Als Nederland de finale had gewonnen, dan zou het wereldkampioen zijn geworden. Als … In het Nederlands komen voorwaardelijke als-zinnen in verschillende vormen en in verschillende betekenissen voor. Kennis daarvan kan bijdragen aan het repertoire aan formuleringen en aan de interpretatie van gesproken en geschreven teksten. Alex Reuneker promoveerde op dit onderwerp en schreef er voor het Handboek deze bijdrage over.
Voorwaardelijke zinnen (ook conditionele constructies, als-dan-zinnen) stellen ons in staat onze gedachten te uiten over standen van zaken in de wereld. Ze vormen daarmee ‘een essentieel onderdeel van het menselijk vermogen tot redeneren en beslissen’ (Evans & Over, 2004). Recent onderzoek oppert dat de evolutionaire basis van voorwaardelijke zinnen primair argumentatief is; we gebruiken ze vooral om anderen van onze redeneringen te overtuigen (Mercier & Sperber, 2011). Twee betekenisaspecten van voorwaardelijke als-zinnen zijn van belang: de houding van de spreker ten opzichte van de werkelijkheid en het type relatie tussen bij- en hoofdzin. Naast deze betekenisaspecten behandelen we in deze bijdrage de vorm van voorwaardelijke als-zinnen.
1. Voorwaardelijke zinnen en de werkelijkheid
In het Nederlands gebruiken we meestal het voegwoord als om voorwaardelijke relaties uit te drukken. Daarmee uiten we onze gedachten over situaties waarover we onzeker zijn, situaties die we waarschijnlijk, onwaarschijnlijk of in strijd met onze kennis van de wereld achten. Daarbij is de werkwoordstijd van belang (Reuneker, 2022). Zo druk je met de onvoltooid tegenwoordige tijd, als in (1), een neutrale houding uit ten opzichte van de bewering in de als-zin (propositie p).
(1) Als het nummer 12 is, heb ik bingo.
Omdat de bewering in de hoofdzin (propositie q) afhankelijk is van die in de als-zin, drukt het geheel uit dat je (nog) niet weet of het nummer 12 is en of je bingo hebt. Waar de spreker in (1) in het midden laat of het nummer 12 is, laat zij in (2) duidelijk merken dat zij niet gelooft dat het nummer 12 is.
(2) Als het nummer 12 was, zou ik bingo hebben.
Die afstandelijke houding blijkt uit het gebruik van de onvoltooid verleden tijd in de bij- en hoofdzin (was, zou). Nog sterker lijkt dit effect bij de voltooid verleden tijd in de bijzin (was geweest) en de voltooid verleden toekomende tijd in de hoofdzin (zou hebben gehad), zoals in (3).
(3) Als het nummer 12 was geweest, zou ik bingo hebben gehad.
Zulke tegenfeitelijke zinnen drukken uit dat iets volgens de spreker niet het geval is.
De manier waarop we met werkwoordstijden – en met modale bijwoorden als waarschijnlijk en misschien – onze houding ten opzichte van de werkelijkheid uitdrukken (de epistemische houding), lijkt sterk op het Engels (zie Comrie, 1986), zoals te zien is in (4).
(4) If it had been number 12, I would have had bingo.
Een spreker kan met een voorwaardelijke als-zin echter geen zekerheid over een situatie uitdrukken (asserteren; Danycgier, 1998), zoals blijkt uit (5).
(5) [De spreker bekijkt het balletje met nummer 12.]
# Als het nummer 12 is, heb ik bingo.
Heeft de spreker de informatie niet door directe waarneming tot zich genomen, dan is het wel mogelijk om een als-zin te gebruiken (zie Akatsuka, 1985).
(6) Omroeper: Dames en heren, het is nummer 12!
Speler: Als het nummer 12 is, heb ik bingo.
De houdingen die je met een als-zin kunt uitdrukken, kunnen dus heel verschillend zijn (neutraal, afstandelijk, tegenfeitelijk), maar een vast betekenisaspect van als-zinnen is dat ze niet kunnen worden gebruikt om een bewering over de werkelijkheid vast te stellen.
2. Typen voorwaardelijke relaties
In het Nederlands kun je met als uitdrukken wat er gebeurt als een bepaalde situatie bewaarheid wordt. In de meeste gevallen gaat het dan om een causale relatie (oorzaak-gevolg) tussen twee situaties, zoals in (7).
(7) Als je op het knopje drukt, schakelt het licht aan.
Hier veroorzaakt situatie p (je drukt op het knopje) situatie q (het licht gaat aan). Volgens de invloedrijke indeling van Sweetser (1990) zijn er nog minimaal twee andere relaties: de epistemische relatie en de pragmatische relatie, zoals in (8) en (9) (zie ook Sanders & Spooren, 2021).
(8) Als ze gescheiden is, (dan) is ze getrouwd geweest. (Sweetser, 1990, p. 116)
(9) Als je dorst hebt, er is limonade in de koelkast. (Renmans & Van Belle, 2003, p. 142)
Bij de epistemische relatie in (8) gaat het niet om oorzaak p en gevolg q, maar om argument p (ze is gescheiden) en conclusie q (ze is getrouwd geweest). Wanneer p op een indirecte waarneming slaat, als in (6), is vaak sprake van dit type. In (9) is de relatie nog indirecter: p (je hebt dorst) schetst enkel de context waarin taalhandeling q (indirect aanbod van limonade) relevant is. Een veelgemaakte grap bij dit laatste type is je afvragen of er dan geen limonade in de koelkast staat als je geen dorst hebt. Hierbij wordt de voldoende voorwaarde (als p, q) echter geïnterpreteerd als noodzakelijke voorwaarde (alleen als p, q) en dat is volgens de logica een redeneerfout. Toch is het duidelijk dat veel voorwaardelijke als-zinnen wel zo’n ‘exclusieve’ lezing uitlokken (zie Geis & Zwicky, 1971). Iemand die (10) te horen krijgt, zal in de meeste gevallen bedenken dat de beloning niet wordt uitgeloofd als het gras niet wordt gemaaid.
(10) Je krijgt tien euro als je het gras maait.
Vanuit de logica bezien, is (10) ook waar als het gras niet gemaaid wordt en er toch 10 euro wordt gegeven, maar dat is duidelijk niet wat de spreker bedoelt. Zo’n betekenisaspect wordt een implicatuur genoemd (Grice, 1989) en is niet noodzakelijk waar, maar vaak wel heel prominent.
3. De vorm van voorwaardelijke zinnen
Werkwoordstijden en modale bijwoorden kunnen, net als in het Engels, ingezet worden om epistemische houdingen uit te drukken. Waarin het Nederlands duidelijk verschilt van het Engels, is de markering van causale relaties, die we eerder zagen in (7), hieronder vertaald in het Engels.
(11) If you push the button, the light will switch on.
In het Engels gebruik je voor zulke relaties, en niet voor epistemische of pragmatische relaties, het werkwoord will (zullen) in de hoofdzin. In het Nederlands wordt daarvoor doorgaans de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt en zelden een samengestelde tijd met zullen, zoals in (12) te zien is.
(12) Als je op het knopje drukt, {schakelt het lichtaan/zal het licht aangaan}.
Hiermee ontbreekt in het Nederlands een indicator van de specifieke relatie die met het algemene voegwoord als wordt uitgedrukt.
Andere vormkenmerken van voorwaardelijke zinnen zijn de positie van de als-zin, die vooraan kan staan, zoals in (13), of achteraan, zoals in (14).
(13) Als de kat oud is, dan slaapt hij waarschijnlijk veel.
(14) De straat wordt nat als het regent.
In het Nederlands kan de hoofdzin daarnaast inversie van persoonsvorm en onderwerp vertonen, zoals in (13) (‘slaapt hij’ in plaats van ‘hij slaapt’), maar dat is niet noodzakelijk; in (15) heeft de hoofdzin immers de normale woordvolgorde en is bovendien geen sprake van dan, een bijwoord dat als verwijzing naar de als-zin kan worden gebruikt(Renmans & Van Belle, 2003).
(15) Als ik het mag zeggen, die nieuwe bril staat je heel goed!
Deze laatste, niet geïntegreerde vorm, lijkt vooral geschikt voor pragmatische relaties. Zo lijken (16) en (17), een causale relatie in niet geïntegreerde vorm en een pragmatische relatie in geïntegreerde vorm, vooral wanneer sprake is van dan, niet erg natuurlijk te klinken.
(16) ? Als de kat oud is, hij slaapt waarschijnlijk wel.
(17) ? Als ik het mag zeggen, (dan) staat die nieuwe bril je heel goed!
We hebben nu gezien dat werkwoordstijden en modale bijwoorden worden gebruikt om een houding ten opzichte van de werkelijkheid uit te drukken. De positie van de als-zin en de integratie van bij- en hoofdzin zijn gerelateerd aan het type relatie dat wordt uitgedrukt.
Naast als biedt het Nederlands nog andere mogelijkheden om voorwaardelijke relaties te uiten, zoals de voegwoorden mits en tenzij (zie Daalder, 2006) en de nevengeschikte gebiedende wijs, als in (18).
(18) Leen hem 20.000 Euro uit en u zult het niet terug krijgen. (Fortuin & Boogaart, 2009, p. 664)
4. Conclusie
Als je naar taalgebruik kijkt, merk je hoe belangrijk voorwaardelijke constructies zijn; ze spelen een rol in alledaagse redeneringen (‘Als het had geregend, had ik een paraplu meegenomen’), maar ook in invloedrijke beslissingen (‘Als we de klimaatdoelen willen halen, moeten we boeren uitkopen’). In deze bijdrage hebben we gezien welke houdingen ten opzichte van de werkelijkheid je met voorwaardelijke als-zinnen kunt uitdrukken, welke relaties je tussen de bij- en hoofdzinnen kunt leggen en hoe de vorm van de voorwaardelijke als-zin daarin een rol speelt.
Referenties
Akatsuka, N. (1985). Conditionals and the Epistemic Scale, Language 61(3), 625–639. doi: https://doi.org/10.2307/414388.
Comrie, B. (1986). Conditionals: A Typology. E. C. Traugott, A. T. Meulen, J. S. Reilly and C. A. Ferguson (Eds.), On Conditionals. Cambridge University Press, pp. 77–100. doi: https://doi.org/10.1017/cbo9780511753466.
Daalder, S. (2006). Regelmaat en interpretatie bij mits-constructies in het moderne Nederlands. R. J. U. Boogaart en T. A. J. M. Janssen (red.) Tussen Semantiek en Pragmatiek: Aangeboden aan Theo Jansen bij Zijn Afscheid als Hoogleraar Nederlandse Taalkunde en Taalbeheersing aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voortgang: Jaarboek voor de neerlandistiek. Amsterdam: Stichting Neerlandistiek, pp. 51–60.
Dancygier, B. (1998). Conditionals and Prediction: Time, Knowledge, and Causation in Conditional Constructions. Cambridge Studies in Linguistics. Cambridge; New York: Cambridge University Press.
Grice, H. P. (1989). Studies in the way of Words. Cambridge: Harvard University Press.
Evans, J. S. B. T. en D. E. Over (2004). If: Supposition, Pragmatics, and Dual Processes. Oxford: Oxford University Press.
Fortuin, E. L. J. en R. J. U. Boogaart (2009). Imperative as Conditional: From Constructional to Compositional Semantics. Cognitive Linguistics, 20(4). doi: https://doi.org/10.1515/cogl.2009.028.
Geis, M. L. en A. M. Zwicky (1971). On Invited Inferences, Linguistic Inquiry. 2(4), pp. 561–566.
Mercier, H. en D. Sperber (2019). The Enigma of Reason. Harvard: Harvard University Press.
Renmans, B. and W. van Belle (2003). The use of the Particle dan in Dutch Conditional Sentences. In: Leuvense Bijdragen – Leuven Contributions in Linguistics and Philology 92, pp. 141–158. doi: https://doi.org/10.2143/lb.92.1.542037.
Reuneker, A. (2022). Connecting Conditionals: A Corpus-Based Approach to Conditional Constructions in Dutch. PhD thesis. Amsterdam: LOT/Netherlands Graduate School of Linguistics. Free download (pdf)
Sanders, T. & Spooren, W. (2021). Teksten, Cognitie en Communicatie, Deel 4: Welk connectief hoort bij welke relatie? In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd 11 maart 2022 via [https://didactieknederlands.nl/handboek/2021/10/teksten-cognitie-en-communicatie-deel-4-welk-connectief-hoort-bij-welke-relatie/]
Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Reuneker, A. (2022). Als en dan in het Nederlands. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via: https://didactieknederlands.nl/handboek/2022/11/als-en-dan-in-het-nederlands/
Auteurs:
Alex Reuneker
Alex Reuneker is universitair docent Taalbeheersing van het Nederlands aan de Universiteit Leiden. Hij doet onderzoek naar de grammaticale vorm, het gebruik en de argumentatieve analyse van voorwaardelijke zinnen. Hij zet daarbij corpus-linguïstische en data-analytische methoden in om op basis van gesproken en geschreven teksten patronen in taalgebruik op te sporen. Daarnaast onderzoekt hij welke factoren een rol spelen in het maken van fouten in de werkwoordspelling.
https://www.universiteitleiden.nl/en/staffmembers/alex-reuneker