Binnen de cognitieve psychologie is ‘probleemoplossen’ een centraal begrip. Men gaat er binnen de cognitieve psychologie vanuit dat individuen op een strategische wijze gebruik maken van informatie die zij hebben om problemen op te lossen (Bochardt, 1984). Flower en Hayes (1980) hebben dit probleemoplossingsparadigma toegepast op het schrijven van teksten en hebben schrijven hierdoor getypeerd als een cognitief probleem dat de schrijver op de één of andere manier moet oplossen. De klassieke schrijfprocesmodellen representeren schrijven zodoende als een probleemoplossingsproces (Bereiter & Scardamalia, 1987; Flower & Hayes, 1980). Deze schrijfmodellen oriënteren zich vooral op de meta-cognitieve denkprocessen van schrijvers. Daarbij gaan ze ervan uit dat kennis expliciet is opgeslagen in de vorm van proposities en dat die kennis opgehaald kan worden uit het langetermijngeheugen om vervolgens bewerkt te worden ten behoeve van de retorische doeleinden van de schrijftaak. De probleemoplossingsmodellen schrijven het ontwikkelen van begrip door schrijven toe aan deze strategische denkprocessen, zoals het stellen van retorische doelen en het transformeren van discursieve kennis.
Bereiter en Scardamalia (1987) hebben binnen dit paradigma een cognitief schrijfprocesmodel ontworpen dat de ontwikkeling van schrijvers beschrijft. Daarin onderscheiden zij een zogenaamd knowledge-telling processen en een zogenaamd knowledge-transforming proces. Het knowledge -transforming proces wordt geoperationaliseerd als het proces van ervaren schrijvers waarbij men ervan uitgaat dat er een constante wisselwerking is tussen een inhoudelijke en retorische probleemruimte. Het idee is dat schrijvers – wanneer ze het knowledge-transforming proces gebruiken – gedachten en ideeën verschillende malen verwerken voordat ze op papier gezet worden waarbij ideeën uit de inhoudelijke probleemruimte worden geëvalueerd in de retorische probleemruimte. Bij de verwerking van de informatie wordt zowel aandacht besteed aan de inhoudelijke kant als aan de retorische kant van de tekst. Met andere woorden, het knowledge-transforming proces kenmerkt zich door de aanwezigheid van plannings-, structurerings-, en revisieprocessen. Het is ook dit proces waarvan men veronderstelt dat het bijdraagt aan de transformatie van kennis van schrijvers, aangezien de schrijvers probleemoplossend bezig zijn. De schrijvers ontlenen de ideeën voor de tekst immers aan retorische doelen en houden daarnaast bij het schrijven van de tekst rekening met het publiek en het doel van de tekst.
Het knowledge-telling proces representeert het schrijfproces van onervaren of beginnende schrijvers, aangezien dit proces zich met name ontvouwt in de inhoudelijke probleemruimte. Bij beginnende schrijvers worden ideeën voor de tekst opgehaald uit het langetermijngeheugen zonder dat de gepastheid van deze ideeën wordt geëvalueerd in de context van de retorische situatie. Het wordt dus ook wel beschreven als een ‘think-say’ strategie waarbij op basis van het schrijfthema ideeën opgehaald worden uit het geheugen en direct worden geformuleerd. Op basis van dit idee wordt er een nieuw idee voortgebracht en dit proces wordt telkens herhaald totdat de stroom van ideeën is opgedroogd. Het knowledge-telling proces kenmerkt zich door de afwezigheid van plannings-, structurings-, en revisieprocessen (Baaijen, 2012; Bereiter & Scardamalia, 1987).
Referenties
Baaijen, V.M. (2012). The development of understanding through writing. [Doctoral dissertation, University of Groningen].
Bereiter, C., & Scardamalia, M. (1987). The psychology of written composition. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates Publishers.
Bochardt, I. (1984). Het schrijfproces: Cognitief-psychologisch onderzoek van Flower en Hayes. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 6 (1), 23-42.
Flower, L.S., & Hayes, J.R. (1980). The cognition of discovery: Defining a rhetorical problem. College Composition and Communication, 31(1), 21-32.
Auteurs:
Veerle Baaijen
Veerle Baaijen werkt als universitair docent voor de afdeling Taalbeheersing van het Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen.
v.m.baaijen@rug.nl