Weg met het debat

In het maatschappelijk debat dat zich afspeelt via sociale media wordt ruim baan gegeven aan het ventileren van uitgesproken opvattingen voor of tegen een kwestie. Maar ook de praatprogramma’s op televisie doen eraan mee: liever iemand die scherp en bondig een uiterst standpunt inneemt dan een genuanceerde twijfelaar aan de stamtafel. De stellingen worden ingenomen en zelden meer openlijk verlaten. En gebeurt dat eens, zoals bij Femke Louise die haar Ik-doe-niet-meer-mee-standpunt publiekelijk introk, dan kan diegene veelal rekenen op hoon, spot en scheldpartijen.

Beide polen laten steeds feller van zich horen. Het stille midden – mensen die genuanceerd over een kwestie denken of erover twijfelen – voelt zich veelal buitengesloten en trekt zich terug uit het debat. Maar als die tussenposities verdwijnen, verdwijnt ook het zicht op welke oplossing voor welk probleem dan ook. Iets kan nooit naar ieders tevredenheid worden opgelost als voor een uiterste gekozen moet worden zonder dat de middenposities worden meegewogen. Iets kan wel meer naar ieders tevredenheid worden opgelost als mensen zien dat meerdere mogelijkheden zijn afgewogen en dat oplossing X, ondanks alle nadelen en bezwaren die eraan kleven, het beste lijkt te zijn voor de gemeenschap als geheel. Dan kunnen mensen leven met een compromis, of zelfs met een uitkomst die toch een keuze voor een uiterste is.

Hoe ons eigen onderwijs polarisatie bevordert

De polarisatie vind ik ongewenst; er is weinig sprake van samen, maar meer van wij tegen jullie, terwijl de grote problemen van nu en de toekomst juist veel gezamenlijkheid, nuance en perspectiefneming vragen. De Onderwijsraad beschouwt leren perspectiefnemen – de cognitieve capaciteit om situaties te beschouwen vanuit andermans gezichtspunt – als een belangrijk vormingsdoel en ook in het Referentiekader Taal (RKT) is aandacht voor perspectiefneming. Zo wordt van leerlingen verwacht dat ze ‘een reactie uitstellen totdat zij de bijdrage van een ander geïnterpreteerd en beoordeeld hebben’ (Expertgroep doorlopende leerlijnen rekenen en taal, 2008, p. 22). Wat hiervoor nodig is, is dat leerlingen echt leren luisteren naar elkaar. Het RKT geeft aanknopingspunten hiervoor, maar is qua taken gericht op luisteren in een schoolse setting (instructies) en een mediasetting (als live-publiek en radio/tv/gesproken internet) en niet op luisteren naar elkaar in alledaagse contacten.

In de invulling die veel scholen geven aan het gespreksvaardigheidsonderwijs – het debat – zie ik die polarisatie eerder bevorderd worden dan verminderd. De vorm waarin die debatten zijn gegoten verhindert de mogelijkheid om een middenpositie in te nemen of om meningsvorming uit te stellen. Van standpunt veranderen is niet de bedoeling, dan heb je het debat verloren. Mijn studenten aan de lerarenopleiding geven regelmatig aan dat ze zich niet prettig voelden bij dat debatonderwijs, juist vanwege het ‘roeptoeter-achtige’ karakter ervan. Overigens leidt ook die andere invulling – het discussieonderwijs – niet altijd tot een situatie waarin leerlingen oprecht geïnteresseerd zijn in de ideeën en gedachten van de medeleerling. Leerlingen zijn tijdens de discussies soms geneigd tot een snelle consensus, die regelmatig al voorafgaand aan de discussie is afgesproken. Bij het debat lijkt het wedstrijdelement debet aan het probleem en bij de discussie de gekunstelde vorm waarin de opdracht gegoten wordt. In beide gevallen lijken bovendien allerlei vormelijke aspecten belangrijker te zijn dan inhoudelijke kwaliteiten van de samenspraak.

Onderwijs in constructieve gespreksvoering

Wat zou ik graag toe willen naar onderwijs waarin we leerlingen constructieve gesprekken leren voeren. Gesprekken die niet competitief zijn (‘welles-nietes’), ook niet per se leiden tot consensus, maar die gericht zijn op het exploreren van elkaars gedachten. Kenmerkend aan dit soort exploratieve gesprekken is dat leerlingen de wil hebben om de ander te begrijpen. Ze stellen verhelderingsvragen voordat ze met tegenargumenten komen. Er is ruimte voor onzekerheid, voor afwijkende inbreng en voor terugkomen op je standpunt. Alle inbreng wordt zorgvuldig en kritisch besproken, maar ook zicht- en hoorbaar gewaardeerd. Kortom: gesprekken die samen denken bevorderen.

Wat hiervoor nodig is, is een leerlijn waarin aandacht is voor het bestuderen van (goede) voorbeelden van exploratieve gesprekken, voor het oefenen van het voeren van zulke gesprekken en voor taalmiddelen die leerlingen kunnen gebruiken om taalhandelingen als parafraseren en verhelderingsvragen stellen uit te voeren. Een leerlijn ook waarin leerlingen feedback krijgen en reflecteren op de kwaliteit van hun gespreksvoering. Ingewikkeld? Ik denk van niet. Laten we beginnen met het koppelen van de te leren kennis en vaardigheden aan de klassikale of groepsgesprekken die we leerlingen nu al laten voeren. Gesprekken over literatuur, over de inhoud van zakelijke teksten, of gesprekken waarin ze feedback op schrijf- of spreekproducten van medeleerlingen geven. Ook kan verbinding worden gelegd met vakken als maatschappijleer, geschiedenis en filosofie waarbij perspectiefneming tot de kern van de leerstof behoort. Zo’n leerlijn vergt lef van de docent die zich via zijn onderwijs verzet tegen de polarisatie die gaande is in het maatschappelijk debat. Durft u het aan?

Bronnen

Onderwijsraad. (2011). Onderwijs vormt. Advies uitgebracht aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Den Haag: Onderwijsraad.

Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Onderdeel van de eindrapportage van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. Enschede: SLO.

Ravesloot, C., Nolet, F., & Bron, J. (2013). Roeptoeteren of debatteren? Burgerschapsvorming bij Nederlands. Levende Talen Magazine, 100(2), 18-21. https://lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/458/451

https://www.kis.nl/artikel/wat-is-polarisatie.

Delen: