Publicatie datum: 1992-01-01
Auteur: Albert Kamer
Collectie: 10
Volume: 10
Nummer: 2
Pagina’s: 93-102
Documenten
albert kamer verkenners met druiventros een bespreking van l r lentz en h van tuijl het leerplan in nederland een studie naar vorm inhoud en functie van het leerplan voor het primair onderwijs instituut voor leerplanontwikkeling enschede 1989 1 inleiding in oktober 1989 hebben twee gezworen kameraden hun samenwerking in een project een produktieve en vrolijke periode lentz van tuijl 1989 blz 6 voltooid met een gezamenlijke promotie op een dissertatie het leerplan in ne derland de beide onderzoekers hebben steeds lot de kernbemanning behoord van het slo project taalvaardigheid in de basisschool door en over dit project is in spiegel meer dan eens geschreven dat lijkt al voldoende reden om aan dit boek hier een late bespreking te wijden een tweede reden ligt in het thema van de studie zelf het schrijven van leerplannen dat is immers een belangrijk element in de retoriek van het onderwijs 2 beschrijving de dissertatie stelt drie vragen aan de orde 1 welke functie s moet het schoolwerkplan vervullen 2 wat moet de inhoud van het schoolwerkplan zijn 3 aan welke tekstkenmerken moet het schoolwerkplan voldoen o c blz 9 op deze vragen hebben de beide onderzoekers een antwoord gezocht in vier onderzoeken de verslaglegging daarvan in deel ii is de kern van hun dissertatie daarvoor dus in het eerste deel worden het onderwijskundig en taalwetenschap pelijk kader van de onderzoeken beschreven hel proefschrift wordt afgesloten met een derde deel het behelst een nadere analyse van de belangrijkste bevindin gen uit de onderzoeken en een hoofdstuk conclusies en aanbevelingen een dissertatie met een duidelijke structuur dus het boek is bovendien vlot en behoorlijk accuraat geschreven en gedrukt en de auteurs hebben hun teksten gelardeerd met veel samenvattende schema s voor de leesbaarheid van het boek dan ook niets dan lof in de inleiding consulteren lentz en van tuijl dat bij de introductie van het schoolwerkplan in het basisonderwijs2 noch bij de beleidsmakers noch bij de ondersteuners van deze innovatie een heldere visie op de lunctie van dit document spiegel 10 1992 nr 2 93 102 bestaan heeft en dus ook niet op de eisen waaraan het zou moeten voldoen het kan niet anders of dit gebrek aan visie doet afbreuk aan het functioneren van het schoolwerkplan in de basisscholen de vraag naar de functie van een tekst en zijn kenmerken is een vraag van de tekstwetenschap de onderzoekers constateren dat deze vraag voor wat schrifte lijke teksten betreft nog nauwelijks in de jonge tekstwetenschap aan de orde is geweest hun studie concluderen ze is dus op dit gebied een terreinverkenning die bouwstenen moet opleveren voor een tekstwetenschappelijke theorie en analysemethode o c blz 39 de auteurs geven dus een alleszins aanvaardbare rechtvaardiging van het belang van hun studie je kunt zelfs spreken van niet geringe pretenties een teken aan de wand voor wat je werkelijk verwachten mag is wellicht dat de onderwijskundige rechtvaardiging van hun werk zo n twintig pagina s beslaat en de tekstweten schappelijke niet meer dan zeven van de vier onderzoeken in deel ii is het eerste gericht op de vraag welke functies inhoud en tekstkenmerken de voorgangers van het schoolwerkplan hadden dit onderzoek is het meest uitgebreide van de vier3 en bestaat zelf weer uit vier deelonderzoekjes in het eerste ervan wordt nagegaan welke eisen de wet van 1878 aan het eerste verplichte schoolwerkplan stelde het tweede beschrijft als case study de geschiedenis van het leerplan van de openbare scholen in utrecht vanaf 1875 het derde stelt drie landelijk bekende leerplanmodellen in het licht die de overgang van het leerplan naar het schoolwerkplan zouden markeren en het laatste is lexicografisch wat bevatten sommige woordenboeken tussen 1872 en 1985 onder het lemma leerplan voor een samenvattende beschrijving van de drie volgende onderzoeken volg ik gemakshalve de auteurs het tweede is gericht op modellen die in de overgangsperiode 1976 1987 verschenen zijn met het doel basisscholen te helpen bij het opstellen van een eigen schoolwerkplan wij analyseren deze modellen op uitspraken over functies inhoud en tekstkenmerken van het schoolwerkplan de meest genoemde functies blijken plannen informeren en verantwoorden het derde is gericht op de betrokkenen uit de praktijk leerkrachten schoolbege leiders en inspecteurs we hebben hun een concrete schoolwerkplantekst voorge legd waarover zij oordelen uitspreken wij analyseren de protocollen van hun gesprekken op uitspraken over functies en tekstkenmerken van het schoolwerk plan daaruit blijkt dezelfde prioriteit voor de drie genoemde functies een uitgewerkte lijst met tekstkenmerken is een ander resultaat het vierde is een enquete onder leerkrachten die bevraagd worden op hun ideeen over en erva ringen met het schoolwerkplan als leerplandocument hierin beperken wij ons tot de drie genoemde functies de meerderheid van de leerkrachten kiest voor een combinatie van die functies in het derde en laatste deel van hun dissertatie confronteren ze hun bevindingen uit de vier onderzoeken aan tekstwetenschappelijke literatuur ter nadere analyse 94 van die resultaten tenslotte geven ze in de vorm van aanbevelingen hun visie op hoe het verder moet met het schoolwerkplan in de basisschool deze samenvatting valt noodgedwongen wat lang uit ze bewijst daarmee in ieder geval dat lentz en van tuijl hun proeve van wetenschappelijke bekwaamheid op een ruim terrein tekstwetenschap historische en leerplankundige onderwijskunde hebben willen afleggen de lezer krijgt heel wat informatie aangeboden over een onderwerp dat de auteurs van veel kanten bekeken hebben 3 over de afzonderlijke onderzoeken het verslag van het historisch onderzoek heeft mij het meest bevredigd vooral omdat het laat zien dat de problemen die de schoolwerkplanontwikkeling en in voering vandaag de dag bemoeilijken niet nieuw zijn maar al dateren van het moment dat overheden hun scholen voor het eerst verplicht hebben een eigen leerplan te hebben vragen naar de gewenste functie van zo n leerplan naar de vorm en inhoud ervan blijken al vanaf minstens 1880 actueel en de factoren die hun beantwoording bemoeilijken zijn ook nog steeds dezelfde vooral het dilemma tussen de autonomie van de onderwijsgevende n als professional s enerzijds en de competentie van de regelgevende overheid als hoedster van maatschappelijke belangen wordt op dit historisch toneel duidelijk neergezet de presentatie suggereert bovendien niet dat de problemen onoplosbaar zijn omdat ze oud zijn een gedachte die ander historisch onderzoek van onderwijs nogal eens aan mij opdringt een winstpunt van dit hoofdstuk is bovendien dat het een helder onderscheid maakt tussen twee typen van voorbeeld leerplannen het structuurmodel en het ideaalmodel het eerste is leeg dat wil zeggen bevat eigenlijk niet meer dan vragen die de school moet beantwoorden of titels van paragrafen bijvoorbeeld vanuit welke visie op taalgebruik organiseren we het onderwijs in spelling of spelling en taalgebruik het structuurmodel wordt verondersteld het leerplanden ken van onderwijsgevenden te bevorderen ze moeten immers op zoek naar invul ling het ideaalmodel is gevuld met ideaal onderwijs het geeft dus het antwoord of in ieder geval een antwoord dat als norm geldt en wordt veronder steld bedreigend en verlammend te zijn als het ideaal ver van de praktijk af staat o c blz 106 over de wijze waarop het onderzoek is aangepakt zal ik als niet historicus de discussie met de auteurs niet aangaan slechts op een enkel punt zou ik meer verantwoording of toelichting gewenst hebben zo wordt zonder motivering gemeld dat men geen onderzoek heeft gedaan naar een aantal leerplannen synchroon aan de utrechtse elders ontstaan in de eerder gegeven en plausibele verantwoording van de keuze voor een case study van de utrechtse leerplange schiedenis had dit punt aan de orde moeten komen vind ik 95 een klein gemis is ook dat de tekst van dit hoofdstuk geen bewijs biedt voor de later herhaaldelijk o c blz 132 235 en 274 gedane bewering dat de behoefte aan nieuwe leerplannen in de jaren zestig en zeventig gevoed is door onder wijskundige kritiek op het niet functioneren van het oude leerplan dit gemis valt te meer op doordat de auteurs zelf in hun op een na laatste hoofdstuk o c blz 235 het volgende opmerken in de jaren zestig en zeventig van deze eeuw groeit de kritiek vanuit de onderwijskunde op het leerplan zonder dat er empi rische bewijzen worden geleverd ontstaat er een consensus over de stelling dat het leerplan geen functie meer vervult het tweede onderzoek dat naar de modellen van schoolwerkplannen zou ik graag veel meer uitgewerkt gezien hebben het historisch onderzoek maakt je weliswaar sceptisch over het vermogen van beleidsmakers en andere innovatoren om de problemen te voorzien die zij bij onderwijsgevenden oproepen door de eis een eigen leerplan te maken maar toch moet dat vermogen voorzover aanwezig in deze modellen manifest worden zo niet hier waar dan wel en als het niet zicht baar te maken valt omdat het er echt niet is dan wil ik deze afwezigheid degelijk aangetoond zien aan dat laatste schort het volgens mij we horen namelijk dat de analyse via de inhoudsopgaven o c blz 129 is uitgevoerd dus veronderstel ik is er niet geanalyseerd als de inhoudsopgave daartoe geen aanleiding gaf zekerheid daarover biedt de tekst overigens niet op blz 139 wordt gesproken over de verborgen plaats van tekstkenmerken een formulering die moeilijk met een vermelding in een inhoudsopgave te rijmen valt de onderzoekers lijken in ieder geval alleen naar expliciete uitspraken in de documenten over functies inhoud en tekstkenmerken gezocht te hebben ze hebben niet geprobeerd door interpretatie opvattingen uit de teksten af te leiden vooral als men eerst een onderscheid maakt in ideaal en structuurmodellen is deze beperkte wijze van zoeken niet goed te verdedigen immers ideaalmodellen zullen bijna zeker alleen door interpretatie opvattingen over functies e d prijsgeven de beperking in het zoeken lijkt begrijpelijk als we kijken naar het aantal geinventariseerde modellen twintig in het totaal 3000 bladzijden zeggen de onderzoekers op bladzijde 129 4 maar hadden lentz en van tuijl geen criteria kunnen bedenken om de analyse beredeneerd tot enige modellen te beperken en dan minder globaal uit te voeren bijvoorbeeld een beperking naar verspreidings graad of naar beschikbaarheid van evaluatiegegevens over het gebruik van een model of naar de herkomst van de modellen educatieve uitgevers regionale schoolbegeleidingsdiensten met gelegenheid tot implementatie van hun model of landelijke verzorgingsinstellingen of naar onderscheid in de aard van de modellen een onderscheid dat ons in het hoofdstuk daarvoor zo mooi gepresen teerd is het derde onderzoek behelst de analyse van protocollen van groepsdiscussies die hebben de onderzoekers op een zeker moment georganiseerd tussen leerkrachten 96 schoolbegeleiders en gemeentelijke inspecteurs de rijksinspectie liet het afwe ten in de discussie stond de beoordeling van een schoolwerkplantekst centraal zoals lentz en van tuijl zelf ook constateren o c blz 192 levert deze analyse heel weinig op de oorzaak daarvan zeggen de onderzoekers kan gelegen zijn in de toevallige samenstelling van de drie groepen deskundigen een even plausibele oorzaak lijkt mij de opzet van de gesprekken zelf te zijn elkaar vrijwel vreemde gesprekspartners voeren op verzoek van een derde en op het gladde ijs van een erkend moeilijk thema een discussie die hen zelf tot niets verplicht de deelnemers zoeken geen confrontatie en vermijden conflicten o c blz 159 een bewijs uit het ongerijmde dat de waarheid doorgaans uit de botsing der meningen geboren wordt eigenlijk zit de winst van dit onderzoek vooral in de instrumenten die de onder zoekers geconstrueerd hebben ten behoeve van de protocolanalyse een nieuwe categorisering van de vele functies en kenmerken die ze in hun tweede onderzoek geinventariseerd hebben deze categorisering maakt overigens niet de of een mogelijke samenhang zichtbaar van functies en kenmerken levert het laatste onderzoek daarover iets op in hun vierde onderzoek hebben lentz en van tuijl door een schriftelijke enquete leraren van basisscholen gevraagd welke functies zij toekennen aan hun eigen schoolwerkplan welke inhoud hun schoolwerkplan heeft en hoe hun schoolwerk plan eruit ziet daarnaast onderzoeken we of de functies van waaruit de leerkrach ten hun schoolwerkplan schreven gevolgen hebben voor de gerealiseerde inhoud en tekstkenmerken van het schoolwerkplan de hoofdvraag van dit onderzoek levert diverse interessante gegevens op waarvan ik hier bij wijze van smaakmaker iets zal onthullen een redelijk grote groep 29 van de respondenten ak heeft voor dit karwei het schrijven in teamverband van het schoolwerkplan ak 5 6 jaar nodig gehad toch zegt de helft van alle respondenten dat zij het schrij ven van het schoolwerkplan positief beoordeelt o c blz 231 de nevenvraag naar de relaties van functies en tekstkenmerken blijft onbeantwoord de wezenlij ke oorzaak daarvan is dat de ondervraagden in overgrote meerderheid gedacht en gewerkt zeggen te hebben vanuit de wenselijkheid van meerdere functies en doelgroepen voor hun schoolwerkplan daardoor zijn duidelijke verbanden tussen bepaalde functies en doelgroepen enerzijds en bepaalde tekstkenmerken ander zijds niet als een op eenrelaties zichtbaar te maken 4 de afsluitende hoofdstukken in de verschillende deelonderzoeken is vrijwel steeds aan het licht gekomen dat betrokkenen aan het leerplan van de school meerdere functies toekennen in hoofdzaak drie plannen verantwoorden en informeren en het document dan ook voor meerdere doelgroepen bestemd achten in tekstwetenschappelijke literatuur met name in de beschrijving van het fenomeen festlegungstexte van viehweger 97 en spies 1987 hebben lentz en van tuijl aanknopingspunten gezocht en gevonden om deze meervoudige doel en publiekgerichtheid van het schoolwerk plan nader te analyseren dat levert een van de interessantste hoofdstukken van het boek op waarin de door velen gewenste polyfunctionaliteit van het document schoolwerkplan een bijna onmogelijke pretentie blijkt deze analyse zou ten minste voor leerplanontwikkelaars onderzoekers en ondersteuners op dit terrein verplichte lectuur moeten zijn in het slothoofdstuk geven de auteurs een terugblik op de recente geschiedenis van het schoolwerkplan ze leveren daarin stevige kritiek op de verschillende hoofdrolspelers in dit historisch drama die kritiek lijkt mij na de voorgaande hoofdstukken meer gefundeerd dan sommige van de aanbevelingen die erop volgen en die het taaie ongerief van de nederlandse onderwijswerkelijkheid lijken te ontkennen 5 een afsluiting van het project taalvaardigheid nog vrij recent heeft henk blok 1990 gesteld dat het project taalvaardigheid in de basisschool te weinig door onderzoek geschraagd is een reden te meer om na te gaan hoe lentz en van tuijl zelf de relatie leggen tussen hun promotie onder zoek en hun eerdere werk in hun woord vooraf beschrijven ze hun projectactiviteiten als aanleiding tot hun onderzoek de aanleiding voor deze studie vonden we in onze praktijk als leer planontwikkelaars bij de slo wij hebben menige school begeleid in het proces van schoolwerkplanontwikkeling gaandeweg groeide bij ons een gevoel van onbehagen over de vraag wat de school eigenlijk met het schoolwerkplan geacht werd te doen welk doel hadden die vele vele uren van vergaderen en schrijven vragen waar wij misschien wel vaak antwoord op gegeven hebben maar met een gevoel van grote twijfel o c blz 5 in de inleiding komt de relatie nog een keer aan de orde wij waren dus actief betrokken bij de vernieuwing van het basisonderwijs en de schoolwerkplan ontwikkeling daarvoor die verbinding tussen schoolwerkplanontwikkeling en vernieuwing staat echter in deze studie niet centraal de afsluiting van het project taalvaardigheid in de basisschool had plaats in 1988 wij verrichtten een studie naar functies inhoud en tekstkenmerken van het schoolwerkplan als afronding van het project voor deze afronding verwisselden wij onze rol van leerplanontwikkelaar voor die van leerplanonderzoeker o c blz 9 na het lezen van de dissertatie interpreteer ik de op een na laatst geciteerde zin als wij hebben na die afsluiting een studie verricht etc anders gezegd deze studie staat los van het eigenlijke projectwerk bij deze suggestie of interpretatie sluit de laatste zin van het citaat logisch aan in het verdere verhaal speelt het verleden van de auteurs inderdaad geen rol van betekenis meer5 de vraag of de twee rollen van onderzoeker en ontwikkelaar wel zo moeten of zelfs kunnen worden gescheiden als lentz en van tuijl suggereren laat ik hier 98 onbesproken er zijn in ieder geval ook gerenommeerde ontwikkelaars die daar anders over denken goffree 1985 de historische werkelijkheid is trouwens ook bij lentz en van tuijl niet in overeenstemming met de leer zoals iedereen kan vaststellen aan de oorspronkelijke uitgave van de katernen lentz van tuijl 1982b waarin elementen van het derde onderzoek gepubliceerd zijn ik betreur het dat de onderzoekers van hun eigen verleden als object van weten schappelijk onderzoek afstand nemen want de auteurs lijken aan het einde van hun project aanzienlijk anders te denken over het schoolwerkplan in relaue tot het taalonderwijs dan aan het begin van hun drukke en vrolijke periode een be schrijving van hun gedachtenontwikkeling in de loop van het project zou hun studie als bijdrage tot de contemporaine geschiedschrijving van de leerplanontwik keling volgens mij nog aanzienlijk waardevoller gemaakt hebben dan ze nu geworden is de evolutie in hun denken laat zich aflezen uit de volgende gegevens in de eerste publikatie van het project taalvaardigheid in de basisschool lentz van tuijl 1982 blz 12 rechtvaardigen de auteurs een belangrijke doelstelling van hun project het ontwerpen van een structuur voor een deelschoolwerkplan taal die bruikbaar is voor scholen die hun onderwijs thematisch willen inrichten als volgt er bestaat een reeel gevaar dat scholen die een eind op weg zijn in hun vernieuwing namelijk naar thematisch onderwijs ak een terugslag zullen ondervinden wanneer zij structuren of modellen voor schoolwerkplannen gebrui ken die niet met hun veranderende praktijk meegegroeid zijn maar in hun laatste gezamenlijke werkstuk stellen ze dat het ordeningsprobleem van de school vooral de verdeling van de leerstof over de klassen betreft en in veel mindere mate de verhoudingen tussen de vakken onderling en de verhouding tussen thema s en cursussen o c blz 122 hun eerste publikatie uit 1982 eindigt met een poging een structuur voor een deelschoolwerkplan taalonderwijs te geven in 1987 publiceren ze in hun katernen een nieuw structuurmodel onder de titel vragen en richtlijnen voor het school werkplan taal maar de laatste aflevering van de katernen bestaat uit een leerplan nederlandse taal voor de basisschool dat als ideaalmodel gekarakteri seerd moet worden in het licht van deze laatste projectpublikatie verbaast het mij dat de auteurs in hun dissertatie tot twee keer toe blz 106 en 126 de innovatieve waarde van een ideaalmodel negatief taxeren vermoedelijk is het ook hun blijkbaar gegroeide scepsis over de mogelijke betekenis van het schoolwerkplan zie het citaat hiervoor die ertoe heeft geleid dat in de herdruk van de katernen de twee ru brieken over het schoolwerkplan zijn weggelaten de tenminste formele6 terzijdestelling van de eigen geschiedenis wreekt zich ook in het laatste hoofdstuk discussie en aanbevelingen daarin wordt stevige kritiek geleverd op de rol die het eigen instituut in de recente geschiedenis van het schoolwerkplan gespeeld heeft maar de onderzoekers hadden hier vanuit hun eigen historie mogelijke oorzaken van dit falen kunnen beschrijven niet als 99 verontschuldiging maar als verklaring tot interne lering en misschien extern leed vermaak lentz en van tuijl geven geen motivering van hun besluit om niet de eigen projectactiviteiten tot object van onderzoek te maken deze verklaring hebben ze misschien al eerder gegeven in een artikel in spiegel lentz van tuijl 1988 want daarin zeggen ze terecht dat het bij de aanvang van hun project nog geens zins een slo traditie was om ontwikkelwerk en onderzoek systematisch te ver binden en in hun eigen behoefte aan onderzoek speelde die aan formatieve evaluatie blijkens dat zelfde artikel geen hoofdrol aan het einde van het project kan er daardoor onvoldoende of onvoldoende mooi zie hierna materiaal gelegen hebben om een dissertatie uit te construeren henk blok heeft het project taal vaardigheid in zijn al gememoreerde artikel uit een oogpunt van onderzoek zelfs een gemiste kans genoemd het proefschrift van lentz en van tuijl geeft hem paradoxaal genoeg in zekere zin gelijk maar dat mag het duo zeker niet worden aangerekend het is eerder de schuld van de zogenoemde professionele verzui ling in de nederlandse onderwijsverzorging die de activiteiten onderzoek en ontwikkelen kunstmatig gescheiden houdt misschien is er nog een verklaring voor de keuze van een zijpad die lentz en van tuijl gemaakt hebben dat zijn dan de mores van het wetenschappelijk onderzoek zelf of althans van de wijze waarop daarover gewoonlijk verslag gedaan wordt zo n verslag moet het onderzoek bij voorkeur als een logisch geheel presenteren als een denk en experimenteerproces waarin het toeval laat staan een dwaze inval van de onderzoeker vrolijke periode of niet geen rol heeft gespeeld lezers van onderzoeksverslagen worden veelal geconfronteerd met het klein heelal van het onderzoek om een titel van de dichter keuls te varieren lentz en van tuijl houden deze schone schijn van een hermetische wereld ook in hun proefschrift in stand sommige passages waarin de verschillende hoofdstuk ken onderzoeken aaneengesmeed worden kan ik althans niet anders lezen dan als pogingen om zo n gesloten wereld te creeren het eerder gememoreerde artikel in spiegel 1988 maakt duidelijk dat een wetenschappelijke beschrijving van de eigen projectgeschiedenis nooit zo n waterdicht verhaal had kunnen opleveren zijn ze er daarom wijselijk maar niet aan begonnen 6 waardering behalve kritische kanttekeningen heb ik hiervoor ook positieve waardering voor de dissertatie geuit ik hoop dat de lezers vooral die laatste niet ontgaan zal want mijn eindoordeel over deze studie is zeker positief daar is allereerst het belang van het thema zoals omschreven in de eerder geciteerde drie vragen ze zijn aanduidingen van thema s waarvan je je na de lezing van deze studie afvraagt waarom ze niet eerder systematisch en vanuit deze combinatie van gezichtspunten onderwijskundig en tekstwetenschappelijk zijn aangepakt dat op de drie vragen antwoorden komen die als voorlopig en fragmentarisch gekarakteriseerd moeten 100 worden doet aan het belang van de themakeuze niets af zo min als mijn onredelijk verlangen naar een anders gerichte uitwerking van de onderzoeksvra gen dat doet de tekstwetenschapper komt veronderstel ik met deze studie minder aan zijn trekken dan de onderwijskundige deze laatste krijgt ruim waar voor zijn geld zeker als hij niet uitsluitend geinteresseerd is in wat heet keiharde onderzoeksre sultaten en in ieder geval moet dit boek verplichte lectuur zijn voor iedereen die wil meepraten in de discussie over de zin van het schoolwerkplan die door evaluatie onderzoek naar het functioneren van de wet weer is aangewakkerd trouwens sommige van deze discussianten hebben al leentjebuur bij lentz en van tuijl gespeeld8 twee verspieders hebben een goeddeels onbekend terrein verkend misschien hebben ze een minder grote druiventros gevonden dan ze zelf gehoopt hadden hun laatste hoofdstuk roept bij mij dat vermoeden op maar de tros die ze ons tonen is voor mij mooi en groot genoeg noten 1 zelf ben ik als hoofd van de slo afdeling waarin dit project zijn plaats had geruime tijd bij het werk van de auteurs betrokken geweest maar in de fase dat zij definitieve plannen voor hun dissertatie maakten en die uitvoerden had ik daarmee niet meer te maken 2 voor niet ingewijden in het nederlandse onderwijs de volgende achtergrond informatie in 1985 heeft de rijksoverheid na jaren van voorbereiding een nieuwe wet op het basisonderwijs ingevoerd het belangrijkste element van d e nieuwe wet was dat daarin het vroegere kleuteronderwijs leeftijd 4 6 en het oude lager onderwijs leeftijd 6 12 werden samengesmolten tot basisonderwijs vooral om deze integratie te bevorderen legt de wet aan scholen de verplichting op zelf hun leerplan te schrijven met inachtneming natuurlijk van een aantal voorschriften die de wet geeft dat leerplan heet in de wet schoolwerkplan 3 als indicatie voor de lezer het beslaat ongeveer tachtig bladzijden tegenover de drie andere samen ruim honderd 4 die twintig modellen werden alle gemaakt tussen 1976 en 1987 de meeste door ondersteunende instellingen ondoelmatigheid lijkt hier de prijs voor de vrijheid van onderwijs en van ondernemen 5 het sterkste bewijs levert de volgende passage de vraag welke inhoud achten de deelnemers van belang is dus volledig bepaald door de focus op dit leergebied de beantwoording zou dus inzicht geven in de vraag wat de deelnemers voor het taalonderwijs van belang vinden in het kader van het schoolwerkplan en die vraag is in deze studie niet aan de orde o c 156 6 zie mijn eerdere opmerking over het derde hoofdstuk 101 7 de formulering van de vragen verraadt trouwens al opzet of niet dat wetenschappelijk onderzoek de antwoorden toch niet kan geven omdat er naar normatieve antwoorden gevraagd wordt 8 zie met name donkers 1990 en radstake 1990 met deze verwijzing geef ik meteen aan dat lentz en van tuijl in ieder geval ook in eigen slo kring wat wakker gemaakt hebben bibliografie blok h 1990 taalvaardigheid in de basisschool een aardige grabbelton een bespreking van lentz l en tuijl h van red taalvaardigheid in de basisschool katernen in spiegel 8 1990 2 81 85 donkers b 1990 schoolwerkplan papieren tijger in jeugd in school en wereld maandblad voor basisonderwijs speciaal onderwijs en opleiding 75 1990 4 4 6 goffree f red 1985 onderzoek en leerplanontwikkeling ten behoeve van het rekenwiskundeonderwijs op de basisschool enschede slo studies in leerplanontwikkeling 2 lentz l h van tuijl 1982a taalvaardigheid in de basisschool een orientatie op theorie innovatie en leerplanontwikkeling enschede slo lentz l h van tuijl 1982b taalvaardigheid in de basisschool katernen enschede slo 3 dln lentz l h van tuijl 1988 onderzoek en ontwikkeling in het project taal vaardigheid in spiegel 6 1988 2 87 100 lentz l h van tuijl 1989 het leerplan in nederland een studie naar vorm inhoud en functie van het leerplan voor het primair onderwijs enschede slo radstake h 1990 het schoolwerkplan in het voortgezet onderwijs in school opinieblad voor de onderwijspraktijk xviii 1990 8 36 40 viehweger d g spies 1987 struktur illokutiver handlungen in anord nungstexten in studia grammatica w motsch red 25 1987 satz text sprachliche handlung manuscript aanvaard 29 augustus 1991 102