het gaat bij moedertaaldidaktisch onderzoek om een object zo werd gesteld dat relatief duidelijk is min of meer gestuurd leren van moedertaal in onderwijsinstituties en de kriteria waaraan het onderzoek moet voldoen zijn dezelfde als bij alle andere wetenschapsbeoefening de kwestie van mono of interdisciplinariteit is in dit verband slechts van akademisch belang in de meest letterlijke zin van het woord het lijkt erop dat achter deze vraag een door ten brinke uitgestippelde nieuwe strategie schuilgaat die universitaire moedertaaldidactici in staat zou moeten stellen zich beter te handhaven in de universitaire omgeving het gaat ten brinke eigenlijk niet zozeer om een echte wetenschapstheoretische discussie als wel om een strategie voor survival stelde men volgens de discussianten zou het een betere overlevings of zelfs groeistrategie zijn om je niet het hoofd te breken over akademische definieringskwesties maar pragmatisch via onderzoek talige problemen van maatschappelijk belang aan te pakken en de overheid voor dit onderzoek te interesseren voor de aanpak van die problemen moeten dan passende instrumenten worden aangeschaft dat kunnen een taalbeheerser een psycholoog een onderwijskundige enz zijn het probleem definieer je daartoe als een interdisciplinair probleem kortom niet eerst praten over wat we wel of niet zijn gewoon beginnen en op die wijze proberen geld en status te verwerven voor het moedertaaldidaktisch onderzoek ten brinke is het met deze 81 spiegel 4 1986 extra nummer 81 84 pragmatische strategie op zich eens wel wil hij verklaren waarom hij aandacht geschonken heeft aan de mono of interdisciplinariteitsvraag omdat deze al jaren hoog op de wetenschappelijke agenda genoteerd stond in allerlei vakdidactieken recentelijk door griffioen door roest door de vakgroep natuurkundedidactiek wordt beweerd wij zijn een interdiscipline terwijl dit althans volgens ten brinke s bevindingen niet het geval is volgens ten brinke is het van belang te proberen t a v zulke concepten enige helderheid te verkrijgen omdat anders het vak niet verder komt ook heeft de vraag enig praktisch belang voor universitaire vakdidaktici schut bv zou voor zijn dissertatie en daaromheen ondervonden problemen gebaat zijn geweest bij een model waarin hoofd en hulpwetenschappen werden onderscheiden de vraag komt tenslotte aan de orde waarom vakdidaktici zich zo graag interdisciplinair hebben willen noemen huiskes van peer van de ven als mogelijke antwoorden komen naar voren 1 omdat moedertaalonderwijs een heel complex fenomeen is logisch dat je dan roept om interdisciplinair onderzoek 2 omdat interdisciplinariteit gebruikt kan worden als afscherming tegenover de vakwetenschappers wat wij doen daar hebben jullie geen verstand van in de tweede discussie wordt de vraag naar een overlevings of zelfs groeistrategie voor het moedertaaldidaktisch onderzoek nader uitgewerkt van de noodzaak tot samenwerking en bundeling van krachten zijn alle discussianten behalve sturm wanneer het gaat om een oproep hiertoe van bovenaf overtuigd al lijken de motieven daarachter te varieren een mooie wetenschappelijke theorie ontwerpen het onderwijs in de scholen verbeteren status respect en geld verwerven eigen werkgelegenheid behouden bij sterk teruglopende studentenaantallen of kombinaties hiervan t a v de eerste twee motieven ontstaat discussie moet het moedertaaldidaktisch onderzoek primair gericht zijn op het opvullen van hiaten in de theoretische kennis of op het beantwoorden van vragen uit het onderwijsveld leraren leerlingen beleid sommigen van peer welschen leggen het accent op het eerste onderzoekers van moedertaalonderwijs zouden zich gezamenlijk twee vragen moeten stellen 1 over welke theoretische uitgangspunten zijn we het helemaal eens 2 over welke theoretische aspekten hebben we geen enkele informatie op grond daarvan zouden een aantal 3 a 4 terreinen moeten worden bepaald die kennishiaten vormen in de bestaande theorie en zou een onderzoeksplan gemaakt moeten worden om die hiaten op te vullen dat door alle onderzoekers tesamen aan de minister wordt aangeboden anderen kamer wesdorp ten brinke bonset van de ven willen uitgaan van vragen uit het onderwijsveld onderzoek zou bv moeten inspelen op de vraag wat krijgen ze aan nederlands in het vbao en daarmee op een vraag van het beleid 82 of op vragen van leraren zoals b v gebeurd is in het schoolgericht onderzoek middenschool of op vragen van leerlingen zoals bv aan hen ontlokt in een daartoe ingesteld gespreksgroepje waarmee ten brinke ervaring heeft opgedaan kan dergelijk onderzoek nog wel bijdragen aan theorievorming volgens ten brinke wel rondom iedere vraag ook vanuit het veld kan je theorie vormen in dat opzicht verschilt een vraag niet van een hiaat de theorievorming zal alleen wat chaotischer worden dan bij afwerking van een systematisch wetenschapsprogramma van peer daarentegen twijfelt er ernstig aan veldvragen lijken hem vaak toevallige en vanuit wetenschappelijk oogpunt ook pseudo vragen en als zodanig bewijst de beantwoording ervan de theorievorming weinig dienst van de ven heeft het gevoel dat er een tweedeling gecreeerd wordt die niet bestaat theorievorming versus vragen uit het veld beantwoorden theorie is toch niet gelijk aan vrijblijvend filosoferen hij pleit voor onderzoek uitvoeren en aan de hand daarvan theorie ontwikkelen kamer sluit zich hierbij aan hij pleit voor het uitwisselen van lopende moedertaaldidaktische onderzoeken en het zoeken van overeenkomsten daartussen ondertussen het maatschappelijk belang in het oog houdend daar ziet hij meer in dan eerst te proberen het in abstracto eens te worden over wat de belangrijkste theoretische vragen zijn 83