Een sleutelvraag in het auteursonderzoek is die naar de representatie van de schrijver. Dat wil zeggen: welk beeld geeft een auteur van zichzelf, en hoe ziet de buitenwereld deze auteur? In deze bijdrage laten we zien dat onderzoekers hierin met verschillende methoden historische patronen bloot proberen te leggen en de beeldvorming proberen te begrijpen. Daarbij boren ze geheel nieuwe bronnen aan.
Wie een afbeelding ziet van een eenzame auteur op een koude zolderkamer, herkent het stereotype meteen: daar hebben we de ‘romantische auteur’. De artikelenbundel Schrijverstypen (Van Boven & Verstraeten, 2016) bespreekt nog een heel scala aan andere vaste auteursrollen, waaronder ‘de zondagsschrijver’ en ‘de journalist’. Ook sommige hedendaagse literatuurgeschiedschrijvers maken gebruik van schrijverstypen om hun verhaal over de Nederlandstalige literatuur te ordenen. Rick Honings en Lotte Jensen doen dat bijvoorbeeld in Romantici en revolutionairen (2019): de titel contrasteert al twee schrijversrollen uit de achttiende en negentiende eeuw.

Deze studies laten zien dat auteurs zichzelf vaak op een bepaalde manier representeren, oftewel verbeelden. In de tweede plaats tonen ze dat die representatie tradities kent: er bestaat een heel repertoire aan auteursbeelden en auteursrollen. En in de derde plaats wordt duidelijk dat deze rollen veelal iets zeggen over de verhouding tussen auteur, de literaire wereld (vaak naar Pierre Bourdieu het ‘literaire veld’ genoemd) en de maatschappij. Neem de bekende rollen van de ‘literaire celebrity’ (Honings, 2016; Van Deinsen, 2016; Franssen & Honings, 2017) en de ‘publieke intellectueel’ (Heynders, 2016). De celebrity-auteur is breed gelezen, treedt vaak op in de media en wordt tegenwoordig soms gewaardeerd door critici – maar in vroeger tijden werden zulke populaire auteurs veelal kritisch bejegend (Bax, 2019). De publieke intellectueel is een schrijver van wie de stem maatschappelijke impact heeft. Voor al deze rollen geldt: de representatie van een auteur speelt zich niet af in een vacuüm, maar in een maatschappelijke en literaire context en aan dat beeldvormingsproces dragen zowel de schrijvers zelf als de buitenwereld bij.
Twee benaderingen
Hoe zou je die relatie tussen schrijver en buitenwereld in het proces van auteursrepresentatie kunnen analyseren? In de twintigste en vroege eenentwintigste eeuw zijn daar verschillende methoden voor ontwikkeld. In de neerlandistiek worden vooral twee concepten veel gebruikt: ‘self-fashioning’, verbonden aan het New Historicism van historisch letterkundige Stephen Greenblatt, en ‘posture’, vooral bekend geworden in de uitwerking van de Zwitserse literatuursocioloog Jérôme Meizoz.
Beide modellen proberen met andere accenten de relatie tussen auteursrepresentatie, literair werk en de politiek-maatschappelijke werkelijkheid uit te denken. Greenblatt concentreert zich op de maatschappelijke krachten waarin een auteur zich beweegt: auteurs zijn bezig zichzelf te ‘fashionen’ (representeren), terwijl ze ook deel uitmaken van collectieve systemen waarbinnen ze zich maar beperkt kunnen vormgeven (kerk, staat, gezin). Meizoz richt zich vooral op de dynamiek binnen de literaire wereld en benadrukt daarbij dat auteurs zowel zichzelf representeren (autorepresentatie) als gerepresenteerd worden (heterorepresentatie).
‘Posture’ en ‘self-fashioning’ worden in de neerlandistiek vaak gebruikt: het eerste begrip iets vaker in de moderne letterkunde (bijvoorbeeld door De Strycker et al., 2015; Dera, 2012; en Ham, 2015), het tweede iets vaker door historisch letterkundigen (Geerdink, 2012; Pieters & Rogiest, 2009; Spaans, 2020; Blom & Reinders, 2011; Van Deinsen & Geerdink, 2021; zie ook Kemperink, 2013).
Bronnen en onderzoeksvragen
Auteursrepresentatie biedt een goede ingang om leerlingen in contact te brengen met een bloeiende onderzoeksrichting: zo kunnen ze proeven aan de wetenschappelijkheid van het vak, terwijl ze tegelijk hun eigen interesses in auteurs kunnen volgen. Dit type onderzoek kan de literatuurlessen ook verbreden: het representatieonderzoek daagt leerlingen uit om literatuur in een maatschappelijke en literaire context te zien én vraagt om een integrale benadering waarbij de analyse van literaire bronnen als romans samengaat met het bestuderen van andere media.
Auteursrepresentatie en parateksten
Literaire teksten bevatten meestal allerlei parateksten – tekstuele en visuele elementen om de hoofdtekst heen – die informatie over de schrijver geven. Sommige van die parateksten vind je in of op het boek zelf, andere zijn erbuiten te vinden, bijvoorbeeld in journalistieke bronnen, op papier of online. Op de cover vinden we bijvoorbeeld soms een betekenisvol pseudoniem. Wie zich Multatuli noemt, ‘ik heb veel gedragen’, stelt zichzelf voor als een martelaar (Ham, 2015). Ook voor- en nawoorden zijn betekenisvol: Dietz & Geerdink (2022) laten bijvoorbeeld zien hoe het voorwerk van publicaties van vroegmoderne schrijfsters, die eigenlijk niet geacht werden zich openlijk als auteur te profileren, gericht is op de legitimering van hun auteurschap. En de foto’s of portretten van auteurs op boeken bevatten ook een element van auteursrepresentatie: Reve beeldde zich uit als bohemien (Ham & Ruiter, 2015) en de Koerdisch-Turkse Nederlander Dilara Bilgiç staat betekenisvol als het melkmeisje van Vermeer op het omslag van haar boek over identiteit (Bilgiç, 2022).
Ook buiten de boekcovers zijn er dankbare bronnen van analyse voorhanden. Denk aan interviews, recensies en biografieën over de auteur, maar ook aan teksten van de hand van de auteur zelf: columns of berichten op sociale media bijvoorbeeld (Moenandar, 2014; Heynders & Van Loo, 2014; Gosses, 2019).
Dit soort bronnen leent zich goed voor bespreking in het onderwijs. Zo kan een biografie aanleiding geven tot vragen als: hoe kijkt een biograaf naar het leven en werk van een auteur? Verschilt die visie van die van andere biografen (voor zover die er zijn), of verschuiven visies door de tijd heen? Welke parateksten vind je allemaal in en om een boek, en wat vertelt jou dat over de literaire en publieke rol van auteurs?
Tussen autorepresentatie en heterorepresentatie
Aan veel van de bovengenoemde bronnen zit een aspect van zowel auto- als heterorepresentatie (Meizoz, 2007). In interviews geven auteurs een representatie van zichzelf, maar het team rond de interviewer stuurt ook: door de vragen, de schrijf- en filmstijl, of in het fotomateriaal bij een geschreven stuk (Dera, 2015). Auteurs hebben enige zeggenschap over hun portrettering, maar uiteraard drukt ook de schilder of fotograaf een belangrijk stempel op het uiteindelijke portret (Van Deinsen, 2019). Algemener heeft Sander Bax laten zien dat hedendaagse auteurs hun zelfbeeld én hun manier van romans schrijven mede afstemmen op de ‘wetten’ die tegenwoordig de televisiecultuur beheersen (Bax, 2019).
Leerlingen kunnen aan de slag met vragen als: welke van de mediawetten die Sander Bax onderscheidt, herken jij in een bepaald auteursinterview? Welke verschillen zie je tussen verschillende portretten van een auteur, en in hoeverre denk je dat deze verschillen toe te schrijven zijn aan de schilder of fotograaf?
Van fictie naar non-fictie
In onderzoek naar auteursrepresentatie wordt de analyse van ‘non-fictionele bronnen’ (zoals columns of brieven) vaak gecombineerd met die van ‘fictionele bronnen’ (zoals romans of gedichten). Het is duidelijk dat ook journalistieke bronnen fictie kunnen bevatten en dus met een kritische blik bekeken moeten worden. Maar ook het omgekeerde is waar: in fictionele werelden kunnen representaties van auteurs of auteurschap verborgen zitten (Van Hout, 2019), of zelfs heel evident aanwezig zijn zoals in vroegmoderne sociale poëzie (bijvoorbeeld Spaans, 2020). Van Dijks onderzoek (2018) naar het oeuvre van Arnon Grunberg laat bijvoorbeeld de vele relaties zien tussen de publieke representatie van zijn auteurschap in columns, publieke optredens en romans.
Dit alles roept spannende vragen op voor in het onderwijs. Zou je de columns van Grunberg ook op je leeslijst kunnen zetten en waarom wel/niet? Wat is het effect wanneer auteurs hun eigen naam gebruiken voor een romanpersonage? Zie jij een gedicht van Vondel over het overlijden van zijn zoontje eerder als verbeelding of als werkelijkheid? En hoe gaan media om met zogegeten autofictionele boeken, oftewel boeken die spelen met de grens tussen autobiografie en fictie (Missinne 2013)? Recente romans van bijvoorbeeld Marieke Lucas Rijneveld en Tobi Lakmaker zijn in dat opzicht interessante titels: in het publieke debat over die boeken wordt het al dan niet autobiografische karakter ervan voortdurend gethematiseerd.
Zie ook het lemma over onderzoek naar auteurschap in de letterkundige neerlandistiek voor meer informatie over dit onderwerp.
Literatuur
Bax, S. (2019). De literatuur draait door. De schrijver in het mediatijdperk. Amsterdam: Prometheus.
Bilgiç, D. (2022). De gelabelde. Pleidooi voor een genuanceerde wereldbeschouwing. Amsterdam: Pluim.
Blom, F.R.E. & Reinders, S. (2011). ‘Men zou Virgilius zien opgaen in zijn’ tolck’. De functie van Vergilius in het artistiek ondernemerschap van Joost van den Vondel. De zeventiende eeuw 27(2), 194-213.
Boven, E. van & P. Verstraeten (2016). Schrijverstypen. De moderne auteur tussen individu en collectief. Hilversum: Verloren.
Deinsen, L. van. (2019). Visualising Female Authorship. Author Portraits and the Representation of Female Literary Authority in the Eighteenth Century. Quærendo 49(4), 283-314.
Deinsen, L. van. (2016). The Panpoëticon Batavûm. The Portrait of the Author as a Celebrity. Amsterdam: Rijksmuseum.
Deinsen, L. van & Geerdink, N. (2021). Cultural Branding in the Early Modern Period. The Literary Author. In H. van den Braber, J. Dera, J. Joosten & M. Steenmeijer (eds.), Branding Books Across the Ages. Strategies and Key Concepts in Literary Branding. Amsterdam: Amsterdam University Press, 31-60.
Dera, J. (2012). De potscherf in het woestijnzand. Hans Faverey: beeld en beeldvorming. Spiegel der Letteren 54(4), 459-489.
Dera, J. (2015). ‘En dat vindt u vrouwelijk?’ Posture versus imago in een televisie-interview met Jacques Hamelink (1969). Nederlandse letterkunde 20(3), 253-270.
De Strycker, C., Sanders, M., T’Sjoen, Y., & Van Raemdonck, B., eds. (2015). Het dichterschap in scène gezet. Nederlandse letterkunde 20(3), 211-316.
Dijk, Y. van (2018). Afgrond zonder vangnet. Liefde en geweld in het werk van Arnon Grunberg. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
Franssen, G. & R. Honings, eds. (2017). Idolizing Authorship. Literary Celebrity and the Construction of Identity, 1800 to the Present. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Geerdink, N. (2012). Dichters en verdiensten. De sociale verankering van het dichterschap van Jan Vos (1610-1667). Hilversum: Verloren.
Geerdink, N. & F. Dietz (2022). Women’s Strength Made Perfect in Weakness. Paratextual Authority Constructions in Printed Vernacular Religious Literature by Early Modern Dutch Women Writers. In B. Vanacker & L. van Deinsen (eds.), Portraits & Poses. Female Intellectual Authority, Agency and Authorship in Early Modern Europe. Leuven: LUP, 163-183.
Gosses, E. (2019). Een man in het nauw maakt rare sprongen. Mannelijkheid in het postuur van Arthur van Amerongen. Nederlandse Letterkunde 24(2), 271-296.
Ham, L. (2015). Door Prometheus geboeid. De autonomie en autoriteit van de moderne Nederlandse auteur. Hilversum: Literatoren.
Ham, L. & Ruiter, F. (2015). Posturing on the Threshold. Author Pictures on Front Covers. In N. Collé-Bak, M. Latham, & D. Ten Eyk (eds.), Book Practices and Textual Itineraries. Contemporary Textual Aesthetics. Nancy: Presses Universitaire de Nancy, 131-157.
Heynders, O. & M. van Loo (2014). The Interactive Intellectual. Bas Heijne on Twitter. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 130(1), 96-114.
Heynders, O. (2016). Writers as Public Intellectuals. Literature, Celebrity, Democracy. Basingstoke/New York: Palgrave Macmillan.
Honings, R. & L. Jensen, Romantici en revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18de en 19de eeuw. Amsterdam: Prometheus.
Hout, A. van (2019). Van bohemien tot burgerheertje. Kunstenaarsbeelden in enkele romans uit 1910-1920. Spiegel der Letteren 61(2), 161-193.
Kemperink, M.G. (2013). Kunstenaar, aristocraat en zakenman. Couperus’ self-fashioning. Spiegel der Letteren 55(3), 375-401.
Meizoz, J. (2007). Postures littéraires. Mises en scène modernes de l’auteur. Essai. Genève: Slatkine.
Missinne, L. (2013). Oprecht gelogen. Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985. Nijmegen: Vantilt.
Moenandar, S.-J. (2014). Transmitting Authenticity. Kader Abdolah and Hafid Bouazza as Cultural Mediators. Journal of Dutch Literature 5(1), 55-73.
Pieters, J. & Rogiest, J. (2009). Self-fashioning in de vroegmoderne literatuur- en cultuurgeschiedenis: genese en ontwikkeling van een concept. Frame 22, 43-60.
Spaans, R. (2020). Dangerous Drugs. The Self-Presentation of the Merchant-Poet Joannes Six-van Chandelier (1620-1695). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Graag als volgt naar deze bijdrage verwijzen: Geerdink, N. & Ham, L. (2022). Recent auteurschapsonderzoek: auteursrepresentatie. In WODN Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (Ed.), Handboek Didactiek Nederlands. Levende Talen. Geraadpleegd [datum] via https://didactieknederlands.nl/handboek/2022/11/recent-auteurschapsonderzoek-auteursrepresentatie/
Auteurs:

Nina Geerdink
Nina Geerdink werkt als universitair docent vroegmoderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek is cultuurhistorisch van aard en richt zich onder andere op auteurschap, patronage, gender, vrouwelijk schrijverschap en sociale poëzie.

Laurens Ham
Laurens Ham werkt als universitair docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek ligt op het kruisvlak van auteursonderzoek, onderzoek naar literaire instituties en cultuurgeschiedenis; in zijn huidige projecten bestudeert hij onder meer hoe schrijvers en andere kunstenaars via lobby en protest hun artistieke en financiële positie proberen te verstevigen.