Publicatie datum: 1987-01-01
Auteur: Kees de Glopper
Collectie: 05
Volume: 05
Nummer: 1
Pagina’s: 43-54
Documenten
kees de glopper schrijfonderzoek onder het mes bespreking van l lentz et al red schrijfonderwijs onder het mes enschede slo 1986 in de zomer van 1985 verscheen bij de slo de publikatie schrijfonderwijs in praktijk een verslag van een etnografisch onderzoek naar de invoering van thematisch cursorisch schrijfonderwijs op een basisschool hoogeveen en verkampen 1985 aan dit onderzoeksverslag werd enige maanden later een conferentie gewijd van die conferentie is ook een verslag verschenen onder de titel schrijfonderwijs onder het mes lentz e a 1986 onderzoeksverslag en conferentieverslag zijn interessant voor een ieder die belang stelt in de vernieuwing of verbetering van het moedertaalonderwijs in deze bijdrage wil ik vanuit die interesse en vanuit een onderzoeksperspectief reageren op beide publikaties het onderzoek in schrijfonderwijs in praktijk voortaan sip doen hoogeveen en verkampen zeer uitvoerig verslag van een onderzoek naar het schrijfonderwijs van twee leerkrachten van eenzelfde basisschool niet zomaar een basisschool maar een school die binnen het kader van het leerplanontwikkelingsproject taalvaardigheid in de basisschool werk maakt van de invoering en ontwikkeling van thematisch cursorisch taalonderwijs het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het in nijmegen gesitueerde onderzoeksprogramma vernieuwing en vernieuwingsweerstanden in het voortgezet moedertaalonderwijs overeenkomstig de traditie binnen het programma is het onderzoek gericht op het doen en denken van leerkrachten die deelnemen aan vernieuwingen binnen het moedertaalonderwijs het doel van het onderzoek omschrijven hoogeveen en verkampen als het leveren van een bijdrage aan de beantwoording van de vraag welke bevorderende belemmerende factoren een rol spelen bij de vernieuwing van het schrijfonderwijs in thematisch cursorische setting in een vierde en zesde klas van een lagere school sip 28 de drie 43 spiegel 5 1987 nr 1 43 54 onderzoeksvragen luiden als volgt hoe ziet de praktijk van het schrijfonderwijs eruit bij twee leerkrachten die hun schrijfonderwijs willen vernieuwen welke opvattingen hebben deze leerkrachten over datgene wat wenselijk en bereikbaar is in hun schrijfonderwijs wat is de relatie tussen de opvattingen over het schrijfonderwijs en de lespraktijk van de twee leerkrachten met behulp van interviews ongeveer 10 uur tijd per leerkracht en observaties bijna 30 uur per klas is door de onderzoekers materiaal verzameld op basis waarvan de onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden de belangrijkste conclusie van hoogeveen en verkampen is dat er een kloof bestaat tussen datgene wat leerkrachten zeggen te willen en datgene wat ze feitelijk doen over de opvattingen van de docenten wordt het volgende gesteld de vakdidactische uitgangspunten die in de projectpublikaties ten aanzien van het schrijfonderwijs geformuleerd worden spelen voor zover de leerkrachten daar uitspraken over doen in hun opvattingen een dominante rol het belang van de communicatieve functie van schrijven het publiceren van leerlingteksten meer aandacht voor inhoudelijke in tegenstelling tot vorm en verzorgingsaspecten van teksten deze uitgangspunten worden door de leerkrachten verbaal nadrukkelijk onderschreven tegelijkertijd hebben beide leerkrachten in dezelfde context moeite met het expliciteren van de praktische consequenties van deze opvattingen welke alledaagse handelingen in de klassepraktijk nu op een of andere wijze gerelateerd zijn of zouden moeten zijn aan die uitgangspunten brengen ze niet onder woorden evenmin brengen ze ter sprake welke veranderingen in hun concrete dagelijkse praktijkhandelen aangebracht moeten worden of reeds zijn overigens menen we te moeten constateren dat de leerkrachten antwoorden op dat soort concrete vragen ook grotendeels zelf moeten ontwikkelen noch op het terrein van de leerstofkeuze noch op dat van te organiseren activiteiten bieden de projectpublikaties meer dan een aantal algemene suggesties voor zover die uitgewerkt zijn tot op het niveau van het concrete handelen in de klas bieden ze onzes inziens niet voldoende om een concreet beeld te krijgen van een volledig jaarprogramma laat staan schoolprogramma ook ten aanzien van de vakinhoudelijke opvattingen van de leekrachten kunnen we concluderen dat de ondersteuning van de vernieuwingsboodschap niet eenduidig is de kracht van de socialisatie van de leerkrachten die blijkt uit de waarde die zij verbaal maar vaak impliciet blijven toekennen aan bepaalde traditionele lesinhouden ondanks hun expliciete 44 instemming met de uitgangspunten van de vernieuwingsboodschap wordt kennelijk nauwelijks ingeperkt door die vernieuwingsboodschap integendeel de emotionele verbondenheid met het oude leidt ertoe dat in de opvattingen van leerkachten de traditionele lesinhouden niet vervangen worden door de vernieuwingsboodschap hooguit komt het nieuwe erbij wordt het aan het bestaande toegevoegd sip 271 over de onderwijspraktijk van de docenten worden de volgende conclusies getrokken over de praktijk van het schrijfonderwijs kunnen we opmerken dat er in onze interpretatie van de geobserveerde situatie sprake is van traditioneel stelonderwijs in de dagelijkse praktijk vinden we belangrijke kenmerken van het literair grammaticale paradigma terug de basisopdrachten zijn van het type schrijf een opstel over in het handelen van de leerkracht en de leerlingen rond de uitwerking van die opdracht of een variant daarop observeerden we meestal op relatief kleine schaal en overschaduwd door de zorg om het bezig zijn alle problemen die in de didactische literatuur over het opstel als onderwijsactiviteit al zo vaak beschreven zijn individuele ontplooiing creativiteit retorisch welvoeglijk literair ambachtelijk daarnaast observeerden we de invloed van opvattingen over de oorspronkelijke taak van het lager onderwijs zoals die teruggaat op de inrichting van het massa onderwijs in de negentiende eeuw disciplinering door het aanleren van de cultuurtechnieken lezen en schrijven in die zin interpreteren we de volgende activiteiten tijdens de instructie en de hulp bij het schrijven wordt vooral aandacht besteed aan vorm en verzorgingsaspecten van de teksten de evaluatie van de schrijfactiviteiten bestaat uit het voorlezen van leerlingteksten en een aantal opmerkingen over spelling en verzorgingskwesties en vage waarderinguitspraken van het type nog niet zo goed of heel aardig voor zover we kunnen overzien leidt deze voor leerkrachten en leerlingen kennelijk onontwarbare vermenging van twee elkaar min of meer uitsluitende opvattingen over schrijf c q stelonderwijs tot het ontstaan van moeilijk oplosbare praktijkdilemma s de communicatieve doelstellingen die een derde weer andere opvatting over schrijf c q stelonderwijs representeren en in de opvattingen van de leerkrachten een dominante plaats innemen spelen in de praktijk een ondergeschikte rol 45 enerzijds lijkt dit in verband te staan met de manier waarop de leerkrachten vanuit hun socialisatie en de daarmee samenhangende beroeps en vakopvattingen de vernieuwingsboodschap interpreteren anderzijds lijkt er een verband te zijn met het gebrek aan praktische uitwerkingen van het streven naar communicatief taalonderwijs daarnaast stuit het in praktijk brengen van communicatief schrijfonderwijs op moeilijk te overwinnen institutioneel bepaalde belemmeringen het kunstmatige en gedwongen karakter van het schrijven op school dat onder andere blijkt uit het ontbreken van de noodzaak een niet door gesproken taal te overbruggen afstand in tijd en ruimte door geschreven taal te elimineren lijkt het realiseren van communicatieve doelstellingen nagenoeg onmogelijk te maken sip 272 273 ik heb de conclusies van het onderzoek hierboven zo uitvoerig geciteerd om ze aan de hand van de volgende vragen te kunnen bespreken 1 in hoeverre vormen de conclusies een antwoord op de gestelde onderzoeksvragen 2 in hoeverre worden de conclusies gerechtvaardigd door het verzamelde onderzoeksmateriaal 3 is de aard van de conclusies in overeenstemming met de uitgangspunten die de onderzoekers er omtrent schooletnografisch onderzoek op na houden een antwoord op de onderzoeksvragen hoe ziet de praktijk van het schrijfonderwijs eruit bij de twee leerkrachten die hun schrijfonderwijs willen vernieuwen de onderzoekers dragen een vracht aan materiaal aan dat relevant is voor de beantwoording van deze vraag het onderzoeksverslag bevat meer dan 60 pagina s beschrijving van de lessen in de vierde en zesde klas die in drie periodes geobserveerd zijn de beschrijvingen zijn gedetailleerd ter zake en zeer leesbaar als lezer denk ik een goed inzicht gekregen te hebben in het verloop van de geobserveerde lessen wel vraag ik me af in hoeverre de geobserveerde lessen representatief zijn voor de praktijk van de twee leerkrachten dit is een vraag die de onderzoekers naar mijn smaak wat gemakkelijk en snel terzijde schuiven sip 54 zij constateerden na de tweede observatieperiode 20 tot 25 uren observatie dat er een verzadigingspunt was bereikt voor de lezer is dat een interessante maar oncontroleerbare mededeling het is ook een mededeling die haaks staat op de volgende stelling die betrekking heeft op de spreiding van de drie observatieperioden door het schooljaar de verzamelde data hebben echter niet voldoende informatie opgeleverd om uitspraken te doen over een eventuele ontwikkeling in het schrijfonderwijs sip 59 genoeg of te weinig ik kan het niet beoordelen echte 46 etnografen zijn in ieder geval veel langer bezig zoals de onderzoekers ook zelf constateren welke opvattingen hebben de leerkrachten over datgene wat wenselijk is in hun schrijfonderwijs de leerkrachten komen uitvoerig aan het woord over opleiding en onderwijsloopbaan over het leerplanontwikkelingsproject waaraan zij deelnemen en over het schrijfonderwijs dat ze geven in hun uitspraken is de spanning tussen wenselijkheid en haalbaarheid duidelijk aanwezig enerzijds benadrukken de leerkrachten het belang van de communicatieve doelstellingen voor het schrijfonderwijs anderzijds wordt duidelijk dat bepaalde aspecten van het onderwijs zoals bedoeld onder andere de publikatie van de teksten die leerlingen schrijven moeilijk realiseerbaar zijn de leerkrachten zijn zich van het verschil tussen willen en kunnen welbewust zo gesteld lijkt de tweede onderzoeksvraag recht gedaan te worden toch is dat naar mijn mening onvoldoende het geval in de interviews ligt vooral de nadruk op de wenselijkheid het eerste en schoonste deel van het duo droom en daad over de haalbaarheid zijn de leerkrachten veel korter ze worden daartoe door de onderzoekers ook niet uitputtend uitgenodigd het mag in dit verband een gemiste kans genoemd worden dat de onderzoekers hun beschrijvingen en analyses niet met de leerkrachten hebben nabesproken juist daaruit had belangrijke informatie geput kunnen worden informatie over haalbaarheidsoverwegingen wat is de relatie tussen de opvattingen van de leerkrachten en de praktijk van hun onderwijs een antwoord op deze vraag blijven de onderzoekers grotendeels schuldig in het onderzoeksverslag wordt geen poging ondernomen om de opvattingen over wenselijkheid en haalbaarheid en de lespraktijk systematisch te vergelijken integendeel in de conclusies worden de opvattingen van de leerkrachten afgezet tegen de vakdidactische uitgangspunten van het leerplanontwikkelingsproject zie het eerste lange conclusie citaat en tussendoor worden oordelen geveld over de kwaliteit van de publikaties uit het leerplanontwikkelingsproject de praktijk van het schrijfonderwijs van de leerkrachten wordt getypeerd als traditioneel stelonderwijs met duidelijke trekken van het literair grammaticale paradigma zie het tweede lange conclusie citaat die praktijk wordt getoetst aan het ideaal van communicatief stelonderwijs dat in de opvattingen van de leerkrachten een dominante plaats heet in te nemen deze laatste opmerking staat in schril contrast met andere uitlatingen over de opvattingen van de leerkrachten men leze daarvoor het slot van het eerste lange conclusie citaat de onderzoekers doen naar mijn mening niet voldoende recht aan de gestelde onderzoeksvragen het verzamelde materiaal en de beschrijving van de praktijk vormen het sterkste onderdeel van de 47 studie daarvoor komt de onderzoekers lof toe bij de opvattingen van de docenten worden wensen en idealen retoriek sterk uitvergroot en blijven haalbaarheidsoverwegingen wat onderbelicht de vergelijking van opvattingen en lespraktijk komt onvoldoende uit de verf toch vind ik het beschrijvende deel van het onderzoek als geheel een knap stuk werk de conclusies van het onderzoek gaan veel verder dan beschrijvingen alleen ze bevatten verklaringen of pogingen daartoe en waarderingen de conclusies bevatten bovendien veel elementen die de gestelde onderzoeksvragen ver te buiten gaan daarover handelt de volgende paragraaf gerechtvaardigde conclusies in de conclusies wordt tussen de regels een oordeel geveld over de kwaliteit van de publikaties uit het leerplanontwikkelingsproject of dat oordeel terecht is doet hier niet ter zake het wordt gepresenteerd als een conclusie van het onderzoek zonder dat er ergens van een onderbouwing sprake is voor wie zegt niet te willen bijdragen aan het in kwaad daglicht stellen van onderwijsvernieuwingen is zulke lichtvaardigheid bedenkelijk er is sprake van de kracht van de socialisatie van de leerkrachten die kracht zou maken dat zij aan traditionele lesinhouden waarde blijven hechten ondanks de vernieuwingsboodschap deze conclusie suggereert dat de traditionele lesinhouden hun rechtvaardigingen enkel en alleen aan het verleden ontlenen de suggestie is bovendien dat er binnen de vernieuwingsboodschap geen plaats meer is voor de traditionele lesinhouden dit zijn allebei veronderstellingen waarvoor de onderzoekers geen evidentie aandragen die traditionele inhouden spelling en grammatica dus waar is de interpunctie trouwens en het handschrift zouden heel wel naast andere inhouden van blijvend belang kunnen zijn of bedoelen de onderzoekers dat het lesinhouden uit het verleden zijn en dus verleden tijd er zou sprake zijn van traditioneel stelonderwijs waar is die conclusie op gebaseerd op het feit dat de leerkrachten de leerlingen opdrachten geven om een opstel te schrijven op het feit dat ze bij de beoordeling vooral maar niet alleen aandacht schenken aan spelling en grammatica en wat dan te vinden van het feit dat schrijfopdrachten door gesprekken worden voorbereid dat de teksten van kinderen gepubliceerd worden traditioneel is een stok waarmee iedere hond geslagen kan worden de onderzoekers kennen veel gewicht toe aan de bezigheidsfunctie van het onderwijs vrij vertaald dat de leerlingen bezig zijn is belangrijker dan wat ze doen deze vergaande conclusie wordt gebaseerd op uitlatingen als de volgende je moet kinderen 48 25 uur per week bezighouden sip 184 de onderzoekers gaan er aan voorbij dat bezighouden ook aan het werk houden zetten kan betekenen of aanzetten tot doelgerichte of betekenisvolle activiteiten volgens hen is het dat belangrijker dan het wat aan hen dus de taak om uit te leggen waarom kinderen met wat worden beziggehouden waarom niet zakjes plakken knijpers maken schoenen poetsen of vliegen vangen waarom wel lezen schrijven spellen en tafels het in praktijk brengen van communicatief stelonderwijs wordt belemmerd of verhinderd door het gedwongen en kunstmatig karakter van schrijven op school wat houdt dat precies in communicatief stelonderwijs onderwijs waarin ook aandacht geschonken wordt aan doelgericht en publiekgericht schrijven waarin naast spelling grammatica en interpunctie ook inhoud en opbouw belangrijk zijn waarin leerlingen niet zo maar iets schrijven onvoorbereid maar over een onderwerp of thema dat voorbereid of bekend uitdagend en interessant is waarin de teksten van leerlingen gelezen worden gepubliceerd of verzonden als dat communicatief stelonderwijs is lijkt het me een flinke opgaaf het te realiseren maar niet onmogelijk als communicatief stelonderwijs daarentegen echt spontaan authentiek vrijwillig kortom paradijselijk moet zijn ja dan de onderzoekers lijken zo n verheven abstractie in gedachten te hebben als ze het schrijven op school kunstmatig en gedwongen noemen het is opmerkelijk dat eisen als natuurlijkheid en spontaniteit wel in kringen van moedertaaldeskundigen gehoord worden maar veel minder als het gaat om andere toch ook belangrijke leer en vormingsgebieden we beperken het geschiedenisonderwijs toch ook niet tot de geboortedatum van de kinderen aan wie het gegeven wordt reddend zwemmen oefenen we toch ook niet in echte noodsituaties mijn conclusie is dat de onderzoekers op tal van punten conclusies trekken die door het verzamelde materiaal en de gegeven argumenten en beschrijvingen onvoldoende gesteund worden een zekere vooringenomenheid en een neiging tot het construeren van tegenstrijdigheden lijkt de onderzoekers niet vreemd daarover iets meer in het volgende volgens etnografisch voorschrift in de verkorte weergave van het onderzoek in schrijfonderwijs onder het mes voortaan som schetsen de onderzoekers de etnografische onderzoeksmethode een volledige beschrijving van alle elementen die kenmerkend zijn voor een groep mensen en de onderwijs werkelijkheid wordt zoveel mogelijk vanuit de positie van de onderzochten benaderd de onderzoekers geven aan dat zij geprobeerd hebben de hun bekende schoolcultuur in beperkte tijd zo open mogelijk te benaderen volledigheid is natuurlijk een illussie het perspectief van de 49 betrokkenen is maar ten dele tot zijn recht gekomen de leerkrachten hadden geen tijd voor gezamenlijke analyse van het onderzoeksmateriaal som 38 en de open benadering daar heb ik hierboven al iets over gezegd de analyses zijn niet vrij van vooringenomenheid en de onderzoekers lijken tuk op tegenstrijdigheden zie hierover ook bonset som 105 zo n bewering roept om bewijsplaatsen ik zal er enkele geven 1 de bezigheidsfunctie van de school hierboven al aan de orde geweest het concept ontlenen de onderzoekers aan ander onderzoek en niet aan het perspectief van de leerkracht uitspraken van de leerkrachten worden vervolgens selectief geinterpreteerd een voorbeeld ook theo geeft te kennen dat het bezigheidsprincipe een belangrijke rol speelt in zijn onderwijspraktijk in een interview formuleert hij zijn belangrijkste onderwijsdoelstelling dat is een van mijn voornaamste doelen dat ieder kind voldoende aandacht krijgt en op die basis kun je dan vooruit het valt me op dat je leerlingen die nooit zo aan het werk zijn geweest toch ook een beetje aan het werk krijgt itb 10 theo s doelstelling ieder kind voldoende aandacht geven lijkt ook een middel te zijn om kinderen aan het werk te krijgen sip 185 het woordje middel is cruciaal in deze context iets is middel tot een doel een doel dat doorgaans van hogere waarde is dan het middel de onderzoekers suggereren dat het uiteindelijke doel van theo het bezighouden van de leerlingen is over de vrije vertaling van aan het werk zijn naar bezighouden hoef ik het niet meer te hebben ik lees dit fragment heel anders theo omschrijft het aan het werk krijgen van de leerlingen als een positief effect van het realiseren van een van zijn voornaamste doelen aandacht voor ieder kind welke interpretatie verdient de voorkeur dat hangt af van je vooroordelen of zo je wilt theorie maar doe niet alsof je interpretatie sensitizing concept of hypothese uit het materiaal voorkomt of uit de open benadering 2 het realiseren van uitgangspunten van thematisch cursorisch taalonderwijs de onderzoekers concluderen dat er van deze uitgangspunten in de praktijk van de leerkrachten slechts vage sporen zijn terug te vinden ze constateren in dit verband dat actief taalgebruik van de leerlingen door de leerkrachten onvoldoende gewaardeerd wordt ook hier is de interpretatie weer selectief twee voorbeelden 50 in de derde observatieperiode beeindigt theo een kringgesprek met de uitspraak oke jongens ik wil er even mee stoppen anders ben ik bang dat we dadelijk helemaal grijs gekletst zijn b 284 met deze uitspraak devalueert theo praten tot kletsen en maakt hij duidelijk dat hij hetgeen de leerlingen vertellen niet meer belangrijk vindt het volgende voorbeeld komt uit de vierde klas ron heeft de kinderen zojuist verteld dat ze de hele ochtend zullen gaan werken aan een bepaald onderwerp giovanni steekt zijn vinger op ron geeft hem het woord en giovanni vertelt trots over een miniatuurauto die hij van zijn vader heeft gekregen als govianni uitverteld is zegt ron en dan gaan we nu bezig b 262 ook al geeft ron giovanni gelegenheid tot praten hij definieert het vervolgens niet als bezig zijn het praten in de klas met leerlingen wordt beschouwd als een uitstapje buiten de eigenlijke les sip 220 wat is er in het eerste voorbeeld aan de hand na drie kwartier praten in de kring over vliegtuigongelukken beeindigt theo het gesprek ik had ook kunnen schrijven het gepraat of erger nog het geklets volgens de onderzoekers devalueert theo praten tot kletsen volgens mij maakt hij met de geciteerde uitspraak een eind aan de kring welk effect dat op de kinderen heeft en wat theo werkelijk bedoelt met zijn uitspraak daar valt op basis van het gezegde alleen weinig zinnigs over te zeggen ik denk dat de leerlingen met weinig enthousiasme aan een kringgesprek deelnemen als ze het gevoel hebben dat hun bijdragen als geklets gezien worden hoe is de deelname aan het kringgesprek daar word ik op basis van het verslag niet veel wijzer van wel kan ik andere citaten geven waaruit blijkt dat theo datgene wat leerlingen zeggen serieus neemt bijvoorbeeld sip 171 regel 7 11 voor het tweede fragment geldt hetzelfde ik was overtuigd geweest van de devaluatie van het taalgebruik van de leerlingen als ron nadat giovanni uitverteld was gezegd had en dan gaat giovanni nu wat doen de leerkracht sluit een individuele bijdrage af met een aansporing tot werk die aan de hele klas gericht is daar zie ik geen devaluatie van die ene bijdrage in hier geldt opnieuw je ziet wat je erin wil zien zeker als je jezelf niet de kans geeft op andere rivaliserende waarnemingen 3 projectie van schrijfproblemen leerkrachten lijken de problemen en ervaringen die ze als leerling gehad zeggen te hebben op de leerlingen aan wie ze nu schrijfonderwijs geven te projecteren sip 223 waarop is deze bewering gestoeld de volgende fragmenten zijn van belang 51 uit beide citaten blijkt dat de problemen die theo met schrijven ondervond naast het structuur kunnen aanbrengen ook betrekking hadden op de fase van de stofvinding met de uitspraak ik denk dat dat met de kinderen net zo is projecteert theo zijn eigen leerling ervaringen op zijn leerlingen wanneer we theo elders in het interview vragen welke problemen de kinderen met schrijven hebben antwoord hij na een lange stilte ik denk een goed begin maken stilte dat ze een beetje ja een structuur aanbrengen dat ze weten wat ze er in kwijt willen dat is denk ik het grootste probleem itb 39 sip 225 gaf theo eerst de opdracht dat de leerlingen hun mening over de interviews moesten beschrijven later stelt hij dat bij en verandert hij de opdracht in wie waarom en hoe ging dat theo definieert het verwoorden van meningen als moeilijk dat hij de opdracht verandert in de richting van een beschrijving van wat er gebeurd is maakt de stofvinding die voor hem als leraar zo moeilijk bleek overbodig zijn eigen ervaring kan een rol spelen bij de verandering van de opdracht sip 227 ron presenteert het voorlezen van de verhalen als voorbereiding op het schrijven hij veronderstelt dat het goed luisteren daarnaar de kinderen helpt bij datgene waar hij vroeger zelf moeite mee had beginnen met schrijven we geven een laatste voorbeeld waarin ron het verband tussen hetgeen hij als leerling ervaarde en hetgeen hij zijn leerlingen nu leert zelf expliciet legt ja als je bij mij een tekst schrijft dan moet je altijd een keer eerst op het kladblok want als ik zelf vroeger een opstel moest maken dan probeerde ik het wel eens meteen in het net maar dan had ik er op een gegeven moment een keer een zin bij zitten dan dacht ik die is fout of ik wist niet meer hoe verder en dan dacht ik ik ga een ander verhaal schrijven en dan durfde ik het ook niet door te strepen want die meester die ik had was heel streng dus dan zat je met de handen in het haar b 90 ron legt de leerlingen uit dat ze altijd eerst op het kladblok moeten schrijven het belang daarvan illustreert hij met zijn eigen ervaring als leerling sip 230 is hier sprake van projectie door de leerkrachten of van projectie door de onderzoekers de onderzoekers hadden hun projectie hypothese aannemelijk kunnen maken door te laten zien dat leerkrachten moeilijkheden maken of veronderstellen die er bij de leerlingen niet zijn ik denk dat het met de kinderen net zo is zegt theo misschien is het ook wel zo stofvinding en structureren zijn problemen waar heel veel schrijvers moeite mee zeggen te hebben waarom zouden de leerlingen van theo die problemen niet kunnen hebben op dezelfde wijze kunnen vraagtekens gezet worden bij het tweede fragment in het derde fragment geven de onderzoekers in de laatste zin met het 52 werkwoord illustreren zelf aan waarom het in dit citaat ook zou kunnen gaan ik zou nog meer voorbeelden kunnen geven nodig is dat niet want de drie bovenstaande illustreren mijns inziens voldoende dat de nagestreefde open benadering lang niet altijd gerealiseerd wordt dat geeft niet als maar duidelijk gemaakt wordt waarnaar men met zijn observaties en analyses op zoek is dat gebeurt evenwel niet de analyses worden gepresenteerd alsof ze uit het materiaal zelf naar voren komen alternatieve verklaringen voor de geobserveerde fragmenten ontbreken nagenoeg geheel ze worden niet gesignaleerd en ze worden niet verworpen op basis van argumenten stellingen over de resultaten van het onderzoek naar de opvattingen en praktijken van schrijfonderwijs is gesproken op de eerder genoemde conferentie van die conferentie wordt verslag gedaan in schrijfonderwijs onder het mes in die publikatie worden onder de titel ter discussie een tiental schriftelijke reacties op het onderzoek en op een negental stellingen gegeven in een aantal van die reacties wordt expliciet op de merites van die stellingen ingegaan toch blijft de strekking van veel stellingen onbe en onweersproken dat is jammer want er zitten prikkelende stellingen bij misschien heeft het zin er hier enkele bij wijze van afsluiting te noemen en er drie eigen darlings aan toe te voegen wellicht verschaft dat stof voor discussie in de kolommen van spiegel stelling 4 de onzekerheid die leerkrachten in de vernieuwingssituatie ervaren komt voort uit het gebrek aan concreet lesmateriaal deze situatie zal versterkend werken op de behoefte om na enig experimenteren terug te grijpen naar vertrouwde lesinhouden en activiteiten som 82 stelling 8 het in praktijk brengen van communicatief schrijfonderwijs stuit op nauwelijks te overwinnen schoolse beperkingen een belangrijke drijfveer voor het gebruik van geschreven taal voor communicatie is de noodzaak en of de mogelijkheid om afstand in tijd en ruimte te overbruggen op school waar de leerkracht en de leerlingen die in veel gevallen het publiek voor de teksten zijn altijd direct aanwezig zijn is de noodzaak tot schrijven niet aanwezig het realiseren van een natuurlijke communicatieve situatie op school is vrijwel onmogelijk som 82 53 stelling 11 discussies over de inhoud en vormgeving van het moedertaalonderwijs worden eerder belemmerd dan bevorderd door adjectieven als communicatief functioneel cognitief conceptualiserend traditioneel normaal functioneel etcetera kdg stelling 12 discussies over onderzoek naar het moedertaalonderwijs worden eerder belemmerd dan bevorderd door adjectieven als school etnografisch naturalistisch positivistisch etcetera kdg stelling 13 beschrijvend onderzoek van het moedertaalonderwijs dat zich toespitst op een of enkele gevallen leerkrachten scholen leerboeken is een welkome aanvulling op breed opgezet survey onderzoek voor zulk onderzoek zijn geen andere methodologische spelregels nodig noch wenselijk kdg amsterdam herfst 1986 bibliografie hoogeveen m en m verkampen schrijfonderwijs in praktijk een verslag van een etnografisch onderzoek naar de invoering van thematisch cursorisch schrijfonderwijs op een basisschool enschede stichting voor de leerplanontwikkeling 1985 lentz l j sturm en h van tuijl red schrijfonderwijs onder het mes enschede stichting voor de leerplanontwikkeling 1986 54