Ethos. Deel 2: over een deskundiger, aardiger en hoffelijker spreker zijn

Adviesboeken over presentaties en speeches geven niet alleen tips hoe het beste verhaal voor te bereiden. Ze hebben ook ruim aandacht voor het gedrag van jou als spreker. Niet gek, want Aristoteles schreef al over de kracht van het overtuigingsmiddel ethos: de indruk die de luisteraars krijgen van de spreker zelf, van zijn/haar geloofwaardigheid. Het idee is dat het publiek sneller zal instemmen met de inhoud als ze het gevoel hebben naar een spreker te luisteren die deskundig is, betrouwbaar en het publiek welgezind. Maar wat zegt modern presentatieonderzoek eigenlijk over de technieken die een spreker kan inzetten?

Dit is deel 2 van een tweeluik. Lees hier deel 1 over de betekenis van ethos, door Aristoteles (384-322 v. Chr.) gezien als krachtigste overtuigingsmiddel, en wat opscheppen kan betekenen voor je geloofwaardigheid.

Experiment 2: Zelfspot

De Nederlandse presentatieadviseurs zijn – in vergelijking met Engelstalige collega’s – over het algemeen wat terughoudend als het gaat om humor in presentaties. Men vindt dat je als spreker risico’s loopt, bijvoorbeeld als mensen niet lachen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.

Kan humor ertoe bijdragen dat je als spreker geloofwaardig, deskundig of betrouwbaar wordt gevonden? We behandelen een experiment over een specifieke vorm van humor: zelfspot, onderzocht door Andeweg, De Jong en Wackers (2012).

Hierin werden drie versie van een achttien minuten durende videoles gemaakt, met Powerpoint, van achttien minuten (videofragment):

  1. Zonder zelfspotgrapjes
  2. Met af en toe zelfspotgrapjes (zeven stuks)
  3. Met veel zelfspotgrapjes (veertien stuks, bijna elke minuut een grap)

De lessen – met als onderwerp beeldspraak – waren voor de rest helemaal hetzelfde. De kijkers (75 studenten per groep) kregen te horen dat de spreker een nieuwe docent was. De grappen die de spreker maakten gingen bijvoorbeeld over de eigen kwaliteiten (“statistiek is niet mijn sterkste kant”) of over een kleine kamer waarin de spreker werkte. Uit de resultaten (antwoorden op vragenlijsten achteraf) bleek dat de spreker met veel zelfspotgrapjes (verzie 3) significant minder geloofwaardig, deskundig of betrouwbaar werd gevonden. De inhoud van de les werd ook significant minder interessant en boeiend gevonden. Dat laatste effect trad ook al op bij de versie met de helft van de zelfspotgrapjes.

Kun je nou zeggen dat de spreker beter niet zo ‘grappig’ had moeten zijn? Het lijkt er wel op, maar uit de vragenlijst bleek ook dat de luisteraars de les helemaal niet zo grappig gevonden hadden. De neutrale versie werd zelfs significant leuker gevonden te worden dan de versies met de grapjes. Om die reden werd een vierde versie ontwikkeld, waarin bij elke zelfspotgrap (van versie 3) zacht gelach op de achtergrond werd afgespeeld. Alsof de aanwezigen bij de opname van de videoles het grappig hadden gevonden. Dat bleek iets uit te maken. De versie zonder grappen en die met grappen werden nu even interessant gevonden en de spreker was in beide gevallen even betrouwbaar en deskundig. Het maakt dus wat uit voor de eigen beleving of er (door een ander!) om een grapje gelachen wordt.

Zelfspot zien we vaak terug wanneer een spreker een fout maakt. Je kunt de fout negeren, of er een grapje over maken. En aangezien er bij een presentatie nog wel eens iets misgaat, is het de vraag of je in zo’n geval wel zelfspot kan inzetten. Dat was reden om het te testen. Andeweg, De Jong en Wackers (2012) maakten weer twee versies waarin fouten voorkwamen, namelijk: de telefoon van de spreker gaat onverwacht af, de spreker verhaspelt een woord, en één van de plaatjes op de Powerpoint blijkt niet te worden getoond. In de ene versie negeert hij de fout, in de ander maakt hij er een grapje over.

Het effect? We keken of de presentatie humorvoller of interessanter gevonden werd en of de spreker deskundiger/betrouwbaarder werd gevonden. Er bleken geen statistisch significant verschillen. Als een spreker na een presentatieprobleem/-fout een zelfspotgrap maakt of het probleem gewoon negeert, maakt blijkbaar weinig verschil in de beleving van de luisteraars.

Kunnen we nu een advies formuleren? Humor kan volgens de literatuur weliswaar de aandacht van de luisteraars vergroten en bijdragen aan de uitstraling van de spreker, maar bij zelfspotgrapjes is het oppassen geblazen. Je loopt de kans dat de luisteraars niet altijd je grappige intentie zullen aanvoelen en je opmerkingen eerder serieus nemen. Een zelfspotgrap bij een fout die je maakt doet dan weer weinig. Bij zelfspot geldt dus nog meer dan bij andere vormen van humor: test de opmerkingen van tevoren. Of vraag je vrienden in de zaal voor wat gelach te zorgen.

Experiment 3: Vleien

Het derde onderwerp dat we bespreken gaat over vleien. Als je geloofwaardig en betrouwbaar gevonden wil worden, heeft het dan zin om het publiek wat hoffelijker te behandelen? Onderzoek van de Nijmeegse hoogleraar sociale psychologie Roos Vonk maakt duidelijk dat het geven van complimenten of het vleien positief uitwerkt in gesprekken. “Het geeft de ander een goed gevoel, en dat heeft effect. […] De ego-strelingen lijken te werken als een warm bad dat de kritische denker in denker in elke waarnemer in slaap sust”, zegt ze (Roos, 2002).

Hoe zit dat in een presentatie? Hoewel de klassieke retorici uitgebreid stil stonden bij het gunstig stemmen van de luisteraars is die spreekstrategie in huidige Nederlandse adviesboeken weinig uitgewerkt. Men is negatief (‘stroop smeer je alleen op een boterham’) of voorzichtig (‘als je het niet echt meent, doe het dan niet’). Wat zijn de gevolgen als we ons publiek in zakelijke presentaties meer of minder uitgebreid naar de mond spreken?

We bespreken het experiment van De Haan, Andeweg en Blokzijl (2006). Wederom waren er drie versies van een presentatie, dit keer over hoe je grote getallen toch begrijpelijk kunt maken (videofragment)

  1. Neutraal: “Er zijn maar weinig mensen die het zonder deze uitleg direct begrijpen. Je hebt dus zo’n vergelijking nodig om je te laten overtuigen.”
  2. Gematigd: “Wij hadden het zonder deze uitleg vast ook wel begrepen, maar minder technisch geschoolden hebben zo’n vergelijking nodig om zich te laten overtuigen.”
  3. Sterk: “Jullie en ik, gedegen wiskundig geschoolden hadden het ook zonder deze uitleg wel begrepen, maar minder technisch geschoolden hebben zo’n vergelijking nodig om zich te laten overtuigen.”

De versies werden dit keer niet alleen door technische studenten van de TU Delft bekeken, maar ook door studenten journalistiek van de Universiteit Leiden. Uit onderzoek blijkt immers dat de groep die de lof krijgt positiever is over de spreker, dan degenen op wie de complimenten geen betrekking hebben. Dat zou betekenen dat de studenten van de TU Delft (want wiskundig geschoolden) positiever zouden zijn dan de studenten Journalistiek van de Universiteit Leiden.

Hebben de adviesboekjes gelijk met hun waarschuwingen? Alle toehoorders blijken de presentatie inhoudelijk interessant en bruikbaar te vinden. Zowel Leidse als Delftse studenten vinden het onderwerp bruikbaar (4,0 op een vijfpuntsschaal). Ook het beeld van de spreker als een deskundig en betrokken spreker (ethos) verschilt niet per versie of doelgroep (gemiddelde score 3,6). Vleien lijkt niet te helpen om de (door de luisteraars ervaren) deskundigheid te versterken. In negatieve zin zien we wel significante verschillen. We zien dat het publiek de oprechtheid van de spreker lager inschat als hij meer vleit. Ook ergeren luisteraars zich bij meer vleierij. Vergeleken met de Delftenaars (de gevleiden) ervaren de Leidenaars (de toeschouwers) de spreker in de sterke variant zoals verwacht significant negatiever.

Uit het experiment blijkt dat de luisteraars een spreker die zeer veel complimenten uitdeelt – zeker als de vleierij niet henzelf betreft – als minder oprecht ervaren. Uit het experiment blijkt echter ook dat de toegeschreven deskundigheid van de spreker niet aangetast wordt door zijn gevlei. De luisteraar werd – enigszins verrassend – niet extra welwillend gestemd door het gebruik van complimenten. Waarderende woorden in een informatieve presentatie kunnen op zijn best dus geen kwaad. Op zijn slechtst kan de spreker bij veelvuldig gevlei, en zeker wanneer de luisteraars niet zelf het object van de vleierijen zijn, als minder oprecht ervaren worden.

Conclusie

Een spreker doet er goed aan om na te denken hoe hij/zij kan zorgen dat het publiek hem/haar beoordeelt als geloofwaardig. Wat kunnen we nu adviseren?

  1. Opscheppen over je deskundigheid vergroot je geloofwaardigheid. Nadeel is dat je ook als opschepperig wordt gezien, en dat is niet ideaal voor het beeld dat het publiek van je heeft. Door slim gebruik te maken van de stijlfiguur praeteritio lijkt het dat je dit negatieve effect enigszins kunt wegpoetsen.
  2. Vermijd zelfspotgrappen, tenzij het een grap is na een fout die gemaakt wordt tijdens de presentatie – niet dat het dan een positief effect heeft, maar op z’n minst geen negatief effect.
  3. Vleien van het Nederlandse publiek zet weinig zoden aan de dijk op het gebied van je ethos. Veelvuldig gevlei kan zelfs nadelig zijn voor de oprechtheid van een spreker.

Het krachtigste overtuigingsmiddel ethos dat Aristoteles meer dan tweeduizend jaar geleden introduceerde, blijkt nog niet zo makkelijk toe te passen in onze hedendaagse presentaties en speeches. We hopen op meer en nieuw onderzoek, ook in andere contexten, die ons kunnen helpen om jonge sprekers op weg te helpen met dit middel.

Referenties

Andeweg, B. A., & De Jong, J. C. (2004). De eerste minuten. Attentum, benevolum en docilem parare in de inleiding van toespraken. SDU. [link]

Andeweg, B.A., Jong, J.C. de & Wackers, M.J.Y. (2012). Laugh your mistakes away. Using self-deprecating humour to mask occasional problems in public speaking. 40th SEFI Conference, 23-26 September 2012, Thessaloniki, Greece [link]

Haan, C. de, Andeweg, B., & Blokzijl, W. (2006). Jullie zijn kanjers! Het effect van vleitechnieken op verschillende publieksgroepen in informatieve presentaties. In Studies in taalbeheersing (pp. 74-84). Van Gorcum. [link]

Vonk, R. (2002). De waarnemer waargenomen. Katholieke Universiteit Nijmegen.[link]

Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Baars, S. & Andeweg, B. (2022). Feedback op het schrijfproces. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via: https://didactieknederlands.nl/handboek/2022/09/ethos-deel-2-over-een-deskundiger-aardiger-en-hoffelijker-spreker-zijn/

Auteurs:

Sjaak Baars
+ posts

Sjaak Baars werkt als docent communicatie aan de TU Delft en richt zich op mondelinge communicatie en retorica. Daarnaast helpt hij sportcoaches bij het verbeteren van hun communicatie.

Bas Andeweg
+ posts

Bas Andeweg (1952) is gepensioneerd docent/onderzoeker aan de TU Delft. Zijn oorspronkelijk beroepsmatige interesse in mondelinge communicatie en retorica leeft hij tegenwoordig als hobby uit.

Delen: