Ging deel 1 van het hoofdstuk Historische letterkunde over historische literatuur, dit tweede deel gaat over literatuurgeschiedenis: wat houdt deze term in, wat bieden de wetenschappelijke handboeken, door welke vraagstukken wordt het huidige denken over literatuurgeschiedschrijving bepaald en hoe staat het met de transfer naar het voortgezet onderwijs?
Omschrijving
Literatuurgeschiedenis is een ge(re)construeerd verhaal van het literaire verleden. Afhankelijk van de positie die de geschiedschrijver hierbij inneemt, die altijd verbonden is met diens eigen tijd, kan de (re)constructie verschillen. Wordt die positie ingegeven door essentialisme, dan ligt de aandacht doorgaans overwegend bij canonieke literatuur en de vernieuwingen die zich daarin hebben voorgedaan, en worden cultuur-historische contexten specifiek dáárop betrokken. Wordt de positie van de literatuur-geschiedschrijver ingegeven door functionalisme, dan staat de cultuur-historische omgang met literatuur in brede zin centraal (de literaire cultuur) en toont het ge(re)construeerde verhaal onder meer hoe opvattingen over literatuur continueren en veranderen. In een functionalistische literatuurgeschiedenis zal dus eerder een verhaal te vinden zijn over de veranderende aard en functie van – bijvoorbeeld – populaire reisteksten, dan in een meer essentialistisch georiënteerde literatuurgeschiedenis. Essentialisme en functionalisme zijn termen die behandeld worden in het hoofdstuk Literatuur door Jeroen Dera.
Hierna volgt een beknopt overzicht van wetenschappelijke literatuurgeschiedenissen (handboeken). Vervolgens bespreken we drie vraagstukken die vandaag de dag het denken over literatuurgeschiedschrijving beheersen: de afbakening naar taal en/of regio (Nederlands, Europees, mondiaal), de temporele indeling (chronologie en periodisering) en de transhistorische indeling (frames; inhoudelijke thema’s). De nog weinig onderzochte transfer van wetenschappelijke literatuurgeschiedschrijving naar het voortgezet onderwijs komt hierbij incidenteel ter sprake; in de laatste paragraaf sluiten we ermee af.
Wetenschappelijke handboeken
Het leggen van literaire en culturele verbanden door de tijd heen kan op tal van manieren en kent in Nederland een rijke traditie. Oudere literatuurgeschiedenissen neigen nog het meest naar essentialistische literatuurgeschiedschrijving. Voorbeeld: het vierdelige Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde van G.P.M. Knuvelder (1948-1953, beschikbaar in de DBNL), dat in de jaren zeventig werd herzien en aangevuld, en tot eind jaren tachtig aan studenten Nederlands werd voorgeschreven. Met Knuvelder eindigde een traditie van eenmanswerk: monumentale meerdelige Nederlandse literatuurgeschiedenissen geschreven door één deskundige vanuit diens eigen voorkeuren en met uitgesproken waardeoordelen (De Geest 1997). Tal van eerdere ‘erflaters’ (Redactie Literatuur 1986) hebben aan deze traditie bijgedragen, zoals Jonckbloet, Kalff en Te Winkel (ook hun meerdelige literatuurgeschiedenissen zijn opgenomen in de DBNL). Met als basis het toen nog kleinschalige letterkundige onderzoek, kreeg de gecanoniseerde, nationale literatuur de meeste aandacht. Hierbij werd weinig rekening gehouden met invloeden buiten de landsgrenzen en kwam vrijwel alleen de productiekant van literatuur in het vizier, toegespitst op de behandeling van auteurs en werken. De traditionele handboeken mogen inmiddels achterhaald zijn, de invloed van met name Knuvelder in het middelbaar onderwijs is nog tot vrij recent aanwijsbaar gebleven. Berucht hardnekkig was bijvoorbeeld het zogenaamde onderscheid voorhoofse-hoofse roman (Slings 2000, 15-18).
De recentste wetenschappelijkeliteratuurgeschiedenis, die tot 2005 loopt en gevoed is door het vele letterkundige onderzoek dat sinds de laatste decennia van de vorige eeuw werd verricht, is de tiendelige Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (Van Oostrom e.a. 2006-2017; beschikbaar in de DBNL).
De hoofdredactie (Gelderblom & Musschoot 2017) spreekt van een functionalistische literatuurgeschiedschrijving waarin een complexe en veranderende literaire cultuur centraal staat en literatuur vanuit het heden gesitueerd wordt in diverse historische contexten (maatschappelijk, politiek, institutioneel, et cetera). Het strikt nationale perspectief is hierbij verlaten, evenals de oriëntatie op (en bevestiging van) een bepaalde canon. Processen van canonisering komen eveneens aan de orde.
Een tussenstap op weg naar deze nieuwste, meerdelige literatuurgeschiedenis vormde Nederlandse literatuur, een geschiedenis (Schenkeveld-van der Dussen e.a. 1993; verder afgekort tot NLG), een enkelvoudig handboek dat nog steeds veel lezenswaardige essays bevat. In de NLG is gebroken met de ambitie van het ene, doorlopende geschiedverhaal. In plaats daarvan biedt het boek een caleidoscopisch beeld van de Nederlandstalige literatuur: een reeks uiteenzettingen die alle vertrekken vanuit literair-historische gebeurtenissen. De korte hoofdstukken zijn chronologisch geordend. Zowel de canon als de keerzijden ervan komen aan bod, evenals verschillende literatuurwetenschappelijke benaderingen. Ten behoeve van het (hoger) onderwijs werd er een beknopte thematische synthese aan toegevoegd, naast een geproblematiseerd overzicht in periodes: Nederlandse literatuur, een studiehandleiding (Meijer Drees e.a. 1993).
Naast de ‘alomvattende’ Nederlandse literatuurgeschiedenissen zijn er recente handboeken die een gedeelte van het grote verhaal behandelen, waarbij ze doorgaans, evenals trouwens de NLG, tussen de uitersten van essentialisme en functionalisme laveren. Tot één periode beperken zich bijvoorbeeld voor de ‘moderne’ literatuur Van Boven en Kemperink 2006 en Vaessens 2013; voor de 19e eeuw Honings & Jensen 2019; voor de vroegmoderne tijd Van Stipriaan 2002; en voor de middeleeuwen Hogenelst & Van Oostrom 1995. In andere gevallen richt men zich op een onderdeel van de literatuurgeschiedenis dat doorgaans on(der)belicht blijft in de handboeken, zoals de jeugdliteratuur (Ghesquière e.a. 2016) of de literatuur van Suriname (Van Kempen 2003).
Vraagstukken
[1] Taal en/of regio: Nederlands/Europees/mondiaal
In de huidige tijd van Europese eenwording en globalisering is Nederlandse literatuurgeschiedenis geen vanzelfsprekendheid. ‘Nederlands’ in de zin van ‘binnen de staatkundige grenzen van Nederland’ is een invulling die teruggaat op de negentiende eeuw, toen in Europa het politieke denken in termen van afzonderlijke natiestaten met hun eigen geschiedenis, taal en cultuur domineerde en de nationale literatuurgeschiedschrijving werd uitgevonden. De recente Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (Van Oostrom e.a. 2006-2017) legt de aandacht bij de Nederlandstalige literatuur van Nederland en Vlaanderen (Gelderblom & Musschoot 2017, 23, 24). Vaessens koppelt de problematiek van een strikt Nederlandse literatuurgeschiedenis aan die van de omstreden ‘nationale identiteit’ en wijst er daarbij op dat onbekommerd gebruik van traditionele samenstellingen als ‘onze’ literatuur, zich moeizaam laat verenigen met het gegeven van de diverse, multiculturele samenleving (wie identificeren zich met de ‘wij’ achter dat ‘onze’?) en met de transnationale tendensen die de literatuurwetenschap de laatste jaren laat zien (Vaessens 2013, 49-67). Een recente literatuurgeschiedenis waar die transnational turn uit naar voren komt, is European literary history, An Introduction (De Pourcq & Levie 2018). Al eerder bood Lessen in literatuur (Korsten 2005) een Europees perspectief op literatuurgeschiedenis met een literatuurwetenschappelijke insteek.
Met de invoering van de Tweede Fase in 1998 zijn in het middelbaar onderwijs pogingen gedaan het literatuuronderwijs meertalig aan te bieden in een gezamenlijk literatuurvak van Nederlands en de moderne vreemde talen. Dit leidde tot methoden voor Geïntegreerd Literatuuronderwijs (GLO) waarin de Nederlandse literatuurgeschiedenis en die van de andere moderne talen in samenhang aan bod kwamen (Witte e.a. 2017; Hulshof e.a. 2015). De (overige) wereldliteratuur was ondergebracht bij het vak culturele en kunstzinnige vorming (ckv). Alle goede bedoelingen ten spijt heeft deze internationale benadering van literatuurgeschiedenis nauwelijks vaste voet aan de grond gekregen. Oorzaken: de ingrijpende reductie van tijd voor literatuuronderwijs (die hand in hand is gegaan met decimering van de omvang van literatuurmethodes), met daarnaast praktische belemmeringen. Toch zijn er scholen waar GLO nog steeds met succes wordt gegeven (Helmers e.a. 2018; Sickmann 2018).
[2] Chronologie en periodisering
Het literaire verleden kan opgedeeld worden in bijvoorbeeld neutrale tijdseenheden van een of twee eeuwen (of halve eeuwen), zoals in de recente meerdelige Geschiedenis van de Nederlandse literatuur is gebeurd. Traditioneler is de onderverdeling in periodes met benamingen als Middeleeuwen, Vroegmoderne tijd (of Renaissance, Classicisme, Verlichting) en Moderne tijd (of Romantiek, Realisme, et cetera). De aldus benoemde periodes kunnen dan hoogstens fungeren als schematische oriëntatiepunten (hulpconstructies). Als tijdscategorieën zijn ze niet universeel en ook in andere opzichten zijn ze problematisch. Hun toepasbaarheid is doorgaans beperkt tot (westelijk) Europa of tot bepaalde regio’s daarbinnen en ze zijn niet scherp af te bakenen in de tijd. Problematisch is bovendien dat bepaalde tendensen, ideeën dan wel ‘wereld’beelden, die vaak als ‘kenmerkend’ voor een bepaalde periode worden gepresenteerd, maar zelden alleen in die ene periode voorkomen. Dit zijn bezwaren die evenzeer gelden voor het gebruik van ‘stromingen’. De ervaring leert dat het literair-historische inzicht er eerder door vertroebeld dan verhelderd wordt (Dorleijn, De Geest & Verstraeten 2017, e.a. 13-15; Vaessens 2013, 118-120).
De traditionele (onder)scheiding van historische en moderne (en hedendaagse) letterkunde met als grens het jaartal 1880 speelt geen rol meer in de wetenschappelijke literatuurgeschiedschrijving. Maar dit jaartal fungeert nog steeds in het examenprogramma van havo en vwo en in de kennisbases voor leraren Nederlands (ingevoerd in 2019). In de kennisbasis voor leraren uit het eerstegraadsgebied wordt het ‘subdomein 4.1. Historische letterkunde’ door het jaartal 1880 afgebakend.
Volgens de kennisbasis voor leraren tweedegraads geldt binnen het ‘subdomein 4.2 Literatuurgeschiedenis’ de beperking tot ‘de geschiedenis van moderne letterkunde: de Nederlandstalige literatuur van 1880-heden.’ Overigens bracht deze herijkte kennisbasis in het jaar voor de invoering meerdere tegenstemmen in het geweer (Bos 2018, Van Oostendorp 2018, Peppelenbos 2018). En in de opleidingspraktijk van tweedegraads leraren kan de beperking ‘1880-heden’ flexibel geïnterpreteerd worden. Zo laat het recent herziene Basisboek Literatuur (Joosten, Peppelenbos, Temme 2020) de literatuurgeschiedenis bij de middeleeuwen beginnen (94-149).
[3] Transhistorische frames en inhoudelijke thema’s
Geleid door het inzicht dat ‘de’ literatuurhistorische werkelijkheid niet valt te (re)construeren, zijn er hedendaagse literatuurgeschiedschrijvers die de chronologie veel minder leidend maken. Dit met de bedoeling tijdsoverstijgende inkaderingen te presenteren of thematisch-diachrone lijnen door de literatuurgeschiedenis te trekken. Met name in de literatuurwetenschappelijk georiënteerde literatuurgeschiedschrijving is er de tendens om transhistorische frames centraal te stellen, zoals ‘gender’, ‘intertekstualiteit’ en ‘realisme’ (Korsten 2005 en Vaessens 2013). Ook zijn er inmiddels voorstellen geopperd om dit in het middelbare literatuuronderwijs te doen (Bernaerts, Uyttersprot & Van der Haven 2018; Bax & Mantingh 2018, 2019).
Tegelijkertijd is in literatuurgeschiedenissen voor het voorgezet onderwijs al langer de behoefte waarneembaar om meer rekening te houden met de achtergrond van de leerlingen, zowel voor wat betreft hun leeftijd als hun niveau. Die behoefte heeft geleid tot de keuze van inhoudelijke thema’s die tot de verbeelding van leerlingen kunnen spreken en die, evenals de frames, van alle tijden zijn, zoals vriendschap/liefde, reizen, conflict/oorlog. Voorbeelden van zo’n thematische aanpak bieden de literairhistorische bladzijden van Nieuw Nederlands Literatuur 4/5 havo (2018) en Open boek Bovenbouw Nederlands havo/vwo (2019). Voorlopers zijn Levende Letteren (Kaashoek & Schouw 1990) – waarin binnen de behandelde thema’s chronologisch gewerkt wordt – en Literaire wereld (Verbeek 1999). Een nieuwe vakdidactische uitwerking van ‘oorlog (en verzet)’ als literair-historisch thema staat aangekondigd op de recent herziene website literatuurgeschiedenis.nl.
Transfer van wetenschappelijke literatuurgeschiedschrijving naar het voortgezet onderwijs
De website Literatuurgeschiedenis.nl (sinds 2002 in de lucht, in 2020 vernieuwd) gaat uit van een brede opvatting van literatuur, gefundeerd door het letterkundige onderzoek sinds de jaren tachtig, dat ook de bouwstenen heeft geleverd voor de recente GNL. Het chronologisch-thematische overzicht dat de website biedt, opgedeeld in tijdvakken waarin ‘hoofdstukken’, ‘schrijvers’, ‘teksten’ en ‘onderwerpen’ worden besproken, is bestemd voor scholieren en een breed publiek van geïnteresseerden (onder wie met name leraren, gevorderde leerlingen en eerstejaarsstudenten) in Nederland en Vlaanderen. Bij de lancering had de site tot doel tegenwicht te bieden aan de traditionele literatuurgeschiedschrijving à la Knuvelder (Slings 2000; Slings 2007). Momenteel (winter 2020) wordt de inhoud van de site verder vernieuwd en aangevuld.
De transferproblematiek is nog nauwelijks onderzocht. Met als aanleiding de gesignaleerde kloof tussen de academische Neerlandistiek en het schoolvak (Witte, Mantingh & Van Herten 2017) stelde Van Balen (2020) zich voor haar masterscriptie de vraag in hoeverre de functionalistische literatuurgeschiedschrijving vanuit de wetenschap is doorgedrongen in vijf courante literatuurmethodes voor de Tweede Fase. Zij analyseerde de stukken over literatuurgeschiedenis in de recentste uitgaven van Laagland, Dautzenberg, Nieuw Nederlands Literatuur en, voor het protestants-christelijk onderwijs, Literatuur in zicht. Ook de nieuw(st)e methode KERN Nederlands: Taal & Cultuur betrok zij in haar onderzoek. In KERN valt een functionalistische benadering enigszins te herkennen, concludeerde zij. Zo viel haar bijvoorbeeld op dat in plaats van een doorgaans gescheiden behandeling van context (algemeen historisch, cultureel en/of artistiek) enerzijds en (auteurs met hun) literaire werken anderzijds, deze methode een cultuurhistorisch verhaal biedt waarin literatuur in brede zin geïntegreerd is.
Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Meijer Drees, M. & Mantingh, E. (2020). Historische letterkunde deel 2: Literatuurgeschiedenis. Didactiek Nederlands – Handboek. Geraadpleegd [datum] via [link].
Historische letterkunde deel 1: historische literatuur is hier te lezen.
Referenties
Van Balen, A. (2020). Literatuurgeschiedenis in het schoolvak Nederlands anno 2020. Masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen.
Bax, S., Mantingh, E. (2018). Een web van twintigste-eeuwse literatuur: naar een didactiek voor literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw. Nederlandse Letterkunde 23 (3), 257-286. Link.
Bax, S., Mantingh, E. (2019). “Tjeempie! Wat zou er zijn met die moderne schrijvers?” Literatuurhistorisch redeneren met Liesje in Luiletterland. TNTL 135 (2), 100-127. Link.
Bernaerts L., Uyttersprot V., Van der Haven, K. (2018). Leren door literaire kennis. Nederlandse Letterkunde 23 (3), 331-358.
Bos, P. (2018). Wie wil nou een docent Nederlands die Multatuli niet kent? Bron 22 mei 2018. Link.
Van Boven, E., Kemperink, M. (2006). Literatuur van de moderne tijd. Nederlandse en Vlaamse letterkunde in de negentiende en twintigste eeuw. Bussum: Coutinho.
Dorleijn G., Geest, D. de, Verstraeten, P. (2017). Literatuur. Elementaire deeltjes 50. Amsterdam: Amsterdam University Press.
De Geest, D. (1997). Knuvelder voorbij – voorbij Knuvelder? in: H. Bekkering en A.J. Gelderblom (red.), Veelstemmig akkoord. Naar een nieuwe literatuurgeschiedenis. Verslag studiedag Literatuurgeschiedenis Den Haag, 17 januari 1997. Den Haag: Sdu Uitgevers, 1-26. Link.
Gelderblom, A.J. & Musschoot, A.M. (2017). Ongeziene blikken. Nabeschouwing bij de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Amsterdam: Bert Bakker. Link.
Ghesquière, R., Joosen, V. Van Lierop-Debrauwer, H. (2016). Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Tweede druk. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.
Helmers, J., Phaff, A., Van Rooijen, G. (2018). Literatuur leeft: Geïntegreerd literatuuronderwijs op College de Heemlanden. Levende Talen Magazine 105, (3), 12-17. Special Grenzeloos literatuuronderwijs.
Hogenelst, D., Van Oostrom, F. (1995). Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen. Tweede gecorrigeerde druk. Amsterdam: Prometheus.
Honings, R., Jensen, L. (2019). Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw. Amsterdam: Prometheus.
Hulshof, H., Kwakernaak E., Wilhelm, F. (2015). Geschiedenis van het talenonderwijs in Nederland. Onderwijs in de moderne talen van 1500-heden. Groningen: Passage, 2015.
Joosten, C., Peppelenbos C., Temme, B. (2020). Basisboek Literatuur. Groningen: uitgeverij Kleine Uil, zevende herziene druk.
Kaashoek, P.M., Schouw, Th. (1990). Levende Letteren. Middeleeuwen, 17de-18de eeuw, 19de eeuw, 20ste eeuw. Leiden: Spruyt, Van Mantgem & De Does.
Van Kempen, M. (2003). Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Vanaf de orale literatuur tot het jaar 2000. Amsterdam: De Geus.
Mathijsen, M. (2004). Nederlandse literatuur in de romantiek. Nijmegen: Vantilt.
Knuvelder, G.P.M. (1948-1953). Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Vier delen. ’s-Hertogenbosch: Malmberg. Herzien en uitgebreid: 1971-1976. Link.
Korsten, F.W. (2005). Lessen in literatuur. Nijmegen: Vantilt. Tweede druk.
Meijer Drees, M. e.a. (1993). Nederlandse Literatuur, een studiehandleiding. Groningen: Martinus Nijhoff.
Van Oostendorp, M. (2018). ‘De leraar Nederlands weet niet wie Multatuli is.’ Neerlandistiek.nl 16-04-2018. Link.
Van Oostrom F., Pleij, H., Porteman K. e.a. (2006-2017). Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Eindredactie: Arie Jan Gelderblom en Anne Marie Musschoot. 10 delen. Amsterdam: Prometheus, Bert Bakker. Link.
Peppelenbos, C. (2018). Opinie: hoe de literatuurgeschiedenis uit de kennisbasis verdween. Tzum, 18-04- 2018. Link.
De Pourcq, M., Levie, S. (2018), European Literary History. An Introduction. London & New York: Routledge.
Redactie [Anbeek van der Meijden, A.G.H., Van den Berg, W., Grootes, E.K., Van Oostrom, F.P., Pleij, H., Korpel, L.] (1989). Ter inleiding. Literatuur 6, 1989; themanummer Literatuurgeschiedenis, 318-319. Link.
Schenkeveld-van der Dussen, M.A. (1993). Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Groningen: Martinus Nijhoff.
Sickmann, K. (2018). ‘Hoe komen we af van onze koudwatervrees voor geïntegreerd literatuuronderwijs?’ Levende Talen Magazine 105 (2018) 3 (special ‘Grenzeloos literatuuronderwijs’), 44-47. Link.
Slings, H. (2000). Toekomst voor de middeleeuwen. Middelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs. [Proefschrift Universiteit Leiden]. Amsterdam: Prometheus. Link.
Slings, H. (2017) ‘Het waarom en hoe van historisch literatuuronderwijs. Karakterisering van literatuuronderwijs’, Hans Goosen (red.), Forum of arena. Opvattingen over literatuuronderwijs. Een stand van zaken in 2007. VON-cahier 1. http://taalunieversum.org/inhoud/von-cahier-1/het-waarom-en-hoe-van-historisch-literatuuronderwijs
Stipriaan van, R. (2002). Het volle leven. Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek (ca. 1550-1800). Amsterdam: Prometheus.
Vaessens, T. (2013). Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur. Nijmegen: Vantilt.
Verbeek, M. (1999). Literaire wereld. Literatuur voor de Tweede Fase Havo. ’s-Hertogenbosch: Malmberg.
Witte, T., Mantingh, E. en Van Herten, M. (2017). ‘Doodtij in de delta: stand en toekomst van het Nederlandse literatuuronderwijs.’ Spiegel der Letteren 59, 1, 115-143. https://poj.peeters-leuven.be/content.php?url=article&id=3259732&journal_code=SDL&download=yes
Auteurs:
Marijke Meijer Drees
Marijke Meijer Drees publiceert over vroegmoderne Nederlandse literatuur en cultuur. Tot haar pensioen in 2020 werkte zij als hoofddocent-onderzoeker Historische letterkunde bij de opleidingen Nederlands van de Rijksuniversiteit Groningen, daarvoor bij de Universiteit Utrecht en nog eerder aan de lerarenopleidingen Nederlands van de Stichting Noordelijke Leergangen (MO-A en -B). Zij was lid van het Meesterschapsteam Nederlands. Momenteel bezorgt zij een tweede, herziene uitgave van Hoofts Warenar (Tekst in Context, AUP, voor medio 2021 gepland) en een modern Nederlandse hertaling van Vondels Lucifer (Uitgeverij Kleine Uil, najaar 2021 gepland). Zie www.marijkemeijerdrees.nl
Erwin Mantingh
Erwin Mantingh is als lerarenopleider en vakdidacticus verbonden aan de Graduate School of Teaching en het Departement voor Talen, Literatuur & Communicatie van de Universiteit Utrecht (UU). Eerder werkte hij als onderzoeker en docent op het gebied van Middelnederlandse literatuur en middeleeuwse cultuur aan de UU en als leraar Nederlands op een middelbare school, K.S.G. De Breul in Zeist. Als lid van het Meesterschapsteam Nederlands zet hij zich in voor de versterking van de vakdidactiek en het literatuuronderwijs. Hij publiceert over de didactiek van (historische) letterkunde. Op dat gebied ontwikkelt hij samen met vakwetenschappers, vakdidactici, docenten, studenten en leerlingen lesmateriaal. Zie https://www.uu.nl/medewerkers/EMantingh/Profiel