Publicatie datum: 1970-01-01
Auteur: Dr. I. van der Velde
Collectie: 01
Volume: 01
Nummer: 4
Pagina’s: 7-12
Documenten
spelling taal sociale milieus dr 1 van der velde uitgangspunt jacques maritain vergelijkt in zijn education at the crossroads de geest met vuur de leerstof met hout hout dat in het vuur wordt geworpen wordt door het vuur verteerd maar wakkert tegelijk de vlam aan zo moet de geest aan kracht winnen door de verwerking van de aangeboden leerstof hij laat op deze vergelijking volgen but a big mass of damp wood throun into the eire only puts it out dat doet vochtig hout inderdaad het is het motto waarmee we destijds de tragedie der werkwoordsvormen openden op dit moment dragen we het motto dat in ons proefschrift beperkt doelde op het zuiver schrijven der werkwoordsvormen over de totaliteit spel ling de situatie is bij ons basisonderwijs helaas altijd nog in hoofdzaak zo dat men bij tal van leerlingen een duidelijke apathie kan constateren tegen het moedertaalonderwijs als geheel kwestie van overdracht omdat zij taal met spelling indentificeren zij hebben ook geen andere keus een droeve zaak omdat levend en daardoor vruchtbaar moedertaalonderwijs een sociaal cultureel belang is van de eerste orde de oorzaak van deze trieste situatie ligt voor ons voornamelijk in het feit dat sinds de zestiende zeventiende eeuw de verschillende al dan niet officiele spelling regelingen die wij sindsdien hebben doorgemaakt toch wel vooral produkt zijn geweest van een in wezen aristocratische geestescultuur beheerst door geleerden zij regelden wetenschappelijk bewust of onbewust naar moge lijkheden van de nakomelingschap van eigen en verwante milieus met nega tie van mogelijkheden en behoeften van wat genoemd werd en wordt de gro te massa zowel de spellingregeling van siegenbeek predikant en hoogleraar 1804 als die van de vries en te winkel hoogleraar en leraar 1865 date ren uit de periode van ver voor de algemene leerplicht 1900 latere rege lingen rusten nog altij d op deze systemen ook nog de regeling marchant 1934 ai paste deze zich tot op zekere hoogte aan bij de kritiek van kolle wijn de kritiek van kollewijn in zijn artikel onze lastige spelling 1891 mag men beschouwen als de eerste gedeeltelijk geslaagde poging tot demo cratisering van ons spellingsysteem dit proces tot vereenvoudiging is sinds 1934 in gang gebleven maar aarzelend werkend met minieme concessies in dat licht moet men menen wij ook de regeling van de commissie van haeringen het groene boekje van 1954 zien en de eindvoorstellen van de commissie pee wesselings 1969 de uitgangspunten van beide commissies achten wij verouderd zij passen niet meer in de duidelijk waarneembaar op gang gekomen ontwikkeling naar een massa civilisatie die naar creativiteit en creatief begrip van velen vraagt de receptieve fase van een jarenlang aanleren van spellingregels en spelling verschijnselen tot enige jaren in ons voortgezet onderwijs toe komt hoe langer 7 hoe meer achter de maatschappelijke noodzakelijkheid te liggen zij is over leefd beide commissies gingen uit van de spelling als afzonderlijk fenomeen los van haar relatie tot de hogere categorie taal geheel los van haar relatie tot de nog hogere categorie samenleving beide commissies aanvaardden de oude negentiende eeuwse basis de komende civilisatie vraagt o i een spellingregeling die voor de gemiddelde leerling der lagere school leerhaar is in korte tijd en met weinig moeite de komende sa menleving vraagt denkend ook aan het vrije tijdsprobleem een zo snel moge lijke entree in het culturele leven in welke vorm dan ook deze eis heeft haar consequenties voor het spellingonderwijs de leerlingen moeten de damp wood periode zo snel mogelijk overwonnen hebben de weg naar vele belang rijke cultuuraspecten leidt via taal nimmer via spelling als onze ministers van onderwijs en wetenschappen en van cultuur recreatie en maatschappelijk werk dat eens voor ogen hielden onderwijs cultuur en recreatie zijn alle drie bij goed moedertaalonderwijs betrokken en gebaat drie vragen der redactie op de eindvoorstellen van de commissie pee wesselings tweede rapport mei 1969 gaan we niet in vakbladen en dagbladpers hebben er vele kolommen aan gewijd buitendien is het de vraag of dit rapport nog toekomst heeft wij doen geloof ik beter te trachten ons volk in brede kringen te overtuigen van de noodzakelijkheid ener radicale omzetting zoals hierboven is aangegeven en zoals wij persoonlijk die hebben uitgewerkt in spellingvereenvoudiging onder wijskundige ensociale noodzakelijkheid geschreven in samenwerking met de algemene nederlandse onderwijzers federatie a n 0 f 1 wij volstaan met te verwijzen naar dit boekje de aldaar gegeven argumentatie heeft o i ook na het tweede rapport haar kracht behouden we schenken liever aandacht aan een drietal vragen die de redactie ons heeft voorgelegd en die meer de essen tielr problematiek van het spellingsysteem betreffen buitendien hebben we op de eindvoorstellen reeds gereageerd in twee artikelen in de a n 0 f bladen onder de titel nimmerrust zie de augustusnummers 1969 de eerste vraag luidt wat is het nut van spellingregels hebben we hier wellicht te maken met een van de vele voorbeelden van renaissancistisch humanistische normeringsijver past dan niet in het kader van de ontwikkeling van onze cultuur dat we de kreet spellingvrijheid aanheffen drie vragen in een we beginnen met de laatste kunnen we naar absolute spellingvrijheid toe in deze vorm gesteld zou ik willen zeggen neen we mogen niet terechtko men in een doolhof van individualistische spellingen het schriftbeeld moet verkrijgbaar badhuisweg 139 den haag door storting van f 4 25 op postreke ning 41053 t n v de penningmeester van de a n 0 f 140 bladzijden 8 gemakkelijk vatbaar blijven dat is een gerechtvaardigde eis van geestelijke economie we vinden het wel grappig als we een enkele keer lezen van een levende op jekten shot maar als de spelling van object kan varieren tussen object objekt opject en opjekt en die van show tussen show shop sho sjow en sjoo sjo dan bekruipt ons toch een gevoel van korzeligheid afgezien dan nog van de variaties tussen de combinatie mogelijkheden we kunnen niet terug naar de middeleeuwen toen de uitspraak der gewestelijke talen veelal bepa lend was voor de schriftelijke weergave alleen het zou wenselijk zijn dat we het hoofdprincipe der middeleeuwen overnamen oak uitgingen van de een heid beschaafde uitspraak spelling de beschaafde uitspraak aanvaardden als de enige hoofdregel van de spelling zonder haar te ontkrachten door z g aan vullende regels zoals de vries en te winkel hebben gedaan dit zou dus be tekenen naar de bewoordingen van het eerste rapport pee wesselings een zo consequent mogelijke opzet in fonologische zin niet alleen voor de spelling der bastaardwoorden maar voor het nederlands als geheel dit zou dus ook betekenen terzijde schuiven van de regel der gelijkvormigheid onzalige vinding van spieghel uit 1584 inderdaad produkt van humanistische normeringsijver de eenheid tussen woordklank en woordbeeld is de natuurlijke situatie desnoods vast te leggen in een nieuw groen boekje dat g v eens in de tien jaren volgens telkens vast te stellen regels zou moeten worden bijgewerkt op basis van nieuwe noodzakelijkheden het laat zich op dit moment niet overzien hoe veel en welke spellingregels telkens noodzakelijk zullen blijken of spellingre gels nut hebben hun nut ligt vermoedelijk in een zekere thans nog niet te taxeren onmisbaarheid enige spellingvrijheid is echter evenzeer onmisbaar die noodzakelijkheid erkent zelfs de commissie pee wesselings in haar tweede rapport wel niet consequent dat is zij overigens maar zelden maar zij kan er klaarblijkelijk niet aan ontkomen we mogen overeenkomstig dubbele uitspraak schrijven ch uitgesproken als ch of k christus naast kristus regel 28 qu uitgesproken als k of kw antikafir naast antikwariaat regel 35 xc uitgesproken als ks of ksk eksellentie naast eksklamatie regel 43 maar in regel 14 oy 19 2 y 38 3 sc 39 t geeft zij bindende voorschrif ten dubbelvormen overeenkomstig dubbele uitspraak zijn nu eenmaal onontkoombare consequenties van het aanvaarden van een fonologische basis we gaven reeds aan dat de regel der gelijkvormigheid zoals wij die thans ken nen en toepassen daterend uit 1584 produkt is van humanistische normerings ijver hoofdstuk iii van de tragedie der werkwoordsvormen behandelt de op komst van de nationale talen par i in italie par 2 in de nederlanden le druk blz 22 40 het is ondenkbaar betoogden we daar dat een omhoogstre vende burgerij zoals de late middeleeuwen die kenden haar begeerte naar be schaving buiten de landstaal om duurzaam zou kunnen bevredigen zij heeft 9 zich in die middeleeuwen voor haar taalgebruik echter een voorbeeld gekozen het vormingsideaal der humanisten is voornamelijk bepaald door hun liefde voor de taalkunst van het oude rome het klassieke latijn wordt het voor beeld voor de grammatica der nationale talen die grammatica kenmerkt zich als haar voorbeeld door een rijkdom van vormen systematisch ondergebracht in talloze vormschema s coornhert een van onze grote zestiende eeuwse huma nisten 1522 1590 formuleerde het nagestreefde ideaal aldus rijck is de tale die van verstandighe woorden heeft overvloedighe verandering natuurlijk had dit normeringsproces tijd nodig het nederlands wordt in de achttiende eeuw gecodificeerd er komen vaste en onloochenbaere regels ontstaan uit de convergerende arbeid van taalgeleerden ten kate huidecoper kluit dilettanten moonen schoolmeesters kostschoolhouders van der palm zeydelaar die vaste en onloochenbaere regels betreffen drie detailgebieden men zoekt vaste normen voor de spelling men stelt vaste regelen op voor de grammatica men streeft naar taalzuiverheid de orde waarnaar de humanis tische grammatici krachtens hun klassiek voorbeeld hebben gestreefd wordt in velerlei opzichten gerealiseerd die achttiende eeuwse orde met haar sindsdien nagestreefde doch nimmer volledig bereikte wetenschappelijke fundering men denke aan de grondbeginse len van siegenbeek en van de vries en te winkel met hun veelvuldige onder linge tegenkpraak die orde is voor onze tijd tot dwangbuis geworden zoals wij uiteenzetten de commissie pee wesselings heeft voor de spelling van de bastaardwoorden zie haar eindvoorstellen ongeveer 70 regels nodig de tweede vraag luidt is al eens exact becijferd hoeveel tijd gaat zitten in het leren beheer sen van onnutte bij echt radicale spellinghervorming verdwijnende spellingregels op deze vraag kan voorlopig geen exact antwoord worden gegeven eerst zal moeten worden vastgesteld wat we precies onder een echt radicale spelling hervorming moeten verstaan daarna pas kan worden nagegaan welke spelling regels in de nieuwe situatie onnut blijken te zijn een exact antwoord zal moeten berusten op 1 officiele vaststelling van de nieuwe basis 2 daarop aansluitend systematisch onderzoek het probleem dat hier wordt aangeroerd is in feite reeds eerder aangesneden toen we pleitten voor meer eenheid tussen woordklank en woordbeeld we schreven daar het laat zich op dit moment niet overzien hoeveel en welke spellingregels telkens noodzakelijk zullen blijken in onze gedachtengang hopelijk weinig we raken hier dat is duidelijk aan de toekomstige ver houding in de leerplans tussen spellingonderwijs en eigenlijk taalonderwijs en deze verhouding hangt weer samen met bepaalt misschien de mate waar in de spelling dient te worden vereenvoudigd 10 voor deze samenhangen hebben de successieve regeringen die zich met de spellingproblematiek hebben beziggehouden en het zijn er vele zie paeda gogische studien februari 1969 nimmer oog gehad dit feit bewijst eens te meer hoe noodlottig het is spellinghervorming te zien als afzonderlijk feno meen het is ons niet bekend of daarvoor in aanmerking komende instituten te denken valt vooral aan de stichting voor onderzoek van het onderwijs s v o en aan de pedagogische centra zich ooit voor dit probleem hebben geinte resseerd het zou overigens mogelijk zijn dat van regeringswege in verband met spellingherziening aan deze van overheidswege gesubsidieerde instellingen het verzoek werd gericht dit stukje researcharbeid op hun programma te plaat sen de enige vrij exacte gegevens waarover wij beschikken berusten op de taxa tie die wij maakten in de tragedie der werkwoordsvormen die gegevens dateren van 1955 1956 maar schijnen in hoofdzaak nog te gelden onze bere kening gebaseerd op de destijds gangbare taalmethoden en op de als aanvul ling bedoelde speciale oefenboekjes leerde dat zeker in de drie hoogste leer jaren per leerjaar tussen 100 en 150 uur aan de schrijfwijze der werkwoorden werd besteed dwz gerekend over 40 of ruim 40 werkweken minstens 21 a 3 uur per week van de normaliter 4 tot 5 a 6 beschikbare lesuren voor taal onderwijs maar deze taxatie betrof uitsluitend de werkwoordsvormen bij deze minstens 21 a 3 uur per week moeten worden opgeteld de uren besteed aan de overige spellingmoeilijkheden te denken valt aan moeilijke nederland se woorden woorden als herinneren onmiddellijk aan weerszijden e d verder vooral aan de bastaardwoorden men zie hierover het artikel van j hoogteyling in paedagogische studien 1964 blz 234 gewenste woorden kennis voor de eerste klas van het v h m o aan de oefeningen met ei 11 ou au aan het schrijven van een vocaalteken in open lettergrepen met de vele verwarringen tussen i en ie dan de fouten in het systeem der tussen klanken n en s aan de verwarringen bij de sjwa e voor i en ii enz is 1 12 uur gemiddeld per week in de hoogste drie leerjaren te hoog geschat dat is 40 a 60 uur per leerjaar we geloven van niet het totaal uren per leerjaar besteed aan spelling komt dan te liggen op 100 a 150 uren voor de werkwoordsoefeningen 40 a 60 uren voor het overig spellingonderwijs afgerond op 150 a 200 uren van de in totaal 40 x 5 a 6 200 b 240 beschik bare lesuren taal als we met de minima werken komen we tot 150 uren spellingonderwijs op 200 uren taal werken we met de maxima dan komen we tot 200 uren spellingonderwijs op 240 uren taal in percenten resp tot 75 en 83 3 voor taal resten dan 25 en 16 7 laat ons zeggen rond 20 voorzover wij thans nog gerechtigd zijn tot een oordeel komt dit percentage vrij nauwkeurig overeen met de feitelijke situatie te oordelen ook naar een uitlating in het onderwijsverslag 1965 wie aan het eind van een schooljaar eens onderzoekt wat nu werkelijk aan schriftelijke taalexpressie is gedaan komt meestal teleurgesteld uit de vraag voor ons blijft wordt de 20 wel steeds gehaald we zijn er ons van bewust dat de vraag der redactie met deze becijfering niet is beantwoord we hebben uiteengezet waarom wij momenteel een exact ant woord onmogelijk achten we zijn ons er ook van bewust dat bovenstaande be cijfering eenmanswerk is we publiceren onze berekeningen echter omdat we tenschappelijk onderzoek naar deze voor het moedertaalonderwijs fundamentele kwestie tot dusver is uitgebleven m fabels a b boender inleiding tijdens de vorige cursus heb ik in de tweede klas van de middelbare meisjes school van de openbare scholengemeenschap professor casimir te vlaardingen een aantal lessen besteed aan de fabel en ander moraliserend werk een tast baar resultaat hiervan is een door de leerlingen vervaardigd fabelboekje m fabels 41 dit experime nt wordt beschreven in het hierna volgende artikel na informatie over doelstellingen gevolgde methode en didactische motivering volgt een uit gebreid werkschema doelstelling de uitgave van het fabelboekje was geen doel maar middel als uitgave wel het voornaamste doel was geweest zou het experiment pedagogisch en didac tisch gezien m i bij voorbaat waardeloos geweest zijn ik rekende er wel op en naar bleek terecht dat het uitgeven van zelf vervaardigde en geillustreerde fabels de leerlingen een belangrijke werkmotivatie zou geven mij bepalend tot datgene waarvan het resultaat min of meer meetbaar is noem ik als doelstellingen van genoemde fabellessen en uitgave 1 de leerlingen door zelfstandig onderzoek en creatief bezig zijn te brengen tot inzicht of althans besef van het wezen vbrm en inhoud van een literaire tekst in het algemeen en van de fabel in het bijzonder 2 het bevorderen van de schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid zowel pro duktief als receptief methode onze inspirator is ulshofer met hem volgden we de inductieve methode bij onze ontdekkingstocht naar het wezen van de fabel wij kwamen van een bijzon dere gebeurtenis tot de algemene fabel aan hem ontleenden we het beginsel van het afwisselend lezen en schrijven spreken en horen aan het experiment m fabels geschreven geillustreerd ingeleid en uitgegeven door leerlingen van klas m2a vlaardingen 1969 10 ulshesfer r methodik des deutschunterrichts i stuttgart 1967 3 p 27 222 238 12