Spelling – Taal – Sociale Milieus

Publicatie datum: 1969-01-01
Collectie: 01
Volume: 01
Nummer: 1
Pagina’s: 40-44

Documenten

spelling taal sociale milieus d r i van der ve l de spellingbarriere slechten de derde vraag luidt is het doen verdwijnen van de spe l lingbarriere niet slechts het doen ver schuive n van de moeilijkheden i mmers zouden leerlingen die de ta me lij k eenvoudige spellingregels al niet aa n k unnen veel m eer eisende zaken als goed gecoordineerd taalgebrui k wel kunne n beheersen t a v de l eerlingen die de tamelij k eenvou dige spe l lingre g els al niet aan kunnen zou den we twee ca tegorieen wille n onderscheiden 1 individueel zwak be g aafde l eerlinge n als individuen gedeeltelijk daarmee samenval l end 2 leerlingen uit sociaal zwak ke milieus a ls groep in onze verdere beantwoording laten wij de ee rste categorie buiten beschouwing een con crete beantwoording zou een vrij omvang rij k e c ase study vragen o f de spellingregels zo tamelijk eenvoudig zij n is een kwestie waarover men verschillend kan denken de ervaring wijst voor beide categorieen in andere richti ng voor de werkwoordsvor me n geldt het epitheton tamel ijk eenvoudig zeker niet het gaat bij categorie 2 niet om spellingregels allee n het gaat om spelling regels als onderdeel van een veel omvangrij k er complex i n speilingyereenv ou d ging hebben we aan de hand van empirische gegevens trachten aan te tonen blz 96 11 4 dat kinderen uit eenvoudige sociale milieus niet in een maar in drie opzichten achterstaan t e constateren vallen a geringer spellingzuiverheid b schraler woordenschat c gebrekkiger taalbeheersing we formuleren op deze basis de vraag der redactie thans aldus als leerlingen voor ons leerlingen uit sociaal zwakke milieus al niet in staat zijn tot spellingzuivere prestaties a kunnen zij dan wel komen tot een goede taalbeheersing c met een da araan aangepast adekwate woordenschat b we zouden de vraag aldus gesteld op grond van langjarige ervaring in velerlei onderwijsfuncties en vrij omvangrijke researcharbei d bevestigend willen be a nt woorden tel kens weer hebben we leer l i ngen ont m oet van uiteenlopen de leef tijden en in zeer uiteenlopende schoolse milieus die goede soms verrasse n d goede taalprestaties leverden ontsierd door onbegrijpelijke spelfouten ook het omgekeerde is voorgekomen orthogr afisch geheel of vrij we l g eheel vle kk e loos werk in taal d ie men ro n duit als st umperig moest k walificeren d eze fei ten die in de schoolwereld toch w el algemeen beke n d zijn wijzer erop dat we het e erste deel van dit artikel verscheen in moer 1 bl 7 12 40 met ee n complex te doen hebben waarvan de componenten kdnnen correle ren maar niet noo d zakelijk meten correleren het gaat ook om verschillende kwaliteiten om receptie het zich inte l lectueel eigen maken van de con ventio n ele spellingvoorschriften en om schriftelijke expressie uitdrukking geven aan eigen gedachten gevoelens wi l sbesluiten d e correlatie de samenhang tussen taalbeheersing e n woordenschat onderling lijkt ons groter dan die tussen taalbeheersing e n woordenschat enerzijds spel lingzuiverheid anderzijds in feite is hiermee de vraag der redactie beantwoor d we zien minder een verschuiving der m oeilijkheden dan zij o m dat het o i hier twee vermoedelijk vrij sterk van elkaar onafhankelijke gebie den betreft spellingzwakte is o i niet noodzakelijk een in dicatie voor zwakke taalbeheersing zij is menen wij ten aanzien van taalbeheersing geen absoluut determinerende factor m en kan ook hierover weer van mening verschillen en er in de n bre d e over theoretise ren empirisch materiaal ontbreekt bij ons weten taa l beheersing van twaalfjarige n uit verschille n de sociale milieus 1934 en 1968 wel biedt de der d e vraag ons gelegenheid een verwante vraag te stellen ervan uitgaande dat leerlingen uit zwakke sociale m i lieus als gr8ep minder vaardigheid in het hanteren van de spel l ingregels blijken te bezitten dan leerlingen uit sociaa l sterkere milieus wat empirisch i s aangetoond betekent dit dan dat hun schriftelijke taalexpressies ook steeds op lager niveau liggen m8e ten liggen bepaal de taalbegaafde individuen uitgezonderd tot nog toe zijn wij niet in de gelegenheid geweest taalprestaties uit beide categoriee n te vergelijken ook thans nog moeten wij ons helaas t ot kwan titatieve vergelijking beperken en wel van ou d eigen materiaal met onlangs beschikbaar gekomen nieuw materiaal h et oude eigen materiaal is te vin den in d ida k tische monovraphieen iii luisteren of zien auditieve of visuel e grondslag van het spellingonderwiis groningen 1 93 4 het onlangs ter beschik king gekomen nieuw materiaal in actieve taalbeheersing va n tw a alfiarigen1 uitgave van het i nstituut d e vooys voor nederlandse taal en letterkunde aa n de rijksun iversiteit te utrecht 1 968 bewerkt door dr b van den b erg hoog leraar aldaar van den b erg baseert zijn onderzoekingen op zestien opstel l en van twaalfjarige leerlingen va n de eerste klasse van het ste de l i j k gymnasium te h aa r le m ge schreven toen zij n og slechts enkele weken op het gymnasiu m waren h et k an dus i nderdaad representatief geacht worden voor het peil waarop deze leer lingen de lagere school hebbe n verlaten b ij he t onderzoek is de nadruk ge leg d op de beheersing der syntaxis maar daarnaast is aandacht geschonken aan de woordenschat en de i n terpunct i e d e spell ing is niet in het o n derzoek betrok k en 41 wijzelf onderzochten in 1933 1934 zeer toevallig ook zestien opstellen deze zijn afkomstig van een vie klas van een amsterdamse volksschool havenbuu rt deze kinderen zullen allen of vrijwel a ll en ook twaalf jaar zijn geweest maar hadden de vie klasse nog niet doorlopen er is dus enig rijpingsverschil ten gunste d e r jonge gymnasiast en het ging in dat onderzoek om overeenstemming tussen woordklank en woordbeeld helaas zijn deze opstellen niet bewaard ge bleven we werken dus uitsluitend met de gegevens betreffende woordenschat en omvang der opstellen zoals die in luisteren of zien bewaard zijn gebleven omtrent de mate van spellingzuiverheid blijven we in het onzekere sociaal ge zien zullen we hier als totaliteiten haast wel twee uitersten hebben de woordenscha t in de zestien opstellen van de gymnasiasten komen in totaal 1331 verschillende woorden voor ze zijn opgenomen in bijlage ii i vocabulaire in de zestien op stellen van de zesdeklassers in totaal 1259 deze vindt men in luisteren of zie n op blz 63 74 het verschil is miniem 72 woorden op zestien opstellen waar bij bedacht moet worden dat deze leerlingen hun lagere schoolopleiding nog niet hadden voltooid van den berg trekt verder enkele conclusies omtrent de voegwoorden en voeg woordelijke bij woorden die de scribenten actief beheersen we treden niet in bijzonderheden geven slechts een globaal overzicht waarbij g staat voor gym nasium v voor volksschoolleerlingen voegwoorde n a nevenschikkend door g gebruikt een maar of en want nooit noch als mede doch de vier eerste worden ook door v gebruikt voorts doch van den bergs conclusie ze bevinden zich hiermee op het niveau van de beschaafde gesprekstaal geldt dus voor beide categorieen b onderschikkend onderscheiden worden hier temporele redengevende voeg woorden voegwoorden van oorzaak consecutieve finale enz voegwoorden in totaal 27 onder ge me e nschappelijk al dan niet gebruik v allen e r 22 4 gebruiken de g wel nadat voordat totdat aangezien v niet doordat wordt door v wel door g niet gebruikt de conclusie luidt hier de wel gebruikte onderschikkende voegwoorden behoren tot het dagelijkse beschaaf de spreektaalgebruik voor de tournure van de toegeving beperking en verhouding is het gedachtenleven van de leerlingen misschien nog niet rijp ook deze conclusie geldt zowel voor v als voor g wat de voegwoorden in hun geheel betreft van de 34 vallen 28 onder gemeen schappelijk al dan niet gebruik in 4 gevallen heeft g in 2 gevallen v een voorsprong van een verschil kan o i niet gesproken worden er kunnen zich buitendien enkele grammaticale complicaties hebben voorgedaan de v leerlingen gebruiken niet voordat en totdat wel voor en tot voor en tot kunne n zowel voorzetsels als onderschikkend voegwoord zijn ik ga boodschappe n 42 doen voor het regent ik blijf wachten tot vader thuiskomt uit de woorden li j st in luisteren of zien is ni et op te maken of voor en tot misschien in beide functies zijn voorgekomen wat in het dagelijkse beschaafde spreektaal gebruik ga n s niet onmogelijk is is dit inderdaad het geval dan val t het verschil geheel weg voegwoordelijke bijwoorde n van den berg onderzoekt welke van de 3 1 voegwoordelijke bijwoorden die hij opsomt gewoon aaneenschakelende versterkend aaneenschakelende rangschik kende enz wel en niet door g worde n gebruikt vergelijking leert dat 25 vallen onder gemeenschappelijk al da n niet gebruik in 1 geval heeft v in 5 gevallen heeft g een voorsprong ook hier is het verschil gering wat de dagelijkse beschaafde spreektaal betreft zoals die in deze tweemaal zestien opstellen is aangewend staan de v leerlingen dus praktisch niet achter d e omvan g de g opstellen zullen naar schatting samen ongeveer 480 regels tellen met een gemiddelde van ongeveer 1 1 woorden per regel dit betekent dat weer gemiddeld ieder opstel 33 0 woorden telt het aantal beschreven bladzijden van de v leerlingen gewone 24 lijps cahiers is volgens de tabel op blz 57 van luisteren of zien 52 1 3 of 3 1 4 blz schrift per opstel gerekend naar ongeveer 100 woorden per blz vermoede lijk niet te hoog getaxeerd komen we voor het gemiddelde v opstel op 325 woorden opnieuw geen verschil c onclusie zowel wat het numer i eke woordbezit als wat de aanwending van dit woordbezit in schoolse opstellen betreft blijken deze volksschool leerlingen over dezelfde taalvaardigheid te beschikken als de betrokken gymnasium leerlingen d it is een voor velen vermoedelijk verrassend resultaat vooral gezien de drie ledige achterstand van leerlingen uit sociaal zwakke m i lieus die we hiervoor hebben geconstateerd hoe is dit resultaat te verklaren taalvaardigheid wordt niet door spellingonderwijs verkregen d e verklaring zal hierin moeten worden gezocht dat voor e n met deze v leerlinge n steeds ge zocht is naar een moedertaalonderwijs gebaseerd op de ki n derlijke expressie zelve waarbij het spellingonderwijs als nevenfu n ctie bepaald niet werd ver waar l oosd doch in zijn componente n in hoofdzaak door die gezamenlijke kin derlijke expressie werd bepaal d waardoor het met het eigen l ijke taalonder wijs voor de kinderen leefde nu kan een kriti sch lezer vragen zou den de g leerli ngen ook bij dit soort taalonderwijs toch niet hun meegebrachte voorsprong in taalvaardigheid behou den op grond van milieu inv l oeden groter sociale beweeglij khei d z ie va n den b ergs opstelle n studie enz ik k an hi er slechts op antwoo rde n dat d eze kri tische leze r het onderzoeke misschien zou hij al o n derzoeke nde tege 4 3 lijk het bewijs leveren zowel van de mogelijkheid als van de superioriteit van dit kinderantropologisch gebaseerd en kinderantropologisch gericht moedertaal onderwijs voor rille sociale milieus de noodzakelijkheid van spellingvereenvou diging wordt hierdoor niet aangetast de uitgespaarde tijd zie onze berekenin gen bij vraag 2 kan men mag met grote waarschijnlijkheid schrijven zal mits men van de taal van de eigen kinderen uitgaat de taalvaardigheid ten goede komen evenredig natuurlijk aan de individuele taalvermogens schoolbibliotheek en basisonderwijs 1 a oldersm a het lagere schoolkind van deze tijd leeft in een wereld die een steeds wijdere horizon krijgt het is een wereld die o a gekenmerkt wordt door de enorme vooruitgang van de natuurwetenschappen de moderne communicatiemedia zijn het machtige middel bij de verspreiding van informatie en het geven van ontspanning en zij hebben een sterke invloed op de meningsvorming hierdoor blijft de leefwereld van het kind niet langer beperkt tot zijn eigen naaste omgeving het onderwijs moet hier gebruik van maken en erbij aanslui t wij zullen het kind van nu klaar moeten maken voor een wereld die wij niet kennen maar we weten wel dat het een wereld zal zijn die de mens steeds voor nieuwe problemen en opdrachten zal plaatsen het aanbrengen van kennis en vaardigheden eens het hoofddoel van het onderwijs komt in dienst te staan van het wekken van intellectuele belangstelling en van het vermogen om onder eigen verantwoordelijkheid nieuwe kennis te verwerven het bovenstaande ontlenen we aan modern maths in de basisschool indrukken van een experiment in edinburgh wolters noordhoff 1969 tegen deze achtergrond lijkt ons een pleidooi voor het inrichten en gebruiken van schoolbibliotheken overbodig de schoolbibliotheek is echter niet alleen een informatiebron maar levert ma teriaal dat ook voor het kind in de meest ruime zin persoonsvormende waarde heeft het citaat toont aan dat de school de kinderen handelingsbekwaam moet maken op alle terreinen op intellectueel creatief en sociaal gebied de school moet het kind vele alternatieve wijzen van leven m n het leven vrij van arbeid bieden d e fu n ctie van de bi b liothe k en i n de schoo l in de proeve va n een leerplan voor het basisonde r wijs w o rdt op pag 34 va n 44