Het dual-process model. Deel 3: welke schrijfprocessen doen ertoe?

Dit lemma bespreekt het dual-process model: één van de cognitieve schrijfprocesmodellen. Het model stelt schrijven voor als een tweeledig proces van betekenisoverdracht en inhoudsvinding. Het centrale idee van het model is dat je bij schrijven niet begint met betekenissen, maar dat je door schrijven bij betekenissen uitkomt. Het dual-process model wijkt daarmee af van de klassieke schrijfprocesmodellen doordat het een meer actieve rol toeschrijft aan de tekstproductie zelf.

Deel 1: het dual-process model; schrijven om te begrijpen en begrepen te worden
Deel 2: het dual-process model van schrijven; expressie aan de basis van schrijven
Deel 3: het dual-process model; welke schrijfprocessen doen ertoe?
Deel 4: het dual-process model; implicaties en hoe verder?

Deel 3: Het dual-process model; welke schrijfprocessen doen ertoe?

Recent onderzoek

Baaijen en Galbraith (2018) deden nader onderzoek naar de aannames van de klassieke probleemoplossingsmodellen (Hayes & Flower, 1980; Bereiter & Scardamalia, 1987) en het dual-process model. In een experiment onderscheidden zij, net als in eerder onderzoek van Galbraith, high en low self-monitors en twee planningstaken (maak een gestructureerd plan voor de tekst versus schrijf één kerngedachte op). Zij verwachtten dat verschillende planningstaken andere schrijfprocessen zouden oproepen. Schrijvers met een gestructureerd plan kunnen immers terugvallen op al gegenereerde ideeën en hoeven de tekstproductie niet te combineren met het genereren van ideeën. Ze richten zich met name op de betekenisoverdracht. Schrijvers zonder een structuurplan moeten tijdens de tekstproductie zelf nog uitdenken wat ze wanneer willen schrijven. Zij moeten zich tijdens het schrijven richten op de inhoudsvorming en de betekenisoverdracht. De studie was zo opgezet om met behulp van toetsaanslagregistraties ook de rol van tekstproductie te kunnen meten.

Op basis van de toetsaanslagregistratiedata onderscheidden Baaijen en Galbraith twee schrijfprocesvariabelen waarmee verschillen tussen processen goed te beschrijven zijn: zinsproductie en globale lineariteit.

Table 1. Summary of Principal Component Analysis with Varimax Rotation for 2 Factor Solution. Bron: Baaijen & Galbraith, 2018.
 Rotated Factor Loadings
VariablesComponent 1Component 2
 Global LinearitySentence Production
1 Sentence linearity index.849.200
2 Percentage of I-bursts−.830.087
3 Percentage of time spent on events−.824−.009
4 Percentage of linear transitions between sentences.773.075
5 Number of production cycles−.709−.270
6 Percentage of linear transitions between words.601.363
7 Percentage of bursts terminated by revision at the leading edge.113−.901
8 Percentage words produced in P-bursts.362.809
9 Percentage of >2 second pauses between words−.072.741
10 Text modification index−.399−.675
11 Mean pause duration between sentences.181.636
Eigenvalues4.72.4
% of variance42.4721.40
α.80.79

Deze drie voorbeelden tonen hoe schrijfprocessen via toetsregistratie eruit zien.

Zinsproductie beschrijft hoe individuele zinnen geproduceerd worden. Er zijn twee manieren: gepland of spontaan. In geplande zinnen tijdens een schrijfproces zie je lange pauzes, gevolgd door ‘schone’ tekstproductie; in één keer goed. In spontane zinsproductie zie je relatief korte pauzes en meer revisie op de plek waar de cursor staat: de schrijver probeert een idee in woorden te vatten, of probeert een zegswijze uit en schrapt het direct weer. Met horten en stoten ontwikkelt het idee zich op schrift. Als je het aantal woorden vergelijkt dat getypt is tijdens het proces, met het aantal in de uiteindelijke tekst, zul je bij spontane tekstproductie zien dat er in de uiteindelijke tekst minder woorden staan: er sneuvelen meer zinnen/ passages tijdens het schrijven. Bij geplande zinsproductie zal dat verschil minder groot zijn.

Globale lineariteit beschrijft hoe de reeks van zinnen geproduceerd wordt. Het onderscheid hier is lineair versus non-lineair. Bij lineaire productie start de schrijver bij de eerste zin en eindigt de schrijver bij de laatste zin in het eindproduct: de volgorde van de zinnen in de uiteindelijk tekst komt grotendeels overeen met de zinnen zoals geproduceerd in het proces. Bij non-lineaire tekstproductie bewegen schrijvers heen en weer in de tekst, voegen elementen toe of passen die aan in al eerder geproduceerde tekst.

Naast het verzamelen van schrijfprocesdata, beoordeelden Baaijen en Galbraith de tekstkwaliteit van de geschreven teksten en verzamelden zij gegevens over de begripsontwikkeling. Dit maakte het mogelijk om te verifiëren of tekstkwaliteit gelijk op gaat met het ontwikkelen van begrip; een aanname die schrijfonderzoekers veelvuldig maken, maar zelden aan een test onderwerpen.

Het dual-process model voorspelt echter dat tekstkwaliteit en begripsontwikkeling niet hetzelfde zijn, aangezien andere processen vereist zijn. De tekstkwaliteit werd beoordeeld door twee onafhankelijk beoordelaars op basis van een holistische meting. De begripsontwikkeling werd vastgesteld met een subjectieve kennisvraag: schrijvers gaven zowel voor aanvang als na afloop aan hoeveel ze dachten te weten over het onderwerp op een 7-punts schaal. Dit onderzoek had belangrijke resultaten.

Begripsontwikkeling komt tot stand via ongeplande spontane zinsproductie (voorspeld door het dual process model) en non- lineaire tekstproductie (voorspeld door het dual process model en de probleemoplossingsmodellen). Voor spontane zinsproductie hing het af van de planning die vooraf was gegaan. Als schrijven niet vooraf wordt gegaan door het uitdenken van de structuur speelt schrijven zelf – de spontane zinsproductie – een actieve rol voor de begripsontwikkeling door schrijven.

Tekstkwaliteit hangt ook samen met de twee schrijfprocessen.

Zinsproductie. Niet de spontane zinsproductie, maar de geplande zinsproductie hing positief samen met tekstkwaliteit. Dit was vooral zo als de schrijver voor aanvang alleen een kerngedachte had genoteerd en wanneer de tekst ook non-lineair geproduceerd werd. Deze resultaten laten zien dat, wanneer schrijven van tevoren niet gepland is, het produceren van een goede tekst van de schrijver vergt dat hij over zinsgrenzen heen reviseert en nauwkeurig formuleert op zinsniveau.

Lineariteit. High self-monitors schrijven betere teksten dan low self-monitors wanneer zij de tekst lineair produceren, maar niet wanneer zij de tekst non-lineair produceren. Dit kan betekenen dat high self-monitors beter in staat zijn om hun mentale planning uit te werken in de tekst dan low self-monitors.

Relatie begripsontwikkeling en tekstkwaliteit

Als we tegelijkertijd naar begripsontwikkeling en tekstkwaliteit kijken, blijven de resultaten voor zinsproductie overeind.

1. Spontane zinsproductie hing positief samen met begripsontwikkeling en negatief met tekstkwaliteit. 2. Lineariteit; non-lineariteit draagt bij aan begripsontwikkeling en tekstkwaliteit als schrijvers van tevoren alleen een kerngedachte formuleren. Voor schrijvers die de structuur van tevoren uitdachten gold dat non-lineariteit bijdroeg aan de begripsontwikkeling, maar dat deze winst ten koste ging van de tekstkwaliteit.

Deze resultaten zijn complex maar vertellen ons het volgende. Zowel zinsproductie als globale lineariteit dragen elk op eigen wijze bij aan tekstkwaliteit en begripsontwikkeling door schrijven.

Voor begripsontwikkeling is het belangrijk dat de schrijver tijdens het schrijven zijn ideeën spontaan in woorden probeert te vatten zonder eerst een structuurplan te maken. Ook moeten schrijvers over zinsgrenzen heen reviseren. Deze resultaten ondersteunen de aannames van het dual-process model dat er bij schrijven sprake is van twee onafhankelijke schrijfprocessen: spontane zinsproductie versus retorische structurering.

Tekstkwaliteit en begripsontwikkeling gaan niet hand in hand. Dat is een opmerkelijk resultaat omdat het veelvuldig aangenomen wordt dat begripsontwikkeling en tekstkwaliteit samen op gaan. Het dual-process model verklaart waarom: het maken van een structuurplan voor aanvang van schrijven reduceert het kennisvormende proces, omdat er dan sprake is van het ophalen van al bestaande kennis in plaats van het laten ontstaan van ideeën door een proces van synthese tijdens het formuleren zelf.  

Referenties

Baaijen, V. M., & Galbraith, D. (2018). Discovery through writing: Relationships with writing processes and text quality. Cognition and Instruction36(3), 199-223. https://doi=10.1080/07370008.2018.1456431

Bereiter, C., & Scardamalia, M. (1987). The psychology of written composition. Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Hayes, J. R., & Flower, L. S. (1980). Identifying the organisation of writing processes. In L. W. Gregg, & E. R Steinberg (Eds.), Cognitive processes in writing (pp. 3-30). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Baaijen, V. (2022). Het dual-process model. Deel 3: welke schrijfprocessen doen ertoe? In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende TalenGeraadpleegd [datum] via

Auteurs:

Veerle Baaijen
+ posts

Veerle Baaijen werkt als universitair docent voor de afdeling Taalbeheersing van het Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen.

v.m.baaijen@rug.nl

Delen: