‘Second Language Vocabulary Acquisition’: direct en indirect woordenschatonderwijs in evenwicht

Publicatie datum: 1997-01-01
Collectie: 15
Volume: 15
Nummer: 3
Pagina’s: 109-115
boekbespreking machteld verhelst second language vocabulary acquisition direct en indirect woordenschatonderwijs in evenwicht een bespreking van james coady thomas huckin eds 1997 second language vocabulary acqui sition cambridge cambridge university press 299 pag isbn 0 521 56764 5 1 inleiding woordenschatverwerving wordt door leerders van een tweede taal vaak van groot belang geacht in recentere methodes nederlands zien we dan ook een steeds groter wordende aandacht voor woordenschat desondanks blijft het onderzoek naar woord verwerving beperkt second language vocabulary acquisition wil een deel van die lacune opvullen met een selectie van artikelen die alle een gemeenschappelijk visie hebben woordenschatverwerving komt vooral tot stand op een indirecte manier na melijk door het leren uit de context maar ook direct woordenschat en strategieenon derwijs is nodig om dat proces te ondersteunen en in de goede richting te sturen het boek telt 14 artikelen die in vijf hoofdstukken gegroepeerd zijn in mijn be spreking volg ik deze indeling 2 inleidende artikelen de eerste drie artikelen schetsen de context waarin de rest moet worden geplaatst in de inleiding wordt niet echt een standpunt ingenomen maar krijgen we een beschrij ving van de onderwerpen die in de artikelen behandeld zullen worden het artikel van zimmerman tracht een overzicht te geven van historische trends in woordenschatonderzoek en onderwijs vooral traditionele stromingen als de audio linguale methode en communicatief taalonderwijs waarmee bedoeld wordt het le ren uitdrukken van taalfuncties komen aan bod dit is een zeer beperkte weergave omdat de recentere inzichten en manieren van aanpak niet worden behandeld de eni ge recente woordenschataanpak die wordt beschreven is de natural approach van krashen cf bijv krashen terell 1983 zo lezen we niets over content based learning of taakgericht taalonderwijs cf bijv de niel 1996 dit artikel heeft dus weinig vernieuwende waarde in het tweede artikel wordt door laufer uitgelegd wat de gevaren zijn van leren uit de context en wat de gevolgen kunnen zijn van het verkeerd raden naar de woord betekenis lexicale problemen kunnen immers leesvaardigheid bedreigen ten eerste spiegel 15 1997 nr 3 109 115 omdat een ieerder kan beschikken over onvoldoende woordenschat ten tweede omdat hij woorden verkeerd kan interpreteren en ten slotte omdat hij fouten kan maken bij het raden door op een verkeerde manier gebruik te maken van de cues in de context dit is een constatering die in recentere artikelen over dat onderwerp nogal vaak wordt gemaakt waardoor leren op basis van enkel de context steeds meer in een negatief daglicht komt te staan cf ook appel vermeer in dit nummer hoe groter de woor denschat van de ieerder wordt hoe kleiner de kans dat er problemen optreden bij het afleiden van woordbetekenissen uit de context is de conclusie van dit artikel daarbij wordt begrip van de frequentste 3000 woorden van de tweede taal t2 als een mini mum gesteld deze drempel komt ook nog in andere artikelen in dit boek terug al wordt de lat soms iets lager gelegd met name op een basiswoordenschat van 2000 woorden het derde artikel gaat over de rol van het schrift bij woordenschatverwerving een klein deelaspect van woordenschatverwerving dat zeker niet in dit inleidende hoofd stuk hoort en daarenboven enkel bruikbaar is voor onderzoekers en leerkrachten die te maken krijgen met leerders die een ander schrift in hun eerste taal hebben dit artikel maakt niet duidelijk of er enige relevantie voor woordenschatonderwijs is de link met technische lees schrijfvaardigheid lijkt evidenter 3 gevalsstudies in drie gevalsstudies wordt vervolgens het woordleerproces van een aantal hoogge schoolde t2 leerders beschreven op het artikel van parry wordt hier niet dieper in gegaan omdat de bevindingen weinig veralgemeend kunnen worden het laat wel zien dat er grote individuele verschillen kunnen bestaan in de manier waarop leerders woorden verwerken altman geeft net als parry een zeer subjectief en gedetailleerd verslag over het proces van het ontvangen van input naar productieve woordenschatverwerving alt man vond dat woordverwerving succesvol verliep als een woord eerst in een formele leersituatie voorkwam en daarna in gewoon taalaanbod op basis daarvan pleit alt man voor een gevarieerde aanbodscontext zo zal een ieerder een nieuw woord beter opmerken en dat bewustzijn van een nieuw woord is nodig voor verwerving daar mee sluit altman aan bij de noticing hypothese en de awareness consciousness voorwaarde van o a schmidt 1990 een vrij recente bevinding die intussen een hele reeks artikelen heeft opgeleverd zie robinson 1995 voor een overzicht een andere conclusie uit het onderzoek van altman is de volgende hoe meer een ieerder produ ceert hoe juister die productie wordt dit komt volgens altman omdat een hoger be wustzijn nodig is om woorden te produceren dan om woorden te begrijpen het komt er dus op aan om voor een ieerder zoveel mogelijk output momenten te creeren een aantal interessante bevindingen komen uit het onderzoek van grabe strol ler zo constateerden ze dat de overgang van een verkeerd begrip van een woord naar een volledig juist begrip heel snel verloopt weinig woorden blijven in de tussenfase van vaag of gedeeltelijk begrip steken woordenboekgebruik zou daarvoor de verkla ring zijn grabe strolier pleiten daarom voor het frequente gebruik van een woor 110 denboek voor woordverwerving bij het lezen van een tekst in de t2 sommige woor den in het onderzoek bleken absoluut niet receptief te verwerven te zijn terwijl ande re al na twee keer aanbod juist verworven werden heel jammer is het dat niet be schreven wordt welke woorden dat zijn en wat daarvoor de reden kan zijn het is pre cies die relatie tussen taalaanbod en woordenschatverwerving die in de taal verwervings literatuur zo vaag blijft cf verhelst in voorbereiding de conclusie uit dit onderzoek is dat succesvolle woordenschatverwerving samenhangt met zowel lees vaardigheid als luistervaardigheid als men binnen hetzelfde tekstgenre blijft waarom is overigens onduidelijk woordenschatverwerving is dus de belangrijkste compo nent van tweede taalverwerving 4 empirisch onderzoek in dit hoofdstuk wordt een aantal variabelen uitgebreider bestudeerd maar over het algemeen valt de inhoud van deze artikelen tegen vooral omdat de beschrijvingen van de onderzoekingen te beknopt zijn zijn de conclusies en implicaties vaak niet overtuigend yang onderzocht drie cognitieve vaardigheden die aangewend kunnen worden bij woordenschatverwerving daarvan bleek voornamelijk de vaardigheid om een woord te vertalen zich heel snel te ontwikkelen woordherkenning op het fonologische en op het semantische niveau kwamen pas later maar ontwikkelden zich ook al tijdens de eerste vijf weken van de verwervingsperiode de beschrijving van de onderzoeksop zet en de bevindingen blijven over het algemeen nogal vaag en lijken enkel zinvol voor onderzoekers die met precies hetzelfde onderwerp bezig zijn arnaud savignon onderzochten de verwerving van zeer laagfrequente woorden en complexe lexicale gehelen deze gehelen bleken heel slecht verworven te worden waarschijnlijk omdat ze vooral in gesproken taalgebruik voorkomen een vorm van taalaanbod die hooggeschoolde leerders in dit onderzoek maar weinig ontvingen ar naud savignon waarschuwen ervoor dat infrequente woorden en complexe uitdruk kingen niet door raden verworven kunnen worden de auteurs pleiten dan ook voor een expliciete behandeling van complexe uitdrukkingen en woordenschat in het alge meen ze sluiten hiermee aan bij de lexical approach van lewis cf later paribakht wesche vonden in hun onderzoeksresultaten ook steun voor de stel ling dat expliciete woordenschatinstructie betere resultaten oplevert dan lezen alleen ook coady en nation newton zullen in hun pedagogische richtlijnen gedeeltelijk pleiten voor direct woordenschatonderwijs 5 pedagogische richtlijnen het vierde hoofdstuk bevat vier artikelen met pedagogische richtlijnen voor woordenschatonderwijs hulstij n houdt een pleidooi voor de keyword technique waarbij men de beteke nis van een woord leert onthouden aan de hand van een woord dat erop lijkt hulstijn 111 vindt het jammer dat het gebruik van deze techniek nog zo weinig ingang heeft ge vonden in woordenschatonderricht hij geeft daar trouwens ook zelf de redenen voor het werkt enkel bij concrete woorden omdat de sleutelwoorden vooral visuele gelijke niselementen bevatten het helpt enkel voor receptieve verwerving en het is een onna tuurlijke techniek de vraag is inderdaad of men niet teveel tijd gaat investeren in het aanleren en gebruiken van dit soort mnemonische technieken en hoe hoog het rende ment er dan van is coady gaat dieper in op krashens input hypothese 1985 die stelt dat begrijpelijk taalaanbod de enige weg naar verwerving is hij haalt voorbeelden aan van studies die ingaan tegen de hypothese maar ook van onderzoek dat de hypothese bevestigt zelf trekt hij de conclusie dat de input hypothese wel geldt voor t2 verwervende kinde ren maar niet voor oudere leerders die zouden vooral woordenschat verwerven door heel veel te lezen maar worden in het begin met het volgende probleem geconfron teerd hoe kunnen ze lezen als ze nog niet over een basiswoordenschat beschikken coady pleit daarom om de frequentste 3000 woorden in de t2 cf laufer expliciet te onderwijzen voor verdere woordenschatverwerving op basis van lezen moet het taal aanbod begrijpelijk en interessant zijn nation newton stellen dat er verschillende onderwijsmethoden nodig zijn voor verschillende types van woorden expliciet onderwijs voor belangrijke hoogfrequente woorden impliciet onderwijs voor minder frequente woorden de didactische richtlij nen van nation newton sluiten het meest aan bij recente taalmethodes die woor denschat in hun lesmateriaal opnemen en hun taalonderwijs op een taakgerichte ma nier inrichten bijv de toren van babbel jaspaert 1995 nation newton stellen voor de woordenschatselectie te baseren op twee criteria frequentie en doel ze geven een aantal voorbeelden van communicatieve activiteiten waarin woordenschatonder wijs kan worden gegoten verdeelde informatie vraag en antwoord luisteren naar ver halen de voorwaarden waaraan dergelijke activiteiten moeten voldoen zijn er moe ten voor de leerders mogelijkheden zijn om aan betekenisonderhandeling te doen de context van de woorden moet pregnant zijn de woorden moeten vaak herhaald wor den er moet ook een productief moment ingebouwd worden en dat alles moet gebeu ren in een open en interactieve sfeer ten slotte stelt lewis zijn lexical approach voor hij pleit voor het werken rond uitdrukkingen in plaats van met losse woorden omdat die in mondeling taalge bruik heel vaak voorkomen maar in hoge mate worden verwaarloosd in bestaande woordenschatmethodes cf arnaud savignon hij wil dat leerders zich bewust worden van elke aparte bouwsteen van een uitdrukking dit besef wil hij naar eigen zeggen niet opbouwen door formeel expliciet onderwijs maar de door hem aan gehaalde lesvoorbeelden zijn voorbeelden bij uitstek van zeer formeel onderwijs het zijn immers contextloze oninteressante oefeningen waarin op een zeer expliciete ma nier wordt omgegaan met taal zo moeten leerders bijvoorbeeld bij het substantief visit vijf adjectieven en vijf werkwoorden verzinnen die vaak samen met dat woord voorkomen of ze moeten woorden uit twee kolommen bij elkaar zoeken bijv in de ene every now and en in de andere then 112 6 conclusie het afsluitende hoofdstuk is een samenvattend artikel van coady dat alle invalshoe ken uit het boek op een rijtje zet hij plaatst verschillende benaderingen op een conti nuum van leren enkel op basis van de context met bijvoorbeeld de natural appro ach van krashen terell 1983 naar expliciet woordenschatonderricht bijv be paalde bijdragen in deze bundel de visie van de redacteurs situeert zich duidelijk aan de kant van expliciete woordenschatlessen en de selectie van de opgenomen arti kelen in dit boek gebeurde dan ook in het licht daarvan het besluit dat coady trekt uit zijn overzicht en uit de artikelen is dat woordenschatverwerving vooral gebeurt op basis van de context zoals in de eerste taal het geval is als die context authentiek rijk leuk en begrijpelijk is dergelijke im pliciete woordenschatverwerving gaat echter traag voor academische doeleinden bijvoorbeeld moet het sneller gaan en is expliciete instructie nodig vooral onderwijs in strategieen voor woordenschatverwerving moet dan centraal staan dit boek is minder baanbrekend dan de voorganger ervan huckin haynes co ady 1993 het is een bundeling van een aantal artikelen die grotendeels over hetzelf de handelen en weinig originele inzichten bijbrengen een aantal artikelen zoals de case studie van altman zijn wel interessant omdat ze al dan niet controversiele hypotheses opwerpen maar klassiekers artikelen waarnaar dus nog jaren verwezen zal worden bij verder onderzoek zijn er niet bij positief is zeker dat in dit boek veel aandacht uitgaat naar receptieve woordenschatverwerving productieve woordenschatverwerving heeft in de literatuur immers al meer aandacht gekregen de bruikbaarheid van het boek naar de praktijk toe is eerder beperkt en dat om drie redenen ten eerste heeft dit boek een nogal eenzijdige visie in dit boek wordt in elk artikel woordenschat als doel gesteld terwijl in bepalde vormen van taalonderwijs woordenschat een middel is om te komen tot algemene taalvaardigheid zo stelt bij voorbeeld schrooten in dit nummer woordenschat de leerder in staat moet stellen om talig te functioneren hoe dat in onderwijs bereikt kan worden wordt onder meer uitgelegd door de niel 1996 en jaspaert 1996 ook het publiek waarvoor dit boek echt relevant is is beperkter dan de redacteurs doen voorkomen als onderzoekssubjecten worden bijna overal volwassen leerders genomen meestal studenten en bovendien ook gevorderde leerders de reden hier voor is evident praktisch gezien zijn dit gemakkelijke groepen om een onderzoek bij uit te voeren bepaalde groepen t2 leerders blijven dus alweer in de kou staan met name beginners en kinderen terwijl net bij hun de nood aan verder onderzoek zo groot is ook kan men de bedenking maken of er voor kinderen geen andere manier van woor denschatonderwijs dan voor volwassen leerders aangeraden is in enkele artikelen in dit boek wordt immers een pleidooi voor expliciet woordenschatonderwijs gehouden hoewel taalverwerving toch vooral plaatsvindt op een indirecte natuurlijke manier in vlaanderen is men binnen het onderwijsvoorrangsbeleid in ieder geval overtuigd van het effect van impliciet analytisch onderwijs cf jaspaert 1996 in deze aanpak wor den leerders taalvaardig door taken uit te voeren waarbij ze taal nodig hebben om die 113 taken tot een goed einde te brengen voorbeelden van dergelijke taken zijn luisteren naar instructies voor een spel en die uitvoeren een klachtenbrief schrijven naar de gezondheidsinspectie over wantoestanden in een restaurant een beschrijving lezen van een plattegrond van een kelder waarin een ontvoerde zich bevindt en die platte grond uittekenen deze vorm van onderwijs zou voor t2 leerders motiverender zijn dan synthetisch onderwijs daarin staan immers taalelementen centraal structuren vormen woorden de synthetische woordenschataanpak is dan ook heel expliciet zoals de voorbeelden van lewis lexical approach de winter pieters jaspaert verhelst in voorbereiding vonden in dit verband bij kleuters dat betrokkenheid tij dens niet taalgerichte activiteiten hoog correleerde met de scores voor receptieve en productieve woordenschatverwerving niet taalgerichte activiteiten zijn niet direct op woordenschat gericht betrokkenheid van kleuters bij expliciete woordenschatacti viteiten had geen invloed onderzoek van goossens in voorbereiding zou over het onderscheid en het effect van expliciet versus impliciet onderwijs meer duidelijkheid moeten verschaffen voor onderzoekers die zich bezighouden met de discussie impli ciet expliciet taalonderwijs is een aantal artikelen in second language vocabulary acquisition overigens wel interessant het grootste nut voor onderzoekers bewijzen altijd ook de recente bibliografieen ten slotte is het jammer dat alweer de grootste aandacht naar taalverwerving op grond van lezen gaat schriftelijk taalaanbod aan t2 leerders is goed onder controle te houden en dus gemakkelijker om de relatie met woordenschatverwerving te bestu deren zoals ook blijkt uit talrijke artikelen in het tijdschrift reading research quar terly op zich is het al een vooruitgang in de tweede taalverwervingsliteratuur dat in de artikelen duidelijk de link wordt gelegd tussen het taalaanbod dat de leerders ont vangen en de woordenschatverwerving die op basis van dat taalaanbod tot stand komt input studies zijn schaars maar de eerste taalverwervingsliteratuur zet zeker stappen in de goede richting met bijv gallaway richards 1994 er blijft niette min een grote nood aan onderzoek naar de relatie tussen mondeling taalaanbod en woordenschatverwerving bibliografie de niel h 1996 de zin van het woord woordenschat in een taakgerichte aanpak in von werkgroep nt2 taakgericht taalonderwijs een onmogelijke taak deurne plan tyn 49 70 de winter pieters h k jaspaert m verhelst in voorbereiding de rol van sociaal affec tieve factoren in tweede taalverwerving van kleuters gallaway c b richards 1994 input and interaction in language acquisition cambrid ge cambridge university press goossens g in voorbereiding impliciete taalkennis expliciete taalkennis en taalver werving doctorale dissertatie k u leuven huckin t m haynes j coady eds 1993 second language reading and vocabulary learning norwood ablex publishing corporation jaspaert k red 1995 de toren van babbel nederlands voor de lagere school deurne plantyn 114 jaspaert k 1996 nt1 en nt2 in vlaanderen en in nederland in s kroon t vallen red het verschil voorbij onderwijs nederlands als eerste en tweede taal in nederland en vlaanderen nederlandse taalunie voorzetten 51 den haag sdu uitgeverij kongin negracht stichting bibliograpia neerlandica 13 41 krashen s t terell 1983 the natural approach language acquisition in the classroom hemel hempstead hertfordshire prentice hall international krashen s 1985 the input hypothesis issues and implications new york longman robinson p 1995 review article attention memory and the noticing hypothesis in language learning 45 2 283 331 schmidt r 1990 the role of consciousness in second language learning in app linguistics 11 129 158 verhelst m in voorbereiding de relatie tussen mondeling taaiaanboden incidentele woor denschatverwerving van het nederlands als tweede taal door kleuters doctorale disserta tie k u leuven 115