Toch nog… eksters roven!

Publicatie datum: 1982-12-01
Collectie: 12
Volume: 12
Nummer: 5
Pagina’s: 48-55

Documenten

toch nog eksters roven 1 dit artikel wil de leerkrachten ervan overtuigen dat een verhaal zijn geheimen vaak pas volledig prijsgeeft als de gesprekken taalbeschouwend besproken worden om dat aan te tonen wordt streuvels bekende eksters roven genomen het is een fragment uit zijn dodendansverhaal een speeldag dat lange tijd als topper op de schoollectuurhitlijst stand hield en o m menigvuldige zuiverende herwerkingen van de greatold bloemlezing zuid en noord i overleefde een oud verhaal toch dreigt dit tragisch rakkersverhaal als aftands uit het leesonderwijs gelicht te worden het is inderdaad een oud zeer oud verhaal dat wel en de taal niet het gestroom lijnd nederlands dat zelfs onze gladde jeugdscribenten be ginnen te beheersen misschien valt er nog een zeker be schrijvingstalent in te bewonderen en ontroert de tragiek van de geschiedenis een waaghals van een knaap valt uit een boom in een egtand en bloedt dood maar de jonge lezer is onderhand aan ingewikkelder en uitzichtlozer avontuur gewoon geraakt dat scepticisme verdwijnt echter bij de taalbeschouwing van de gespreksbeurten dan komt er een aangrijpende brok groeps dynamiek bloot te liggen die blijkt echter niet aan de op pervlakte te komen bij een gewone inhoudelijk structurele analyse van de tekst een slaander argument voor de taal beschouwing bij literaire teksten kan moeilijk gevonden worden er zijn zeker taalbezwaren tegen de tekst van streuvels in te brengen lln krijgen meer en meer afkeer van het dialec tisch aandoend taalgebruik van streuvels hoe rijk dat ook is toch verdwijnt die weerzin als de lkr zelf voor een goede expressieve lectuur van de tekst zorgt zonder het zelf te willen raken de lln dan in de ban van het gebeuren dat zich op en onder de populier afspeelt en ze zijn zo voldoende gemotiveerd om met de tekst verder te werken dat kan eerst op basis van opdrachten naar de inhoud de stijl en de thematiek om een klassegesprek op gang te bren gen kan de lkr bv uit de overigens uitstekende vragen en opdrachten van zuid en noord i orion brugge 1976 blz 93 putten zie bijlage 1 zo komen de lln te weten hoe de handeling verloopt en wat maarten folle de held van het 48 verhaal doet hoe streuvels spanning wekt het drama gelei delijk voorbereidt en de knapen psychologisch verantwoord laat reageren zonder dat er expliciet naar gevraagd werd hebben de lln ondertussen ook inzicht gekregen in de situatie waarin de verhaalpersonen als individu en als groep zijn terechtge komen zo is een volgende les taalbeschouwing van een ge sprek uitstekend voorbereid en worden de taken uit zuid en noord evenzoveel voortaken op het groepswerk dat moet aantonen of de taalbeschouwende opdrachten zie bijlage 2 inderdaad een verhelderende aanvulling van de voorafgaande betekenen taalbeschouwing van een gesprek dat zal wel zo zijn want de studie van slechts een tiental gespreksbeurten zijn er nodig om de tirannie van de groep over de enkeling de dwingende macht van de groepsleider s en de fatale binding tussen woord en daad te doen inzien zaken die toch wel erg belangrijk zijn en die duidelijk worden zodra de aandacht op de taaldaden binnen het gesprek de interactie wordt getrokken taaldaad de handeling door een taaluiting verricht en meestal door een synoniem van zeggen te vertalen vraag antwoord belofte poche rij bevel bevestiging toespeling eis suggestie uiting van vrees afscheid afspraak bewering zo stelt mane aan het begin van het verhaal de kapitale vraag wie klimt er op als men enkel rekening houdt met de inhoud van de boodschap zoals die uit zijn gramma ticale structuur kan afgeleid worden dan is het inderdaad alleen maar een vraag kijkt men evenwel ook naar de rela ties tussen de verhaalpersonen dan komen er nog meer taal en aan de oppervlakte de situatie leert immers dat mane daden de leider is en daardoor wordt zijn taaluiting meer dan een vraag het is een bevel aan de andere n een van jullie moet de boom op meteen is het ook een rollenbevestigende uitspraak de leider beveelt hij verdeelt de taken maar voert ze zelf niet uit dat is zo de regel misschien wil hij ook een opdracht die hij vreest die vrees leeft bij hem maar hij spreekt ze pas na het ongeval uit ontwijken die klim is mij te gevaarlijk die laat ik aan anderen over het blijkt dus duidelijk dat die ene vraag van mane meer zegt dan ze zegt omdat de spreker er nog andere versluier de taaldaden mee stelt die een blote grammaticale ontle ding niet aan het licht zou brengen zo hebben we tussen door een argument te meer gevonden om het grammaticaal ont 49 le en maan losse zinnen af te wijzen maar die vaststelling bewa t109k en vooral dat de inhoud van een boodschap in elke communicatieve situatie op een bepaalde manier moet worden verstaan door levert er ons in zijn antwoord op ma ne het bewijs voor maarten folie durft t nuchtend in de school stoefte hij ermee bij al de jongens inderdaad door vertaalt manes vraag ook in de indirecte bedoelingen ervan want ook hij wil de boom niet in al is hij de vinder van het nest en dus de eigenaar ervan daarom vangt hij maarten vlug met diens eigen woorden en hij ant woordt in maarten plaats dank zij die met manes vraag so liaai re en verplichtende toespeling op maartens pocherij wordt hij medestander van en leider met mane omdat ze mekaar zo goed verstaan goede relaties en de si tuatie doorzien weten zij de zwakke volgzame maarten op grond van onbezonnen grootspraak de boom in te jagen om een ekstersnest te roven waarvan hij de buit dan nog met door te delen heeft dat gewoonterecht heeft door nog in een schaamteloos bevel opgeeist de volgende gespreksbeurten laten blijken hoe de groep de wu van de leiders met haar naamloze zwijgende instemming schraagt en oppervlakkig in het avontuur opgaat de uitge sprqken vees van maartens broer wordt bijna honend wegge wu ta zonder erdat mane die in de afloop niet gerust is t et gevreesd het nodig acht er wat op te zeg gen wordt het vermoeden zekerheid dat de groepschefs van 4het gevaar weten maar het handig hebben ontweken zon der enig gezichtsverlies integendeel ze laten maarten zijn door hen opgedragen werk doen en het ritueel dat ze rond de hemelloge populier aan de gang gezet hebben ver stevigt hun leiderschap zelfs nadat het gebeuren fataal is afgelopen en nergens nog hun aanwezigheid te bespeuren valt ze ebben de ramp gevreesd en mogelijk gemaakt tegelijker tijd en ach blijven ze onaantastbaar besluit binnen de zuimte van een gewoon rakkersverhaal ontrolt zich het dramg van het wereldlijk schouwtoneel hoe de grote de lee ne z ohder persoonlijk risico dwingt verdrukt in het verderf stort eksters roven biedt de lezer dan ook een springlevende versie van een universele moraliteit gek ef g yaiix dat geen enkel dik boek dat over streuvels weet te ve rte l len aan de lkr komt nu de taak toe de morele vragen die n a v dit groepswerk zijn opgerezen bespreekbaar te maken en normaal funktioneel te werken aan gewetensvorming en ver duideltjking van de authentieke menselijke waarden zoals die 66x in de wereld van het kind al dan niet aan bod zouden moeten komen hij hoeft daarvoor niet eens de 50 link naar villeneuve en zolder en het formule i circus te leggen jef van meensel bijlage 1 traditionele tekstbehandeling opdrachten uit een bloemlezing zuid en noord i 1 hoe zou je dit stuk indelen er is een inleiding er zijn twee fa sen bij de beklimming en er is de reactie na de val waar begint elk deel en kan je in de drie laatste delen nog telkens drie on derdeeltjes onderscheiden 2 al de handelingen van maarten worden punt voor punt nauwkeurig be schreven zonder iets over te slaan zie je in waarom dat zo is 3 bij het beschrijven van de beklimming heeft s streuvels het een tonige klimmen levendig gemaakt door een prachtig stijlmiddel nl 4 noteer eens enkele details waaruit de diepe jongensernst spreekt 5 we voelen vooraf dat er iets ergs zal gebeuren het boek waaruit deze passage komt heet dodendans ga eens na op welke wijze de auteur die katastrofe vooraf indirect aanduidt 6 welk moment is het meest tragische een woord 7 wie spreekt er van die egge en waarom juist die jongen 8 ik heb het gevreesd beweerde mane waarom moest hij juist dat zeggen 9 zoek eens mooie vergelijkingen op in dit stuk bij lage taalbeschouwing van het gesprek groepswerktaken en informatieve com mentaar 1 uit welke taalhandelingen blijkt dat mane en door de leiders van de groep zijn mane stelt in beurt 2 een vraag die maarten bindt zoals uit beurt 4 verder zal blijken zo ontlast mane zichzelf van een gevaarlij ke opdracht en zonder gezichtsverlies want hij weet dat de klim waaghalzerij is zie beurt 8 prompt uit te voeren voorzorgsmaat regelen en 15 werkelijkheid geworden vrees door beantwoordt manes vraag in maartens plaats zo vangt hij die jongen met zijn eigen woorden ook door moet nu de boom niet in en rijft zelfs via beurt 6 een deel van de toekomstige buit bin nen 51 andere toelichtingen de slimmeren uit de groep de leiders bui ten de moed van de zwakkeren uit en versterken er bovendien hun lei derschap door de zwakken camoufleren hun zwakke wil met stoere woorden die ze achteraf verplicht zijn zo zwaar is de morele druk van de groep in waaghalzige daden om te zetten 2 waarom kan maarten niet anders dan de gevaarlijke opdracht uitvoeren bij alle jongens heeft hij ermee opgeschept als hij weigert zul len ze zijn lafheid spottend bestraffen het zijn de leiders van de groep die hem op zijn verantwoordelijk heid wijzen en hem indirect maar dwingend de boom doen opklimmen ook de druk van de zwijgende meerderheid van de groep dwingt hem in de richting van de klim uit dat alles blijkt wat voor dwingende daden er uit de interactie van een groep kunnen voortkomen 3 in de groep is maarten dus een volger die uitvoert wat anderen hem zeggen kan je dat met andere beurten bewijzen hij gaat in 6 in op de eis van door hij rust na 12 als larie het hem suggereert bij antwoordt op sagaers vraag van 13 in 14 een voor hem geluk kig moment toelichtingen maarten is niet enkel een waaghals hij is ook een volgzame jongen die doet wat anderen hem vragen de durver is dus niet de slimste of de zelfstandigste 4 naar welke repliek verwijst 15 5 waarom wordt 10 precies door sifke folle uitgesproken welk belang heeft deze beurt in het geheel van het verhaal bijlage 3 eksters roven s streuvels de dorpsjongens hebben die namiddag geen school in de wei hebben eni gen van hen al heel wat kattekwaad uitgehaald we hebben niet gepro beerd om deze tekst van streuvels in a b n om te zetten het zou streuvels niet meer zijn baziel scharre stond daar in d opene deur van zijn moeders huizeken te kijken met weemoed naar de makkers die zoppenat en barbeende kwamen aanlopen kom baziel we roven de eksters de jongen schudde verdrietig de kop en t viel hem zwaar nu te moeten thuisblijven en wacht houden en wiegen bij die snotbucht van kleine kinders k moet naar de kleintjes wachten tierde hij de knapen stonden onder de derde boom in groep te staren in de kroon en door wees aan mane de vierde tak aan de tweede spil waar t nest zat het hing loodrecht boven hun hoofd en verre uiterwaarts van de stam wie klimpt er op vroeg mane maarten folle durft zegde door t nuchtend in de school stoefte 52 hij ermee bij al de jongens zijn ogen zochten naar maarten hij kwam vooruit een schone ranke jongen met bruine krullen zijn kop rond en schamel gekleed al trekkend aan zijn klemkoord zonder be slag of gebaar miek hij zich gereed speelde zijn ondervestje uit sloofde zijn broek neer en wachtte nog een stonde om te kijken nog eens naar boven en in t rond naar de makkers zijn hemdeke hing los om zijn mager lijf en zijn schone rilde hals en borst waren bloot op de vierde tak al de jongens kwamen nader en baziel ook hij had een bemelken op de arm en een broerken aan de hand ze wilden t zien hoe maarten zo hoog zo stout de eksters ging roven hij had de klemkoord om de voeten gestroopt en wipte lutspotig naar de boom wacht tierde door t is mijn nest hoor we delen de jongen ge steekt ze tussen uw hemd dat ze niet schenden in t afkomen goed maarten sloeg een kruis en deed nog een sprong wacht riep mane nu kerel dat ge moest afvallen op die haagkruis ten ge zijt mijn zielken de ribben in baziel hebt ge niet een kafzak we leggen hem op d haag t doet zei baziel en hij lei t kleen puppekind in t gras en ging met mane een kafzak van moeders bedde trekken ze sleurden hem buiten en hingen hem met hulp van d ander jongens op de bonke stammen en die egge daar en sifke wees op het stuk alam dat met de scherp houtene tanden uitstak op de akker bachten de haag 0 zo ver kan hij niet vallen en wie zou dat verpurmen maarten omgreep de stam met de armen en in een sprong wipte hij op spande de koord met de voeten open tegen de ruwe schors en de armen grepen weer hoger hij duwde de knieen open klemde hielen en tenen te gen de stam en met gelijke beweging van grijpende opene handen en trek ken en steken van knieen en voeten lijk een zwemmende puid wrong hij het lijf als een hagedis tegen de boom geklest naar boven naarmate de stam verenkelde ging het werk gemakkelijker en t werd een vlug katte klauteren achterna licht de boom op de jongen verdween in de kruin en wipte nu met zwenkend lijf als een aap door de takken sifke folle was preus op zijn broer de sterkste klimmer van de school en d an dere jongens verpinkten niet en als er een tierde of zot rondliep de den ze hem seffens zwijgen om de ernstige daad niet te storen door en mane die nog twijfelden of hij durven zou tot aan t uiteinde van de tak keken benieuwd hoe t zou aflopen rust nu een beetje riep larie maarten zat met de losse benen te zwemelen en de armen gekruist op de dikke tak lijk op een stoel in de kerk hoever ziet ge wel vroeg sagaer k zit in de wolken jongens en zie wel twintig torens hij stond weer recht hurkte zich onder vasthoudende handen hief beur telings een voet op wond de klemkoord los en stak ze gerust in de zak de jongens meumelden van bewondering nu klaverde hij weer op kroop over handen en voeten langs de tak die horizontaal aan de stam uitliep en waar op t uiteind de ekster haar nest had de tak boog onder t gewicht en wipte bij elke beweging taai lijk een wisse en de jongen wachtte een beetje als in beraad met 53 begin van vervaardheid d e blaren ruisten als onder een zachte ademhaal met blauw speierende zonnelicht tussen de vlindering opeens schoot de jongen een voet van de tak een grabbeling en maarten hing bij de handen alleen nog vast allemaal voelden zij als een slag in de borst en lust om te tieren maar dat lijf ging nu heftig aan t zwaaien en de voeten grepen weer steun onder t zwaar buigen van de tak en nu hing de jongen met de rug naar beneden maar vast omsloten hielden handen en voeten hij wrocht met lijf en knieen om boven maar de tak rende om te breken onder t geweld de jongens aarzelden achte ruit om beter te zien en uit vrees dat hen iets op het hoofd zou vallen en toen kraakte kort lijk een klakkende donderslag de tak in splinters rap lijk een schicht viel een brokke zwartigheid als grimsel uit de bladerenkruin met een plof als van een oude schoe op de grond al de overkant van de doornhaag de jongens vluchten ijlings weg stormend met gehuil door de weide lijk bezetenen en als ze tenden adem bij de beek kwamen keerden zij weer haastig bij de boom waar maarten geval len lag k heb het gevreesd beweerde mane ze kropen door de tronken en nevens de strozak vonden zij de jongen in gekrompen liggen op de egge hij kermde heel zoetjes lijk uit leute maar zijn blote magere armkes wrongen krampachtig naar de zijde waar op hij gevallen lag de jongens stonden er rond te zien zonder te weten wat te doen als mane en boveyn de jongen trachtten op te rapen kermde hij jammerlijk en dan zagen zij dat hij gespijkerd lag vast met een eggetand tussen de ribben dwars door het lijf en bloed dat uitgudsde tussen zijn hemd sifke folle huilde en viel lijk dood bij zijn broerke maarten maarten doet t zeer kermde hij en dreelde met de handjes over zijn broers wangen maarten zijn ogen draaiden triestig op en er rolden twee traantjes uit en door zijn mond kwam een droeve reuteling zijn lijf krimpte nog eens en dan bleef hij stil liggen lijk lachend heel gerust moeder kreunde hij zoetjes broerke k ga dood k heb nog een blauwe duive en twee mussen gij moogt ze hebben mijn twee ko nijntjes zijn ook voor u k heb nog noten ook en vijftig marbels ge moogt ze ook allemaal hebben maar moeder moeder zal zo schreeuwen k ga naar de hemel dan bleef hij k en weet niet hoelang liggen eenbaarlijk kijken in de blauwe ruimte en dan blies hij met een flauwe zucht zijn zielken uit zijn hoofd viel slap en hij lag lijk een gekwetst vogeljong dat uitge mergeld is en dood van honger geen van de makkers die roeren dorst in lang en t was maar als baziel scharre geruchte hoorde van de kleintjes die schreeuwden in t gras en hij moeder zag ginder ver dat hij haas tig de kinders opsnakte en naar huis liep dodendans 514 2 barbeende met blote benen 6 snottucht vervelende hoop bucht bocht afval 8 wachten naar letten op 18 beslag drukte 18 neersloven afstropen vglk de mouwen opstropen 21 rilde tenger 23 bemelken kleuter 26 lutspotig lutsen zacht schokken 36 bonke tros groep 38 bachcen achter 39 verpurmen met moeite verplaatsen 45 geklest klevend 46 verenkelde dunner werd 47 achterna daarna 49 preus fier 55 zwemelen zwieren 61 meumelen monkelen 62 klaveren klauteren 67 speieren spetteren maar zachter en waziger 67 vlindering de trillende bladeren 74 rennen op en neerbui gen 77 grimsel roet 92 drelen strelen 102 eenbaarlijk aanhoudend 108 opsnakken met een ruk optrekken 1 in het werkblad voor ned didaktiek jg 10 nr 4 juni 82 verscheen v j v meensel ook en stuk over taalbeschouwing bij verhalende teksten waarin hij deze ideeen ook toepast op andere fragmenten ruyslinck en s maugham en nog wat meer theorie geeft 55