Verbreding van kwaliteit, van aanbod en van publiek? Over het centrale beleidsprobleem in ‘Cultuur als confrontatie’.

Publicatie datum: 1998-01-01
Collectie: 16
Volume: 16
Nummer: 3
Pagina’s: 45-50
kritiek commentaar beschouwing hugo verdaasdonk verbreding van kwaliteit van aanbod en van publiek over het centrale beleidsprobleem in cultuur als confrontatie 1 het beleidsprobleem het gesubsidieerde aanbod speelt onvoldoende in op veelsoortige smaken de zorg van de rijksoverheid voor kunst en cultuur heeft zich de afgelopen 25 jaar verbreed van het terrein van de kunsten naar dat van de cultuur de nota letterenbeleid 1988 zette deze verbreding in door de doelstelling van het kunstbeleid bevordering van kwaliteit te combineren met die van het mediabeleid ondersteuning van pluriformiteit pantser of ruggegraat 1995 de contourennota van aad nuis bevatte elementen van kunstbeleid mediabeleid taalbeleid en internationaliseringsbeleid cultuur als confrontatie 1999 de uitgangspunten nota van rick van der ploeg combineert eveneens beleid op verschillende terreinen dat van de kunsten de media de accommodaties enz een belangrijk oogmerk van de verbreding van het beleid is meer groepen aan cultuur deel te laten nemen overheidsbeleid probeert altijd maatschappelijke problemen op te lossen welk probleem staat centraal in cultuur als confrontatie de laatste jaren is het bewustzijn toegenomen dat het aanbod van kunst en cultuur een veelheid van smaken bedient niet alleen de aanwezigheid van etnische minderheden in ons land heeft aan dat bewustzijn bijgedragen de stijging van het opleidingsniveau van de hele bevolking heeft het publiek voor kunst en cultuur sterk uitgebreid dat grote publiek manifesteert zeer uiteenlopende voorkeuren cultuur als confrontatie wil het volgende probleem oplossen het culturele aanbod dat de rijksoverheid subsidieert weerspiegelt de huidige diversiteit van smaken onvoldoende het publiek dat gebruik maakt van het gesubsidieerde cultuuraanbod bestaat voor het overgrote deel uit goed opgeleiden en gesitueerden in de middelbare leeftijdsklasse schrijft de staatssecretaris p 1 dat kleine publiek waarvan de voorkeuren homogeen zouden zijn zorgt onherroepelijk voor een subsidieparadox de geringe vraag naar het gesubsidieerde aanbod maakt overheidssteun noodzakelijk maar tegelijkertijd twijfelachtig waarom iets subsidieren waar zo weinig vraag naar is p 5 hoe is het probleem ontstaan naar de mening van de staatssecretaris doordat kwaliteit zoals beoordeeld door experts die de overheid adviseren artistieke autonomie de specifieke ontwikkeling van een kunstdiscipline tot leidend principe maakt dat heeft geleid tot verlies van diversiteit van het aanbod met kennelijke instemming wordt uit het manifest een stimuleringsfonds voor culturele spiegel 16 1998 nr 3 45 50 diversiteit de volgende zinsnede aangehaald d e gesubsidieerde kunsten hebben zich opgesloten in een homogeen afwerend bastion waarin cultuurregenten de toon zetten p 4 een overeenkomstige stellingname tegen het smaakmonopolie van de deskundige adviseurs van de overheid vindt men in pantser of ruggegraat 2 doet het gesignaleerde probleem zich voor in vele sectoren van cultuur beleid berust altijd op de assumptie van maakbaarheid het wil succesvol ingrijpen om de gesignaleerde problemen op te lossen of dit zal lukken hangt af van de mate waarin men inzicht heeft in de oorzaken van de problemen en van de mate waarin men deze oorzaken weg kan nemen op de probleemanalyse die in cultuur als confrontatie wordt gepresenteerd valt af te dingen met name de suggestie dat de analyse voor vele zo niet alle sectoren van de cultuur geldt is onterecht ter onderbouwing van de stelling dat het gesubsidieerde cultuuraanbod vooral aansluit bij de voorkeuren van een klein hoog opgeleid en relatief oud publiek biedt bijlage 1 cijfers waaruit blijkt dat jongeren met een lage opleiding veel minder zijn gaan lezen dan ouderen die ook op hun leestijd hebben gekort ook tonen de cijfers een aanzienlijke uitval van jongeren onder de beoefenaars van amateurkunst bezoekers van musea en van de podiumkunsten in publiek gezocht amsterdam meppel boom 1997 ontvouwt hans blokland ideeen die sterk lijken op die van de staatssecretaris blokland wordt verschillende keren met instemming geciteerd in cultuur als confrontatie wat betreft de podiumkunsten met name het toneelaanbod verwijst blokland 1997 123 naar onderzoek waaruit zou blijken dat het aandeel van complexe voorstellingen veel groter is dan wat op basis van de voorkeuren van het publiek verwacht kon worden ik heb grote twijfels of de complexiteit van toneelvoorstellingen van leesmateriaal van schilderijen van muziek betrouwbaar kan worden gemeten for the sake of argument stop ik deze twijfels hier in de vrieskist ik neem aan eveneens for the sake of argument dat die overmaat aan complexe voorstellingen het gevolg is van de homogene smaak van de overheidsadviseurs die de voorkeuren van jongeren stelselmatig negeren deze analyse van de uitval van jongeren onder de bezoekers van toneel is zeker niet van toepassing op de reductie van de leestijd bij jongeren in leesgewoonten concluderen knuist en kraaykamp 1996 254 dat er vier oorzaken zijn van de teruggang van het lezen het opschuiven van lezen naar televisie kijken het overaanbod van lectuur de concurrentie van andere vrijetijdsbestedingen en de toename van complexe en belastende dagtaken de eerstgenoemde oorzaak is de voornaamste voor jongeren werden geen specifieke oorzaken behalve hun leeftijd aangevoerd naarmate men tot een jonger cohort behoort besteedt men minder tijd aan lezen er werd in het algemeen geen verband gevonden tussen het type lectuur serieus of verstrooiend en de verschuiving van lezen naar televisie kijken geen van de gevonden oorzaken heeft iets van doen met het bestaan van een homogeen en complex aanbod aan leesmateriaal dat een groot 46 publiek met diverse smaken afstoot integendeel de overvloed aan leesmateriaal bleek juist effect te hebben op de vermindering van leestijd het tijdschriftenaanbod rond de 80 titels en het boekenaanbod meer dan 18 000 titels zijn uitermate divers en lijken toegesneden op een grote verscheidenheid aan smaken 3 de huidige adviespraktijk heeft geen aantoonbaar negatief effect op de diversiteit van het aanbod aan cultuur in de nota wordt het te weinig pluriforme kwaliteitsoordeel van de deskundige adviseurs als de hoofdoorzaak van het probleem gezien dit is niet juist de voorgesteld remedie een bredere adviespraktijk die tot een diverser gesubsidieerd cultuuraanbod leidt lijkt onhaalbaar ik vind dat de tijd rijp is voor een flinke doorstroming in het bestel schrijft de staatssecretaris p 7 eerder p 3 stelt hij dat jonge theatermakers jonge beeldende kunstenaars en jonge componisten onvoldoende kansen krijgen over de oorzaken hiervan laat de staatssecretaris zich niet duidelijk uit zou de beoordeling door de zittende adviseurs met een te weinig pluriform kwaliteitsbesef een van de oorzaken kunnen zijn dit is het geval wanneer er grote aantallen projecten van jonge kunstenaars negatief worden beoordeeld de bijlagen van de nota verstrekken daar geen cijfers over vermoedelijk omdat jonge kunstenaars niet negatiever worden beoordeeld dan hun oudere meer gevestigde collega s verderop zal betoogd worden waarom het niet erg aannemelijk is dat de huidige beoordelaars van kwaliteit systematisch hele groepen aanvragers buiten de boot laten vallen de uitsluiting van nieuwelingen lijkt eerder een gevolg te zijn van de voorwaarden waaronder men ontvankelijk is als aanvrager die voorwaarden zouden kunnen inhouden dat men al lang als kunstenaar werkzaam en erkend dient te zijn om subsidie te kunnen ontvangen deze factor heeft niets van doen met de wijze waarop de adviseurs van de staatssecretaris kwaliteit beoordelen kwaliteit is en blijft het leidende subsidiecriterium in het cultuurbeleid zegt de staatssecretaris p 9 in navolging van de raad voor cultuur pleit hij voor een pluriform kwaliteitsbesef omdat een dynamische meerdimensionale opvatting van cultuur niet is te rijmen met een objectief en universeel kwaliteitsbegrip p 10 ik ga niet in op de vraag of er heden ten dage nog veel deskundigen zijn die vinden dat hun idee van kwaliteit objectief of universeel is ook laat ik de vraag buiten beschouwing of de concentratie op artistieke autonomie indien al vast te stellen bij de beoordeling van subsidieaanvragen leidt tot het hanteren van objectieve en universele kwaliteitsmaatstaven hoe komt in de visie van de staatssecretaris de gewenste verbreding van de kwaliteitsbeoordeling tot stand door de beoordelaars uit andere groepen te recruteren dan uit de groep professionals culturele minderheden horen in besturen 47 adviescommissies en raden p 19 ook jongeren zijn volgens de staatssecretaris zeer wel in staat om een kritisch en origineel oordeel over kunst te geven p 19 ten bewijze hiervan wordt de bekroning vermeld door de cjp jury van het nederlands danstheater dat gezelschap wordt overigens ook gewaardeerd door cultuurregenten de maatregel het aantrekken van adviseurs buiten de kring van professionals is eerder door aad nuis voorgesteld het streven is de groep beoordelaars qua samenstelling beter de bestaande diversiteit van smaken te laten weerspiegelen dan thans gebeurt dit is iets anders dan het streven beoordelaars te kiezen die ieder afzonderlijk een brede pluriforme smaak bezitten de staatssecretaris verwacht kennelijk dat de kwaliteitsbeoordeling van zo n brede groep adviseurs een gesubsidieerd aanbod oplevert dat diverser van samenstelling is dan het huidige dit lijkt mij niet goed mogelijk mijn stelling luidt dat men zeer bescheiden verwachtingen moet hebben van de mate waarin kwaliteitsbeoordelingen radicaal kunnen verschuiven mijn argument hiervoor luidt dat het beoordelen van kwaliteit grote beperkingen oplegt aan het volgen van de eigen smaak de consument heeft het voorrecht de eigen eventueel idiosyncratische smaak als leidraad te nemen degene die culturele kwaliteit beoordeelt heeft dat voorrecht niet de taak van een groep kwaliteitsbeoordelaars is om een serie projecten te rangordenen naar kwaliteit en over die rangordening overeenstemming te bereiken deze overeenstemming is alleen mogelijk wanneer de beoordelaars van mening zijn dat de kwaliteitsschaal waarop zij rangordenen homogeen is of deze homogeniteit gespecificeerd kan worden in de vorm van expliciete kwaliteitscriteria is hoogst twijfelachtig niettemin werken beoordelaars van culturele kwaliteit met het idee dat zij een homogene schaal hanteren waarom omdat zij van mening zijn dat kwaliteit een intrinsieke eigenschap is van het te beoordelen product en dat die kwaliteit of het gebrek aan kwaliteit aan de hand van specifieke eigenschappen van dat product valt vast te stellen ook deze overtuiging is aanvechtbaar maar beoordelaars van artistieke kwaliteit houden eraan vast iedere beoordelaar meent immers dat zijn of haar kwaliteitsoordeel steunt op eigenschappen van het beoordeelde product uit hoofde van deze overtuiging menen de beoordelaars dat de producten die zij rangordenen tussen de polen hoge kwaliteit en voldoende kwaliteit sterk overeenkomstige eigenschappen bezitten en zij menen dat producten die buiten de laatstgenoemde pool vallen waarvan dus onvoldoende kwaliteit of volledig ontbreken van kwaliteit wordt vastgesteld eigenschappen bezitten die deze producten aanzienlijk laten afwijken van de producten die voldoende of hoge kwaliteit bezitten zij kunnen echter geen expliciete kwaliteitscriteria aanvoeren dus ook niet aangeven dat deze criteria wel of niet toepasbaar zijn op specifieke eigenschappen van het beoordeelde product in de praktijk rijst de vraag welke criteria zijn gehanteerd vrijwel altijd wanneer er onvoldoende kwaliteit wordt vastgesteld daarom streven beoordelaars ernaar veel minder vaak negatief dan positief te adviseren en negatief te adviseren wanneer zij eigenschappen van het 48 product kunnen aanvoeren waarvan het verschil met positief beoordeelde producten evident kan worden geacht telefoonboeken kookboeken en etiquetteboeken worden niet in behandeling genomen door het fonds voor de letteren hun eigenschappen lijken evident zodanig te verschillen van die van literaire boeken dat hun iedere literaire kwaliteit kan worden ontzegd kan men zulke evident geachte eigenschappen niet aanvoeren dan is het van belang de producten die onvoldoende kwaliteit zouden hebben te binden aan de unanimiteit van de adviseurs of aan het oordeel van de overgrote meerderheid ook dit leidt er in de praktijk toe dat het aantal gevallen waarin onvoldoende kwaliteit wordt vastgesteld relatief klein blijft wanneer iedere beoordelaar strikt de eigen smaak volgt kan er moeilijk consensus ontstaan zo n beoordelaar zal tal van producten als van onvoldoende kwaliteit of als geheel verstoken van kwaliteit aanmerken zonder eigenschappen aan te kunnen voeren die voor de medebeoordelaars evident lijken het bereiken van consensus vergt dat men een groot aantal verschillende producten soortgelijke eigenschappen kan toekennen kwaliteitsbeoordelingen discrimineren dus aanmerkelijk minder extreem tussen producten dan smaakoordelen het bereiken van consensus over een ordening van producten naar hoge tot voldoende kwaliteit veronderstelt een aanzienlijke mate van breedheid bij de beoordelaars er is nog een aspect van de beoordeling van culturele kwaliteit dat radicale verschuivingen tegengaat mettertijd zal er een patroon ontstaan in de beoordelingen over sommige producten van bepaalde makers zal het oordeel in de loop des tijds minder fluctueren dan over de producten van andere makers zelfs bij een zeer frequent roulement van de beoordelaars zullen dergelijke patronen ontstaan afwijkingen van deze patronen zullen geleidelijk optreden naarmate zij radicaler zijn vergen zij meer tijd ingrijpende wijzigingen op de korte termijn vereisen namelijk de aanwezigheid van een groot aantal producten waarvan het verschil met de tot dusverre positief beoordeelde producten zo aanzienlijk en zo evident geacht kan worden dat de laatstgenoemde categorie grotendeels als van onvoldoende kwaliteit moet worden aangemerkt zo n situatie zal zich hoogst zelden voordoen betoogd is al dat de beoordeling van culturele kwaliteit weinig radicale discriminatie tussen producten mogelijk maakt de staatssecretaris toont zich afkerig van verworven rechten gegroeide gewoonten en gevestigde belangen p 7 het uitbannen van deze zaken zal er niet toe leiden dat kwaliteitsbeoordelingen radicaal zullen veranderen tenslotte worden beoordelaars van kwaliteit op hun beurt beoordeeld ook dit maakt dat verschuivingen in de beoordeling van kwaliteit slechts geleidelijk plaats zullen vinden veel culturele producten worden door uiteenlopende gremia gewogen een literair boek door besprekers in dag en weekbladen jury s van literaire prijzen adviescommissies van subsidieverlenende instellingen organisatoren van festivals de recensiedienst van de openbare bibliotheken enz het culturele aanbod bedient zeer uiteenlopende smaken tussen en binnen de beoordelingscircuits bestaan zeer diverse opvattingen over kwaliteit niettemin presenteren sommige gremia zich meer 49 dan andere als hoeders van kwaliteit zeker de gremia die de staatssecretaris adviseren dan is het van belang dat er een zekere convergentie is tussen de keuzes van beoordelaars die zeggen zich sterk te maken voor kwaliteit wordt deze convergentie te gering geacht dan kan vanuit het ene gremium de legitimiteit van de keuzes in een ander gremium worden aangevochten er ontstaat een groot probleem wanneer de legitimiteit van het oordeel van de adviseurs van de staatssecretaris onder vuur komt te liggen natuurlijk is de legitimiteit van diens cultuurbeleid uiteindelijk van politieke aard dus afhankelijk van de instemming van de tweede kamer de kwaliteitsoordelen van zijn adviseurs vormen de hoeksteen van de uitvoering van zijn cultuurbeleid de legitimiteit van deze oordelen is echter niet van politieke aard die oordelen zijn immers gedelegeerd aan adviseurs die geen politieke verantwoordelijkheid dragen voor het cultuurbeleid 50