Documenten
wam de moor vakontwikkelgroep mvt wil literatuur onderwijs dat leerlingen serieus neemt in gesprek met voorzitter martin thijssen dr martin thijssen rector van het knippenbergcollege te helmond was tot 1987 vakdidacticus duits aandek u nijmegen in zijn proefschrift over het literatuuronderwijs duits aan reguliere dagscholen voor havo en vwo uit 1985 deed hij niet alleen verslag van onderzoek naar de praktijk van het literatuur onderwijs duits maar vatte hij bovendien zijn persoonlijke ideeen over de gewenste lespraktijk bondig samen vakdoel en vormingsdoel tekstkeuze tekstordening tekstverwerking en toetsing van het geleerde hadden zijn aan dacht vanaf 1979 leidde hij de werkgroep populaire leessmaken die op deze terrei nen van het literatuuronderwijs duits haar sporen verdiende ten gunste van een meer leerlinggericht literatuuronderwijs hij publiceerde vier bundels met tekstmateriaal en bijbehorende handleidingen en kreeg in de jaren tachtig met name van de docenten duits en engels van de omo scholen bijval voor zijn initiatieven als voorzitter van de vakontwikkelgroep moderne vreemde talen stimuleerde hij recentelijk tot de ombuiging van het literatuuronderwijs in zijn sector naar een meer op de leerling gerichte literaire vorming waarbij de ontwikkeling van een persoonlijke leessmaak en de persoonsontwikkeling doelen zijn ge lijkwaardig aan de verwerving van literair historische en literair theoretische kennis we vroegen tliijssen naar de samenhang tussen zijn ideeen van de ja ren 80 en de voorstellen van de door hem geleide vakontwikkelgroep mo derne vreemde talen wat ik destijds in de jaren tachtig vond vind ik nog willen w e met litera tuuronderwijs iets bereiken dan moeten we allereerst een didactiek hanteren die de leerlingen serieus neemt vanuit die positie moetje z e dan zover brengen dat ze een breed aanbod van voornamelijk waardevolle literatuur interpreteren en waarderen en zolang je de ruimte hebt moetje ze breed informeren over de literatuur van je vak tijdens de conferentie grenzen en vergezichten 23 september 1994 red heb ik mij een voorstander getoond van het gescheiden houden van het litera tuuronderwijs in de verschillende talen de geluiden uit het veld waren van dien aard dat ik een terugkeer vreesde naar de ouderwetse opvatting waarin de verzorging van wat literaire theorie met fragmentjes ingebed in de literatuur geschiedenis ongeveer als de enige mogelijkheid tot samenwerking werd ge zien dat vind ik terug naar af en ondanks de inkrimping van de lessentabel die de stuurgroep tweede fase heeft voorzien zie ik nog wel de ruimte voor de uitvoering van mijn vroegere ideeen 22 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt wie de voorstellen van de vakontwikkelgroepen nederlands mvt en ckv1 bekijkt raakt getroffen door de overeenkomst in tweedeling van domeinen het persoonlijk domein en het domein van de traditie literatuur en cultuurge schiedenis en literaire of kunsttheorie berustte dat op een afspraak er is langdurig overleg over geweest tussen de voorzitters voor nederlands was dit steven ten brinke en ook de secretarissen hadden contact en verder was iemand van ons mvt lid van de vakontwikkelgroep ckv dat heeft zeker bijgedragen tot vormen van overeenkomst een en ander is natuurlijk het resultaat van jarenlang denken en discussieren over het literatuuronderwijs en niet zomaar het gevolg van brainstormen op een achternamiddag ik heb voor ik rector van dit college werd eerst als le raar en daarna als didacticus heel veel lessen duits verzorgd je hebt wel ge merkt dat daarbij met name het literatuuronderwijs steeds mijn aandacht heeft gekregen zelfs nu geef i k nog steeds duits aan 4vwo en daarbij is in het literaire gedeelt e he t werk het uitgangspunt op de wijz e waaro p ik da t in mijn proefschrift heb beschreven intussen is er over het algemeen nogal wat veranderd in het voortgezet onderwijs is de basisvorming gekome n waarin ook al het nodige kan worden gedaan ten gunste van de literaire vorming en heeft bijvoorbeeld het leesdossier zich aangediend destijds hebben wij samen onderzoek gedaan naar de wijze waarop docenten in de literatuurles reageren op de reacties van leerlingen op hun lectuur van teksten zie spiegel 6 1988 1 en 2 d m en we weten ook wel iets van de leerlingenreacties maar de samenhang tussen de reacties van de leerlingen ontbrak daarom ben ik erg gecharmeerd van het leesdossier met name zoals het aan de nijmeegse universiteit is geformuleerd wan t dat brengt onder meer door middel van de leesautobiografie en het balansverslag samenhang aan en dat vertel ik ook in de lezingen die ik binnen mijn onderwijsorganisa tie het omo houdt over de vernieuwing van het literatuuronderwijs uiter aard staan veel mensen daar nog huiverig tegenover ze zijn niet vertrouwd met het leesdossier als zodanig en vrezen allerlei emotionele reacties te moe ten verwerken terwijl dat helemaal niet de bedoeling hoeft te zijn ik wijs er dan altijd op dat er met name in nijmegen al veel voorwerk is verricht ik zie dat dossier en zo is dat ook in de vakontwikkelgroep besproken als het vastleggen door leerlingen van hun leeservaringen en er naar aanleiding daarvan met de docent over praten zodat er ten langen leste een beeld ontstaat van de ervaringen die de leerling heeft opgedaan met literatuur daar heeft de leerling wat aan en daar kan ook de docent zijn voordeel mee doen toch was je vroeger veel voorzichtiger met het toepassen van allerlei nieuwe methoden zoals tekstervaringsmethoden en het gebruik van het leesdossier en je zegt zelf dat het literaire werk voor jou centraal blijft staan waar komt die verandering vandaan men moet haar vooral zien in het kader van de tweede fase dan zul je op een heel andere manier bezig zijn met onderwijs we anticiperen hier op school op deze verandering door twee soorten lessen te geven een waarin de leerlin 23 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt gen zelf met literatuur bezig zijn terwijl ik met leerlingen individuee l ka n werken in de andere les geef ik dan instructie plaats literatuur in een kader en dergelijke dat vind ik als docent een verademing vergeleken bij vroeger ik zie dat dossier dus echt als een verrijking je kunt er allerlei andere zaken bijhalen zoals bij ons al gebeurt in de les nederlands wezenlijk van belang is dat binnenkort alle materie rond het leesdossier op een rijtje wordt gezet een dergelijke publikatie zou op dit moment een heel goede zaak zijn daar moetje niet mee wachten de vakontwikkelgroep mvt voelt er niet voor om leerlingen voor het lees dossier en het eventuele gesprek aan de hand daarvan een cijferwaardering te geven waarom eigenlijk niet hoe voldoe je dan aan de redelijke en pragma tische eis dat mensen voldoening moeten hebben van hun werk leerlingen zweren nu eenmaal bijpunten als vakontwikkelgroep vonden we dat het dossier in elk geval op voldoende wijze moet worden ingevuld maar differentieren in waardering is moeilijk je kunt zeker wel criteria aanleggen maar of je daarop een bevredigend onder scheid tusse n voldoende goe d o f uitmunten d kun t make n is voo r on s d e vraag mij lijkt dat dit best kan als de vakontwikkelgroep nederlands voorstelt om de literaire theorie niet expliciet te toetsen maar te laten verwerken in de ove rige taken zie ik wel een criterium als impliciete of expliciete verwerking van literaire theorie ontstaan als de ene leerling een oppervlakkige reactie formuleert op een gelezen verhaal en de andere een die getuigt van nadenken zijn er voor een beetje competente leraar toch wel cijfers te geven tussen de 5 en de 9 op dit onderdeel criterium reactieniveau dat moetje dan natuur lijk van klas 4 naar klas 6 anders peilen als je je eisen duidelijk maakt en ze ook werkdijk stelt zodat niemand daar onderuit kan ben ik niet bang dat dit in de ogen van de leerlingen een deva luatie inhoudt van het literatuuronderwijs zoiets gebeurt toch ook in de uni versitaire curricula natuurlijk zal het dan ook wel eens voorkomen dat de beoordeling niet voldoet aan de ds van satisfactie waarop kandidaten voor een tentamen of werkstuk recht hebben maar dat is geen regel lijkt me kun je goede criteria ontwikkelen dan is er niets tegen om wel degelijk cijfers te ge ven maar alleen dan als de criteria helder en overtuigend zijn en door iedere geschoolde docent kunnen worden toegepast in de weergave van de plannen van de vakontwikkelgroepen door dautzenberg in de volkskrant van 27 april 1 1 klinkt een volstrekt fatalistische toon door hij ziet het hele literatuuronderwijs naar de donder gaan hangt alles op aan het aantal titels dat in de verschillende plannen genoemd is en kan zich een voudig niet voorstellen en hij is toch een ervaren en uitstekende docent en schoolboekenauteur dat er ook maar iets van terechtkomt 24 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt hoe troost jij de docent die zoals dautzenberg wil inleiden in betekenissen van de verschillende stromingen en de canon en die alleen dan literaire compe tentie als doel haalbaar acht dautzenberg heeft een schitterend boek geschreven over literatuur en kunst in hun cultuurhistorische context o m zijn boek systematisc h doo r te neme n ontbreekt de tijd maar ik vind wel dat boeken van deze aard en deze kwaliteit juist nu in alle klassen moeten liggen om geraadpleegd te worden als achter grondinformatie ik huldig de opvatting dat wat wij leerlingen in het literatuuronderwijs kun nen bieden niet gebaseerd is op het streven naar volledigheid maar een ini tierend karakter heeft je groeit als lezende mens door na je havo je vwo je academische studie misschien hoe zou ik anders na school als leraar duits hier ter plaatse een literair cafe durven leiden waarin voornamelijk neder landse schrijvers acte de presence geven het gaat er dus om dat we interesse losmaken bij leerlingen voo r literatuur in algemene zin dat vooral en als die belangstelling er eenmaal is komt de ordening in stromingen en tijdperken al naar behoefte vanzelf van de docent uit bezien telt die interesse evenzeer bijvoorbeeld of hij het accent legt op de oudere of de moderne literatuur daarnaast zullen we echt in de lessen zelf de bakens moeten verzetten heel belangrijk is het daarbij mijns inziens dat de lerarenopleidingen serieus werk maken van de scholing van leraren in opleiding en de nascholing van zittende docenten terzak e de culturele en kunstzinnige vorming ik denk ook in het bijzonder aan de letterenfaculteiten en hun aandeel in de lerarenopleiding het gaat tenslotte om de tweede fase het eerstegraadsniveau met name de jongere docenten weten veel minde r van de kunsten zelf de literatuur de culturele context waarin de kunsten geplaatst moeten worden daaraan zouden de oplei dingen aandacht kunnen schenken moet in het bijzonder voor culturele en kunstzinnige vorming niet een heel nieuwe studierichting gecreeerd worden als ik de eisen zie denk ik dat ze onmogelijk door de zittende docenten in de kunstvakken gegeven kunnen worden zij zijn sterk op de praktijk en het zelf maken van kunst georienteerd terwijl dat in ckv een bescheiden deel van de lesinhoud vormt cultuurge schiedenis en plaatsing van de kunsten in een cultuurhistorische context zijn zeker zo belangrijk daarvoor moest je vroeger op zijn minst op universitair niveau gestudeerd hebben maar docenten die de theorie en geschiedenis in hun bagage hebben missen dikwijls weer de greep op de praktijk voor nieuwe kunststudies zoals vergelijkende kunstwetenschap dat gestu deerd wordt aan diverse universiteiten vu amsterdam ku nijmegen ligt hier zeker wel een perspectief ze zullen de concurrentieslag aan moeten gaan met de bestaande studierichtingen van de talen in hogeschool e n universiteit en als de lerarenopleidingen van de talen het oog laten vallen op ckv zullen ze moeten concurreren met de lerarenopleidingen handvaardigheid tekenen muziek etcetera en dat niet alleen in de praktijk van de school zal men sto 25 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt ten op de nodige weerstand het is nu al moeilijk om docenten handvaardig heid en tekenen samen te brengen in het nieuwe vak beeldende vorming dal heeft volgens mij veel te maken met het feit dat men deze nieuwe com binatie tegelijkertijd heeft gebruikt om te korten op de lessentabel voor twee vakken met samen drie uur naar een vak van twee uur per week geen won der ik zou ook steigeren als schoolleider zul je voortdurend met de proble matiek van de taaktoewijzing te maken hebben of krijgen inderdaad ik houd voorlopig nog vas t aan mijn opvatting da t we literatuur verzorgen vanui t d e verschillend e tale n e n vervolgens voora l o p thema pogen binnen ckv de literatuur te verbinden met de andere kunsten je con stateert eerst hoe de vlag er nu bij hangt voo r ee n leerling i n bijvoorbeel d 4vwo bij duit s bezi g me t de romantiek bi j engel s me t modern e shor t stories bij nederlands in de middeleeuwen dan ben je toe aan onderlinge af stemming want de leerling mag nog zo intelligent zijn dit combineert geen mens een eerste stap is dus weet wat de collega doet en stem de lesinhouden af op elkaar een tweede stap is ordening door middel van thema s die leer lingen interesseren dan kun je weer wel door de hele cultuurgeschiedenis heen en weer schieten maar een verband moet er zijn die thema s zie ik ontwik keld worden in de vorm van projecten met aan de basis daarvan eisen met be trekking tot de literaire competentie zoals tijdens het nijmeegse congres van 1990 en in de bundel neem en lees 1992 is geformuleerd als elke docent talen en ckv zich realiseert wat de gemeenschappelijke eisen zijn op het terrein van de literatuurgeschiedenis de literaire theorie en de per soonlijke ontwikkeling en de afspraken over de bereikbaarheid daarvan bin nen het schoolcurriculum zij n gemaakt is he t een kwestie va n zorgvuldi g bewaken van de kwaliteit maken we het ons met zulk een politiek van afstemmen niet buitengewoon moeilijk wat is er eigenlijk tegen het voorstel van theo witte om dit af stemmen op elkaar over te slaan en de literaire vorming in handen te leggen van een beperkt aantal literatuurdocenten per school of eigenlijk want zo zegt hij het nog niet eens om tot een geintegreerd literatuuronderwijs te ko men mijn voornaamste argument daartegen is dat het voor de docent die zijn of haar literatuuronderwijs gaa t missen een echte verarming kan zijn heel d e operatie tweede fase zie ik als een verkapte bezuiniging watje e r ook aan ideeels naast zet ik zie veel liever dat in mijn school veel docenten neder lands moderne vreemde talen beeldende vorming muziek drama samen werken en dat allen met literatuur bezig zijn e n met name van ckv ver wacht ik dat het vak als breekijzer zal functioneren maar uit het project goede praktijk dat in 1995 door het platform kunstedu catie in het voortgezet onderwijs is uitgevoerd heb ik geleerd dat op dit moment de samenwerking tussen docenten nederlands en docenten kunstvak 26 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt ken bijna overal nul komma nul is de scholen waar zij beseffen iets met el kaar te maken te hebben zijn op een hand te tellen zo laat het verslag van dat project zien ook in de wereld van de kunstvakken heb ik nooit iemand over het vak literatuur horen praten als behorende tot de kunstvakken dat klopt natuurlijk alleen in het kader van de tweede fase moet men sa menwerken dat staat in de programma s er is sprake van een lainstmentor iemand die de leerlingen helpt om vorm te geven aan hun persoonlijk kunst pakket bezoek aan schouwburg keuze wereldliteratuur etcetera en je kunt dus als schoolleiding wel degelijk iemand vrijstellen om het kunstonderwijs en wat daarmee samenhangt te coordineren ik zou dat zeker doen ik denk dat de vrijblijvendheid waarover je spreekt niet meer mogelijk zal zijn zo n kunstmentor dat lijkt me iemand te zijn die op het brede terrein van de kunsten thuis is en hiervoor zou ik nu een opleiding al s de nieuwe aan de ku nijmegen vergelijkende kunstwetenschap ideaal vinden mits de afge studeerde over de nodige sociale vaardigheden beschikt hij of zij zou natuur lijk onderwijskundig genoe g geschoold moeten zijn om de programma s van de verschillende kunst en literatuurvakken in de gaten te kunnen houden en de afstemming die afgesproken is moeten kunnen bewaken als je het zo formuleert houdt dat de erkenning in van literatuuronderwijs als kunstonderwijs en daarmee is een einde gekomen aan de doelstellingenstrijd die we in de jaren 70 en 80 hebben gevoerd zie jouw eigen proefschrift zie het onderzoek van joost thissen en anderen met de anno 1988 verrassende uitkomst dat meer dan 90 van de docenten nederlands de ogenschijnlijk contradictoire doelstellingen leesplezier en cultuuroverdracht wilden combi neren zoals je aangeef t i n tsjip 6 1 wanneer je he t proefschrif t van gerar d de vriend bespreekt komt het daar wel op neer persoonsontwikkeling vi a es thetische ontwikkeling daarin ligt de legitimatie van het literatuuronderwijs maar natuurlijk met name voor de havo ook in de maatschappelijke invals hoek in de zin van socialisatie ingroeien in de samenleving niet conform de ideeen van de marxisten in de jaren zeventig het gaat mij vooral om de ontmoeting met de kunsten inclusief literatuur ik merk nu steeds hier op school dat leerlingen die tekenen niet in hun eind examenpakket hebben nauwelijks kennis maken met andere kunsten dan lite ratuur tijdens de literatuurles constateer ik dat leerlingen hee l vaa k geen beeld hebben van andere kunsten in een bepaalde periode en ik moet zeggen dat ik om dit tekort weg te werken hoge verwachtingen heb van culturele en kunstzinnige vorming wij zijn hier op school daarmee nog niet begonnen maar het zal groeien ach docenten hebben het druk en wachten pragmatisch als ze zijn armen over elkaar af tot de contouren van het nieuwe literatuur en kunstonderwijs wat scherper zijn geworden een duidelijke handleiding voor het leesdossier en de toepassing ervan zal mijns inziens wat dit betreft vee l ten goede doen keren ik zeg het nog maar eens 27 de moor vog mvt wil literatuuronderwijs dat leerlingen serieus neemt en de reacties hoe zijn die tijdens mijn lezingen voor omo tonen docenten zich wat benauwd over de vermindering van literatuurlessen in het havo maar ze zijn ook realistisch omdat we met de moderne vreemde talen kunnen clusteren komt het overleg daarover al op gang voor de tweede moderne vreemde taal hebben we lezen schrijven e n literatuu r bijeengehouden e n we l o m oo k binne n leze n e n schrijven literaire teksten een kans te geven maar docenten en scholen zijn daarin uiteraard vrij met name vragen docenten zich af in welke taal dit literatuuronderwijs gege ven moet worden mag het in de taal van het vak ja moet het in het neder lands nee maar het mag wel vooral bij jongere docenten merk ik verder een zekere openheid men ziet wel mogelijkheden het is alle kortingen op de lessentabel ten spijt niet alleen kommer en kwel tijdens ee n consultatiebijeenkomst i n utrecht kree g ik de vraag haast een verwijt wat moet dat nou met die persoonsontwikkeling dat kan toch geen doel zijn van het literatuuronderwijs ik vroeg toen aan de zaal wat men zag als het doel van dat onderwijs even was het stil maar meteen kwam esthe tische vorming en onmiddellijk daarna in feite persoonsontwikkeling ui t onderzoek weten we dat een van de doelen is praten over mensenlevens e n bestaan als bijdrage aan de persoonsontwikkeling de bezwaren tegen per soonsontwikkeling zie ik dan ook als incidenteel en niet als geldend voor het docentenkorps als zodanig in de verschillende voorstellen wordt aandacht geschonken aan de relatie tus sen literatuur en kunst in de les en literatuur en kunst buiten de school in het gewone leven zal ik maar zeggen zijn jullie daar in de praktijk al mee be zig niet bij de talen zozeer maar bij nederlands wordt de literatuur gekoppeld aan activiteiten buiten de school theater en concertbezoek een van onze neerlan dici ine pels weet daar alles van zie in het volgend nummer red zij laat leerlingen een werkstuk maken naar aanleiding van confrontaties of encoun ters met theater film of architectuur zo is ze min of meer ook bezig om de weg te bereiden voor culturele en kunstzinnige vorming maar wel o p basis van wat zij eigenlijk al deed voor iemand op het idee kwam van ckv watje vertelt ove r het project goede praktijk doet vermoeden dat er bij heel wa t scholen al aardig wat ervaring is op dit gebied leraren kunnen toch ook van elkaar leren dat merken wij binnen de omo scholen iedere keer opnieuw voor wie het somber inziet is er een troost het programma zoals we het nu gepresenteerd hebben zal niet van de eeuwigheid zijn eenjaar of vijf na in voering moeten we het opnieuw bekijken en voorts lijkt het me wezenlijk dat we met dit alles in de hand de zaak niet dicht timmeren dat de hele boel in beweging blijft 28