Semiotiek en literatuuronderwijs

Publicatie datum: 1986-01-01
Collectie: 04
Volume: 04
Nummer: 3
Pagina’s: 59-82
aart van zoest semiotiek en literatuuronderwijs 1 wie literatuur onderwijst krijgt met een paar heel specifieke problemen te maken ze kunnen worden ondergebracht in drie categorieen die kunnen worden benoemd door drie vragen waarover tot wie en hoe waarover want het is een complex probleem om te bepalen wat er onder literatuur moet worden verstaan en als daarover concensus bereikt zou zijn doemt de vraag op wat uit een bepaald corpus geschikt is om in het onderwijs aan de orde te komen tot wie want voor de literatuurdocent is het moeilijker dan voor enige andere docent om wanneer hij nadenkt over de vorm die hij aan zijn lessen geven wil zich een geintendeerde leerling voor ogen te stellen hoe want de tijd is lang voorbij dat literatuuronderwijs louter onderwijs in de literatuurgeschiedenis was echter kiezen voor een tekstgerichte aanpak brengt ook mee dat uit methoden moet worden gekozen de eerste twee vragen zijn relatief nog het gemakkelijkst niet dat zij tot antwoorden kunnen leiden die de problemen eens en voor altijd uit de wereld helpen over het corpus literatuur valt veel te kissebissen er moet van tijd tot tijd dood hout worden weggesneden uit het bos van de geheiligde meesterwerken en daar komt nieuw groen voor in de plaats waarvan moet blijken hoe levensvatbaar het zal zijn daarover valt te discussieren de discussie heeft een ideologische ondergrond daarom zullen er woorden vallen als elitair en klasse de gedachte dat cultuur en dus literatuur een middel tot sociale onderdrukking kan zijn wordt ongetwijfeld geopperd alles heel belangrijk maar omdat iedereen wel inziet dat het dodelijk zou zijn om eindeloos door te twisten bestaat de mogelijkheid dat er overeenstemming wordt bereikt in de handboeken staan gelukkig heel wat werken vermeld die we allemaal wel min of meer interessant en mooi vinden de vraag betreffende de geintendeerde leerling is er een die 59 spiegel 4 1986 nr 3 59 82 de docent geheel alleen moet beantwoorden gaat hij zich richten tot de jonge literatuurminnaar die soms al een zekere bagage heeft aan gelezen boeken of gaat hij proberen anderen die literatuur maar malligheid vinden over de streep te trekken wat verwacht de docent en wat verwacht hij dat de leerling verwacht op die vragen komen antwoorden die sterk gerelateerd zijn aan de persoonlijkheidsstructuur van de docent en ook aan zijn houding tegenover de literatuur die hij onderwijst op deze punten wijken de vragen die de literatuurdocent zich stelt misschien nog het minst af van die waarmee zijn collega s in andere vakken zeg wiskunde zeg biologie worstelen toch heeft hij een handicap tegenover die collega s van hen staat vast dat ze iets weten dat de leerlingen nog niet weten de literatuurdocent behandelt iets waarvan weinigen vinden dat ze er eigenlijk helemaal geen verstand van hebben en zo ze dat al vinden dan geldt nog dit iedereen heeft wel een mening ook il terus t d e aak op helemaal niets nee op niets is te sterk uitgedrukt want waar teksten worden aangeboden en besproken kan allerlei kennis worden gemobiliseerd die met literatuur weinig te maken heeft maar die bij de leerling aanwezig is ten aanzien van andere teksten het leven de wereld eigen belevingen gevoelens dat heeft misschien het nadeel dat literatuurlessen riskeren te verzanden in vaag gezwam maar er is ook een belangrijk voordeel de docent kan aanhaken bij iets bekends en daardoor kunnen zijn lessen gemakkelijker dan andere levendig zijn en geestdrift wekken geestdrift sleept kennis mee en de mooiste lessen zijn die van docenten die geestdrift wekken bij leerlingen zodat blijvende belangstelling ontstaat toen ik mo frans studeerde heb ik een tijdlang literatuurlessen gevolgd van een docent die het niet zo best deed hij was zo katholiek dat hij bij het behandelen van grote franse schrijvers omstandig bleef uitleggen waarom ze net niet katholiek waren geworden en hoezeer ze zich daarin hadden vergist op een dag echter las hij een gedicht van baudelaire voor terwijl hij het deed gleed er een traan over zijn wang niets heeft me er meer van overtuigd dat baudelaire een groot dichter is ik vind het moeilijk om deze traan methodisch te benoemen toch geeft hij aan wat de kern van het literatuuronderwijs is geen methode kan op tegen een overgedragen emotie aanstaande leraren kunnen niet worden opgeleid tot het laten vloeien van een traan bij een gedicht dat ze ontroert wat wel kan is dit ze erop wijzen dat het beter is om dat te behandelen wat je zelf mooi vindt ontroerend belangrijk dan enig ander kanoniek produkt waar je niet in gelooft of waar je niet van houdt die andere door hun docent versmade werken vinden de leerlingen wel op eigen 60 houtje als hun enthousiasme is gewekt hoe dat is de moeilijke vraag die overblijft wanneer de twee anderen hun antwoord hebben gevonden moeilijk omdat er zoveel mogelijke antwoorden zijn sinds we het er allemaal over eens zijn geworden dat de louter historische aanpak in onze tijd niet past op een dag gingen we an den text heran zoals curtius het aan het begin van zijn colleges zei dat kun je op erg veel verschillende manieren doen eerst kon het nog vaagweg close reading genoemd worden maar dat zegt weinig aandachtig lezen de tekst onder de loep uitstekend de vraag is wat je dan doet waar je op let voor de docent zijn de vragen specifieker hoe kan ik een ander ertoe brengen om uit de tekst iets te halen waarvan ik zelf vind dat het er in zit hoe kan ik de ander overtuigen dat dit erin zit op die vragen kwamen veel voorgestelde antwoorden omdat ze gesteld werden op een moment dat men buiten de literatuurstudie ook juist toe was aan het opstellen van nieuwe theorieen over het analyseren en interpreteren van teksten marx en freud hadden hun modellen nog niet aangeboden en hun volgelingen gevonden of daar kwamen de linguisten in de sporen van de saussure met hun eigen bruikbare ideeen terwijl de een nog aan hermeneutiek deed legde de ander zich al toe op structuuranalyse er kwamen handboeken over algemene literatuurwetenschap op de markt en op een dag komt een kind thuis en zegt leuk is anders het gaat alsmaar over flat characters en round characters en niet over literatuur in het literatuuronderwijs dreigde toediening van een overdosis aan methodiek enerzijds begrijpelijk anderszijds gevaarlijk begrijpelijk omdat literatuurleraren enthousiast werden door het grote methodische assortiment dat werd aangeboden daar was voor iedereen wel iets bij gevaarlijk omdat de leerling de indruk kon krijgen dat zijn leraar de theorie interessanter of zelfs leuker vond dan de literatuur zelf althans dat de docent de literatuur meer beschouwde als een aanleiding tot theoretische bespiegelingen dan als een verzameling teksten die op zichzelf erg de moeite waard waren om goed te worden gelezen en toen in de stroom van het methodisch enthousiasme veel nieuw en onbekend jargon meekwam ontstond er onder het grasvolk de term is van h c ten berge de traditionele neiging om het afwijkende weg te schamperen doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg zonder al die methodische dikdoenerigheid kunnen we het heel goed stellen zo kon je altijd op lachers rekenen wanneer je het beeld schilderde van de leraar die vroeg wat heeft de schrijver hier willen zeggen dat zou toch van een domheid getuigen iedereen kende zo langzamerhand het weerwoord als de schrijver iets anders had willen zeggen dan hij zei dan had hij het wel anders gezegd het gelach over deze denkbeeldige 61 domoor van een leraar was in ons land zo luid en zo unaniem dat niemand voorzichtig durfde op te merken dat het toch echt voorkomt dat iemand iets anders wil zeggen dan hij zegt in de aloude retoriek wordt een waaier van zulke gevallen aangeboden en fraai benoemd met litotes zeg je minder dan je wilt zeggen met een hyperbool juist weer meer met een eufemisme verzacht je wat je zeggen wilt achter ironie moet je het omgekeerde zoeken van wat er wordt gezegd en met mooi weertje he zeg ik tegen mijn buurman nauwelijks iets over het weer maar veel over de gewenste bestendiging van onze goede relatie ik communiceer met hem via de connotatie van het gezegde en niet via de directe denotatie er bestaan veel communicatiesituaties waarin bijna uitsluitend door middel van het onderhuidse de connotaties wordt meegedeeld en begrepen in literatuur gebeurt het eveneens overvloedig methodisch fanatisme is voor de literatuurdocent een scylla maar daar hoort een charybdis bij het schouderophalend neersabelende domtriomfantelijke anti methodisme 2 met deze nogal lange inleiding heb ik dit willen zeggen de literatuurdocent kan bij zijn zoeken naar een antwoord op de vraag hoe goed gebruik maken van wat er op de methodiekmarkt voorhanden is als hij maar in de gaten houdt dat a methodiek niets is zonder enthousiasme voor de literatuur zelf dus en b methodiek moet worden gebruikt als oogdruppels in de juiste verdunning want bij te sterke dosering ga je slechter zien in plaats van beter ma dit te hebben vooropgesteld wil ik een pleidooi houden voor het hanteren in het literatuuronderwijs van een aantal methodische instrumenten aangeboden door de semiotiek niet omdat ik zou geloven dat de semiotiek voor het literatuuronderwijs een panacee te bieden zou hebben niet omdat ik zou geloven dat andere benaderingswijzen zoals bijvoorbeeld de literatuursociologie weinig of niets te bieden hebben maar omdat ik van mening ben dat de semiotiek speciaal voor tekstonderzoek dat zich richt op intrinsieke schoonheid op algemene betekenissen op onderliggende ideologische uitgangspunten en op verteltechnieken iets bruikbaars aanreikt waarmee leraar en leerling hun voordeel kunnen doen semiotiek is tekenleer semiotiek kan in het literatuuronderwijs dus alleen maar als hulpmiddel worden gebruikt indien men bereid is om een tekst te beschouwen als iets waarin tekens te vinden zijn een teken is iets dat aanwezig is en verwijst naar iets anders dat eventueel niet aanwezig is het teken verwijst door die verwijzing komt men 62 tot een conclusie het teken leidt tot interpretatie wie leest over een man die zijn vriendin in een ijskast opsluit en later stukken van haar lijk aan de meeuwen voert ziet voor zijn geestesoog merkwaardige beelden verschijnen verwijzing en concludeert dat die jongen zeker genoeg had van dat meisje interpretatie de in werking gestelde tekens zijn in dit voorbeeld taaltekens niets bijzonders aan de hand laten we het maar meteen vaststellen als het er om gaat eenvoudigweg de betekenis van woorden en zinnen te bepalen heeft de semiotiek geen bijzondere rol te vervullen betekenissen van taaltekens zijn een zaak van de semantiek als onderdeel van de taalkunde verder lijkt het me ook goed voor de duidelijkheid om de demarcatie aan te geven a tussen semiotiek en hermeneutiek b tussen semiotiek en structuuranalyse hermeneutische methoden zoals die van marx en freud doen eenvoudig gesteld dit zij zoeken een betekenis achter een betekenis de diepere betekenis die verborgen ligt achter een voor de hand liggende betekenis die diepere betekenis wordt belangwekkender belangrijker geacht omdat hij kan leiden tot bewustwording over grote historische maatschappelijke psychologische verschijnselen en problemen een bewustworden zonder welke niet aan veranderingen in maatschappij of menselijk gedrag kan worden gewerkt het belangrijke verschil met de semiotiek ligt daarin dat tekenleer niet uitgaat van wat al een betekenis heeft maar verschijnselen tot teken benoemt en ze zodoende een betekenis toekent ik zou me kunnen voorstellen dat dit in tegenspraak lijkt met het voorbeeld van connotatie semiotiek dat ik zojuist heb gegeven mooi weertje he deze woorden hebben een eerste betekenis denotatie en een tweede connotatie de denotatie gaat over het weer de connotatie over de bestendiging van een relatie het kan lijken dat de connotatie een diepere betekenis is zoals versluierde klassetegenstellingen en driften diepere betekenissen zijn door marxistische en freudiaanse analyses aan het licht gebracht het is niet zo de connotatie semiotiek kan alleen de gelaagdheid van betekenissen in een teken laten zien en wel door middel van een begeleidende aanwijzing een index volgens de terminologie van ch s peirce een blik in de ogen een glimlachje een taalelement in de context dat alles kan aangeven let op hier heb je te doen met ironie of eufemisme dit is metaforisch dit is een verschuiving van denotatie naar connotatie buurman zal vooral naar mijn stembuiging luisteren als ik mooi weertje zeg terwijl het de hermeneutiek alleen om de betekenissen gaat gaat het de semiotiek om de betekenissen in relatie tot de middelen waardoor ze tot stand komen 63 in structuuranalyses gaat het ook om deze middelen maar door deze instrumentalistische gerichtheid bevatten structuuranalyses vaak weinig over betekenissen terwijl hermeneutiek voor de onwillige toeschouwer lijkt op woordgoochelarij lijkt structuralisme voor de nee zegger op steriel hobbyisme misschien heeft structuralisme in zijn zuiverste vorm wel nooit bestaan een onderzoeker komt er gauw toe om althans enige betekenis toe te kennen aan de resultaten van zijn speurwerk er bestaat een analyse van het sonnet les chats van baudelaire door jakobson en levi strauss ze vonden een kaleidoscopisch geheel aan structuren en ze konden natuurlijk niet nalaten om daaruit conclusies te trekken zo trokken ze de grens over van structuralisme naar semiotiek semiotiek doet wat de taalkunde de semantiek niet doet en sem o