Publicatie datum: 1994-01-01
Auteur: Wilbert Spooren
Collectie: 12
Volume: 12
Nummer: 2
Pagina’s: 59-78
Documenten
wilbert spooren teksttypen tekstsoorten tekstwetenschappelijke opmerkingen over de bruikbaarheid van teksttypologieen er bestaat geen ideale vogelgids de een wil nu eenmaal een lichte kleine gids die dus onvolledig is de ander prefereert een complete en dus zware gids elke gids is een compromis tussen illustraties hoeveelheid tekst over uiterlijk gedrag verspreiding geluid hanteerbaarheid aantal pagina s prijs etc siegfried woldhek nrc bijlage wetenschap onderwijs 21 juli 1994 1 het probleem1 teksten zijn buitengewoon complexe objecten het gemak waarmee ervaren taalgebruikers omgaan met teksten is een indrukwekkende prestatie van de menselijke geest in dit artikel gaat het om een heel wezenlijk kenmerk van teksten namelijk de eigenschap dat sommige teksten horen tot een bepaalde soort iedere tekst wijkt af van een andere toch hebben sommige teksten meer met elkaar gemeen dan met andere teksten van zulke teksten kan men zeggen dat ze tot hetzelfde teksttype of dezelfde tekstsoort behoren het herkennen van de tekstsoort is een buitengewoon belangrijke vaardigheid een vaardigheid die alle taalleerders zich eigen moeten zien te maken ten eerste hebben mensen hele duidelijke intuities over tekstsoorten dat blijkt alleen al hieruit dat mensen in staat zijn tekstsoorten te parodieren daar komt nog bij dat kennis over tekstsoorten van belang is om informatie in een tekst te kunnen verwerken een zin als mijnheer pietersen spreekt met twee woorden en is altijd trouw op college verschenen heeft in een aanbevelingsbrief naar aanleiding van een sollicitatie allerlei impliciete en voor de sollicitant dodelijke betekenissen die deze zin niet hoeft te hebben in een opsporingsbericht of wie heeft niet wel eens de ervaring gehad dat hij in de krant een artikel aan het lezen was dat uiteindelijk een advertentie voor een bedrijf blijkt te zijn met de identificatie van die commu nicatieve intentie kunnen ook de implicaties van de mededelingen in de tekst danig veranderen een meer theoretische indicatie voor het belang van tekstsoorten is dat linguis tische generaliseringen beperkte geldigheid hebben in die zin dat ze gekwalifi ceerd moeten worden voor de soort van de tekst waarop ze gebaseerd zijn een eenvoudig voorbeeld daarvan is de regel dat naar eenmaal geintroduceerde referenten met pronomina verwezen wordt er zijn uitzonderingen op die regel zo hebben sprekers schrijvers de neiging om op belangrijke segmentgrenzen in de tekst bijvoorbeeld als er een nieuw topic geintroduceerd wordt een definiete beschrijving te gebruiken vonk hustinx simons 1992 maar daarnaast zijn spiegel 12 1994 nr 2 59 78 er ook teksttypische restricties op deze regel maes 1991 laat zien dat in rechterlijke beschikkingen het gebruik van pronomina eerder uitzondering dan regel is zo n voorbeeld toont ook meteen aan dat het van belang is voor tekstgenera tiesystemen om over informatie over de tekstsoort te beschikken een tekst waarin niet aan de restricties van de soort wordt gehoorzaamd zal niet als een natuurlijke tekst worden opgevat een laatste indicatie voor het belang van de tekstsoort is dat er aanwijzingen zijn dat schrijfvaardigheid voor een belangrijk deel de vaardigheid is om te gehoorzamen aan de regels van de tekstsoort devitt 1993 verwijst naar onder zoek van langer 1985 die vond dat genre distinctions were stronger than grade distinctions in their effects on student writing het lijkt dan ook terecht dat kennis hebben van de verschillen tussen tekst soorten belangrijk wordt gevonden in het taalonderwijs in het pre advies tekstbe handeling dat te vinden is in cven 1991 wordt van de leerlingen onder andere vertrouwdheid gevraagd met het begrip tekstsoorten zoals ze onderscheiden worden op grond van hun doel uitleggen instrueren e d en op grond van hun gebruiksomgeving vonnis communique e d p 43 in de voorlopige en definitieve voorstellen van de cven is deze aandacht voor tekstsoorten op indirecte wijze verdisconteerd zo wordt bij een beschrijving van de eindtermen van de onderdelen lees en schrijfvaardigheid ook genoemd het kunnen herkennen van tekstsoorten op grond van schrijfdoel en in staat zijn teksten van zichzelf en anderen te beoordelen op doel en publieksgerichtheid p 112 113 ook elders klinkt het belang door dat het onderwijs hecht aan de beheersing van verschillende tekstsoorten zo wordt in de voorstudie periodieke peiling van het onderwijsniveau voor een samenvatting zie wesdorp 1985 op diverse plaatsen melding gemaakt van schrijf en spreektaken die varieren met communi catiesoort leerlingen van klas 6 zouden in staat moeten zijn heel diverse schrijf taken uit te voeren en rekening te houden met briefconventies2 schoonen 1987 besteedt uitgebreid aandacht aan de mate waarin leerlingen in staat zijn doelge richt te schrijven ook in de kerndoelen van nederlands in de basisvorming wordt aan kennis over tekstsoorten aparte aandacht besteed zie bv bonset de boer ekens 1992 p 274 gegeven dit belang ligt de vraag voor de hand of het mogelijk is een tekstty pologie te geven die tekstwetenschappelijk de toets der kritiek kan doorstaan en die tegelijkertijd voor het onderwijs bruikbaar is dit is dan ook de vraag die in dit artikel centraal zal staan daarnaast lijkt het wenselijk de bestaande onderwijspraktijk tegen het licht te houden dat laatste gebeurt in dit artikel niet al was het maar omdat de auteur zich daartoe niet competent acht wel zijn enige handboeken bekeken op de typologieen die daarin genoemd of geimpliceerd worden en op de onderbouwing ervan de handboeken zijn leidse werkgroep moedertaaldidactiek 1980 aarnoutse 1992 in nijmeegse werkgroep taaldidactiek 1992 en bonset et al 1992 in leidse werkgroep moedertaaldidactiek 1980 wordt bijvoorbeeld 60 gesteld dat de leerling verschillende tekstsoorten moet kennen en moet weten wat de formele en inhoudelijke kenmerken daarvan zijn er wordt onderscheid gemaakt tussen brief 7 krant 2 verslag 8 verhalen 3 betoog 9 gedichten 4 werkstuk 10 programmaboekjes 5 beschrijving 11 telegram 6 reclame 12 briefkaart aarnoutse 1992 komt tot een andere hierarchische indeling van tekstsoorten 1 fictie 2 non fictie 2 1 informatieve teksten 2 1 1 rapporterende teksten teksten in studieboeken encyclopedieen etc 2 1 2 beschouwende teksten boekbespreking commentaar etc 2 2 conatieve teksten 2 2 1 directieve teksten recept kookboek 2 2 2 argumentatieve teksten advertentietekst sollicitatiebrief hij verwacht dat de docent de leerlingen kennis over structuur en doel van deze teksten bijbrengt omdat dit tot beter begrip en inzicht leidt overigens wordt de onderbouwing van uitspraken als systematische instructie in de structuur van verhalende teksten heeft een positief effect op het begrip van deze teksten p 296 door aarnoutse niet gegeven bonset et al 1992 ten slotte noemen het herkennen van het schrijfdoel en de opbouw van een tekst als een belangrijke vaardigheid die bij elke tekstsoort geoefend moet worden voor het leesonderwijs wordt onderscheiden tussen 1 instructies 2 reclameteksten 3 kranteberichten en artikelen 4 schoolboeken 5 schema s 6 gegevensbestanden voor het schrijfonderwijs wordt onderscheiden tussen 7 brieven 8 verslagen 9 formulieren 10 advertenties 61 11 betogende teksten 12 werkstukken 13 creatieve teksten van elk van deze soorten bespreken bonset et al de functie en opbouw verderop in deze tekst zal ik proberen aan te geven in hoeverre deze indelingen stroken met wat er in de tekstwetenschap aan theorievorming voor handen is in dit artikel dat vooral een literatuurbespreking is betoog ik dat een typologie die aan de eisen van tekstwetenschap en onderwijs voldoet niet zonder meer te geven is mijn betoog is als volgt opgebouwd allereerst zal ik wat termen bespreken die courant zijn in de literatuur om zo althans voor de duur van dit artikel tot een min of meer eenduidige invulling te komen van begrippen als tekstsoort teksttype register en genre uit de bespreking zal duidelijk worden dat er consensus bestaat dat een tekstsoort gekenmerkt wordt door een tamelijk stereotiepe clustering van functionele en formele eigenschappen vervolgens zal ik een aantal bestaande tekstwetenschappelijke typologieen bespreken ik zal me daarna concentreren op twee recente aanpakken die elk aan een andere kant van het spectrum beginnen de eerste aanpak geent op de systemisch functionele traditie van halliday richt zich op de functies van taalgebruik en geeft een fijnmazige taxonomie van tekstfuncties die het mogelijk maakt te onderscheiden tussen zulke begrippen als genre en register martin 1992 lavid 1993 de tweede begint bij de vormkant biber 1988 1989 1993 via kwantitatief onderzoek wordt getracht tekstlinguistische dimensies bloot te leggen en die functioneel te interpreteren waarbij wordt aangenomen dat het samengaan van bepaalde tekstlinguistische fenomenen functioneel gemotiveerd is 2 terminologie in de teksttypologie vind je een overvloed aan termen waardoor de conceptua lisering van het begrip tekstsoort niet eenvoudig wordt in een uitvoerige bespre king van de literatuur noemt gobyn 1984 termen als textform textgattung textklasse textsorte kommunikationssorte texttyp textmuster en textart deze lijst is zonder veel problemen uit te breiden de bedoeling van deze paragraaf is niet om het laatste woord over de verschillende terminologieen te spreken maar om tenminste voor de duur van dit artikel een relatief eenduidige begripsomschrij ving vast te stellen de termen die ik in dit artikel zal gebruiken zijn teksttype en tekstsoort register en genre bij teksttypologie gaat het om de koppeling van de functies die een tekst geacht wordt te vervullen aan bepaalde formele kenmerken van de tekst de achterliggende gedachte is dat sommige vormmiddelen meer geeigend zijn om bepaalde functies te vervullen dan andere wie een verhaal wil vertellen moet gebeurtenissen en handelingen van personen beschrijven wie instructies wil 62 geven moet conditie actie paren formuleren bent u ongetrouwd of jonger dan 27 jaar vul dan het b formulier in in discussies over teksttypologieen duiken veelvuldig termen als register genre en tekstsoort teksttype op taal wordt door sprekers gebruikt om bepaalde effecten te bereiken voor een gedeelte wordt dat taalgebruik ingeperkt door de communi catieve situatie waarin de taalgebruikers zich bevinden op een billboard waar automobilisten in tienden van seconden langsrazen heeft het weinig zin om lange volzinnen te gebruiken kennis die taalgebruikers hebben van de communicatieve situatie en de implicaties daarvan voor het taalgebruik worden register genoemd zoals een organist afhankelijk van het stuk dat hij wil spelen en de ruimte waarin het orgel staat registers kiest zo zal ook een taalgebruiker een vorm van taalgebruik kiezen die past bij de situatie renkema 1987 p 178 zie voor een uitgebreide bespreking van de literatuur haft van rees 1974 bestudering van registers is een tamelijk onontgonnen terrein in de tekstwetenschap al was het maar omdat het vooralsnog erg onduidelijk is welke aspecten van de communica tieve situatie relevant zijn voor taalgebruik zoals devitt 1993 p 577 opmerkt is lang niet alles in de context relevant voor de vorm waarin het taalgebruik gegoten wordt bv de temperatuur van de kamer waarin een gesprek plaatsvindt in de systemisch functionele traditie is het begrip register wel al nader uitgewerkt en wordt ook de rol ervan in de typologie van teksten verder gespecificeerd zie daarvoor par 5 voor het onderscheid tussen teksttype of tekstsoort aan de ene kant en genre aan de andere kant ga ik te rade bij biber 1993 een genre is een tekstvarieteit die door een cultuur als zodanig herkend of benoemd wordt zoals een brief of een gebed een tekstsoort of teksttype is een tekstvarieteit die een kenmerkende verzameling linguistische eigenschappen heeft anders dan een genre is een tekstsoort dus linguistisch en niet perceptueel cultureel gedefinieerd3 heinemann en viehweger 1991 maken een onderscheid tussen tekstsoort en teksttype in die zin dat de eerste betrekking heeft op classificaties op grond van common sense overwegingen terwijl de tweede betrekking heeft op classificaties op grond van een teksttheorie die nuancering wordt hier niet nagevolgd 3 voorbeelden van teksttypologieen in deze paragraaf worden drie teksttypologieen besproken ze zijn representatief voor het werk dat op dit gebied gebeurt bovendien worden ze veelvuldig aangehaald in de literatuur daarmee is niet gezegd dat ze ook ideaal zijn in paragraaf 4 zal ik ingaan op de de criteria die aan een ideale typologie gesteld kunnen worden 63 3 1 de beaugrande 1980 volgens de beaugrande is een tekstsoort een vaste configuratie van elementen uit de tekst opgeslagen kennispatronen en de situatie waarin de tekst voorkomt tekstsoorten zijn geen scherp afgebakende verzamelingen maar fuzzy sets omdat het in zo n configuratie gaat om dominanties en preferenties de beaugran de komt tot de volgende indeling van tekstsoorten 1 descriptieve teksten descriptieve teksten worden vooral bepaald door het hoofd object dat in de tekst beschreven wordt en door situatieconcepten verbin dingsrelaties die het meest voorkomen zijn voorbeeld specificatie en attribuut 2 narratieve teksten deze worden vooral bepaald door de hoofd event en actieconcepten die geordend worden er is sprake van een duidelijke ontwikkeling wat veelvuldig voorkomen van verbindingsrelaties van het type oorzaak reden middel doel en tijd met zich meebrengt 3 argumentatieve teksten hierin ligt de nadruk op proposities waaraan waar heidswaarden worden toegekend er worden redenen voor het geloof in die proposities gegeven vaak is er sprake van oppositie tussen proposities typische verbindingsrelaties in deze tekstsoort zijn waarde belang volitie oppositie en reden de teksten bevatten in de regel veel evaluatieve uitdrukkingen 4 literaire teksten kenmerk hiervan is dat de tekstwereld een andere is dan de echte wereld in deze tekstsoort wordt de verbinding met de echte wereld gepro blematiseerd 5 poetische teksten ook in deze tekstsoort is de tekstwereld een andere dan de echte wereld kenmerkend is dat zowel de organisatie van de echte wereld als de organisatie van de tekst over die wereld worden geproblematiseerd 6 wetenschappelijke teksten in deze tekstsoort worden relaties tussen gebeurte nissen en situaties ge ontproblematiseerd door uitspraken over causale noodzake lijkheid 7 didactische teksten de tekstuele wereld wordt gepresenteerd via een proces van geleidelijke integratie omdat de ontvanger nog niet de kennis heeft die een wetenschappelijke tekst veronderstelt daarom wordt het verband tussen feiten eerst geproblematiseerd en vervolgens ge ontproblematiseerd 8 conversationele teksten deze teksten hebben een episode structuur en veel beurtwisselingen anders dan bij de voorafgaande soorten is er in dit geval niet een duidelijke bron voor kennisvergroting bij deze indeling kunnen verschillende kanttekeningen geplaatst worden ten eerste valt op dat er voor de indeling heel verschillende indelingscriteria gehan teerd worden soms gaat het om waarheidsgehalte de literaire teksten soms gaat het om kanaal conversationele teksten soms om spreker schrijver doel descrip tieve teksten argumentatieve teksten soms om de gehanteerde talige middelen narratieve teksten conversationele teksten 64 verder valt op dat veel teksten niet eenduidig bij een tekstsoort zijn onder te brengen is gesprek op den drachenfels een argumentatieve didactische weten schappelijke of een literaire tekst een ander heel opvallend en mijns inziens positief kenmerk van deze indeling is dat er een beroep gedaan wordt op tekstrelaties om teksten te categoriseren veel tekstsoorten worden ingedeeld op grond van een kenmerkende set van tekstrelaties dit is opmerkelijk omdat tekstrelaties bijvoorbeeld niet tot de set van linguistische kenmerken horen die iemand als biber gebruikt om langs kwantita tieve weg tot een typologie te komen voor een gebruik van tekstrelaties in teksttypologie zie ook sanders 1994 ik kom hier in de bespreking van biber s methodologie op terug par 6 3 2 gobyn 1984 aan gobyns systeem liggen twee dichotomieen ten grondslag die tussen gespro ken en geschreven tekst en die tussen fictionele en representationale tekst de tweede is zijns inziens primair omdat twee leden van een tekstgroep wel op de dimensie gesproken geschreven kunnen verschillen maar niet op de dimensie fictioneel representationeel dit leidt tot de volgende indeling van tekstgroepen tussen haakjes staan enige kenmerken van de betreffende teksten 1 representationele teksten waarheidswaarde van de informatie is rele vant 1 1 alledaags gesprekken spontaan ongedwongen persoonlijk 1 2 gebruiksteksten 1 2 1 informerende gebruiksteksten 1 2 1 1 zakelijke gebruiksteksten objectieve beschrijving van feiten 1 2 1 2 rapporterende gebruiksteksten verspreid via de media 1 2 2 stimulerende gebruiksteksten 1 2 2 1 reclame aanzettend tot consumptie iconografisch en esthetisch aan sprekend 1 2 2 2 propaganda 1 2 3 instruerende gebruiksteksten 1 2 3 1 normstellende teksten bevatten bindende voorschriften 1 2 3 2 didactische teksten voorbeelden leerteksten recepten gebruiksaanwij zingen 2 fictionele teksten waarheidswaarde irrelevant receptie is afstandelijk de intentie is onderhouden 2 1 niet literair geen esthetische pretenties mono perspectief 2 2 literair esthetische pretenties poly perspectief 2 2 1 lyriek 2 2 2 epiek 2 2 3 dramatiek 65 het meest opvallend in deze indeling is de willekeur van de kenmerken op grond waarvan de teksten ingedeeld worden gobijn noemt een empirische argument om fictionaliteit als primair indelingscriterium te hanteren lidmaatschap van dezelfde tekstsoort gobyn spreekt van tekstgroep impliceert een gelijke waarde op de dimensie fictionaliteit maar dit argument houdt geen stand als we denken aan teksten als menuet van boon een fictionele tekst waarin veelvuldig kranteberich ten voorkomen ook het onderscheidende kenmerk tussen zakelijke en rapporterende teksten lijkt hoogst merkwaardig omdat het in ieder geval niet evident is dat het kanaal waarlangs een tekst de ontvanger bereikt de tekstsoort bepaalt kan een massame diaal verspreide boodschap niet langer gepresenteerd worden als een objectieve beschrijving van feiten een ander willekeurig kenmerk lijkt het onderscheid tussen niet literaire en literaire teksten is er geen niet literair drama met andere woorden is het esthetisch gehalte van een tekst werkelijk van belang voor het tekstgroepkarakter van een tekst ten slotte is de indeling van gobyn verre van volledig zo ontbreken bij hem de opinierende argumentatieve teksten 3 3 longacre 1983 een veel geciteerde indeling van tekstsoorten is die van longacre 1983 die twee basisparameters onderscheidt de aan afwezigheid van een temporele ordening en orientatie op de handelende personen in de tekst met behulp hiervan is het mogelijk vier groepen te onderscheiden narratieve discourse procedurele discour se gedragsdiscourse en expositorische discourse een secundaire parameter projectie de beschreven gebeurtenissen of toestanden worden wel of niet gereali seerd leidt tot een onderscheid tussen acht tekstsoorten zie tabel 1 tabel i typologie van teksten volgens longacre 1983 agens temporele projectie tekstgroep tekstsoort orientatie ordening narratief profetie narratief verhaal behavioral reclame behavioral lofrede procedureel how to do it procedureel how it was done expositorisch onderzoeksvoorstel expositorisch wetenschappelijk verslag 66 in deze classificatie die overigens alleen bedoeld is voor monologische discourse is het opmerkelijk dat op het oog alleen tekstinterne eigenschappen worden gebruikt voor de classificatie tekstintenties en tekstfuncties lijken geen rol te spelen toch zegt longacre dat zijn classificatie gebaseerd is op notionele structuren van discourse die meer gerelateerd zijn aan het doel van de tekst terwijl er daarnaast onderscheid gemaakt kan worden op basis van de formele karakteristieken onmiddellijk valt op dat de keuze voor juist deze en geen andere onderschei dende kenmerken willekeurig lijkt vermoedelijk moeten we die keuze zo begrijpen dat de rechtvaardiging ervan schuilt in het succes van de onderschei dingen die erdoor mogelijk gemaakt worden een andere manier om zulke onderscheidingen te motiveren is door te laten zien dat ze corresponderen met kenmerkende linguistische formuleringen zoals gebeurd is in smith 1985 of met intuities van taalgebruikers over verwantschappen tussen teksten faigley meyer 1983 wat ook onmiddellijk opvalt is dat het aantal onderscheidende kenmerken niet genoeg lijkt om alle tekstsoorten te karakteriseren voor een deel komt longacre hieraan tegemoet door een vierde parameter te veronderstellen aanwezigheid van spanning reflecteert de discourse wel of niet een bepaalde graad van spanning verder maakt longacre additionele onderscheidingen door een specificatie te maken van oppervlakte of vormkenmerken waarvan sommige typisch zijn voor bepaalde tekstgroepen zoals een overvloedig gebruik van verwijzingen met behulp van derde persoon pronomina en deiktische elementen in expositorische teksten 4 criteria voor adequate teksttypologieen alom wordt geconstateerd dat de teksttypologie er tamelijk beroerd voor slaat heinemann viehweger 1991 renkema 1987 1993 bij de auteurs van wie in de vorige paragraaf de typologie geschetst is lijkt een diep inzicht in de methodologische beperkingen van en eisen aan een adequate typologie gekoppeld te worden aan een tamelijk oppervlakkige en willekeurige opzet van de typologie waardoor wordt deze wat droeve toestand veroorzaakt de belangrijkste oorzaak lijkt me de willekeur van de voorgestelde categorieen de indelingen lijken eerder ingegeven te worden door traditie en pretheoretische voorkeur dan door theoreti sche of empirische overwegingen keer op keer zie je dat in voorstellen voor typologieen een onderbouwing voor de indelingscriteria ontbreekt dit geldt wellicht in nog sterkere mate voor de typologieen die in de onderwijs handboeken gepresenteerd worden opnamecriteria moet de lezer hier vaak reconstrueren een belangrijk criterium lijkt te zijn de frequentie waarmee de leerling geacht wordt in aanraking te komen met de voorgestelde tekstsoorten maar zelfs vanuit dat perspectief komen in de lijstjes van bijvoorbeeld leidse werkgroep moedertaaldidactiek 1980 en bonset et al 1992 zie par 1 67 outliers vcx r zoals programmaboekjes en telegrammen voor het overige zijn deze indelingen vooral gebaseerd op pretheoretische ideeen over schrijverdoelen en stereotiepe tekstvormen het gevolg is heterogene en dubbelzinnige lijstjes zijn brieven betogen kranteteksten verhalen en verslagen wel altijd uit elkaar te halen de meest principiele indeling lijkt die van aamoutse 1992 omdat hij systematisch schrijfdoelen hanteert overigens overlapt deze indeling gedeeltelijk met die van gobyn en gelden dus vergelijkbare bezwaren hoe ziet een ideale teksttypologie eruit laten we aannemen dat het antwoord op die vraag sterk afhangt van het beeld dat je hebt van de ideale teksttheorie 4 laten we om de gedachten te bepalen eens uitgaan van het taalproduktiemodel van levelt 1989 waarvan ik in figuur 1 een sterk vereenvoudigde versie geef in dat model komt een aantal niveaus voor dat relevant is voor de onderhavige discussie het niveau van spreker intenties het niveau van de conceptuele repre sentatie en het niveau van lexicogrammatische representatie5 wie van plan is een boodschap te gaan formuleren 2 maakt allerlei keuzes over welke informatie hij gaat uitdrukken een gedeelte van die informatie blijft impliciet bijvoorbeeld omdat ze afleidbaar is op grond van wat er expliciet gezegd wordt of op grond van de kennis van taalsysteem of werkelijkheid 1 het resultaat van dit proces a is een conceptuele semantische representatie 3 deze representatie wordt in een formuleringsproces b omgezet in een lexico grammaticale representatie 4 deze wordt door articulatie schrijven omgezet in een waarneembare reeks klanken of letters 5