Sinds de opkomst van het internet en het wijdverbreide gebruik van computers en digitale apparaten zoals smartphones en tablets, is digitalisering niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Wat is digitale cultuur, en wat betekent dat voor de studie en het onderwijs van literatuur?
Wat is digitale cultuur?
Digitale cultuur verwijst naar een cultuur die is gevormd en beïnvloed door digitale technologieën. Dat wil dus zeggen: onze hele cultuur sinds ongeveer 1990. Vooral vanaf de opkomst van het internet als een vorm van massacommunicatie en met het wijdverbreide gebruik van computers en digitale apparaten zoals smartphones en tablets, is digitalisering niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Digitalisering beïnvloedt alle aspecten van onze cultuur: alle gewoonten en gebruiken in ons persoonlijke en publieke bestaan. Dit betekent ook dat de studie van digitale cultuur eigenlijk alle facetten van de cultuur behelst, en niet beperkt is tot de studie van het internet of van digitale communicatiemiddelen. In digitale media wordt informatie weergegeven als een numerieke code, waardoor die makkelijk op te slaan en om te zetten is, en deel kan uitmaken van databases en van netwerkstructuren, bijvoorbeeld door middel van hyperlinks.

Een eerste effect van de technologische ontwikkelingen in ons zogeheten ‘informatietijdperk’ (Castells, 2000) is dat ze de toegang tot informatie sterk hebben vergroot. Waar eerdere historische periodes kampten met een schaarste aan informatie, hebben we tegenwoordig eerder te maken met een overvloed. Bij een informatieoverschot worden andere zaken schaars, bijvoorbeeld het cognitieve vermogen en bronnen van tijd, energie en aandacht om die informatie te verwerken en begrijpen. De huidige mediacultuur wordt gekenmerkt door een aandachtseconomie, waarin aandacht een schaars goed is geworden waar om geconcurreerd wordt. De aandachtseconomie (Davenport & Beck, 2001) is een principe dat zijn origine heeft in de marketing. Het beschrijft hoe aandacht valuta wordt. Aandacht wordt gekwantificeerd en te gelde gemaakt in een wereld die verzadigd is van media. Kijk maar eens met de klas naar de documentaire ‘The Social Dilemma’, waarin goed wordt uitgelegd hoe iedere seconde die je langer op een platform als Instagram blijft, cash oplevert voor het platform.
Daarbij bestaat ook het gevaar dat gebruikers van sociale media vooral geconfronteerd worden met het al bekende: met informatie die hun eigen denkbeelden bevestigt. De manier waarop we informatie tot ons nemen, wordt grotendeels bepaald door geautomatiseerde, algoritmische processen: denk aan het gebruik van zoekmachines zoals Google. Daarom wordt digitale cultuur ook wel aangeduid als algoritmische cultuur (Striphas, 2015). Algoritmen zorgen ervoor dat media aansluiten bij wat je eerder opzocht of las: de zogenaamde ‘filterbubbel’ (Pariser, 2011).
Een tweede kenmerk van digitale cultuur is dat een cultuur onder invloed van digitale technologie meer collaboratief wordt, met een hogere mate van participatie en interactie. Daardoor zien we de grenzen tussen gebruikers en makers vervagen, net als die tussen zenders en ontvangers van media. Tegenwoordig kan iedereen op platforms zoals YouTube content creator zijn; een duidelijk verschil met een oudere massamedia, zoals krant, radio of televisie.
In de Jaren ‘80 en ’90 van de vorige eeuw voorspelde een aantal theoretici dat met de opkomst van het internet alle bestaande media opgeslokt zouden worden door het digitale als een soort integratiepunt waarop alle media zouden samenkomen. Dit wordt ook wel het ‘digitale revolutie-paradigma’ genoemd (Jenkins 2006). In plaats daarvan zien we dat nieuwe media oude media niet zomaar overbodig maken, maar opnieuw uitvinden. Dit is wat Bolter & Grusin (1999) ‘remediatie’ noemen: een relatie van wederzijdse beïnvloeding tussen oude en nieuwe media.
Digitale cultuur en de letteren
De komst van het internet en de digitale technologie hebben de letteren ingrijpend veranderd. Waar vroeger al het onderzoek en onderwijs gericht was op printmedia zoals boeken en papieren tijdschriften, zijn deze ‘analoge’ media tegenwoordig slechts onderdeel van een veel groter netwerk van media die in competitie treden om onze tijd en aandacht. Een centrale vraag in de digitale cultuur is dan ook hoe onze lees- en schrijfpraktijken veranderen door deze transformaties in de media die we gebruiken. In het literatuuronderzoek betekent deze vraag dat we ons bezig zullen moeten houden met het materiële aspect van teksten en boeken. Tijdens de hoogtijdagen van het boek, het ‘Gutenberg-tijdperk’, zoals mediawetenschapper Marshall McLuhan (1962) die periode doopte, namen we die ‘dragers’ van de literaire tekst voor lief (Hayles, 2004). Vooral historisch letterkundigen hadden nog aandacht voor handschriften of de verschillende drukken van een tekst.
Dankzij de opkomst van digitale media besteden we aandacht aan de dragers van informatie die tot onze beschikking staan: van online hypertext tot digitale en elektronische literatuur (’t Hooft, Dresscher & O’Hare, 2017; Van de Ven, 2019) en van het gedrukte boek tot Instagrampoëzie (van der Starre, 2021). Media zijn hierbij veel meer dan slechts dragers: ook zij fungeren als kanalen van informatie en culturele praktijken op zichzelf (Van Dijk, 2013). Marshall McLuhan noemde dat ‘the medium is the message’: het medium is de boodschap. Een instagramgedicht zegt behalve de inhoud ook nog iets anders: ‘ik maak deel uit van jouw jeugdcultuur; dit gedicht hoort bij jouw wereld en niet die van school of je ouders’. Daarom alleen al is het de moeite waard om in de les Instagram-poëzie te lezen.
De literatuurwetenschap ontwikkelde nieuwe theoretische kaders en kritische tools om deze veranderingen, en de nieuwe teksten en objecten die ze tot gevolg hebben, te analyseren. N. Katherine Hayles (2004) wees op het belang van media-specifieke analyse: aandacht voor de materiele eigenschappen van de verschillende media waaruit literatuur kan bestaan. Kiene Brillenburg Wurth (2012) en Hayles & Pressman (2013) stellen dat de literatuurwetenschappen zich niet alleen op teksten en talen moeten richten, maar een vergelijkende vertaalslag moeten maken tussen verschillende materialiteiten en mediatechnologieën. Literatuurwetenschap wordt zo een onderdeel van mediawetenschap, of beter: er bestaat een wisselwerking tussen die velden. Bestaande disciplines zoals boekwetenschappen (Price, 2006) krijgen zo nieuwe urgentie. Er ontstonden nieuwe velden, zoals de Comparative Textual Media (Hayles & Pressman, 2013), digitale geesteswetenschappen (Burdick et al., 2012) en digitale hermeneutiek (Van Nuenen & Van de Ven, 2020).
Literatuuronderwijs
Naast het literatuurwetenschappelijk onderzoek verandert ook het letterenonderwijs op alle niveaus onder invloed van digitale cultuur: van leesonderwijs op de basisschool tot literatuurvakken op universitair niveau. Onderzoekers en docenten in de letteren spelen een cruciale rol bij het analyseren van nieuwe betekenissen in online mediacultuur: zij trainen scholieren en studenten in het lezen, wat ook een training in aandacht betekent. Hoe merk je details op die in een cultuur van speed-reading, binge-watchen en skimmen genegeerd of uitgefilterd worden? Wanneer moeten we opletten, wanneer kunnen we scannen? Wat moeten we zelf lezen, wat kan aan de computer worden uitbesteed? Kortom, het leren interpreteren van literatuur biedt studenten en scholieren de vaardigheden om het hedendaagse informatie-overschot, bijvoorbeeld op sociale media, te lijf te gaan. Training in en reflectie op interpretatie zijn onmisbaar in het informatietijdperk. Literatuuronderwijs is daarom niet slechts nuttig voor het lezen van literatuur: het leert vaardigheden zoals interpretatie, analyse en synthese. Deze zogeheten higher level skills zijn tevens van belang voor het lezen in online en offline informatieomgevingen, zoals journalistieke teksten op online nieuwsplatforms en sociale media. In het Science for Policy Report van de Europese Commissie van 2017 is Information and data literacy dan ook de eerste van vijf competentiegebieden (Carretero et al., 2017).
Het gaat hier om vaardigheden die op hoger niveau geoefend worden door letterenstudenten en docenten Nederlands in opleiding, maar die al veel eerder aangeleerd worden en door iedereen beheerst moeten worden in dit digitale tijdperk. Binnen het schoolvak Nederlands zal in de komende jaren meer aandacht besteed worden aan informatie- en mediavaardigheden onder de noemer digitale geletterdheid (zie ook Clemens, 2020).
Aangezien het medialandschap nog volop in ontwikkeling is en digitale cultuur snel verandert, is het onderzoek naar digitale cultuur ook altijd ontwikkeling. Verder onderzoek moet meer inzicht geven in hoe onze manieren van lezen, schrijven, en mediaconsumptie veranderen onder invloed van digitale media. Daarnaast moet het onderzoek inzicht geven in de nieuwe genres en vormen van verhalen die ontstaan.
Verder lezen
Brillenburg Wurth, K, & Rigney, A. Intermediale poëtica. Het leven van teksten. Een Inleiding tot de literatuurwetenschap. Amsterdam University Press, 2011. 114-157.
Van Dijk, Y. III.2: Medium. Handboek moderne letterkunde. Red. J. Rock, G. Franssen, F. Essink. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2013. 193-221.
Referenties
Bolter, J. D., & Grusin, R. (1999). Remediation: Understanding New Media. Cambridge, MA: MIT Press.
Brillenburg Wurth, K. (2012). (red.). Between Page and Screen. Remaking Literature Through Cinema and Cyberspace. Fordham University Press.
Burdick, A., Drucker, J., Lunenfeld, P. et al. (2012). Digital_Humanities. Cambridge, MA: MIT Press.
Carretero, S., Vuorikari, R, & Punie, Y. (2017). DigComp 2.1: !e digital competence framework for citizens with eight proficiency levels and examples of use. Joint Research Centre (jrc). Geraadpleegd van web.
Castells, M. (2000). The rise of the network society: The information age. Economy, society, and culture vol. I. Cambridge & Oxford: Blackwell.
Clemens, J. (2020). Digitale geletterdheid moet in het examen Nederlands. Neerlandistiek, 18 juli 2020. Web.
Clemens, J. (2018). Digitale geletterdheid en taalvaardigheid. De leraren Nederlands aan zet. Levende Talen Magazine 5, 22–27.
Davenport, T. & Beck, J. (2001). The attention economy. Understanding the new currency of business. Boston: Harvard Business Review Press.
Van Dijk, Y. III.2: Medium. Handboek moderne letterkunde. Red. J. Rock, G. Franssen, F. Essink. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2013. 193-221.
Hayles, N. K. (2004). Print is Flat, Code is Deep: The Importance of Media-Specific Analysis. Poetics Today 1, 67-88.
Hayles, N. K., & Pressman, K. (2013) (red.). Comparative Textual Media: Transforming the Humanities in the Postprint Era. Minneapolis, MN: University of Minnesota Press.
McLuhan, M. (1962). The Gutenberg Galaxy. The Making of Typographic Man. University of Toronto Press.
Jenkins, H. (2006). Convergence Culture: Where Old and New Media Collide. New York: New York University Press.
Van Nuenen, T., & Van de Ven, I. (2020). Digital Hermeneutics and Media Literacy: Teaching the Red Pill across Horizons.” Tilburg Papers in Culture Studies 201, paper 241. Web.
Pariser, E. (2011). Filter bubbles: What the internet is hiding from you. London: Penguin.
Price, L. (2012). How to do things with books in Victorian Britain. Princeton: Princeton UP.
Van der Starre, K. (2021) De nieuwe gedichtenlezer: Instagrampoëzie. Eliane Segers & Roel van Steensel (red.), De nieuwe lezer. Lezen in het digitale tijdperk. Amsterdam: Stichting Lezen. 85-96.
Striphas, T. (2015). Algorithmic culture. European Journal of Cultural Studies 18(4-5), 395-412.
‘t Hooft, N., Dresscher, P. & O’Hare, E. (2017) Digitale Literatuur. Scan van Innovatieprojecten. Kvk Boekwerk en het Nederlands Letterenfonds, oktober 2017. Web.
Van de Ven, I. (2019) Creatieve Geletterdheid: Close Reading, Hyper-reading en Modulatie van Aandacht. TNTL: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 135(2), 181-99.
Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Van de Ven, I. (2021). Digitale cultuur. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via [https://didactieknederlands.nl/handboek/2022/01/digitale-cultuur/].
Auteurs:

Inge van de Ven
Inge van de Ven werkt als Universitair Docent voor Tilburg University. In 2019 verscheen haar boek Big Books in Times of Big Data bij Leiden University Press. Ze doet momenteel onderzoek aan UC Santa Barbara naar het lezen van literatuur en aandacht met een Marie Curie Fellowship.